Google
This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves before it was carefully scanned by Google as part of a project
to make the world's books discoverable online.
It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and finally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
* Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
* Refrain from automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
*- Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
4 Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
anywhere in the world. Copyright infringement liability can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web
ai[http: / /books . google. com/
Google
Over dit boek
Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciéle partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
*- Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciéle doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciéle doeleinden.
4 Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
* Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
*- Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web vialhttp: //books.google.com|
GISBERTUS VOETIUS
«cz gue notat —
^ Córtona. est^ Puetutis umadqo,
- frr. » - dsw
ei pes poene e
V a rera
»
2) majore
7
Ou rd
GISBERTUS VOETIUS
DOOR
A. €. DUKER,
THEOL. DOCT.
EERSTE DEEL.
BOEKHANDEL EN DBUKKERIJ
voorh
een
E. J. BRILL.
LEIDEN , 1897.
1
» | $ €3,.1|.9o
«MD COLTE-
MAY 19 1924
LIBRARY
Made.
G2
L
BOEKDRUKKEBIJ VOOrheen E. J. BRILL. — LEIDEN.
——
dige figuur andermaal op het dock e brengen; doch die damn te
sehilderen in haar geheel en daarbij zijn leven en twerken bloot-
le leggem zonder eenige ,strekking"", zuiver wetenschappelijk , ten
volle ,sine ira et studio".
Gelijk vanzelf spreekt, viel er aan de uibvoering van dit plan
mel te denken. zonder voorafgaande , jarenlange masporingen en
onderzockingen in. allerlei archieven, kerkelijke en. wereldlijke ;
sonder de woodige vertrowwdheld ook met Voetius' talrüke ge-
&chriflen , met die züjner gecatverwanten en met die züjner tegen-
standers, opdat ten slotte, bij het stellen. der snonographie, 2ou
kwunnen worden geput alleen wit. ,eerste-hands" bronnen.
In het onidekken dezer brommen ben ik zeldzaam gelukkig ge-
apeest, Lertoijl ik devens bij ieder eene groote bereidwilligheid ont-
moelle, om mij, helgeen ik had gevonden, ler raadpleging af te
Slaan, Hierdoor kreeg ik vam lieverleé de beschikking over eem
Tuimen voorraad documenten. Em dit heefl er mij toe gebracht ,
daaruit talrüke aanhalingen te doen. .Nict met het oogmerk, mij
aldus lastig werk van den hals te schuiven. Zich vrij te laten gaan ,
kosi dilwijls veel minder moeite dan, na strenge en straffe cri-
(ick, ma eem behoedzaam wikken em wegen, officicele stukken
over ie nemen en met den eigen tekst saüm. te voegen. Op dese
woljse qw zocht ik hel woorgevallene als im zevenliende-ecuwsche
Kleuren en geuren terug te geven em zooveel doenlijk 4e schrij-
ven nicb mijne, maar de biographie vam Gisbertus Voetius.
Ten einde verder den tekst voor overlading met biüjsonder-
heden le wripwaren, of diem naar inhoud enm vorm mie te ver-
mweakken, heb ik im eene breede meeks molem aam den voet der
bladzüjden saümgebracht al wal strekkem. kam om hel geschied-
verhaal mader toe te lichten en te verklaren; of wat, door een
iroww en zorgeuldig werwüzen naar de geraadpleegde bronnen,
&lken deskundige gelegenheid biedi, zich aangaande de juist-
heid miner woorstelling persoonljj te vergewissen. Zelfs, al
beoogden die molem amders niet dam he verrassend bewijs te
leveren, Aoevetl belangrüks ev woor de historie der vaderland-
sche kerk soms verscholem lig! in oude , half-verbleekte gemeente-
rekeningen, zoo zouden ze reeds daarmede eem voldoend recht
van bestaan hebben.
En de bilagen — te zamen honderdviüjfenveertig stuks —
moeslen mij dienen om Voelius, nog meer en mog beler dan
door tekst of aanteekeningen geschieden kon, te plaatsen in wat
men , met een groot woord , veelal noemt ,de lijst van zijn tijd".
Bovendien was het mijne bedoeling, daarvan te maken een, soort
van veilige bewaarplaats voor werschillende onwitgegeven be-
scheiden, betrekking hebbende inzonderheid op de hoofdfiguren
mijner kerkhistorische studie.
Mogen gezondheid en werkkracht mij gespaard blijven, opdat
ik haar mog teekeme tem voeten wit!
A. C. DUKER.
Haarlem, 21 Juni, 1897.
INHOUD.
EARSTE HOOFDSIUK.
Afkomst en jeg... . s... bl.
TWEEDE HOOFDSTUK.
In het Staten-collegie. Propaedeutica .
DERDER HOOPDSTUK.
Theologische studión. Vertrek uit Leiden. . . . . . .
YIBRDE HOOPD&TUK.
Terug in Heusden. Predikant te Vlijjmen .
VIJPDE HOOPDSTUK.
Gereformeerden in nood. Naar de vaderetad. . . . . .
ZESDE HOOFDSTUK.
Een kerkeljk conflict. Deportement van Grevius .
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Op ring, classis en gynoden. . . . . . .
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Buiten en binnen Den Bosch. Strjàd met Jansenius. .'
NEGENDE HOOFDSTUK.
In eigen kring. Tot hoogleeraar geroepen.
Bijlagen.
1—88.
84—74.
756—124.
125—173.
174—215.
216—260.
261—808.
806—848.
349—895.
I—OXL.
"Een historij-schrijver behoort onparthydich te wesen, immers onparthydich te schrij-
ven. Daer passe domineert, daer heeft selden reden of waerheydt plastae; daer dere
ontbreecken int verhaelen van een saeck, daer steeckt men de luyden fabulen inde
vuyst voor historijen, men spelt hun logenen op de mouwe, ende sendt se ghemeen-
lick na huys met een opinie, 2f dat de saecken heel anders gheleghen zyn dan men
hun gheseydt heoft, f dat immers hy dio soo parthydich schrijft gheen gheloof en
meriteert",
WrzBOGAERT, in zijne ,Vrye voor-reden aen de Vry", 1621.
Im
2 XEERSTE HOOPDSTUK.
hij zelf de noodige versterking had ontvangen, haar van
den Brabantschen kant te beschieten.
Intusschen was binnen Heusden Charles de Levin, heer
van Famars?) als gouverneur over de militie met het
verdedigen der grensvesting belast*). Daartoe stond hem
een kleine duizend man garnizoen ter beschikking. Wat
mondvoorraad emn krijgsbenoodigdheden aanging, kon
Heusden redeljk wel verzorgd heeten?); overigens was
er lang niet alles in orde, De zenuw van den oorlog:
geld, om de verdedigingswerken voort te bouwen en op
tjjdà de mansehappen te voldoen, ontbrak meermalen.
Daardoor kwam er gedurig ,apparentie van alteratie"
onder de soldaten, die tevens ietwat ,gedebauseert" wa-
ren*). Gebruik makende van de omstandigheid, dat de
vijand niet alle wegen tot de stad onmiddelljk had
kunnen afsluiten, richtte Heusdens bevelhebber, den 184e»
Juni 1589, een sehrijven zoowel aan Maurits als aan de
gecommitteerden der Staten te velde, toentertijd binnen
Loevestein bijeen om toezicht te houden op het in orde
3!) sEen cloeckmoedich ende vroom edelman; een van de gedeputeerde
vande Edelen, die anno 1566 de requeste aen de hertoginne van Parma
hadde ghepresenteert", P. Bor, Nederlantsche oorloghen, Leiden-Amsterdam,
1626, boek XXIX, fol. 25a.
3) Zio Hesolutien. van. de. HH. von de ridderschep, edelen, ende gede-
puteerden van de steden van Hollandt ende West-Frieslandt, 94 en 98 Mei 4589.
3) Hesol. Holl, 46 April 1589,
*) Ruim een jaar te voren — ook toen lag de hoofiloorzank der »alteratie'"
in »gebreck van betalinge" — in 1588, had het garnizoen, negen compag-
mieén sterk, »bestaen te muytineeren, ende duurde die muytinatie van den
94. January tot den 20. Maert; namen het stadhuys in, besetten den gou-
verneur op 'tkasteel, ende bedreven groote moedtwil". J. van Oudenhoven,
Beschryvinge der stadt Heusden, 9de druk, Amst., 1743, blz. 195, Vgl.
Fesol. Hol, 9 Oct. 4586; 9 Febr. 4588; 418 April 4589, en de Remon-
atrantie aende. H. E. M. heeren staten. van. Hollandt ende. West- Vrieslandt,
ean. heer Johan van. Oldenbarneoelt, ridder, advocaet vanden selven lande,
s' Graven-haghe, 1618, blz. 14.
»
A
4 ERSTE HOOPDSTUK.
Hollands advocaat in Den Haag, ofschoon volkomen
bekend met wat op de grenzen plaats greep?), zich
over Heusdens benarden toestand maar weinig schenen
te bekommeren. Uit dien hoofde schreef de Levin den
"làm Augustus 1589 opnieuw twee brieven, nu echter
gericht aan Zijne Excellentie alléón, beide nagenoeg van
denzelíden inhoud en als vroeger aandringende op het
zenden van hulp, die ,in geender manieren mocht uyt-
gestelt noch gedilaeyeert worden" — welke brieven hij
door verschillende boodseliappers langs vereclillende wegen
den Prins wist te doen toekomen *). Ditmaal had zijne
bemoeienis het gewenschte gevolg?) In den hoog ge-
klommen geldnood werd door Gecommitteerden behoorlijk
voorzien. Wat betrof het vergrooten en gedeeltelijk wis-
selen der bezetting, meldde Maaurits , dat, zoo de stellingen
van den vijand het niet beletten, hij tegen den middag
van 15 Augustus e.k. im enkele ,pleyten" of platboomde
vaartuigen het verlangde krijgsvolk zou doen opnemen,
hetwelk dan, aan de hooge brug te Capelle ontscheept,
'snachts Heusden kon binnentrekken.
Hoe goed dit plan was overlegd — de Prins werd door
ial van nieuw aangekomen Spaansche en Italiaansehe
?) Zoo had o.a. zekere van der Noot, uit zijne gevangonis te 's-Hertogen-
bosch, onder dagteekening van den 29^» Augustus 1589, aan Oldenbarne-
welt »een cleyn briefken seer eleyntgens gevouwen ende met een eleyn
letterken in franchoys gheschreven" doen toekomen, dat dezen op de hoogte
moest brengen van 'sgraven wan Mansfelds plannen en strijdmacht. Bor,
4. ., boek XXVI, fol. 48 a.
3) Door Hollands staten was, binnen Heusden, uitsluitend de Levin belast
om »met sjn Exe. van alle secrete saecken onder den geordonneerden cijffer
correspondentie te houden". Hesol. Holl, 3 Aug. 1589. — Nog bevinden
"ieh op het frauai gerestaureerde stadhuis te Heuzden enkele brieven in 't
franseh door prins Maurits aan den heer van Famars geschreven. Zie den
Jnoentaris win. het oud-archief der. gemeente. Heusden, Opgemaakt in 4885
door mr. G. C, N. Krom, archivaris in. Noordbrabant, blz. 20, D. 21.
3) Hesol. Holl., 9 Aug. 1589.
6 EERSTE HOOPDSTUK.
hij, weinig of niet met het beleg gevorderd, bij den
aanstaanden wintertijd bedreigd werd door het opper-
water, dat hier, in den regel, de laag gelegen landen
overstroomde en reeds nu hem genoopt had zoo spoedig
mogelijk de Hemertsche waard te ontruimen.
Na de gewiehtigste forten aan Brabantschen kant,
Elshout, Doeveren en Hemert, met bezetting voorzien te
hebben, brak van Manusfeld in goede orde op en als
onder het oog der Heusdenaren, die, in den nacht van
10 Oetober, geholpen door soldaten en timmerlieden uit
het Staten-leger, den dam te Aalburg begonnen weg te
ruimen — wat, zelfs bij herhaald vuren van den vijand,
krachtig werd voortgezet, tot het eindeljk gelukte een
drietal schuiten met haring, stokvisch en kaas bevracht,
binnen de vesting te sleépen!). Dit was het sein, dat
aan Hollands zijdde de toegang tot Heusden weer open-
stond. Onmiddellijbk maakten enkele gecommitteerden der
Staten daarvan gebruik om alle schansen, tijdens de
belegering opgeworpen en afgewerkt, in oogenschouw te
nemen; — den voorraad nategaan, binnen de wapen-
plaatsen en de koornmagazijnn samengebracht?), emn
Charles de Levin voor zijn goeden, ijverigen en getrouwen
dienst .seer eerlijek te bedaneken". Sedert kon de militie-
gouverneur het pleit in zin voordeel beslist rekenen,
Heusdens burgerij tot haar gewone levenswijze terug-
keeren. Nadat de graaf van Mansfeld vijf maanden en
twee dagen de vesting omsingeld had, werd het beleg
op 22 October 1589 door hem ,ghequiteerd" ?).
Nog volkomen vreemd aan al dat krjjgsrumoer en aan
3) Vgl. Hesol. Holl., 93 Sept. 1580.
3) iesol. Holl. 19. Oct. 1589.
3) Bor, a. w,, boek XXVI, fol, 47b—55a, passim ; van Oudenhoven, a. w.,
blz, 195.
—
8 KERSTE HOOFDSTUK.
sehien wel door zijme Spaansche bewakers vergeven ?).
. Üok Gijsberts ouders wisten beiden uit droeve onder-
vinding van den druk dier dagen meé te spreken. Zijne
. moeder, Maria de Jageling , behoorde tot eene zeer achtens-
waardige familie, in de Nederlundsehe martelaarsboeken
met name vermeld. Ten gevolge der goed geslaagde po-
ging om zekeren Gerard Hagen, slachtofler van de in-
quisitie, uit diens gevangenis in 's-Hertogenboseh heimelijk
bij nacht te bevrijjden, was haar vader, Daniél de Jage-
ling, genoodzaakt geworden te geljk met zijn broeder
Herman in allerijl eene stad te ontvluchten, jaren lang
door hun geslacht als vreedzame burgers bewoond Met
achterlating zijner verbeurdverklaarde, vrij aanzienlijke
bezittingen, trok Daniél naar Breda, alwaar prins Willem
yan Oranje hem bij uitstek' vriendelijk ontving. Terstond
er belast met de zorg voor het tuighuis, op eene wedde
van ongeveer acht honderd gulden — eene belangrijke
som in dien tid — zag de Jageling zich en den zijnen
het geleden verlies zooveel mogelijk vergoed.
Minder gelukkig bleek bij soortgeljjke omstandigheden
ridder?) Paulus Voet, de vader van Gjjsbert. Na aan-
3) »In arrest genomen — het ís wedorom Voetius, die verhnalt — is hij aldaar-
naar 8 dagen detentie gestorven, waar over veele geen klijne suspicie en hadden,
pf het geen natuurlijke ziekte alleen mogt geweest zijn , wnar aan hij gestorven.
was; wat hier van zij is God bekend". Bijdrag. en mededeel., dl. XTh, blz. 310.
' 3) Nog op zijn ouden dag achtte Voetius het der moeite waard nun
te teekenen, hoe zekere Utrechtsche jufler, Elisabeth van Waal, in 1638
nan zjne vrouw had verteld, dat het door hem gevoerde familiewapen
»het regte wapen was van die Voeten, die edellieden waren, en dat het
expresselijk onderschijden was van die Voeten, die in Duytsland en de aan-
grensende Nederlanden mede in haar wapen eenen voet voeren en zig selven.
houden als burgers". Bijdr. em med., dl. XII, blz. 321, — Een ander oud.
mdellijk geslacht van denzelfden naam, atfkomstig uit Yperen, voerde in zijn
wapen drie voeten, Zie A. A. Vorsterman van Oyen, Stam- en
wan aanzienljke Nederlandsche familién, met genealogische en. heraldische
aanteekeningen; Gron., 1890 , dl. IIT , plaat 89 , blz, 989. Vgl. Adgemeen Nederl.
familieblad, "s-Gravenhage, 1887, blz. 949.
[o Y aii
10 RERSTE HOOFDSTUK.
deed weldra zijn eigendom in waarde belangrijk vermin-
deren . Geheele stukken land met weidegroen of wilgen-
hakhout bezet moesten vaak ongebruikt blijven liggen,
wegens de beroering van den krijg, die niet toeliet het
gewas naar eisch te behandelen en in te zamelen. Hierbij
kwam, dat de Levin's voorganger, jonker Christoffel van
Yselsteyn?), van 15084 tot 1588 kommandant over het
vestinggarnizoen, toenmaals bevolen had, ééne groote
woning en twéé kleinere huizen in Oudheusden, aan
Paulus Voet behoorende, ten algemeenen nutte af te
breken *); terwij| hij tevens sommige van diens boom-
gaarden en grienden, nabij de frontierplaats onder het
geschut des vijands gelegen, — daar men eene berenning
van Heusden door Parma vreesde*) — liet omhakken en
afhouwen, ten einde er verschansingen op ie werpen,
zonder nochtans aan hun eigenaar de minste schadeloos-
stelling te doen uitkeeren^) Door dit alles werd het
inkomen van den ,genereuzen" particulier jammerlijk be-
snoeid, en vond zich deze van tijd tot tijd genoopt, tegen
zeer lagen prijs, een deel zijner landerijen te verkoopen,
?) Omdat. »de onroerende ende erflelijeke goederen door de miserie van den.
oorlogh in waerde ende inkomen" sterk gedaald bleken , verleenden toentertijd
de Staten, op verzoek van Heusdens regeering, bij pereehtelijk uitwinnen
»surcheantie van verkoopinge". ftesol. Moll., 34 Oct. 1585. De oorspronke-
like aansehrijeing der Staten berust in het Oud-archief der gemeente
Heusden, D. 92.
13) Resol, Holl., 4 Aug. 1584, — Meermalen kwamen bij de Staten klach-
Len tegen hem in. Ten laatste werd van Yselsteyn »omdat hij in praesentie
van Zijue Exc. hooge woorden had gebruikt", oit den dienet ontslagen,
Resol. Holl., 4 Juni en 18 Sept. 1588.
*) Vgl. Fesol. Holl., 6 Sept, 1584,
*) Zie hierboven, blz. 4.
5) Sedert 1504 geven, nu en dan, de Staten aan Gecommitteerden in
last: de schade, die sommige Heusdenaren leden door het wafdelven van
hare buysen en erven", te vergoeden; doch geenszins »daerinne te tredem,
om kennisse te nemen van eenige uytdelvinge, in voorgaende jaren gedaen",
Resol. Holl., 9 Sept. 1594.
D
12 EERSTE HOOFDSTUK.
Voet en Maria de Jageling traehtten, zoo in den omgang
met anderen als bij de opvoeding van hun kroost , trouw
het eervolle verleden op te houden van beider geslacht.
De heersehende toon binnen hunne woning bleef geken-
merkt door eene, voor die dagen, niet geringe mate van
beschaving. Ofschoon zij gedwongen werden hun uiterlijken
staat te verminderen, leden toch de hoogachting en wel-
willendheid jegens hen, zelfs van Heusdens aanzienlijkste
burgers, in het geheel geene schade ).
Dat deze behandeling alleszins verdiend was, blijkt,
onder meer, uit het gedrag van Gijsberts vader, toen
men hem den raad gaf, om — wijl hij in 't belang zijner
goederen soms buiten de stad moest vertoeven — zich,
voor de leus, aan ,d'een of d'ander compagnie" te ver-
binden. Raakte hij, bij zijne verschillende uitstapjes, on-
verhoopt gevangen, zoo kon hij, naar gebruikeljk was,
tegen een vast soldaten-rantsoen gelost worden. Niets
beslister in strijd met het fiere karakter van den edel-
man, dan zijn land ,te frauderen" door zulk eene schijn-
monstering. Dergelijk ,lorrendrajen" hatende, schaarde
Paulus Voet zieh omstreeks het jaar 1592 in vollen ernst
bij de militie, gekommandeerd door Heusdens gouverneur,
Floris van Brederode, ten einde haar te vergezellen ,seer
eerljk en trouw, op alle togten en aanslagen, waartoe
zijj wierd geemployeerd".
frontierstad : Agmeta Voot,, gehuwd indertijd met jonker Jan van Capello. »Deze
Agueta — teekent WVoetius aan — wonende omtrent de Waterpoort tot
Heusden, zijndo svednwe, hobbe in mijn kindse jaren gekend", Bijdr. en med.,
dl. XII, blz. 313.
1?) Niet zonder heimolijken trot» betuigde later Paulue' kleinzoon en naam-
genoot, de Ütrechtsche hoogleeruar in de rechten , tegenover Samuel Maresius :
»Nobis enim suffieit esse bonis, et bene matis, et bonis prognatis: neqne
quenquam fuisse de familia Voetiorum , quorum nos pudere debeat", A ppendáa:
apolegetica, p. 974; toegevoegd aan zijn geschrift: De usw juris eieilis et
canonici in Belgio Ünito, etc., Ultraj., 1657. Vgl. bijlage IV.
928 EERSTE HOOFDSTUK.
bogaert, met Arminius en diens latere tegenstanders
Thysius en Rolandus: allen, gelijk hij, uit Nederland ter
opleiding naar Geneve gezonden
z Teruggekeerd van de hoogeschool, zag hij zich ,nae
voorgaende beproevinge souflisant ende bequaem gevon-
den", den 74 Juni 1585, als predikant beroepen in zijne
vaderstad — wat kort te voren ook met Wtenbogauert
was geschied*?). De heftige strjjd binnen Utrecht met
wisselende kans gevoerd tusschen Duifhuis' geestverwan-
ten, de p&rochianen, en de door Leycester gesteunde
Calvinisten of consistorialen ), deed Rodenburch eerst
de Haagsche kerkorde van 1556 alsook de Nederlandsche
geloofsbelijdenis onderteekenen , en noodzaakte hem later
zich te schikken naar het besluit van de nieuw opge-
treden vroedschap, die ,om meerder rust, vrede en een-
dracht in der stede te houden", Rodenburch — met zijne
ambtsbroeders Helmichius, Sopingius en Wtenboguert —
den 173" December 1589 ,voor sekeren tyt" eervol uit
de bediening ontsloeg.
!) »Cornelius Martini Royenburgius Ultrajectinus, eccl. Ultraj. alumnus,
theol. stud. 23 Junii 1583". Aldus staat hij vermeld in: Le livre du recteur.
Catalogue des étudiants de l'académie de Geneve de 1559 à 1859, Genàve,
1860, p. 34. — Zie over Genéve's universiteit, beschouwd als »seminarium
ecclesiarum Reformatarum", dr. H. H. Kuyper, De opleiding tot den dienst
des woords bij de Gereformeerden, 's-Gravenhage, 1891, dl. I, blz. 177.
3) Vgl. de hoogl. N. C. Kist en H. J. Royaards, Nederlandsch archief
voor kerkelijke geschiedenis, Leiden, 1847, dl. VII, blz. 23, aant. 3, en blz.
242, aant. 1.
3) Zie Voet., Polit. eccles, tom. Il, p. 557—559. Rodenburch, die met
zijne beide ambtgenooten Elconius en Sybrants werkzaam was bij de Jacobe-
parochie, ging van lieverlede den kant op van het strengere Calvinisme;
terwijl Wtenbogaert, naast Helmichius, Sopingius en Modet dienstdoende
bij de consistorialen, allengs vrijzinniger denkbeelden begon voor te staan.
Daardoor laat het zich verklaren, dat, toen na Leicesters vertrek de regee-
ring te Utrecht was veranderd, deze een oogenblik kon bedacht zijn »op
de bewaring van Wtenbogaert, bij het vertrek der andere predikanten".
Vgl. Kist en Royaards, a. w., dl. VII. blz. 260, aant. 4.
92 EERSTE HOOFDSTUK.
had zijjne eigenaardige reden. De gemeente bleek zéér
met hem ingenomen; niet wijl hij uitmunttedoorbjjzon- |
dere kundigheden — daarop toch kon van Houweningen
luttel aanspraak maken?) — maar omdat men vóóx zijne
komst zich, op godsdienstig gebied, jaren lang beholpen |
had met de leiding van zekeren Frans van der Male;
een oud man ,van cleyne gaven'", omtrent wiens op«
treden voortdurend klachten werden ingebracht bij de
kerkvisitatoren, die dan ook door gedeputeerden uit, de
classis, van tjjd tot tjd, des Zondags ,ex improviso"
van der Male lieten beluisteren onder de prediking, met.
het niet zeer schitterend gevolg, dat zjjne gewone toe-
hoorders het verzoek ontvingen, hem, al was hij oud,
nog wat te blijven dragen" ?). Eindelijk evenwel kwam
tot hen Nicolaus Petersz., wiens talent als redenaar dat
zijns voorgangers ver genoeg in de schaduw stelde, om.
,üie van Oosterwijk" juist niet gereedeljk zich te doen
voegen naar den wensch, zoo der Heusdensche gemeente,
als der classis van Goreum. Eerst tegen September 1604,
legde men ,aengesproken per duos deputatos" — de pre-
dikanten Henricus Spudaeus en Jodocus Geisteranus —
het hoofd in den schoot; onder uitdrukkelijk beding even-
wel, dat de classis zich zou bejjveren ,haer te versyemn
met eenen bequaemen dyenaer" ?).
Zoo was het dan — om tot den jeugdigen Gijsbert.
Voet terug te keeren — hoofdzakeljk Rodenburch, van
wien hij, evenals van zijne ouders en den reetor Franco
Odolphi, de vroegste indrukken oniving op godsdienstig
Y) Zie bijlage XV.
3) Hand. cl. Gore, 90 Jali 4500 en 10 Janvari 1000, — Dij resolutis
van 11 Juli 4600 werd door de staten van Holland en. West-Friesland aan.
F. van der Malo »geweese predikant te Oosterwijk" toegekend een pensioen
van 200 gld. 'sjaurs. Vgl. Hesol. Hoi, 8 Mei 1597.
3) Hand. cl. Gorc, 2 Aug, 1604 en 9 Aug. 1005,
— " i
TWEEDE HOOFDSTUK.
In het Staten-collegie. Propaedeutica.
Omstreeks het begin der zeventiende eeuw stond op
de Cellebroersgracht!) te Leiden een langwerpig blok
huizen, dienende tot ,Collegium theologicum", ge-
sticht door ,de vaderlicke sorghe" der staten van Hol-
land en West-Friesland, wier bedoeling was geweest
zoodoende ,den Heere van haere middelen te eeren, den
Sone Gods logijs te verleenen, ende de kerckelijjeke goe-
deren weder tot haer oude ghebruyck te brengen" ?)
Aan die Edel Mogenden ontleende de inrichting haren
naam: Staten-collegie; gemeenzamer uitgedrukt: Staten-
bak. Eene hardsteenen poort, op welker stemmige lijnen
het oog met welgevallen rustte, gaf toegang tot een bij
zomerhitte koe] overschaduwd binnenplein — een soort
van atrium met enkele boomen beplant — ,het parck" of
,de plaetse" geheeten, omringd door vier kwartieren,
die, behalve huisvesting voor de daarin opgenomen bur-
salen, ook woonplaats boden aan de gezinnen van regent,
onderregent en schaftmeester; terwijl in het vierde kwar-
tier ruime vertrekken waren uitgespaard ten behoeve
van leerzaal en auditorium ?). Ofschoon de laatste jaren
1) Sedert 1 Aug. 1872 — begrafenisdag van den beroemden sterrenkun-
dige F. Kaiser — »Kaiserstraat" geheeten.
13) Bor, a. w., boek XXIX, fol. 38a. Vgl. Resol. Holl, 15 Nov. 1589.
3) J. J. Orlers, Beschrüjvinge der stadt Leyden, 23* druk, Leyden, 1644,
blz. 248—938.
38 TWEEDE HOOFDSTUK.
en ander omtrent den te verwachten alumnus vernomen.
Tn hare letteren van 25 April 1604, welke Gijsbert, naar
het gebruik medebracht, eigenhandig overleverde, gaf bo-
vendien Heusdens regeering te kennen, hoe zij niet twij-
felde, of de toekomstige student zou zich ,int examineren
clouck" betoonen. Was hij al ,eleyn van stature"), hij
was ,nochtans van genoech bequamen ouderdom") om
vut het Collegium nyet geweert te worden".
Bepaalden de statuten, dat elke kweekeling bij zijne
komst aldaar moest medebrengen ,een duytschen Bybel
mit een psalmbouck, midtsgaders een bedde, ende zoo
veel wollen ende linnen daertoe als de daghelyexsche
noottruft soude verheysschen" *) — namens burgemeesters
en sehepenen van Heusden beriehtte de stadssecretaris
mr. Lambert van Haeren aan Kuchlinus, dat, wat Gijs-
bert betrof, de ,vromme weduwe van Joost Philipssen" *)
!) Zelfs noemde hem de magistrant eene enkele maal: »Vootken". Oud-
arch. Heusden, E. 909, bijlage tot fol. 40 der gemeenterekening over 1605.
Die kleine gestalte bleek den tijdgenoot belangrijk genoeg om daarop te
doelen, nog na Voetius dood. Zoo zegt Essenius, Orat. fun., p. 4: »Extu-
limus mudis tertius corpusculum venerandi senis, eruditione ae pietate
tonspicmi et longe celeberrimi, doctoris Gisberti Voetii". Ook heet het in.
een epitaphium, vervaardigd door Petrus Montanus, zijn leorling en lateren
ambtsbroeder als predikant bij de Utrechtsche gemeente:
»Hac parva tegitur Gisbertus Voetius urna.
Ingenio magnus, corpore parvus erat".
3) Te weten: 15 jaar en ongeveer 2 maanden. Zie Essenius, Orat, fum.,
p. 9, en hierachter, bijlage XVII.
3) Ordonn., 1595, dl. HII, art. 2. — Genoemde ordonnantie staat afge-
schreven in het Eerste register vakende t' Collegium theologiae, boven.
vermeld, en werd afgedrukt in de füesol. Holl, 13 Juli 1595. Tal wam
grove misstellingen maken dien afdruk ter aanlaling onbruikbaar, De hier
gevolgde tekst is de oorspronkelike, voorhanden in het archief van H,H.
curatoren der Leidsche umiversiteit.
*) Haar eigen naam luidde: »Elisabeth Claesdocehter". Zij woonde toen te
Leiden en was eene nicht van Nic. Blanckaert, Volgens later mede te deelen
bijgonderheden heeft de Heosdensche vroedschap meermalen, door bemiddeling
van Elisabeth en van hare dochter Beatrix, voor Gijsbert zorg gedragen.
L F
40 TWXEDR HOOFDSTUK.
Bronehorstius, de beide hoogleeraren Bonaventura Vul-
canius en Jacobus Arminius, met regent en subregent,
een onderzoek instelden naar Gijeberts bekwaamheden ).
Hunne eischen gingen, als gewoonlijk, niet hoog*). Vul-
canius, zijm examinator in de classieke letteren, liet Voet
eenige plaatsen uit Cieero en Virgilius in het nederduitsch
vertalen, daarbjj acht gevende of de voornaamste regels
z00 van syntaxis als prosodie goed door hem begrepen
werden, terwij| hij, wat het grieksch aanging, vieh ver-
genoegde met Gijsbert eenige ,nomina" te doen declinee-
ren en hem eenige ,verba" te laten conjugeeren. Arminius
— als tijdelijk plaatsvervanger hierbij van Johannes Mur-
disonius, den professor in de wjjsbegeerte — bepaalde
zin onderzoek tot. de eerste beginselen van logica em
dialectica, vragende het een en ander omtrent ,syllo- |
gismen .en proposities, praedicamenta en praedicabilia"",
Wat zijn eigen leervak, de theologie, betrof, vorderde
Arminius slechts, dat Gijsbert toonde bekend te wezen
met den inhoud der twaalf geloofsartikelen, der tien ge-
boden, van het gebed des Heeren en vun sommige ge-
deelten uit den Heidelbergschen catechismus ?).
Geljk te verwachten viel, aarzelde geen hunner den
jongen Voet — wel ,cleyn van stature", maar ,int exa-
J) »Vulcanio gegeven 10 st", luidt hot in vijne declaratie, door Voetius
ann de magistraat overgeleverd. Oud-arch. Hewsden, E. 909, bijlage tot fol.
50 der gemeenterekening over 1604, Zio voorts hierachter, bijlage XXII.
2, Men zocht slechts te voorkomen, dat jongelieden »als noch onbequaem.
zijnde omme publicas lectiones im academia te hooren ende dien volgende.
omme met vrucht inden Collegio langer te blyven", dsaruit moesten ver
wijderd worden — dikwijls evenwel om er naderhand terug te keeren;
wat o.a. plants had met Johamnes Gerardi van Galen, een ven Voets oudere
studiegenoolen en medebursaal, Brieven Stat,-coll., 1. 191. Vgl. Eerste register,
mot. v. 29 Nov. en 27 Dec. 1595 ; alemede Acta academiae
cod. VIII, fol. 40, aunwexig in het archief van den senaat, en Handelingen
wan curatoren, verg, 97 Doc. 1595,
3) Kerste register, not. v. 9 Aug. 1595.
44 TWEEDE HOOFDSTUK.
naderde intusschen de zomer: een geschikt seizoen om.
Voet, zonder groot bezwaar, met zijne nieuwe omgeving
en levenswijze vertrouwd te maken !). Reeds des morgens
te vijf uren?) — in den winter, t. w. van 1 October tot
l April, een uur later — werd door den ,famulus" de
klok getrokken; eene aanmaning voor Gisbertus ?) om in
tijds op te staan, zich te kleeden en de eerste dagelijksche
bezigheden te verrichten, bestaande in ,syn bedde te
maecken, camer te keren off vaghen, ende de vuylicheyt
wech te dragen ter plaetse die daertoe geeygent is".
Naar eisch ,gewasschen ende gekempt", gekleed in een
lakensch wambuis, waarbij broek en mantel van dezelfde
stof behoorden*) — zijde of fluweel voegde niet ,aen
een student inde Godthejjt ofte die zoo eene loflijcke
resolutie voorgenomen hadde" *), evenmin als het Staten-
zonen paste met rapier of zwaard te pronken — spoedde
Gisbertus zich naar de leerzaal, waar Kuchlinus, staande
voor het , pulpitum", straks zijn naam zou kunnen afroepen,
en hem, bij wijze van onderscheiding , misschien opdragen
?) De hier volgende dagverdeeling in het Coll. theol., die, op zéér weinige
uitzonderingen na, regelmatig terugkeerde, is ontleend aan de reeds ge-
noemde ordonnantie der Staten van 11 Juli 1595.
3) In de eerste jaren, bij de slappe tucht onder het regentschap van Bas-
tingius, waren sommige kweekelingen gewoon: »opponere umbracula car-
tacea fenestris, ne solis matutini radii dormientibus in lecto molesti eesent".
Eerste register, not. v. 19. Januari 1595.
3) De bursalen bleken in het Staten-collegie gehouden »altyts onder den
anderen latyn off griecx te spreken op zoodanighe pene als den regent goed-
vinden soude". Dientengevolge vertoonden beide: voornaam en familienaam
der collegisten, dikwijls een Latijnschen vorm, die, gelijk o.a. bij Gijsbert
het geval was, niet meer werd aígelegd. »Ce savant en ws", heet het dan
ook van Voetius bij J. Bertrand, in diens opstel, getiteld: »Un ennemi de
Descartes", Revue des Deux Mondes, Paris, 1891, p. 67.
*) Zie bijlage XXIV.
5) Brieven. Stat.-coll., II, 46; Ordonn., 1595, dl. III, art. 29, 37. Vgl.
Voet., Dispp. select., tom. IV, p. 414, en Polit. eccles., tom. I, pars lI, p.
939. Zie ook hierachter, bijlage XXV.
,met clare affdeelinge ende cortte vuytlegginghe tot den.
ecatechismum ofte locos communes" het gelezene toe te |
passen. Na ,ghedaen dancksegginghen" mochten alle col- |
legianten een half nur lang het atrium op en neér wan- |
delen ,ende mit den anderen hun studia communiceren",
Te half een ging Voetius opnieuw binnen de leerzaal aan
het werk; of wel, hij stak over naar het voormalige
Witte-Nonnenklooster ,ad lectiones academicas". "Pot
laatstgenoemd onderwijs had hij toegang verkregen door
zijne inscehrjjving bij den rector magnificus '), welke in-
schrjving hem op vijftien stuivers was te staan gekomen?).
De lessen binnen het aeademiegebouw ,aífgedaen ende
geeyndicht zynde", moest Gisbertus ,sonder divageren
wederomme naer tÜollegie gaen, ende hem begheven,
tzy op zyn eamer off ter ghemeener plaetse". -
door Voetius' medebursaal Jan Hendrik Felten, bijgenanmd Staverenus, gé-
klaagd: »verminosas esse carnes, et ex iis vermes proreptare", —
lbeschuldiging te staven tegenover Gomarus, wien ze ter oore was
nam Felten haar grootendeels terug en zeide: »videri sibi tantum", Sj j
daarop bleek, hoe weinig Stavevenus te vertrouwen was: om sehulden moest- !
hij Leiden verlaten. Trieven. Stat-coll., V, 85, 495 en 136.
!) Ingeschroven, onder het rectoraat van den hoogloeraar Evorardus Brone-
horstius: »Gisbertus Pauli Voótius Heusdanux. 17. Col. al" — Tegelijik met '
hem werden op 97 Juli 1604. geimmatriculeerd zijue studiegenooten in. del l
Staten-collegie: Gosuinus Henrici (Buytendyck) en Theodorus Henrici (Swaen;
Album studiosorum academiae Lugdwuno-Batavae, Hagae Com., E
Kerstgenoemde had zijn examen voor het alumniaat afgelegd dem Zen,
laatstgenoemde den 45/e» Mei 1004. Acla acad. L. B. cod. VIII, fol. 404.
37) »Gegeven den magnifico 45 st., de boudel (pedel) 4 st.", schreef Voetius.
op zijne mota voor de rmmagistraat. Oud-arch. Heusden, E. 209, bijlage tot.
fol. 50 der gemeenterekening over 1604. Bij hernieuwde recensie betaalde
hij aan den rector 6 st. aan den pedel 3 st. Ibidem, tig toa E
gemeenterekening over 1605, l
Vgl. Acta acad. L. B., cod. VIII, fol. 49; Eivets vogisibe; UON |
en 27 Dec. 1595: »Noch es verstaen ende geresolveert dat het recht vanden — |
mectoor ende der unyversiteyt, omde buyrsaelen als litmaeten vander unyver-
siteyt, op te schryven ende immatriculeeren, soo men dat nompt, sal coomen
iot laston vanden bursaelen selífe, en indien vy zulex niet en betaelden by |
gebreck van middelen off andersint, dat het bij den subregent verschooten
ende hen van baere ovorsehotten zal werden innegehouden ende affgecordt",
l -
54 TWEEDE HOOPDSTUK.
Toch werden, ter wille van de dialectiek, ethica en
physica geenszins door hem vergeten of verwaarloosd.
Wederom was het Aristoteles — al dan niet gecommen-
tarieerd — aan wiens meesterwerken beiden, Bertius
en Bontius?, hun onderwijs vastknoopten. Zijn vrijen
tijàà gebruikte. Voetius voor het lezen, wat de zeden-
leer betreft, der tien boeken ,De moribus ad Nico-
machum", door Riccobonus naar den Griekschen tekst
verklaard?), terwij hij, om behoorlik kennis te maken
met de natuurphilosophie, las en ten deele ook excer-
peerde de ,Beginselen der physica" van Aristoteles,
diens drie boeken ,De anima" en de uiterst kleine,
ten onrechte aan hem toegekende verhandeling ,De
mundo", door Bonaventura Vuleanius met ophelderende
noten voorzien ?).
Als wilde Gisbertus zich onmiddellijk tegen eenzijdig-
heid wapenen, zoo voegde hij daaraan toe, op ethisch
gebied de ,Physiologia Stoicorum" van Justus Lipsius*)
en diens ,Manuductio ad Stoicam philosophiam"; de
!) Reinerus Bontius kreeg van HH. curatoren verlof den titel te voeren
van professor medicinae et physices »mits niet anders ter handen nemende,
nog opentlijck lesende, dan physicam et ea quae ad physicam pertinent".
Hand. v. cur., 8 Febr. 1606. Dat Voetius ook Jacchaeus hoorde »in col-
legio physico", blikt uit het door hem medegedeelde, Dispp. select.
tom. V, p. 183.
?) Van dien Griekschen tekst luidt de titel: "Hfsxà Nuxop&xsa; in "tlatijn
Ethica Nicomachica geheeten. Vgl. Voet., Dispp. select., tom. III, p. 644;
IV, p. 702.
3) Aristoteles de mundo cum scholiis Bonav. Vulcanii, Lugd. Bat., 1591.
Vgl. Voet, Dispp. select, tom. IV, p. 337; Th. Crenius, Animadversiones
philologicae et historicae, pars XI, Lugd. Bat., 1702, p. 19, 111. :
De hierboven genoemde werken van Aristoteles zijn in het oorpronkelijke
getiteld: IIep) Queoxie dxpoácsuc, f sp) Qucixüv àpxdv. — Ilepi Vyvxie. — Ilep
xéruo.. Het auteurschap van dat laatste boekje wordt ook door Voetius,
Bibl. stud. theol., p. 30 en 405, aan Aristoteles ontzegd.
*) Beide geschriften kwamen in 1604 te Antwerpen uit. Vgl. Voet., Bibl.
stud. theol., p. 372 en 430.
56 TWEEDE HOOFPDSTUK.
Over het algemeen maakte men toentertijd aan Leidens
academie weinig werk van de wiskunstige vàkken "). Niet
tevreden met, een paar malen 's weeks, professor Ru-
dolphus Snellius*) het classieke en als voor de eeuwen
bestemde handboek ,De sphaera mundi" van Johannes
de Saero Bosco?) te hooren uitleggen, oefende Gisbertus
zich bij vernieuwing — buiten de gewone lessen om, en
geholpen door een zijner studiemakkers, die op dat ge-
bied goed thuis was — in de reeds te Heusden bjjzonder
gewaardeerde reken-, stel- en meetkunde van Pierre de
la Ramée") Eveneens gaf zijn vertrouwelijke omgang
met Thomas Carbasius*), natuur-philosoof en later ge-
neesheer te Hoorn, aanleiding, dat hij nu en dan werd
uitgenoodigd, om, in tegenwoordigheid van enkele andere
jongelui, een chemisch of een anatomisch onderzoek bij
te wonen, door den toekomstigen medicus verricht*).
libus ex auctoritate quinque codicum manuscriptorum emendati, Parisiis,
1570, Vgl. Voet., Bibl. stud. theol., p. 371; Crenius, o. 1, pars VI, Lugd.
in Bat., 1700, p. 14.
1) Hand. v. cur., 10 Aug. 1591; Acta acad. L. B., cod. VIII, fol. 45.
3) Magister Rud. Snellius was, sinds 10 Febr. 1601, gewoon hoogleeraar
in de wiskunde. A4cía acad. L. B., cod. VIII, fol. 64. Over de lessen, door
hem te geven in het Staten-collegie, zie Eerste register, not. v. 4 Nov.
1596. Vgl. Hand. v. cur., 3 Manrt. 1593. Ook schreef hij zelf eene »Arith-
metica", door de bursalen gebruikt. Oud-arch. Heusden, E. 210.
3) Geboren in het graafschap York, heette hij eigenlijk John Holywood.
Zijn »tractatus" beleefde niet minder dan 65 verschillende uitgaven en
werd gecommentarieerd door Melanchton, Franco Burgersdicius, Clavius en
vele anderen. »Floruit anno 1214" schrijft Voetius, Dispp. select., tom. III,
p. 1347.
*) Zie hierboven, blz. 17. Dat er, nu en dan, vrij zonderlinge »quaeeita
mathematica" in het Staten-collegie behandeld werden, wordt door Voetius
ter loops vermeld, Thers. heaut., p. 305.
5) Carbasius promoveerde, 22 Mei 1609, tot »magister artium". Acta acad.
L. B., cod. VIII, fol. 96.
*) Eigenaardig is de belaugstelling van alle toenmalige studenten in der-
gelike »demonstrationes". Bij herhaling vermelden de senaatsnotulen, dat
er door de professoren geen college werd gegeven »propter administratio-
nem rei anatomicae". Acta acad. L. B., cod. VIII, fol. 76, 87; IX, fol. 4,
58 TWEEDE HOOFDSTUK.
naast de zoo kloeke deelen der ,Nederlandsche oorlogen"
van Petrus Bor!)
Aldus trouw de hand leggende aan zijne propaedeu-
tische vorming?), werd Gisbertus overvallen door eene
gebeurtenis, die niet slechts het Collegium theologicum
even onverwacht als gevoelig trof, maar welke ook geens-
zins naliet belangriken invloed te oefenen op menigen
bursaal, daar geplaatst. Den 3de» Juli 1606 , 's namiddags
te twee uren, overleed Johannes Kuchlinus, zestig jaren
oud. Kort was hij ziek geweest. Weinige dagen te voren,
aan den avond van 30 Juni, had hij, oogenschijnlijk vol-
komen gezond, met Bertius nog allerlei dingen besproken,
den gang van het onderwijs betreffende; dezen o. a.
medegedeeld, hoe hij met het verklaren van den cate-
chismus, juist gereed was gekomen en hij dat werk eerst
nà de groote vacantie dacht te hervatten, daar alle
oudere alumnen — op één na — bjj het proponeeren?)
1) P. Chr. Bor, Oorspronck, begin ende vervolgh der Nederlantsche oor-
logen, beroerlen en borgerlycke oneenicheyden, beginnende mette opdrachte
derselver landen, ghedaen by keyser Carel V aen synen zoon coninck
Philippus van. Spangien, tot de droevighe doodt van syn Excellentie Willem
prince van Orangien, hoogl. memorie, Amst.-Leyden, 1602. Vgl. Voet.,
Bibl. stud. theol., p. 133, 134, 662 en Dispp. select., tom. III, p. 311, waar
Bor door hem genoemd wordt »diligentissimus rerum Belgicarum scriptor".
3) Later zien wij den Utrechtschen hoogleeraar bovenvermelde geechriften,
door hem als bursaal min of meer nauwkeurig bestudeerd, in zijne talrijke
werken geregeld aanhalen. Bij de disputaties op physisch, metaphysisch,
ethisch, politisch en oeconomisch gebied verdedigd in het Staten-collegie
en nog aanwezig ter Leidsche universiteitsbibliotheek, heb ik geene enkele
verhandeling van Voetius, wel van de meesten zijner tijdgenooten gevonden.
Volgens Essenius, Orát. fun., p. 13, zal Gisbertus — behalve de vroeger
genoemde »disputatio logica de interpretatione" — ook gehouden hebben
eene »disputatio physica de motu"; beide »suo marte conscriptae". Easenius
vergist zich evenwel, wanneer hij de verdediging der stellingen laat ge-
schieden »sub doctore Gomaro".
3) Er werd door de bursalen geproponeerd, onder voorzitterschap van den
subregent »in philosophicis", onder dat van den regent »in theologicis".
Men bezigde daarbij of de Nederlandsche of de Latijnsche taal. Geechiedde
60 TWEEDE HOOFDSTUK.
om weldra ,in den Heere Christo zalichlyck te ont-
slapen", naar Bertius, daags daarop, den gecommit-
teerden raden der staten van Holland en West-Friesland
berichtte !).
Volkomen te recht getuigde hij in dien brief, dat
Kuchlinus tot een zwaar en vaak ondankbaar ambt was
geroepen geworden?) Aan stipte plichtsbetrachting, aan
onvermoeide zorg, dat alles binnen het Collegium theo-
logicum bleef ,in zyn behoorlycke ende gewoonlycke
stuer", had het, sedert zijne herbenoeming ?), den regent
niet ontbroken. Ook nam Kuchlinus een tijjd lang, bij
vrijwillige leening, met Gomarus den predikdienst waar
ten behoeve der Gereformeerde gemeente van Leiden *)
, Y) Brieven Slat.-coll., I, 375.
3) Hij genoot daarvoor eene bezoldiging van 1200 gld., benevens »andere
praeeminentien, vrydommen, ende gerechticheeden", gelijkstaande met het
tractement van een »professor ordinarius" in de godgeleerdheid. Eerste
register, not. v. 9 Juni 1595 en 9 Febr. 1607.
35) Vóór dien tijd schijnt mij zijn gedrag, bij terugkeer naar Amsterdam,
minder rechtmatig. Aldus dacht daarover ook de secretaris der Leidsche
curatoren, Jan van Hout, wanneer deze, in een schrijven van 95 Nov. 1599,
Kuchlinus onder het oog brengt: »hoe hij selfs verstaet, dat zijne beroepinge
hem is toegecoomen door Goddelycke voorschickinge, en hij sich dus niet
met vleys ende bloedt, niet met wyff of wyflvrunden, maer wel ende wys-
selycken beraeden moet". Hand. v. cur., 25 Nov. 1599. Vgl. Acta acad. L. B.,
cod. Vla, fol. 46—48. Trelcatius, de lijkredenaar, glijdt om zoo te zeggen
over het gebeurde heen, als hij, Orat. fun., p. 9, zegt: »quamvis non diu
tunc praefuerit. Siquidem et qua erat modestia et quo erga Amstelrodamenses
affectu excusavit, qua potuit et debuit reverentia".
Nà dien tijd kan Kuchlinus, meen ik, grooter aanspraak maken op den
hem gegeven lof: »Ita Collegium theologicum rexit ut nihil omnino, neque
quoad singularem et solidam eruditionem , neque quoad docendi facultatem et
facilitatem, neque quoad morum gravitatem ab ullo quopiam in ipso deside-
ratum sit". Trelcatius, Orat. fun., p. 9. Vgl. J. Meursius, Athenae Batavae,
Lugd. Bat., 1625, lib. II, p. 184. Zie ook bijlage XXX.
4) »Quantum autem docendo, hortando, movendo, saepe etiam increpando,
ecclesiae illi (n. Amstelrodamensi) et huic nostrae (n. Leidensi) profuerit ;
testes sunt auditorum fere omnium conscientiae; testes nostrae, quibus
sermonum suorum aculeos infigere solitus est". Trelcatius, Orat. fun., p. 8.
Vgl. billage XXXI.
62 TWEEDE HOOFDSTUK.
vremde leere, versieren"; waarop hij, als ten eenen
male onafwijsbaar, zegevierend liet volgen ": ,wie en
merckt dan niet, datmen van node heeft godvruchtighe
ende gheleerde mannen, die Gods woort weten recht te
snijden, de waerheyt voor te staen, de sophisterien ende
leugens te bestrijden ende te wederlegghen 1" |
Deze woorden, gesproken bij zijn eerste optreden als
regent van het Staten-collegie*), zouden in Kuchlinus'
mond zeker niet misplaatst zijn geweest, waren ze geuit
korten tjjd vóór zijn overljjden*) . Immers ongeacht de
verklaring, afgelegd door Gomarus, Arminius en Trel-
catius junior — eene verklaring*) ook door hem onder-
teekend — en den l0de Augustus 1605 aan HH. cura-
toren overhandigd, inhoudende het getuigenis: ,dat sy
wel gelooffden dat onder den studenten meer disputen
vielen dan hen lieff was, maer dat sy niet weeten dat
voor soo veel de fondamenten der leere aengaet, onder
€ d$n professoren der faculteit der theologien eenig geschil
is", meende Kuchlinus, al spoedig na Àrminius' optreden,
!) »Quis igitur non videt piis et doctis viris, qui verbum Dei recte secare,
veritatem propugnare, sophismata et mendacia oppugnare, et refutare sciant,
opus esse?" Johannes Kuchlinus, Oratio, p. 11.
3) Bor, a. w., boek XXIX, fol. 38a en b.
3) »Magna in illo fuit artium liberalium et philosophiae cognitio, major
linguarum, sacrarum litterarum maxima; quibus omnibus accessit constans
et indefessa in muneris sui executione fides et diligentia", getuigt Trelcatius
in zine Orat. fun., p. 9, waarop hij met nadruk laat volgen: »Quam
fideliter verum illud religionis nepenthes propinavit suis? Quam diligenter
cavit ne igniculi hereseoon et falsarum opinionum, cineri doloso suppositi,
incendium huic orthodoxae theologiae seminario inferrent ?"
*) Ze moest als tegenwicht strekken van het gravamen, door de Dordsche
classis ter behandeling ingediend op de particuliere synode van Zuid-Holland,
te houden binnen Rotterdam, 30 Aug. 1605 en volgende dagen. Vgl. Go-
marus, Bedencken, blz. 43, en P. Bertius, Aen-spraeck aen dr. Fr. Goma-
rum op zijne bedenckinghe over de lyck-oratie ghedaen na de begraefenisse
van dr. Jacobus Arminius zaligher, Leyden, 1609, blz. 410—483. Zie ook
Catalogus van het oud Synodaal archief, bewerkt door H. Q. Janssen,
's-Gravenhage, 1878, I, 6, 5 en hierachter, bijlage XXXIII.
79 ttim mogelik te bekw
en latijn. Uit. Engeland ternggekonnd
October 1570, in
4) Eon esta brievon, door Bertin en
proeve hunner wederzijlsche vediodiig i-a)
loge epistolarum, Leidae, 1797, tom. I,
SPICE L
hieraehter vermeld als bijlage XXXVI.
ER —
Recds vóór dien tijd was hij den studenten .
zooals blijkt uit de senaatsnotulen van 9 Febr. 1594.
Aristotelis praefaturus, quum jam cathedram
diosis strepitu excitato, nullum verbum fecit", W
wan Vulcanius, die tegen Maart 1595 als
acndemischen senaai wenschte af te treden, daarioe B
Plancius, gedeputeerd door de kercken
als Noorder quartieren van Hollant",
bun Edel Mogenden ,eenige saecken vo
aengaende hot redressement ende den 'els
0 os cale MESI MP e "vroe-
moeite had gekost met nadruk te
te wederleggen. Voor een ander deel
onderregent: ,ten eersten dat hij te.
eden dat hij in logieis nie& genoeg
en derden dat hij te straff was?); ten
te ongestadig van zinnen was; ten vijffden.
"dat deze niet ten volle samenviel
deside ot) daer op
J | Colonius, toen og predikant bij de
E ooatubos Técb. RU SD
" hand te stellen aan de leden van
van den bursaal Franc. Dubbius, door burgemoestors.
itor mr. J. de Groot »bij ede ende bij monde ge-
: slechts alle. Xweekelingen in het Staten-collegie
o-—
12 TWEKEDE HOOFDSTUK.
Leidens theologische faeulteit, waarna den 22s» Fe-
bruari 1595 de alleszins gunstige verklaring volgde, door
Franciscus Junius, Lucas Treleatius en Franciseus Go-
marus gezamenljk onderteekend, dat bedoeld schrijven
geene aanleiding gaf Bertius van jezuletische neigingen.
te verdenken ). Zag alzoo de gewantrouwde zich, in
gevolge dat oordeel, gezuiverd van de grootste en zwaarste
bescehuldiging, die der ketterij, tegen hem ingebracht"),
straks ook betuigde hetzelfde drietal hoogleeraren, bij
vereenigde zitting van senaatsleden en curatoren: ,dat
sij niets niet opden voors. P. Bertium te seggen en
hadden, mer hem tot het onder regent-ampt wel ende
ien genoegen gequalificeert ende bequaem hielden ende
kenden"
Hoe noehtans de blaam van onreehtzinnigheid — wer- |
diend of niet verdiend — bleef kleven op den subregent, | |
kwam ten duideljkste aan het .lieht na Kuehlinus" |
dood en het door Bertius voorloopig in handen genomen.
bestuur over het Staten-collegie. Aan hem persoonlijk
rekenden bij die gelegenheid euratoren zieh verplicht
mede te deelen, dat hij zijn boek over het Pelagianisme,
wijl ,bij eenige geoordeelü wierde 'tselve niet stiehteljje
te sullen wesen", vooreerst niet zou uitgeven, maar wachten
op nadere vergunning daartoe van HH. Staten*). En aan
de theologische professoren werd door diezelfde verzorgers
der hoogeschool het dringend verzoek gericht, om zich
van tjjd tot tijjd, overeenkomstig de verordeningen*), te»
)) Eersle vegister, not. v. 8 Januari 4595. Zie bijlage XXXIX: |
3) Kerste vegister, not. v. 8 Januari 1595. Zie bijlage XL. |
3) Eersie register, not, v. 24 Mei 4505. Vgl. Hand. v. cur., 27 Dec. 4505 —
*) Tegelik met eene disputatie van Arminius over »des menschen vrije—
willekeur en hare crachten", zag in 1009 te 's-Gravenhage Bertius' ver—
bhandeling het licht. onder den titel: Van de ketterije Pelagii ende Caelestit—
*) Ordonn., 1595, dl. I, art. 4 en 22.
i
IN HET STATEN-COLLEGIX. PROPAEDKUTICA. 13
laten vinden bij de repetitión, welke de proregent
verplicht was met de alumnen van hunne respectieve
lessen te houden, opdat Bertius ,oorsaecke soude hebben
om op d'een off d'andre materie te spreecken ende int
vrundelijek te handelen" *. Bewijs genoeg, dat curatoren
het door hem te geven godgeleerd onderwijs niet ten
volle vertrouwden, ook al hadden zij overigens besloten
,ie besoeken hoe sig die regieringe ende bestieringe van't
Collegie onder 'tbeleijt van d. Bertius soude toedragen",
Te oordeelen naar hetgeen weldra plaats greep , mocht
die proefneming aanvankeljk geslaagd heeten. Immers
werd Bertius den 54e Februari 1607, bij acte van Ge-
eommitteerde Raden, voorgoed tot regent benoemd *)
Een paar dagen later begaven zich curatoren en burge-
meesters, alsook de rector magnificus , Rudolphus Snellius,
met twee der theologische professoren, Arminius en Trel-
catius jr., in plechtigen optocht naar het Staten-collegie ).
woning binnengetreden, werd hem daar voor-
gelezen hei besluit van Gecommitteerde Haden en hij
uitgenoodigd. den bij de statuten gevorderden eed af te
Middelerwijl waren alle bursalen samengekomen
auditorium. Vergezeld door Leidens magistraat
cà den curator jhr. Cornelis van der Mijle, sprak hier
TI op ernstipen toon de kweekelingen toe, hen
ud steeds te bedenken met welk doel zij door
à
"register, not; y. 8 Aug. 1006. ie bijlage XLL
Holl, 5 Febr, 1807. — Als subregent van het Staten-collogio
sedert dien tijd naast zich Justus Jucobi Bulaeus, omtrent
in 1614 aanieekende: »29 Febr. obiit ex lenta phtisi ds, Justus
Collegii subregens, natus annos 31". Zie over Bulaeus: Drieven
210; Hand. v. cur, 8 Febr. 1609 en 8 Mei 1611; Resol.
4609; Acta acad. L. B, vod. VII, fol. 50. Plaatsvervanger
ius als wprolessor ethices" word Ob; Jiochaéux. Zfand; te our,
^, not. v, 9 Febr. 1607.
"4 : TWEEDE HOOPDSTUK.
HH. Staten in deze stichting waren opgenomen , én trouw
alle middelen aan te wenden om de hoopvolle verwach-
tingen, die men van hen koesterde, op geenerlei wijze
te leur te stellen. Ongetwijfeld zou hun dit gelukken,
bijaldien zij een leven leidden in overeenstemming met
het ambt, waarvoor zijj zich zochten te bekwamen. Aan
de over hen gestelde machten gehoorzaam, konden zjj
verzekerd wezen ruimschoote te zullen deelen in de gunst
hunner maecenaten.
Als wilden euratoren en burgemeesters onmiddelljjik
de daad voegen bij het woord, schonken zij den bursalen
— onder wie zich ook onze Gisbertus Voetius bevond —
»tot vereeringe voorden aencompste des nieuwen regents
twaelff gulden om daervan in te leggen een tonneken wiju.
ende eerlijcken vrojlick te sijn".
DERDE HOOFDSTUK.
Theologische studién. Vertrek uit Leiden.
Nie lang nadat Bertius onder feestelijk vreugdebetoon
Yjn betrekking had aanvaard, achtte Voetius het oogen-
lik gekomen, om hem vergunning te vragen, zoo tot
b bjwonen der godgeleerde lessen als tot het zich naar
ti&h bekwamen in de Hebreeuwsche taal. Daartoe werd
dxr hem en door sommigen zijner medebursalen, 8 Mei
1807, aan den nieuwen regent binnen het Staten-collegie
* verzoekschrift gericht, in welk adres zij opmerkten,
le van het loopende jaar de maanden Maart en April
Vestreken. waren, zonder dat volgens de statuten!)
hmne promotie ,ad gradum magisterii in artibus" had
Plats gevonden. Reeds bleek, als voorbereiding tot het
theologisch onderwija, een goed deel van hun beschikbaren
lii aan wijsbegeerte en oude letteren besteed te zijn.
Wat te leeren nog overbleef, kon gemakkelijk in allerlei
Süpperuren worden aangevuld. Geen hunner had plan
de studie der , humaniora" te verwaarloozen ?). En moesten
2j, van de lagere tot de hoogere klasse — of, gelijk
—————
) Ordonn., 1595, dl. III, art. 21 en 92.
J) Vost, Dispp. select., tom. III, p. 632: »Repetitio et collatio philologiae
Miue historiae latinae, graecae, hebraicae, orientalis, quam diligens theo-
kyw nunquam deponere potest, etc.". Vgl. Bibl. stud. theol., p. 34, 297,
*t Polit, eccles., tom. II, p. 233; Oud-arch. Heusden, E. 210, bijlage tot
Él. 33 verso der germneenterekening over 1008.
logie hare oude rechten op zjjn jver in r
loren hadden. Vandaar, dat Gisbertus voortgi
studiegenooten het onderrieht bjj te women v:
leeraar Jacchaeus in metaphysica en «
| 3) Zie hierachter, bijlage XLII, alsook Kachlinas
gezonden aan de staten van Holland en Yrort Frid
archief der Leidsche euratoren, en wuarvan het c
im de Brieven Stat-coll, 1, 486. Vgl. Resol. Holl, 49.
het advies van HH, curatoren, in dato 8 Nov. 1002.
Staten, gedagteekend 18 April 1603 — welke beide
in Voweogsoodihd/ srcldet.
?) Vgl, bijlage XLIII, en Acta acad. L. P, ooi, VIII, f. S
*) »Post haec philologica et philosophica pi
studiorum scopus erat primarius, addixit se magis", geti
fun., p. 12.
*) »Metaphysicae. quae tunc (1005) manibus st
Martini, Chynaei, Jae. Martinii, Javolli, pee.
(ex qua cop contractum nobis dictabat et explicabat p.
Gilb. Jacehaeus), hue etiam aliquid conferebant", Voet,, Di
V, p. 458. Vgl. 183, 215. De Leidsche senaatsnotulen bevat
op genoemd onderwijs, deze merkwaardige beperking
Jacchaeus in posterum abstineat a conclusionibus et
theologiam pertinentibus", Acta «cad, L. B., cod, VIII,
m
X» (PERDE HOOPDSTUK.. "a
te Lien, had het adervijr in de euwsch
er dikwerf. niet weinig de
alleszins bekwame vakgeleerde, Johann
men, bij verhoogde jaarwedde, buiten t;
universitei& had kunnen behouden, was in ]
Franeker vertrokken, waarheen het sedert
werd, dat zich onderscheiden theologanten b
daar, na volbrachte studie binnen Leiden,
van het hebreeuwsch zoo goed mogelijk a:
Voor Voetius en diens tijjdgenooten was
onnoodig. Immers bezat toen de hoogesehool in Guil
Coddaeus en Franciseus Gomarus een tweetal p
nan wier leiding het beoefenen der Heb
en letterkunde gerust kon worden toevertrc
genoemde inzonderheid?) wist bij Gisbertus. zn
warme liefde voor het oostersch te wekken, di
de studie daarvan, nog lang na zjjne academiej
heeft bezig gehouden. Niet slechta leerde hijo
J Dat eerste was het geval met Hermannus Rem
betrof Rudolphus Snellins. Vgl. Sehotel, Stud,-opr., blz. 48.
3) »Ita olim non pauci studiosi Bp
als zijn vroegeren onderwijzer b
eccles, tom. I, p. 58. Duaensgen rie i ij orig
als een »eruditus labor" van zijn leermeester
Hi, p. NU tom. I, p. 534. DE
inter theologos philologum", Dispp. selecl, t
in dote *). Dit laatete eisedi
1?) Waar het, naar zijn oordeel, ondergeschikte punten g
0.2. van zijn leermeester: »Ex nostris Fr. Gomarus emollit se
distinguendo non dubitasse eam (n. Máriam) de prom
de modo". Dispp. select, tom. II, p. 1104.
3) Van hem heet het dan ook bij Voetius: »ab omni iné
quam maxime aliene". Dispp. select., tom. HI, p. S
3) Gomarus, Proeve, blz, 4, 91.
4) Gomarus, Waerschowwinghe over de Vermaninghe aen
watmen tot noch toe gheleert hadde, maer cl
ride rea Ese vicortaat Pal erdt Rog oris on
zijn Bedenchen, bl. 40: »Als of de religie niet muet.
waste gronden, in onze kercke, al over menich juren
confessio ende catechismo, maer datmen nu eerst,
hebbende, ofte in twijfel zijnde, die behoeíde te stella
eccles. tom. III, p. 30.
má
ioch stierf reeds dem 19de Septemb
| openen van den nieuwen cursus?)
' zijjner ,Institutiones theologicae", in v
dan te voren, partjj had gekozen
door Arminius voorgestaan ") En wat de
scheen wel of het den professor hoe
ljker begon te vallen, zijne plaats aan |
school vastberaden te handhaven. De
| marus hem in den weg was getreden had
| geschokt, zóó zelfs, dat zijne gezondheid e
l onder leed. Al genoot hij nog steeds in klir
de goede gunst bij verschillende gelegenh
euratoren en burgemeesters ervaren *) — de |
de academische jongelingschap tegenover
bleek sedert de laatste maanden eene s
ondergaan te hebben. Bij zijne komst ter
den meesten theologanten eene zéér beg
3) Hand. w. eux, 9 Now. 1602. In diezelíle acten n
jongen "Treleatius »een flja geleert man". Dij Arminiu
Wtenboguert sehrijvende, heet hij iemand »qui monstrosas.
profitetur", Ph. a. Limborch, Praestantiwm ac erud
ecclesiasticae et theologicae varii argumenti, etc., edit.
3) Toch vermeldt hij hem als zijn vroegeren leerm
tom. WI, p, 1216.
3) Vgl. P. Bertius, Oratio funebris in obitum d. Lu
theologiae doctoris in academia. Batavorum Lugdunensi,
quias in. auditorio theologico, 17 kal. Sept., lug
4) wTrelcatius librum institutionum edidit — schrijft .
bogaert — in quo multa sunt nova, haetenus ecclesiae.
Praest. ac erwd, viror. epist, p. 160. Vgl. Voet., Dispp.i
5) yJac. MGiieE Su shartrfog on EGETM ORUM
4 Sub alas curatorum academiae se rec
ia dije Polit eccles, tom. Ili, p. 191. 7ie ook bijage
heid, was de groote opgang zijner lessen, en voorna-
melijk van zijn privaat-collegie, onheilspellend gedaald.
Üok moest hij, na het oproer van December 1607, dat
Leiden wederom jammerlijk in last braeht "), tot zijn bitter
yerdriet ondervinden, hoe allerlei ,pasquillen", door de
studenten ,die hem partydig scholden", hier en daar bin-
nen de stad — ,ende byzonder voor de deuren der uni-
versiteyt" — geplakt, meerendeels aan zijn adres gericht
"Toen derhalve Voetius kennis maakte met Arminius'
onderwijs, had de bekoring der nieuwheid reeds bij velen
- opgehonden haren invloed te oefenen. Gebleven, en nog
sanmerkelijh vermeerderd, was slechts de zucht, der aea-
onderling , om over confessie en catechismus
sen hoe langer hoe vrijr oordeel te vellen ?), ofschoon
persoonljk zieh gerechtigd achtte tot de ver-
sick bekenne, dat ick niet en weet, wat de
m theologia seggen, ofte twisten van de aen-
le leere der kercken. Dat weet ick alleen, dat de
my toegedaen ofte teghens sijn, nauweliex
bequaem, om van suleke ghewichtighe saecken
lelen, tot welcker overlegginghe tijdt, neersticheydt,
kennisse der heyliger schriften, ende een
e vereyscht worden" *). Mocht Voetius
r, 4 Febr. 1008. Vgl. Bertius, Aen-spraeck, blz, 99.
id", waarvan Arminius door de studenten be-
sumen met een hernieuwd TY over de ncademische.
Ris is Badescken, bl 47 »dat de staet, van de
Em suyverder in leere, nederigher van
BELL ovn nir ecciff, im enlaende "Lon-
THÉOLOGISCHE STUDIÉN. VERTREK UIT LEIDEN. 88
de lessen van Arminius hoorde ?), vergeleek
zorgvuldig, wat binnen de leerzaal van het $
» PQuotlam autem isto tempore fervebant controversiae.
speciatim exercuit se strenue : at sine ullo unquam commercio ist
Essenius, Orat, fun. p. 12.
3) Zie de belangrijkste dier »loci communes" vermeld
eccles, tom. III, p. 80, 81, en Bibl. stud, theol, p. 7
ela acad. L.B., eod. VIII, fol. 63; Hand. v. cur.,
DÜNPUDBUrS 1244 Hose; e T9 nünero, «its, Lii: DARAN 0.
den studenten dikwijls vrij lastig viel met Arminius »primis.
src odisti idet: ij walter Kon qr ED
quas adferendas perspieiebat, praeseindebat, negando
propositiones, aut earum consequenti; verzekert. Nonios,.
tom. Il, p. 56. Vgl. TAews. heaut, p. 83. Zie echter ook:
tom. WI, p. 047, waar sprake is van de »egregiae disputat
en Thers. heaut, p. 199: »In Arminii thesibus de Natura
filii et spiritus s. omnia (paucalis exceptis) distincte , prop
sunt, adeo mt nihil melius in illo scripti genere de illa.
Maec mea quidem sententia, quam contra Socinianos e
THEOLOGISCHE STUDIÉN. VERTREK UIT LEIDEN. 85
theologicum", alsook uit de in druk verschenen godgeleerde
stellingen van Franciseus Junius, van de beide Treleatii,
vader en zoon, van Gomarus en anderen
Naderhand bij maehte een zelfstandig oordeel te vellen
over de manier van doceeren door Àrminius in practijk
gebracht, deed Voetius vooral uitkomen, hoe deze minder
gewoon was zijne eigenaardige denkbeelden, niet zelden
afwikende van de vastgestelde leer, aan de theologische
- studenten in het openbaar toe te vertrouwen, dan wel
- sziju liehtsehuwen twijfel en wat hij nieuws meende ont-
dekt te hebben", op privaat-colleges, door middel van
. geschreven dictaten aan enkele ingewijden afzonderlijk
mede te deelen*). Aldus kon het een poos lang schijnen,
| dat zijne dogmatische begrippen overeenstemden met de
| belijdenis, neérgelegd in de formulieren der kerk") Wie
———
DEED mint, um. V, 442, 443. Vgl. Bibl. stud. theol., p. 485.
van Voetius' boekerij bevat een groot aantal disputatio-
jk ook de hierboven genoemde.
Polit, ewle&, tom. Il, p, 56, 930. Ook sebrijft hij, Dispp.
. V, p. 228: »Eminus ostendebat (n. Arminius in publicis prae-
s) se malle hie nova beuremata et philosophemata quaerere, quam
loco relinquere". Soms blijkt de hoogleeraar meer onomwonden
gesproken te hebben, en dan luidt het bij Voetius: »Temere a Jac. Arminio
: meo in publiea lectione non sine zelo et cornmotione velli-
nostratis Werneri Helmichii nuperrime tunc
eti (30 Aug. 1608), emortuale, quo suos contra minantem
orthodoxae religionis mutationem hortatus fuerat: ut.
nt seu starent in salotari doctrina, quam ipsos docuerat".
tom. III, p. 1122. Vgl. tom. V, p. 419. Vgl. Gomarus, Vertooch
gedaen over de leere ende beleydt d, Arminii,
bybel", uitgekomen »Waerschouwinghe" ; alsook: G. Bau-
Deynse, Memoryen ofte cort verhaet der gedenck-weerdichste so
gheschiedenissen, enz,, vanden jaere 1000 tot in het.
grooteliex vermeerdert, Arnhem, 1624, boek I, blz. 5b.
doelt Gomarus, waar hij, Bedenchen, blx. 44, her-
idem in 1605 afgelegd tegenover de synodalo
d-Holland: »Dicam verum, sed non omme verum quod
brorum", Vgl. Voot., Dispp. select., tom. LV, p. 638,
86 DERDE HOOFDSTUK.
echter bij de publieke lessen door Arminius gegeven toi
het wezen der zaak wist door te dringen, bespeurde vol-
gens Voetius terstond, hoe de hoogleeraar er meestentijds
op uit was, de bewijskracht te ontzenuwen van zo0
menige scehriftuurplaats, aangehaald om het rechtzinnig
gevoelen te steunen ?). Op die wijze zijn leermeester als
in de kaart ziende, dreef licht mogelijk Gisbertus, neér-
gezeten onder ze medebursalen, nu en dan ondeugenil
den spot met de toenmaals veel vernomen betuiging van
Arminius' volgers: ,den eenen dagh leert E
wat datmen sal gelooven" *).
Zoo voor iemand, voor Gomarus was het gua
ondoenljk zulk eene leus tot de zijne te maken. In
iegensteling met Arminius hield hij zich vast verzekend
de godsdienstige waarheid volledig te bezitten, die,
eenmaal langs rechtmatigen weg verkregen, hem nimmer
meer ontvallen zou. Daarbij kende hij groot gezag toe
aan de getuigenissen van vroegere en latere theologen;
altijd voor zoover zij door hunne uitspraken meéwerkteun
om het orthodox systeem krachtiger te bevestigen, of
dit in een beter, een helderder licht te plaatsen "). Geen |
3) Voet, Polit. eceles., tom. 1L, p. 56, 57. Vgl. p. 59, 60. Gomares
betuigt, in zijn reeds genoemd Ver(ooch, dat Arminius »sijm nieuwe leere: |
den wech nallenskens bereyt heeft", o.a. door aan de tegenpartij te ont-
nemen hare wapenen, te weten: »de treffelicdkste plaetsen der heylighe !
schriftuere, waer op ghewichtighe puncten der ware leere onser kereke ge- |
grondet staen togen duydende: soo dat de fondamenten ondergraven zijude,
de leere dies te lichter soude vallen",
3) Simonis Episeopii brief. In de welcke de gront van de Remonstranten,
«engaende hare beljdenis ende eenstemminge in. het. geloowe, maecktelick.
ontdeckt worl. Met een. voor-reden. aende hoog«mog : heeren staten general —
der Vereenighde. Nedérlanden, 9 Graven-haghe, 1020, blz. 17. Vgl. Voet.,
Polit. eccles, tom. T, pars Hl, p. 488: »Sed sb anno 1009. usque ad 1649.
aliquod est inlerrllum, ita ut dies diern multa eos (n. Remonstrantes)
dedocere aut docere potuerit". Zie ook: tom. IIl, p. 258, en JDispp.
tom. I, p. 489, 518; tom. V, p. 762; Thera, heaut., p. 107, 446, 447.
3) Aan Arminius verwijt daarom Voetius diens »depreciatio
E 81 a
enim oudere ambtgenoot Arminius?), kwam
voor, dat hij zieh verplicht zag wegens
zijjne onwetendheid te erkennen") Zoowel
de Filippiérs?) als dien aan de Romeinen
, Zanehii, Perkinsi, ete". Polit. eccles., tom, II, p. 56. Vgl.
. V, p. 82, 326; waartegenover Petrus Bertius den hoog-
woor de voeten werpt: sBeroérende uwe E. wie isset die
cx citeert Durandum, Gabrielem Biel, Molinam, Bonaventuram,
: n Bannes, Chr. Javellum, Gregorium do Valentia,
Couteau ea
] nwinghe, blz, 34.
n Boudartius, madat hij, a.w., hoek I, blz. 905, rminstens
lliesft opirescmd , waa welke Armihius loed 6n dia hem
BIRD SI ad. hooglnsit l'en store robust.
complexye".
à Ru Ekomdo wribits f quim as: dj Goritarb Didisraty
itam, tutam et a communiori sententia minus abhor-
oet, Dispp. select, tom. V, p. 634. Vgl. p. 636 en
j1, 465. Op laatstgenoemde plaats heet Gomarus:; »theo-
ook vrij spijtig Gomarus te gemoet: »Doch segt
ghy nerghens in? weet ghyt al?" Aen-spraeck, blz. 5.
rerum inscius sum — schrijft Arminius aan Wten-
im quid meum publico committere". Praest. ae erud.
us laat in zijn. Bedencken, blz. 41 »de socer weer-
e" d. Fr. Junius vorklaren : »dat hy liever wilde aijn
den jesuwijt Bellarminum te wederleggen, tot nutte
dan sijn tijdt te verslijten, om eenen te leeren (nl.
sin. pnvisticheydt blijvende, meor achierwaerta echser
tom. V, p. 683, 683; Thers. heaut., p. 105.
winst doen met Gomarus' lessen dias
overgebleven theologiseh professor aan
had hij volgens senaatsbesluit van 7
de behandeling op zich genomen der ,loci
missehien wel heimelijk verhengd alzoo e e
te kunnen geven aan het onderwijs, daarin
Arminius verstrekt?). Volgens vaststaand gel
ook hierbij theses gesteld, welke dan de
student tegenover zijne medestudenten moest
*) Voet., Dispp. select., tom. V, p. 458. In zijne Bibl.
roemt hij Gomarus' uitlegging van den brief aan de Romein
nium"; ook die van andere Nieuw-Testamentische brieven d
lbevolen, Vgl. p. 5394, 556. Den commentaar door Gomarus g
den brief aan de Filippiérs acht Voetius »longe acci im
select, tom, II, p. 279, 281.
3) Reeds ten jare 1004, na de groote vacantie, meldde
verband met den opkomenden praedestinatie-twist aan Wter
satur ille (n. Gomarus) jam in capitis noni ad Rom. explicatione,
absolvit", Praest. ae erud. viror. epist., p. 134.
3) Voot.,, Dispp. select, tom, V, p. 349. Vgl. tom. I, p.
*3) Acla acad. L.B., cod. VIII, fol. 90. — »Gomari quondam
mostri theses quaedam accuratissime explicant theologiam mer
quaedam mere elencticam; quaedam utramque", schreef
ij Dispp. select, tom. III, p. 2. Vgl. tom. IV, p. 17.
5) »Suas explicat theses de Justificatione, modo in Bertium,
memoriae Arminium", berichtte 18 Febr, 4011 Wtenbogaert:
aandrongen, det j hune dispuut-colleges toch B
THEOLOGISCHE STUDIEN. VERTREK UIT LEIDEN. 89
Dat het bjj dergeljjke gelegenheden dikwijls ging opt
puntgen van een Spaensche naelde", als werd er gedis-
puteerd ,om van vrunden vremde , en van vremde vyanden
ie maecken" !), viel niet te verwonderen. Zoo wist, Voetius
nog na jaren te verhalen, hoe voorheen Gomarus, college
gevende, zich meer dan eens ongunstig had uitgelaten
over Arminius' kennis der Grieksche en Hebreeuwsche
.iaal, ieder aanradende om, althans op dit gebied, diens
eritiek ernstig te wantrouwen?) Ook was het somwijlen
gebeurd, dat Gomarus zijen ambtgenoot ,in het uyt-
gaen van de disputeerplaetse, in teghenwoordicheydt van
den achtbaren heere rector, hadde ghestraft" over allerlei
"onrechtzinnige gevoelens, onder diens voorzitterschap bij
de verdediging der stellingen aan het licht gekomen ?).
"Vooral Arminius' gedrag op de conferentie 30 Mei 1608
te 's-Gravenhage gehouden en het niet openlijk beant-
' woorden der een en dertig artikelen, hem door den
Hoogen Raad namens zijn medeprofessor ter hand gesteld,
gmven Gomarus, gelijk bij bet witdrukte ,rechtveerdich
l , dat Arminius daer in onklaer werd be-
——-—
hunne presideeren daarbij »eene vereeringe" van 950 gld. deden
1 sn, oordeelden het later geraden, Gomaros ambtshalve te vermanen,
m rein met het voordragen zijner theses »twelc CC. ende BB.
venstaen te strekkea tot dienst vande universiteyt of profyt
daerin frequenteerende", Hand. v. eur. 8 Nov. 1008;
. 1609 en 8—12 Febr. 111.
en e blz. 23; een pamflet, in 1612 door Willem Meerman
faekíos 'zinspeelt op dat blauwboekje, o.a. Polit, eccles, tom,
Baudartius, a. w., boek IL, blz. 25a, acht het »wel aerdich
» maer tot braeckens en spouwens toe vol lasto-
op de veligye ende het prediek-amt".
tom. Il, p. 60, 62. Vgl. Gomarus, Opera theologica
» 1664, pars 1, p. 397. — Hoogleeruar te Utrecht,
d zelf gewag der dQ«oAcy/s van Arminius: Dispp.
. 886. Vgl, Thers, heawt., p. 100,
x, tom, IL, p. 59; Gomarus, Proeve, blz. 16; Praest.,
996—998,
wet
90 DERDE HOOFDSTUK.
vonden'"!). Van dit oogenblik af stelde hij zich beslist
tegenover den ambtgenoot?) Hadden hunne Edel Mo-
genden aan Arminius, bij diens afzonderlijke verdedi-
ging zijjmer denkbeelden voor den Hoogen Raad, op 30
October daaraanvolgend, met groote | het
eene oor geboden, Gomarus vertrouwde, dat zij ,uae
de wet Solonis ende der gherechticheyt" het andere ge-
sloten en voor hem zouden bewaard hebben. Dienover-
eenkomstig verzocht*) en verkreeg hij den 12den December.
1608 toegang, ook voor zijn persoon, tot der Staten
vergadering, alwaar hij betoogde: ,hoe sijn mede-professor
niet en was ghebleven stantvastich by de gesonde leere,
maer afgheweken tot verscheyde dwalingen", van welke
sommige met die der Pelagianen en Jezuletem overeen-
kwamen, sommige nog veel verder gingen *). ^J!
Begon,.na dit optreden, de spanning tusschen beide
hoogleeraren met den dag bedenkelijker afmetingen aam
íe nemen, ook de academische jongelingschap bleek.
weldra in twee partijen verdeeld, waarbij nog kwam, dat.
de bursalen, zooals Gomarus zich witliet, binnen het
,wijlen bloeyende Collegie", groot gevaar liepen ,haer
in onnutte questien te verstricken", daartoe verleid.
»door den herder selve", die loon naar werken ontving,
waar de diseipelen ,om sijn leere twistich werden")
Menig onverkwikkelijk tooneel gaf destijds op de Celle-
J') Gomarus, Proew, blz 15; waarnan de een en dertig, hierbowen ge-
noemde, artikelen voorafgin,
1) Den 48!& Aug. 4608 achreet Huig de Groot aan zijn zwager, Nicolas
Heigersberg: »Gomarus magis in dies se ducem partium facit", m 43 Dos
1808 beriehtte Arminins den Amsterdamschen burgemeester Sebastiaan
Egbertsz: »Verum aperte jum in me agere ett collega meus", Praest.
ae erud. viror. epist, p. 911, 219.
?) Zie bijlare XLVII.
*) Gomarus, Vertooch, blz, 2, Vgl. Resol. Holl, 19 Dec. 1608.
*) Gomarus, Bedencken, blz. 47.
r1 - amd
THEOLOGISCHE STUDIEN. VERTREK UIT LEIDEN. 91
- broedersgracht de kamer te aanschouwen, in welke Ber-
fius als regent verblijf hield. Zoo zag, binnen die muren,
terstond na afloop der zomervacantie — 2 September
1608 — een van Voetius' oudere studiemakkers, Petrus
Cuylius?, tegenover de beide gedeputeerden Johannes
Bernhardi en Huardus Acronius zich ter verantwoording
geroepen wegens het feit, dat hij enkele onheusche, vrij
lheftige uitdrukkingen, door den Delftsehen predikant
Albertus Oosterwyck omtrent Arminius en Wtenbogaert
gebezigd, had oververteld, naar hij betuigde: ten einde
zich te vergewissen, of de tegen hen ingebraehte be-
schuldigingen al dan niet gegrond waren). Zoo werd ook,
wit dit vertrek, den 11e Januari 1609 een schrijven ver-
zonden aan de regeering van Heusden, waarbij Bertius
zich grooteljks beklaagde over Voetius zelf"). Van zijne
Kkomst in het Staten-collegie af — aldus beriehtte de
. regent — had zich deze ,ten meestendeele zeer stoutelyck"
frssamgesteli. Heeds Kuchlinus moest niet weinig van hem
yerduren en zou, ware hij blijven leven, Gisbertus
. tot noch toe inden Collegie niet en hebben getolereert;
| te meer, om dat het exempel van een moetwillich jong-
man bij anderen leechlyck wert naergevoleht". Hij, Ber-
| *&ius — ,niet alleen van natueren zeer geduldich*), maer
'0ck door langen arbeijdt gebroken ende gemuteeri" —
| wanhoopte niet licht aan iemands verbetering, voorna-
90; Rogge, u. w., dl. II, blz. 21, aant, 2.
"Siat-coll., I1, 109.
Hn 415.
j tot een soortgelijk schrijven — de letteren, 10
| ericht nan de Magistraat van. Woerden, over Voetius' medeburxaal
nis, waarbij Bertius zichzelf evenzeer een getuigschrift toekent
| IUS goede patientie en wel bedachten raedt". Biewen
ME
m.
tevreden gesteld met Voetius ernstig te ve
langs dezen weg hem te brengen ,tot
kennisse ende berouw". Thans evenwel was h
overbuigd, dat alles voortkwam Quybo licht;
haeslicheijt, quade nourituur, eygendunckenheij
moi oen. disreputatie van. alle watoeitejé eol
j& oock van alle geboden, ten zij dat hem tot |
minste de oorzaken niet uytgelejt en werden;
hij meniehmael van ons ende andere sto
vroedschap dringend verzocht haren bursaal ,op bh
scherpste, ende dat hoe eer hoe liever, te verm
behoorlycke respect ende gehoorsaemheijt" a
soon, terwijl hij, ingeval op die bestraffing g
Schap mocht volgen, vast besloten was ,de
hem af te houden en tegens hem te procederem t.
exclusie, op dat niemant meer door zijne vo
tichejt in tCollegie gedebaucheert werde".
maatregel hij echter betuigde, niet dam hoogst
ie zullen overgaan, zoowel ,om den grooten
Gisbertus geemployeert", als ,om tgoede ve
begrip, waermede hij van Godt almachtich was
en ook, omdat Voetius, ,dit eenmael geweert
geljk Bertius hoopte ,tot een wel bequaem
dienger der kercken J. Christi gerakem zoi
herinnerde hij in zijn brief Gisbertus' maeo
ook aan Cornelis van Drongelen') — een
') Cornelis Jansi. van Drongelen, den 104e Nov. 4596
door Heusden, werd den S*'r Oct, 4598 »ghepriveert" van
"THEOLOGISCHE STUDIEN. VERTREK UIT LEIDEN. 93
ot van Voetius — ,de kosten niet wel bestedet
t de Heusdensche magistraat den inhoud van
missive ,met verwonderinge, seer ongaerne" had
meer ,dewije haer alumnus dus lange
was geweest sonder merckelieke elachten
ie hooren", besloot zij ten spoedigste aam het
à) van den regent te voldoen. Maar tegelijk met
- bestraffng Voetius toegezonden "), wilde
Bertius ,versocht ende gebeden hebben, dat
soude met denselven alumno, geduerende
ijt, die hem nog in Collegio openstont, soo
eren , als behoudens sijne eere ende reputatie
len, verirouwende dat Gisbertus voortsáen
rwijdering was niet slechts »zijne onwetentheyt ende onver-
o hij zeer weinich inde Latynsche sprake, ende niets inde Griexsche
— maer oock zijno styfsinnicheyt, ongehoorsaemheyt,
ende insonderheyt zijn quaet leven, handel ende wandel".
I, 164. Vgl. 84, 90, 109. Geruimen tijd na van Dron-
het Staten-collegie, kwamen er nog telkens schulden
-welke hij te Leiden gemaakt had, en die door Kuchlinus
| Heusdens magistraat werden betanld. Qud-areh. Heusden , E
Aot fol. 50 en fol. 44 der gemeenterekeningen over 1001
was het juist de heugenis dier bestraffing, welke Voetius
Bibl, stud. theol, p. 32, deed verklaren: »Ut parentes,
dm suos commendent speciali curae et. inspectioni
&ut concionatoris, aul senioris, aut cujuscunque alterius.
pe et relotae: immo ut. in contubernium curatoris seu
ucant, siquidem fleri possit. Hanc ego jam a prima
legorem epistolam Lips ad Paulum Busium (zie: J. Lip»
| selecíarum. centuria. prima. miscellanea , Antverpiae,
esse collegia teneris quibusdam adolescentibus
respersis ad laborem studiorum et integros mores
formandis; nolim negare". Vgl. Polit. ecclex., tom.
LU DERDK HOOFDSTUK.
alle oceasien sonde wechnemen, die
jegens denselven eeniehsints mochten v
sioren". Met aan dien wensch goedg
leenen zou! Bartous- ;ean' ecrit dao
| cce leoi qiie ss
lenial ma tesitistón ^y bis d b
Hoe beleefl Heusdens regeering Mar
ingekleed, de regent van het
weinig gezind daaraan te edees s
het niet lang, of Voetius gaf hem to
aanleiding. Op dringende begeerte van
derden den 29s» Maart 1609 ter senaatsk
magnificus Everardus Vorstius, benevens de b
fessoren Gomarus en Rudolphus Snellius, als i
van het Collegium theologieum, terwijl
J) Dat de regent het geenszins beneden zijne
tastbaarder bewijen van erkentelijkheid aan te nemen, bi
schrijven der vroedschap van Kampen, gedagteekend 96 Sept. 40
sehieken wij bij desen tot een danekbaerheyt sekeren gedro
haem, soe goedt als wij voer ditmael hebben kunnen wu)
coemen";— of wit dit postseriptum: »Mijn vader sal met den
een calcoenschen haen senden, ende bidde dat U, E. die in-
lieve t'ontfangen want het vuyt jonsten geschiet"
brief van den 3/« Mei 1608, waarbij Johannes Bilandus,
Bilandus, bürsaal in het Staten-collegie (zie hierboven,
verzoekt: »met den aldereersten tot diens faveur een testi
tuygenisse van leven ende leere te willen oversenden". iris
Il, 460, 74.
3) Bricoem Stat-coll, Wi, 410. Dut schrijven, ond;
kwam te Leiden aun juist op een tijd, dat de professorem.
overlijden van den grooten Josephus Justus Scaliger, hun
geheele week lang, van 99 tot 99 Januari, deden stil
cod. VIII, fol. 94, Genoemde brief werd indertijd als
rift
iden, 4861, blz, 217, 218,
THEOLOGISCHE STUDIÉN, VERTREK UIT LEIDEN. 95
steldheid verhinderd was de samenkomst bij te wonen.
Hier nu bmaeht de regent vorsig uit over de jongste
ong den der bursalen en deed hij tegen Gisbertus
ofschoon herhaalde keeren vermaand, zich ,moet-
)" bleef aanstellen. en deswege den vorigen dag
ig uit der Staten stiehting verwijderd was — geen
. eisch hooren, dan dat door genoemde hoog-
n aan dezen alumnus het genot zijner beneficie
poos zou ontnomen worden, om, zoo hij zieh ver-
, binnen het Collegie terug te keeren of, vol-
' hij bij zijn wangedrag, krachtens bevel van
Edel Mogenden voorgoed daaruit te worden weg-
iden !), De drie ter vergadering aanwezige professoren,
wie Gomarus zijn gratus discipulus" *) wel zooveel
[ zal gespaard hebben, oordeelden de zaak be-
nor gon, om haar niet overhaast af te handelen.
ulen*?). Met zekerheid valt uit andere be-
' slechts op te maken, dat Voetius tot aan de
vuyt de straffe vanden regent gheen beterinje en volcht,
eren rector vande universiteyt, ende een off twee vande pro-
wanden regent gesuspendeert, off op tselve rapport
n vande burse gehee! ghepriveort, ende voorts arbri-
, blyfvende even wol aen tghemeen landt verplicht",
| woord gerept. Ook. Voetius zelf maakt daarvan, voor
zijne latere geschrifien nergens gewag.
c
vriendeljke verhouding tusschen den -
Staten-collegie en Voetius, wat inzo
werd, nadat Gisbertus zijne godgeleerde
gevangen') Trouw volger van het rech ig
ievens vurig bewonderaar van Gomarus'
strenge en op dogmatisch gebied beslist over
ljkheid, kon Heusdens gedenomineerde a
baar zijne tong niet voldoende in bedwang
over Berüius' ,vaste resolutie" 5, om den
!) Misschien weonde toen Gisbertus zoolang in bij El
weduwe van Joost Filipsz, Vgl. Maeicrn, Hic OR NER
?) Zie bijago XLIX.
door e
deelt omtrent zijne betrekking tot. Heusdens rijk beg:
Gothofredus Haloinus (Godofridus Halewijn), die, gepromovee
en theologie, aldaar de plaats vervulde, opengevallen
ván Corn, Martini Rodenburch. De paaschvacantie van. n
stad doorbrengende, besprak Bertius' kweekeling met Hale
roemt als een »vir magni ingenii, et pro illa aetate excellentis .
vitae et conversationis castigatae, orthodoxiae tenax et L
leerde verschilpunten van den dag, en onder andere ook
quae tune serpebant, novitates"; van welke »novitates" |
MER Ue coelo WEX 260 (NISUS Mn ES SE
Coram ox ipso, et ex scriptarum in I. cap. ad Rom. e
erant auditores, ex habitis illis concionibus, in quibus p
Calles a meta Polit, eccles,, tom. II, p. 757,
p. 89, 90,
4) Wat deze »vaste resolutio" betreft, 20x Sibrandus 1
hem in briefwisseling stond — eene briefwisseling,, volg
THEOLOGISOHE STUDIÍN. VERTREK UIT LEIDEN. 97
| van Arminius ,int stuck der predestinatie met.
'& te leeren ende inteplanten" !). Had Kuch-
; wert"s, z00 deelden gedeputeerden der Zuid-
JNoord-Hollandsche synode — zieh gedragende naar
uit, half October 1608, binnen Dordt genomen —
n regentí mede, dat ,de kercken geene ver-
' | en hadden van sijne suiverheyt in de leere",
bijaldien hij bf binnen kort onder Gomarus in de
promoveerde, óf met hen mondeliji handelde
n der religie, ende hun daerin contentement
: ar heb conisto: betrof'; luidde Bertius' antwoord,
i 1609 gegeven aan de afgevaardigden der
, Mker.ook op Bertius gewezen hebben als op seen dier nova-
dewijle sy inde theologie niet seeckers gheleert en hebben, huer
orgy eqno aimi Zie mr. W. B. S. Boeles, Fries-
en. hel vijks athenaeum te Franeker, Leeuw., 1878—4889,
Mz, 31, alook den Zrief d. Sibrandi Lubberti, professor ot Fra-
"n aenden
, tom, III, p. 3: »Petrus Bertios nee textualis, nec dog-
practieus theologus, qui cum illotis manibus ad theologiam
, ejus fundamenta nunquam jecerat", Zie ook ibidem,
vraagt Bertius in zijne Aen-spraeek, blz. 18, driestweg
i gby dat ick den riete ghelijck ben?"
ck, blz, 93.
spraeck, blz. 19. Joh. Arnoldi Corvinus schrijft in de
|n anoniem uitgegeven pamflet Christelicke ende ernstighe
wrede aen R. Donteelock, over sijme t" samensprekinge
- ofle disputatie d. Fr. Gomari ende d. Jac. Arminii,
predestinatie, s' Graven-Haghe, 1609: »Het ge-
DEUS cde bosoodére: parsonan 42.4 batíayt: dic pre:
, namelijek als ongheschapen soo d. Gomarus
ende gevallen in Adam (soo Donteclock seyt) of als
ende ghelovich of onghelovich, soo Arminins seyt",
7
"—
Zuid-Hollandsche synode?), in absentie van die der Noord-
Hollandsche ,dat hy niet seer genegen en was tot de
promotie, overmits sijn naturel niet en streckte tot eenige
iitulen". Liever dus dan te doctoreeren wilde hij ,met
de broederen in communieatie komen"; welk onderhoud
nagenoeg twee dagen in beslag nam en ten gevolge had, -
dat Gedeputeerden der beide synoden eerlang aan de
staten vau Holland en West-Friesland berichtten: ,hoe
dat sy tot haren grooten leetwesen verstaen hadden ver-
seheyden claehten over de regeeringe van 'ttheologische
Collegie te Leyden, sulex , dat alreede eenige steden hare
alumnos daerover thuys hielden'"?). Zonder zich nu in
ie laten met de wijze, waarop genoemde stiehting werd
bestuurd, of een oordeel te vellen over het persoonljjk
beleid daarbij van den regent, hadden zij gemeend uit-
sluitend te moeten letten op de beschuldiging tegen dezen
ingebracht: ,dat hy niet suyver noch gestadich en was
in de leere der kercke" — eene beschuldiging, maar al
te juist bevonden op de conferentie, welke zij onlangs
met Bertius gehouden hadden*), en gestaafd bovendien
!*) "Te weten aan: Ruardus Acronius, Egbertus Aemilius eu Johannes:
Becius, respectievelijk predikanten te Sehiedam, Leiden en Dordrecht.
3) Dat was o.a. het geval met Voetius' jongeren medebursaal Aegidius.
Becius, door de regeering van Dordt gedenomineerd em sedert 8 Juni 4608
bursaal in het Staten-collegie. Hierover schreef Bertius, 8 Sept. 1009, aan
Oldenbarnevelt: »Ick ben verwitticht, dat d. Becius van meeninge is zijnem
z00ne naer Schotlandt te zenden, ende dat hij denzelven daerom te rugge:
houdt", Brieven Stat-coll, Tl, 161. Becius, die door de Zuid-Hollandsche
synode bij herhaling nanr Bertius afgevaardigd was geworden, lichtte
evenwel, 8 Oct. 1009, den regent geheel anders in. Vgl. Drieven Stat.«coll.,
JM, 86 en hierachter, bijlage LI.
De recensielijt van den rector magnificus over de jaren 1575—1618, ann-
werig in het Leidsche senaatsarchief, vermeldt op 27 Oct. 1009; »Johannes
(Aegidius' broeder) Betius, Dordracemus, anm. 19. stud. philosoph. Apud
Matthiam Huberti inde Griffioen".
3) wTen was geen cleyne sake— schrijft Baudartius, a. w., boek Í, blz.
19a — dat Bertius, die ghestelt was om regent ofte regierder te syn in het.
Dno-—
THEOLOGISCHE STUDIÉN. VERTREK UIT LEIDEN. 99
door ,sekere disputatie ende andere exercitien, waerin
hy hem also verelaerde, dat doct. Gomarus veroorsaeckt
was geweest den voorn. regent in tegenwoordicheyt van
alle de studenten daer over te vermanen" ".
Maar ook buiten de muren van het Staten-collegie ,
verhief weldra die hoogleeraar-inspecteur zijne af keurende
en waarschuwende stem tegen Bertius' onderwijs. Nadat
Arminius van de hernienwde samenkomst, 13 tot 2l
Augustus op last der Staten te 's-Gravenhage met Go-
marus gehouden*), waar zjj beiden, elk gesteund door
een viertal predikanten als assessoren, het goed recht
dunner overtuiging met allen nadruk bepleit hadden,
4m Leiden ziek was teruggekeerd, duurde het niet lang?),
of de kwaal, die hem reeds geruimen tijd ondermijnde *),
sloopte zijne laatste krachten. Gestorven op Maandag,
den 19e October 1609 ,omtrent de middach" , werd
Arminius stoffeljk overschot ,door menichvuldighen ar-
yerswackt, door veel wakens ghecnuyst, door strij-
verbroken, door qualen versleten, door sieckten ver-
"Gollegye der theologie binnen Leyden, alwaer de jonge studenten wierden
, diemen heden ofte morghen tot den dienst der kereken soude
gebruycken , onsuyver in de religye wiert bevonden. Wat synder voor
Mee meme becomes welckes jonge boomen ver-
iren Zuid-Hollandiae et utriusque synodi Zuid- et Noord-
(zie Oud Synod. arehief, XII, 31, B.) Vgl. bijlage LI
e. Holl., 7 en 19—22 Aug. 1609.
3) Rieeds den 8stes Sept. daaraanvolgend berichtto Dertius aan Oldenbarnevelt:
es gisteren ende eergisteren zeer qualijck geweest, zijnde ge-
ctuintanrt dolore stercoris, welcke zelf in corporibus integris korte wijlen
-pleegt ts maken,— dan de Heere heeft genade gegeven door middel van
o ceri die hem zijn geordonneert". Brieven Stal.-coll., I, 164.
wan den Borre, den 104e» Mei 1609, uit Leiden
: sehrijft
- te Amsterdam over Arminlus' ziekte, in een brief algedrukt
J Lo pnm 1701, pars X, p. 998—300.
; luidt het bij Bertius, Orat. in obit. Arm, p. 42.
i
--
EN
100 DERDE HOOFDSTUK.
teert":) den 22s daaraanvolgend in de Pieterskerk
bijgezet. Terstond na die plechtigheid, hield Bertius over
zijn verscheiden eene redevoering?) in het ,auditorium.
theologieum". Daar het te voorzien was, dat de regent
van het Staten-collegie, sinds jaren Arminius vertrouwe-
ling?), niet slechts met zekeren ophef zou spreken ,tot
lof ende prijs van d'aflijvige", maar dat hij allieht. ook
zou gewag maken van bijzonderheden, min vleiend voor
diens tegenstanders op leerstellig gebied, zoo was hem
door den senaat der hoogeschool verzocht, em had hij
dezen beloofd, bij zijne toespraak alles stilzwijgend te
zullen voorbijgaan, wat Gomarus persoon en dogmatische.
overtuiging betrof*).
3) Petri Berti lijck-oratie over de doot vanden. eexw, ende wytberoemden.
heere Jacobus Arminius, doctor ende professor der Hh, theologie inde
hooghe schole tot Leyden. De welcke by hem ix ghedaen inde. Latijnsche
lale teretont nae de begrae[fenisse in. het auditorium der theologie op. den.
99. Oclobris anno 1609. Ende namaels door een liefhebber verduyst,
Leyden, 1609, blz. 3.— Die »werduitscher" was Corvinus, zie dr. H. Q-
Rogge, Beschrüjvende catalogus der. pamfletlen-verzameling van de boekerif
der Remonstrantsche kerk te Amsterdam, Amst., 1863, st. I, afd. I, blz. 144, 970.
?) Gomarus, Bedencken, blz. 45, achtte die toespraak »niet soo seeré-
uyt de borst ghesproten, als ma de conste der orateuren beschreven", — —
7) Herüus betuigt, in zijne Oral. im obit. Arm. p. 13: »Simul ergo if.
hane scholam (ie. acad. Lugd. Bat.) missi, ex eo semper animis, studiis,
voluntatibus fuimus conjunctissimi". Op die vriendschap viel echter, vol-
gens Gomarus, bij den regent van het Staten-collegie wel iets af te dingen.
Tie Bedencken, blz. 45, 46, waar de hoogleeraar, in de hitte van den
steeds personeeler geworden atrijd, als bewijestuk tegen Bertius een door.
deron aan Johannes Bernhardi (Jan Barentsz.), predikant te Delft, gerichten.
brief publiceert, voor den schrijer op dat oogenblik zeer bezwarend. Al
merkt ook Bertius later te reeht op, hoe Gomarus »niet eerlick ende
hunner vrientschap ghenoech en doet, dat hy privee brieven, die daerom.
besloten ende besegelt werden, op datse wan een yeder niet gelezen emn
souden werden aen den dach brengt, sonder zijnen danck, ende weten" —
het compromitteerend karakter van dien brief wegüemen, vermag hij niet.
Vgl. Aen-spraeck, blz. 19—93.
*) Het pleit niet voor Bertius' waarheidsliefle, wanneer hij— door Go-
marus naderhand daarop grewezen — »stoutelyck" verzekert: »Iek en weet
L — dia
-—
THKOLOGISCHE STUDIÉN. YERTREK UiT LxIDEN. —— 1Ol
E es meende evenwel Bertius in zijne
het onderwijs, door genoemden hoogleeraar zoo
er als later gegeven, op ééne lijn te moeten plaatsen
verwerren der gene die tot de h. theologie
, waren in veel onnutte questien"; of ook,
met ,het versaken der schriftuyre", ter wille van eenige
(0 Lente Da nh Daar-
-entegen werd omtrent Arminius door den regent ver-
zekerd, dat deze aan Leidens academie opnieuw had in-
-gevoerd die wijze van studeeren ,die mannelijek is, ende
niet als i merck ende de gronden van saecken ondersoeckt;
berlin viel, incisione i
Gomarus in geen geringe mate; vooral toen
zjje rede spoedig daarop het licht deed zien,
— geljk hij haar had uitgesproken — in de
taal, maar overgezet tevens in het nederlandsch.
1 -Boiniern, niet en hadde misgrepen met onliefde ,
zhen de waerheydt der saecke, met onghesta-
/'*. meende Gomarus de academische hoorders dier
inzonderheid het groote publiek buiten Leiden,
1e moeten voorlichten door de uitgave van
ch van wersoeck, noch wan belofte", terwijl hij toch getuigt,
den »met goede bewillinzhe onses raets", en in de notulen
"duideli wordt gelezen: »Octob. 19. Decretum est qui
j esset habiturus in obitum d. Jacobi Arminii, nihil ei
d alicujus, collegae contumeliam pertineat". Vgl. Gomarus,
AM; Bertius, Lück-oratie, blz. 3 en Aen-spraeck , blz. 5;
^, cod. VIL, fol. 90. Zie ook bijlage LIII.
ie, blz, 17.
blz. 41.
1
P;
102 : DERDE HOOFDSTUK.
een verweerschrift, welk pamflet gaandeweg nog drie
andere in het leven riep !).
Tot hen, die dergelijke lectuur gretig ter hand namen,
of met zekere voorliefde ter spraak brachten, behoorde
buiten twijfel ook Gisbertus Voetius. Koos hij zomder
een oogenblik te aarzelen Gomarus' partij, zijn respect
ende obedientie", wat Bertius betrof, leed (ook al toefde
hij hoogstwaarschijnljk niet meer binnen de muren van
het Staten-collegie) nieuwe schade, toen deze in een der
uitgegeven vlugschriften openlijk verklaarde: dat het
gevoelen van Arminius reeds sedert lang *) door hem
werd voorgestaan.
Alzoo gestijfd in zijm afkeer van Socinianen en Liber-
tinen — wier geestverwant hij den regent van het
Staten-collegie rekende — bleek Voetius tegelijkertijd
versterkt in zijn haat tegen de Jezuleten, niet het
minst, doordien de onderhandelingen met den Spaan-
schen erfvijand, ofschoon zéér tegen den zin der Cal-
vinisten hier te lande aangeknoopt, nog betrekkeljk
onverwaeht hadden geleid tot het sluiten van een twaal-
jarig bestand, 21 April 1609 in Den Haag plechtig af-
7) Gomarus' »Bedencken" werd als op den voet gevolgd door Bertios"
»Aen-spraek". Danrna verscheen Gomarus" »Proeve", en de Schouwe over
d. Fr. Gemarii procoe van m. P. Bertii acn-spraeck, bij een vam sim.
diseipulen (t. w. Corvinus), tot nodige proteslatie voor de eeve sijna meesters,
ende voorbode van de wederlegginghe van d. Gomari waerschowwinghe
wylgegheven. By Jan Paedts Jakopsz, 1610. Vgl. Hewol. Holl, 15 Febr.
1610. Zie voorts bijlage LIV.
3) Bertius' wieselende opgaven zijn oorzaak, dat die termiju: »sedert
lang" niet nauwkeurig kan bepasld worden. Volgens zijne Aen-spraaeek,
blz 23, was hij omstreeks het begin van 1008 »neutrael"; doch, te oor-
deolen naar biz. 24 van hetzelfde pamflet, had de regent zijn schoonvader
Kuchlinus — die reeds in Juli 1606 overleed — »ten deele ghecomtmuniceert"",
dat hij van Gomarns verschilde sint stuck vande predestinatie ende perseve-
rantie". Vgl. Gomarus, Proewe, blz. 23 alsook diens Bedencken, hlz. 46,
en Voet, Polit, eccles, tom. I, pars Il, p. 498.
|
—— —
THKOLOGISCHE STUDIÉN. VERTREK UT LEIDEN. —— 108
gekondigd!) Om nu later die Papisten op hem bekend
gebied te besirijjden, zocht Gisbertus bij tijds vertrouwd
ie raken met de Katholieke verschilpunten , alsook met,
hetgeen van Protestantsche zijde daartegen was inge-
| bracht). Volledig zag bij de Roomsche vraagstukken,
welke hem uit dit oogpunt belang inboezemden, aange-
geven en behandeld door de classieke disputaties van
en kardinaal-aartsbisschop Robertus Bellarminus *), ter-
hij, wat de polemiek der Hervormden betrof, zich
E verdiepte in de geschriften van den fransch-
MEL o9, na Sn ellen
5 een calvinist, missehien wel Fr, Aerssens, verzekert in het pam-
wan dem Spoensehen raedt, biz. 5 »dat den treves niet en
uyt liefde van den vrede, ende af-keer van de veelvoudighe
qoaa p. 849; Polit. eccles., tom. I, pars II, p. 510, 517.
de vele blauwboekjes over de vredehandelingen, het bestand, zijne
viering, zie dr. Knuttel, a. s, dl. T, st. T, blz. 301—300; 308—
Mucio Haedes E. 211, onder de bijlagen tot fol. 72
aede ende vieren vande Treves", binnen Voetius"
Orat, fun., p. 12.
DT de controversiis christianae fidei adversus hujus temporis
. De uitguve daarvan, bezorgd door Johan, Bapt. Confalonerius,, zag
goletadt het licht. Vooral in zijne »Polit. eecles.", is Voetius
druk aan te halen en te w
"uitnemendsta. leerlingen van Calvijn en predikant bij de Ge-
Xe Parijs sedert 1554, vluchtte de Chandieu later, tot twee-
Genbve, waar hij hoogleeraar werd in het hebreenwsch.
-de joodsche namen: Sadeel (charnp de Dieu) en Zamariel
-Tijne Opera (heologica verschenen een jaar na zijn over-
Genbve. Voetius roemt de »aurea verba Zadeelis" in zijne
o-—
104 DERDE HOOFDETUK.
Girolamo Zanchi'), van den engelschman William "Whi-
taker?) en van den duitscher Conrad Vorst?), toen nog |
hoogleeraar aan de doorluchte school te Steinfort. Ook |
werd, naar vanzelf sprak, door hem kennis genomen yan
den, in geljke richting, uitgegeven arbeid der vader-
landsche godgeleerden Franciscus Junius en Sibrandus
Lubbertus *).
"Tot afwisseling dier elenchtische studién doorliep Voe-
Dispp. select., tom. III, p. 1339. Vgl. Polit. eecles., tom. II, p. 794. Bij le Maire.
kocht hij in 1007 voor 4 gld. O st. »Ant, Zadeelis opera. Theologica", zie.
Oud-aveh. Heusden, E. 9410.
J) De auctie-catalogus van Voetius' boekeri] bevat van Hieronymus Tan.
ehius — achtereenvolgens hoogleerar te Straatsburg, Heidelberg en
terwijl hij voor eene benoeming aan Leidens academie bedankte — ik
lende werken, zoo in quarto als in octavo, Zijne Opera theologica zagen
twee folianten te Heidelberg het licht, ten jare 1613. Op eene auctie bij le.
in 1607 kocht Voetius voor 3 gld. 10 st. »Zanchius, De natura Dei", zie -
Oud-arch. Heusden, E. 910.
7) Voetius bestudeerde toentertijd van Whitakerus, prof. theol. aan de
hoogeschoo! te Cambridge, de Praelectiones in quibus tractatur controversia |
«de ecelesia. contra. pontificios, inpr. Rob. Bellarminum, Herbornae Nassov,
1599 en de Disputatio de sacra scriptura contra hujus temporis papistas, impr.
Fiob. Bellarminum et. Thom. Stapletonum, Herb. Nass, 1600. Vgl. E í
0.l, pars X, Amstelodami, 1704, p. 145.
3) Conrudus Vorstius, Enchiridion controversiarum: seu inder
ecclesiae Romanae, una cum antidoto. Er quatwor tomis
Roberti Bellarmini ín gratiam studiosae juventutis ezcerphus, Steinf,, 4.
alsook Apologia pro ecclesiis orthodoxis, in qua tres primi fidei ^
artieuli plenius. exarinantur. Opposita. thesibus. Jesustarum, Monasterii | |
muper ercusis, Hanoviae, 1007, en Anti-Bellarminus contraetus: hoc est.
compendiosum examen omnium fidei coniroversiarum , proui eas Rob.
Bellarminus IV disputat, suarum tomis eomplexrus est, Hanoviae, 1640,
Vgl. Voet, Thers. heaut, p. 85. Al blijkt Vorstius, uit die geschriften,
maar Voetius' sehatting »non tam erroneus theologus, ac paucis annis post?"
— toch verzekert hij: »jam tum vulpem Socinianam vapido sub pectore ge-
stabat", Dispp. select, tom. V, p. 98, 217.
*) Junius schreef o. a. Animadversiones ad controv. secundam christ. fidei,
de Christo capite fotius ecclesiae, quam ob. Bellarm. dispu. suarum.
libris exaravit adv. hujus temp. haereticos, ex off. Plantiana, 1600; Lub-
bertus gaf uit: De papa Romano libri decem, scholastice et theologice
collati cum disputat. Hob. Bellarmini, Franeq., 1594; De eoneiliis libri.
quinque, Genevae, 1604 ; De ecelesia. libri sex, Franeq., 1607.
E Y E 7A
THEOLOGISCHE STUDIÉN. VERTREK UIT LEIDEN. —— 105
dius met groote meer dan ééne geschiedenis
. der martelaren!). Bovenal verkwikte hij zich aan het
' gulden boeksken van Thomas a Kempis ,De imitatione
"Ohristi" en aan andere ascetische werken, geschreven in
denzeliden eenvoudig-stichteljken gest?) Dit alles had
. plaats buiten de gewone lessen om, ten tijde dat hij
trouw privaat-college hield, zoowel bij Gomarus*) als bij
. Festus Hommius *) — laatstgenoemde behandelde dispuuts-
| gewijze de Nederlandsche geloofsbelijdenis — en dat ook
. de overige practisch-theologische vakken steeds grootere
mei nog andere bursalen, twee malen 's weeks het
ige onderricht van de Leidsche predikanten Adolf
iyzen ), Egbertus Aemilius en den zooeven ge-
«, Dispp. select. Vom. TI, p. 1024 Vgl. Polit, eccles., tom. I, pars
tom. II, p. 137—439, 735; tom. III, p. 978.
Bibl. stud. theol, p. 176, 477; Thers. heaut., p. 190, 319. In
select, tom, I, p. 83, schrijft hij: »Velim modo ostendi quod-
ptum eorum asceticum cum libello 'Thom. à Kempis de imitatione
paria fücere possit?" en, Lom. IL, p. 484, luidt het: »quae notata
n. à Kempis in aureo libello de imitatione Christi". Vgl. tom.
waar hei heet: »Et non immerito Thomas à Kempis aureum
im (exceptis nonnullis, quae juxta errores istius saeculi intereur-
one Christi, hoc titulo insignivit: Qui sequitur me". Volgens
V, p.508, 708—712, wordt naderhand aan Voetius die hoogsehatting
n. h Kempis' arbeid door Maresius beslist ten kwade geduid.
Dispp. selecl., tom, V, p, 644.
onius, Orat. fun., p. 13.
'«& weinig kwam den bursalen hierbij te stade, dat zij gehouden
sondseghs de woor ende naerrniddachsche predicatien van be-
eynde, mit goeder aendacht ende een jegenwoordighen gheesi
*e hooren..... ende den regent tsynen believen ende ver-
conem van tgundt zy gehoort, verstaen, ende ge-
Ordonn., 4595, di, III, art. 94. Vgl. Voet., Bibl. UII
OCHNEMNENM'ND
106 DERDX HOOFDSTUK.
noemden Hommius?), terwij| hij, in Augustus 1610 de
zomervacantie te Heusden doorbrengende, onmiddellijk
gebruik maakte van de gelegenheid hem aangeboden '|
om, zoowel in Meeuwen en Eethen als vervolgens ook |
in zjje vaderstad, gis sente pner Te ME
prediken voor de gemeynte" *).
Gebonden aan de van hoogerhand vastgestelde veror-
deningen, bood hunne dagelijksche levenswijze den kwee--
kelingen van het Staten-collegie in. den regel maar weinig
tijjd ter ontspanning. Nu en dan werd onder toezicht
van den regent ,eene speelreijze" door Leidens omstreken.
gemaakt, waarbij men nochians zeer ,bedagtelijek" mos!
handelen, wilden euratoren en burgemeesters we
,exorbitantie vande costen" zich later niet bezwaan
vinden aan den schaftmeester, op diens overgeleven
verklaring, het uitgeschoten geld terug te betalen?)
Hielden de universiteitsprofessoren elken Woensdag en
zijn collega Joh. Arnoldsz. Ravens (Corvinus) was Adr. Borrius een o
aanhanger van Arminius. Zie VWVoet, Thers. hezut, p. 107. Nog
toentertijd te Leiden dienst: Matthias Platevoet, gelijk Adolf Spramkhuy-
zen, een geestverwant van Gomarus. Daniel Colonius, sedert 30 Mei 4
regent van het Wanlsche collegie, gevestigd op de Groenharegracht, wes.
tevens predikant bij de Fransche gemeente, Vgl. Voet,, Polit, eccles, EO
Ii, p. 68.
1) Voor zijne moeite ontving Homrnius, op aanvrage door hem mi
wan euratoren »sonder dat sulex soude worden petrocken in
volgens besluit dd. 40 Aug. 1010, de som van 150 gulden. Aenilis! well] |
Anna Thomasdoehter, kreeg »om de voorschrovene redenen, ende bysonder
om haeren soberen staet als belast sijnde met ses cl
eveneens 150 gld. ter vergoeding, Hand. v, eur., 8—19. Fobr. 16141.
7) Die bijronderheid stant vermeld in de aanteekeningen door Nicolaus
"Voetius, zoon van Gisbertus, neérgeschreven in het kerkeraads-actenboek der
gemeente Meeuwen, alwaar hij predikant wns van 1657 tot 1066. Kist en
Moll, Kerkhist. arch., dl. I, blz. 312.
?) Dit. gebeurde 0.3., tijdens Kuehlinus" rogentschap, met eene sdeclaratie |
van costen", ingeleverd door den oeconomus Franck van Dobben. Eerste
register, net v. 129 Mei en 19 Aug, 1597.
ÉÜ—m—
THEOLOGISCHE STUDIEN, VERTREK UIT LEIDEN. —— 107
| dagen meestal vrjj na bekomen verlof ,buyten der stede
om te spelen, ende hun te verlustighen , midts
et onbehoorlyex en werde bedreven , twelck ont-
'off ergernisse zoude moghen veroorzaecken" ^).
rupe alummen op zware straf verboden ?). Wel
zagen zij zich, binnen het Collegie, drie keeren
gelegenheid gegeven tot ,dexercitien des lie-
, beghinnende tewinters een uyre voor het middach-
Eua uns voc hitcipoltcoad t een
t nuttige maatregel , in het belang der gezondheid ook
oetius , die, reeds tijdens de laatste jaren van zijn
te Leiden, af en toe werd geplaagd door eene
aandoening der milt, aan welke hij naderhand
door een nauwgezetten leefregel, gevoegd bij het
ran passende geneesmiddelen , ten deele het hoofd
| te bieden *).
der Staten ordonnantie mede, dat ,verkeer-
quaertspelen, taerlinghen: ofte yet diergelyex,
tselve oick soude mogen noemen", buiten de
1 het Collegie moesten blijven *) — de strenge
aronder Heusdens bursaal voorheen was opge-
aan zijne persoonljjke neigingen , maakte
alleszins gemakkelijk dit gebod trouw te eer-
Met zije bevordering tot de zuiver theolo-
en 496.
qm, aec 34. Vgl. Voet., Polit. ecles., tom. HI, p. 744.
y pe 96.
HX
108 DERDE HOOPDSTUK.
bruik, tevens het recht verleend, cu iE
het Heusdensche St-Cnecilingilde?) — reeds de zi
eenige stichteljke liederen ?) ingestudeerd, sedert
afgelegd examen aan ,mensa prima" gezeten was,
Voetius either zoowel als fluit en orgel bespelen
het voorte geheel met zijne inborst strookte,
slechts de praktijk, maar ook de theorie der m
hoorljk eigen te maken *).
Lk
!) Zie bijlage XLIII, en aldaar het antwoord van Bertius op het hem
geboden request.
2) Oud-arch. Heusden, E. 944, bijlage tot fol. 35 der gem
over 1609.
?) »Sed quia suavissimos modulos plerumque aptari videmus
insulsis, otiosis, saepe subobseoenis: ut propriam obi
iheologiae studiosus sectetur musicam psalmodicam Joh. Petri
ete.", sehrijft later Voetius in zijno Bibl. stud. theol, p. 495, te
Ordonn., 1595, dl. IIl, art. 37 aan het slot, bepaald wordt: »in s
werstande dat sy geen musyckboncken en sullen mogen hebben, da
kennisse, ende toelatinghe vanden regent, op dat zulex alle on t
lichtveerdicheyt, voor zoo veel moghelyck is, mach werden gems
verhoet".
*) Essenius, Orat. fun. p. 14. Na het laatste nummer in den andi
catalogus van Voetius' bibliotheek komen voor: »eenige paequetten
boeken en een phiool de gambe".
*) Zie den auctie-catalogus (pars IL misc, in folio, n?. 17, »|
iroduction to musie") en BibL stud. theoL, p. 494. Vgl. Polit.
iom. Ll pars I, p. 544—598; tom. Il, p. 744. Wanneer Cd. 1 Hue
in zijn werk Het land van Rembrand, Haarl, 1886, dl. FL, Ic hell
blz. 98, gewaagt van Voetins' degelijke, maar »boersche" opleid
de schrijver jets, dat hij moeielik kan verantwoorden, Ware ook
bursaa! niet voortgekomen uit een deftig gezin, dan nog had all
verkeer met zije studiegenooten, naar Jan van Hout indertijd o
»wech genomen ende gebetert de botticheyt, diememn ons Hollat
schimp, t'sy in ernst, teleken innewreef ende voor de schen | SN
Innel. emde aenv. vant Coll. dev theoL, blz. 46. Vgl. daareabde Son
inaug. p. 18. |
0 ospiti en. gehouden bij de.
van het Staten-collegie, dat?) ,soo wie inde
ne studien, ghemeene tafel ghebruycken ,
r dezelve meesters ende opsienders, als soghe-
in eener melek, onderwesen worden, dezelve
! gehoorsamen, ende dezelve maniere van leven
— derzelver gemoederen ende willen in deser
mengroyen tot eene zeer nauwe vrientschap ,
wijee aengenaem ende profijtich zy" *), zoo
hij natuurljk buiten den invloed der praedesti-
reschillen ,met hunnen aencleve", eerst later op-
: jen. Ten bewijze zou kunnen dienen Voetius' hou-
g ir vervolg van tijd tegenover Geisteranus, Barlaeus ,
jpius en Dwinglo, zjje vroegste vrienden binnen
ium theologicum ?).
verkeer met die studiemakkers nog te Leiden,
opig de strijd der meeningen aan hunne onder-
uding weinig of geen afbreuk. Inzonderheid
us zich aangetrokken tot Johannes Geiste-
edig van aard, bedeeld met een innemend
m en vredelievend, goed op de hoogte der
wijsgeerige vraagstukken , gemakkelijk dich-
rea constans est apud omnes sententía, futurum, ut quicunque
dolescentia, in juventute, communibus studiis, communi
itur, eorum etiam animi et voluntates hoc modo in
mon sibi tantum utilem et jucundam, sed etiam
societaLi multis modis gratam et fructnosam.
". Joh. Kuchlinus, Oratio, p. 14.
XIX, fol. 39a. Vgl. Voel., Polit. eccles., tom. III, p. 547.
^ Vgl. Voet, Dispp. seleet, tom. III, p. 783;
"THEOLOGISCHE STUDIEN, VERTREK UIT LEIDEN. 109 £
—À4
110 DERDE HOOFDSTUK.
tende zoo in het grieksch als latjjn, sehreef deze — ge-
reed het Staten-collegie vaarwel te zeggen') — im het
»ülbum amicorum" van Voetius den 2]se» November
1608 een kort maar keurig epigram?). Ruim twee jaren
vroeger was Caspar Barlaeus vertrokken. Diens liefde
voor de poézie der classieken gaarne eerbiedigend, koes- |
terde Gisbertus evenwel geen grooten dunk van zijne |
godgeleerde kennis. Ook Barlaeus wijdde den vriend een |
Latijnsch vers, doch, volgens zijme gewoonte, vervat in
vrij hoogdravende taal?). De derde der oudere studie-
genooten, Simon Episcopius, bracht hem, naar aanleiding
van zeker motto*) toentertjjd door de studenten bij het
?) Beiewn Statcoll, YI, 100. Voet., Dispp. select, tom, I, p. 488—490.
3) Zie bilage LV. Vgl over die »alba amicorum" Schotel, Academit,
blz. 356—358. i
3) Voet, Polit. eecles, tom. I, p. 40, 47. Vgl. p. 66 em tom. IIl, p.
48 sinter quos non infimus insignis poéta Barlaeus", alsook Dispp. seléch,
tom. ], p. 508 en tom, V, p. 469; Crenius, o.L, pars XIIL, Lugd, Bat,
1705, p. 47.
5) Te weten: »Nullius addictus jurare in verba magistri", — Dat ook
Voetius, indien hij zulks noodig achtte, naar dit motto wit te oordeelem
en te handelen, blijkt uit hetgeen hij, J0 Maart 1643, bij gelegenheid der
witgave van Gomarus' werken, schreef aan den Groningschen hoogleermar,
Mart. Schoockius: »De editione operum d. Gomari non possum nom mob
et publico gratulari. Unum monueram rev. ministrum ex tribus editoribus,
qui mihi hic adfuit, ut supprimeretur disputatio de decretis Dei: me seame
dalum hine oriatur apud nostros, Lutheranos, Pontificios, atque ita indigua.
macula tanti theologi eruditio, 4xj/Bez, orthodoxa aspergatur. De sabbatho-
non usque quaque per ommia feliciter decay. Sed hoc habet cum pluribus
commune". Acquoy en Rogge, Arch. v. Nederl. kerkgesch., dl. IV, bla. 300.
Voetius ging daarbij uit van den stelregel: sMaximum vanitatis et ventosas
ablalíag signum est, nihil velle tanquam oxemplar ant exemplum, etiam.
in sapientissimis ei probissimis, aut in majoribus, aut praeceptoribus, aut.
amicis suis intueri et sibi proponere: quia scil. jam tritum est, aut saltem.
aliis etiam notum, aut non est novum ac singulare, aut n te primitus non.
inventum, non factum. Nec tamen ab altera parte tam ducliles et. stolidi.
imitatores quorumvis dictorum et factorum etiam a sapientibus et bonis
immo optimis profectorum esse debemus, ut absque rationali examine de
js peremtorie statuamus aliquod aozàg ieofses: uti Pythagorae discipuli de
ipso, ajràc fQa". Dispp. select., tom. IV, p. 144. Vgl. tom. H, p. 164; Ill,
p. 1112, 1113, 1254; V, p. 57.
THEOLOGISCHE STUDIEN. vERTREK UIT LEIDEN. —— [lll
neérschrijven hunner album-ontboezemingen veel gebruikt,
in sehier overmoedig klinkend proza, gelijk Voetius later
opmerkie ,een profetischen afscheidsgroet"") Moest hij
eindeljk ook Bernardus Dwinglo?*) en Josephus van
missen, hun verlies werd dubbel vergoed door den
hechten vriendschapsband, zoo binnen als buiten de muren
van het Stateu-collegie?), gesloten met, Johannes Cloppen-
burch, zijn ,alter ipse", geljlk hij hem naderhand placht
p en met Antonius Plancius*) Andere bur-
o o pee 45.— Wat Episcopius, onder genoemd
-motto, in het album. van Voetius schreef, luidde aldus: »Nemo unquam
quidquam magnae frngi edet in ulla seientia, qui non eo aspirare audet,
mt possit aliquando de praeceptore suo judicare. Nec facile est currere
hemini, qui nimia religione pedes figit in vestigiis alterius, eujus potius
debebat celeritatem et vigorem corporis optare et imitari, quam passus
mumerare",
3) Deze bood hem —zie Voet, Polit. eccles, tom. Il, p. 47 — den 114mm
4609, de volgende dichtregelen tot een aandenken:
»Arrham favoris hane tibi libens linquo
Amice Voeti, nocte ne tegant coeca
- Ventura amorem secla mutuum nostrum,
E Sed. nos loquatur morluos anus charta,
Ip notescamus et magis inpet
2m 462e Juni 1607 als »Coll. alumn." bij den rector magnificus in-
» gingen Johannes Theodori Cloppenburgius en Antonius Plancius,
nt, bj te Leiden inwonen. Briewen Stal.-colL, V, 178.
daarmede 90 en 104. Zie ook hierboven, blz. 77 en blz. 98, kai: di
|Noet, Thers, heaut, p. 75. Vgl. Polit. eccles., tom. Il, p. 757, waut
heet: »commilito et contubernalis in academia Leidend ami-
of ook tom. HII p. 974, waar hij door hem genoemd wordt:
, academicis Irópvxse". Vgl. Dispp. select, tom. V, p. 133.
- 3) Deze was een zoon van den Amsterdamschen predikant, em behoorde
-»intimi". Voet., Dispp. select., tom. 1, p. 655; Polit. eccles.,
E eL 415. — Als Voetius' vrienden uit het Staten-collegie staan
Jbewendien nog te boek Gosuinus Buytendyck en Joannes Sueten. Zie
a tom. V, p. 083, en Polit. eccles., tom. I, pars II, p. 440. Ook telds
H er Leidsche academie, onder zijue »commilitones" Hermannus Folinus,
Cm
112 DERDE HOOFDSTUK.
salen wederom wist Voetius uit de jongeren!) tot zieh
te trekken en aàn zich te verbinden, door gedurende
zijn laatsten studietjd te Leiden op te treden als docent
in de logiea?). Begonnen met Keckermanns ,Systema
majus" te verklaren , repeteerde en examineerde Gisbertus
later naar aanleiding van het behandelde, terwijl hij ook
geregeld iedere week over een bepaald onderwerp liet.
disputeeren, of breedvoerig de theses besprak door som
migen gesteld en uitgewerkt. Een der beste discipelen
op dat privaat-eollege was ongetwijfeld Franek Pietersz.
Burgersdyck 5, die, zéér met Voetius bevriend, naderhand.
in gelijken geest de philosophie onderwees zoo aan de
academie van Saumur als aan Leidens uniyersiteit *).
[!
later geneesheer in Den Bosch, en Leonardus Conincksbergen; ho
Thers. heaut., p. 28& en Polit, eccles, tom. If, p. 695. |
*) Voetius' jongere tijdgenooten, binnen de eigenlijke studentenwereld, -
waren o.a. de twee Hensdenoars, Valerius Adriani a Boockhoven en Cor- |
melius Blanckaert. Laatstgenoemde wordt, ten jare 16923, vermeld op de.
schepenrol zijner vaderstad. Zie van Oudenhoven, a.w., blz. 100. Ook stu-
deorde er uit Heusden in 1010 te Leiden nog een Joannes Blanckaert, -
die inwoonde bij den rector Fraudenius. Zie Volumen 1 inscriptionum sit
catalogus studiosorum academiae Leydensis, 1575—1618, aanwezig in bwt-
senaats-archief Beiden, Cornelius en Joannes, waren zoons van dem üme-
saert Nicolaus. 4
*) »Postea annis provectior, aliis collegia logica tum didactica, 1
practica, tum disputantium aperui". Voot, Polit. eccles, tom. Ml, p.
Vgl. hierboven, blz. 52, aant. 6, alsook bijlage XXXV. Neigsha Kssenius,.
Orat. fun, p. 13, trad oeiius als privaatdocent in de logica op sque ma- |
gis novitios ab erroribus Arminianorum praeservaret", Naar het xnij voor-
komt, kuunen ook geldelijbe omstandigheden daartoe aanleiding regewem
hebben, Zie bijlage LVI.
*) Brieven. Stat.-coll., I, 179.
4) »Hic (n. Fr. Burgersd.) in albo amicorum, quod moster (n. Voetius)
habebat, nomine suo inseripto, praeceptoris elogio eum honoravit; sed
noster, ad declinandam invidiam, aliquanto post id expunxit", Essenijus, .
Orat. fun, p. 13. Vgl. daarmede Voetius' eigen getuigenis: »Philosophus
Burgersdielus amicus cum viveret, mihi perquam charus, et meus olim in.
collegio logico practico, et disputatorio discipulus", Dispp, selech, tom, IV,
p. 987. Vgl. p. 259 en tom. V, p. 426.
THEOLOGISCHE STUDIÉN. VERTKEK UIT LEIDEN. 113
Door verschillende professoren wegens zijne meer dan
gewone dialeetische bekwaamheid bij herhaling aange-
zocht om in de wijsbegeerte te doctoreeren, onder be-
lofte hunnerzijds, dat de voorwaarden tot die promotie
z00 onkostbaar mogeljk zouden gemaakt worden, wei-
gerde nochtans Gisbertus elke uitnoodiging van dien aard
. 0p te volgen ?. Zijne gedachten werden ingenomen door
. geheel andere dingen. Het Staten-eollegie, waarbinnen
hij vroeger als alumnus had verblijf gehouden of, niet
. zeer waarschinljk, nog voortdurend vertoefde, begon
maar zjne sehatting hoe langer hoe beslister te geljjken
), Q6en kuyle Josephs", nadat de regent Bertius in
persoon met ruim veertig geestverwanten den
Januari 1610 te Gonda was bijeengekomen, om er
Ee wat na Arminius' dod diens
&anhangers te doen stond. Weldra bleek de bekende
istrantie", met haar vijf artikelen Oldenbarnevelt
, doch bestemd voor de Staten, van genoemde
ing de vrucht te zijn?)
s denzelfden tijd verseheen — weder met op-
i aan 's lands regeering — het , Tractaet van t' ampt
authoriteyt eener hoogher christelycke overheydt in
e saecken", gesteld door Johannes Wtenbo-
onder wiens voorzitterschap ook ,de ligue" der
Arminianen te Gouda gesloten werd. Beide
en veroorzaakten groote opsehudding binnen
ius, Orat. fun. p. 13, 14. Zie voorls Acla acad. L. B., cod. VIII,
»de ratione et modo qui tenebitur in promotionibus
"Collegii". Vgl. Hand. v. cur, 4 Maart 4598,
, Wienbogaevt, dl. Il, blz, 90—96.
., 16 Febr. en 20 Dec. 1610. Later, hoogleeraar te
-Voetius tegen dat »Tractaet" een drietal disputaties, in
"witgekomen onder den titel: Grondige ende pertinente ver-
vwragé wien de kercheljcke macht toekomt, Vgl. Polit.
pars], p. 499, en Rogge, Wtenbogaert, dl. V, * 96—35.
E |
1n DERDE HOOPDSTUK.
het kamp der Gomaristen; voornamelijk, wijl kort daarna
een schrijven volgde, door de staten van Holland en
West-Friesland gerieht zoowel tot de classikale verga-
deringen in die gewesten als tot curatoren der Leidsche
academie, met verzoek aan laatstgenoemden : professoren
en studenten ,te willen insinueren, dat een yegelijck |
hem sal onthouden van voort aen in eeniger manieren
in druck ofte geschrifte yet uyt te geven opt ampt der
overigheyt, in kercekelycke saecken, opte predestinatie
ende de poincten daer van dependerende, op peyne van
als wederhorige gestraft te worden" "). En juist had Voetius
zich aangegord, om onder den ,venerandus praeceptor"
eene zeer actueele disputatie te verdedigen, getiteld: ,De '
cognitione et natura Dei", waarin hij ijverig daeht te
velde te trekken tegen tal van onrechtzinnige meeningen
door de beide Socini en, op hun voetspoor, ook door -
Conradus Vorstius voorgestaan?*) 'Ten gevolge van der
Staten ,missive", moest dat plan echter onuitgevoerd
blijven; jammer genoeg , wijl — naar het hem toeseheen —
eonfessie en catechismus te Leiden groot gevaar o
allereerst binnen het Collegium theologicum.
Ofschoon de Staten in een vertrouwelijk schrijven yan
15 Februari 1610 Bertius hadden aangemaand, zich der
*) Hand. v. cr, 24 Maart 1010. Vgl. Acta aead. L. B., cod. IX, fol. 4s
Resol. Holl, 11 en 23 Maart 1010. Zie ook Voet,, Polit. eccles., tom. L,
pars Hl, p. 474, 475: wQua arte et intentione haec prohibitio tune faeta,
odorari facile poterant, quotquot polypo non laborabant".
3) »Postremo eurrieuli academiei anno collntis ac consultis allis theologis
qui in manibus erant, conscriptionem disputationis de cognitione et natum
Dei, contra Socinianas et Vorstianws opiniones, sub praesidio d. Gomari
defendendam, rmoliebar", Dispp. select, tom. V, p. 458. Vgl Essenius,
Oral, fun, p. 19, wiens bericht eenigszins nnders luidt: »Paraverat
(n. Voetius) etiam disputationem theolopgieum de notis ecclesiae contra Pontifi-
cios; itemque alteram de Deo adversus Conr, Vorstium; et praesidium cl.
Gomari rogaverat, sed hoe non impetravit per motus academicos istius
temporis",
—
nm———
THEOLOGISCHE STUDIEN. VERTREK UIT LEIDEN. — 115
bursalen ,respecet ende obedientie" te verzekeren door
»Eoede modestie ende leven"; waartoe zeker veel zou
bjjdragen, dat hij hen met geene ,nieuwe questien" bezig
hield?), noch hun toestond zich te verdiepen ,in eenige
eurieusheyt der differentiale poineten, die onder de theo-
loganten al te vehement (Godt betert) gedisputeert wer-
den") — zoo scheen evenwel hunne vingerwijzing op
den regent weinig of geen indruk gemaakt te hebben.
Immers lieti Bertius, naar hij den Edel Mogenden ant-
woordde, geene gelegenheid ongebruikt, om , wanneer hij
4n het Collégie bij eene bijbellezing de Sehrift verklaarde
of aldaar de geloofsbeljjdenis en den catechismus behan-
delde, zijjen discipelen te leeren: ,dat Godt de Heere
Alle mensehen wel wil zalich hebben; dat het bloet Jesu
Uhrisii ons reinicht van alle onse zonden; dat t geloove
ons moet toegerekent werden ter gerechtigheyt" , terwijl
hij, aan den anderen kant, hen voorging met beslist te
:',dat Godt, almachtich van eewicheyt t meeste
der menschen zonder aensien van zonde ter verdoe-
duemisse zoude hebben geordineert, ende zeer weinige ter
zalicheyt; dat Jesus Christus alleen. gestorven is voor die
alzoo uytvereoren zijn, ende dat de zonden van dese
menschen, hoe groot ende swaer dat ze oock zijn , moeten
-yergeven werden; dat Godt door een onwederstaenlycke
"eracht dese allen treckt, willende dat d'ander verloren
gen". Hierbijj kwam bovendien — iets, wat Voetius
3) Briecen Sat-coll, T, 485. Vgl. Resol. Holl, 45 Febr. 4040.
3) Laatstgemelde woorden komen voor in eene aansehriving, door de
"ststen van Holland en West-Friesland tot de bursalen gericht. Zie Hrieveri
Btat-coll., Vl, 186,
3) Bertius moet blijkbaar gerekend hebben op der Staten onkunde in
ogmalicis, om, met het oog op "t híerboven aangehaalde, den Mog. H H.
te durven verzekeren: »Dit is in rechter senvuldicheyt. de verelaringe van
alle myne -subtylheden, ende dit zijn de nieuwe wegen, die my ver-
a
| |
116 DERDE HOOFDSTUK.
later betuigde even lichtvaardig als ongepast te vinden *) -
dat, kort na de zomervacantie van 1610, te Leiden
steelswijze een boek van hand tot hand ging, met Ber-
tius' naam als schrijver op den veel vertoon makenden,
uitdagenden titel: ,Hymenaeus desertor" 9), waarin toe-
stemmend door hem werden beantwoord ,twee vraegh-
stucken van den afval der heylighen", namelijk: of de
reehtvaardige zijne rechtvaardigheid verliezen kan, en of
hij, in dat geval, ware rechtvaardigheid heeft bezeten!
'"Terwil zulke dingen ongestraft plaats grepen, achtte |
Gomarus zieh verplieht den regent van het , mede aan zijn
opzicht toevertrouwde, Staten-collegie hoog ernstig te ge-
moet te voeren: ,Gheeft uwe leerlingen gheen oorsaecke
van meyneedicheydt, wetende dat sy alle ghesworen
hebben, in onse tegenwoordicheydt, dat sy geen andere |
leere en sullen volgen, dan die in d'universiteyt geleert
wordt, dat is, de gemeyne leere der confessie ende cate-
chismus" *. Maar ook dier universiteit zelve dreigde een.
kwaad, hetwelk den hoogleeraar en zijne geestverwanten
ien zeerste verontrustte. Sinds den 194e» October 1609 —
dacht maken in leere ende leven. Dit zijn de questien, die ick ter
lheyt vande texten der schrifture mijne discipulen afvrage, conform de
des catechismi". Briewem Statf.-coll., IL, 186a. Zie verder bijluge LVII.
3) Voet,, Dispp. select, tom. IIl, p. 771. Vgl. Polit. eccles., tom. H, p. 71.
3) P. Bertius, fhymenaeus desertor sive de sanctorum apostasia. proble-
mata duo. 4 An fieri possit ut justus deserat justitiam suam? 9 An.
deserilur fuerit wera justitia? Lugd. Bat, 1001 (dat moet zijn: 1640).
Eene Nederduitsehe vertaling daarvan zag o.a. in 1613 het licht, getiteld:
JHymenaeus deserlor. Ofte: twee vracgh-stucken, van den afval der heyli-
ghen. Het eerste, of hel oock moghelijck zy dat een vechtweerdigha. tyne
rechtveerdigheydt verlate? Het tweede, of de rechtecerdigheydt, die wer-
laten. wordt, een ware rechtveerdigheydt zy gheweest?. Beschreven in. La-
tünscher sprake: door Petrus Bertius, regent in het Collegie der godheydt
tol Leyden. Ende nw overgheset in onse Nederduytsche tale. Ghedruckt.
(zonder naam van plaats en van drukker) in 1613. Zie dr, Knuttel , ar, t0., dl,
l, st. L, blz. 385. Vgl. ook bijlage LVIII.
3) Gomarus, Proeve, blz. 34.
THEOLOGISCHE STUDIEN. VERTREK UIT LEIDEN. 1
toen na Trelcatius junior Arminius was gestorven —
had het godgeleerd onderwijs aan Leidens hoogeschool
ten tweeden male!) uitsluitend op Gomarus' schouders
gerust. Van onderscheiden kant waren er reeds nu en
dan personen genoemd, om in die leemte te voorzien*).
Op aanbeveling van Johannes Wtenbogaert zochten cu-
ratoren en burgemeesters een der beide vacante leerstoelen
ie doen bezetten door Conradus Vorstius), destijds ge-
plaatst aan het academisch gymnasium van Steinfort;
»waarna de andere katheder zou worden ingenomen door
:den Haagschen hofprediker zelven, ook al rekeude hij
zich weinig geschikt een dergelijk ambt te bekleeden *).
Doch — en dit gaf bjj Wtenbogaerts toestemming den
doorslag — zoodoende werd voortgezet de ,forme van theo-
logie sulex als die bij d. Arminius saligher begonst was" *).
| Heden genoeg voor de tegenpartij om ,dese beroepinge
, MEE a m iMd M 1602, van
"Trelcatius senior en Franciscus Junius, beiden toen aan de pest
3) Te weten: Bertius, diens zwager Hommius, Corvinus en anderen.
3) Wgl het opstel van dr. Rogge: »Het beroep van Vorstius tot hoog-
-Jeeraar te Leiden" in de Gids, 4873, dl. II, blz, 31—70; 499—559.
- sMen mocht hier teghen doen watmen wilde — schrijft Baudartius, a. w.,
Jboek Il, blz, 38b — Wtenbogaerts haene was coninck, hij over-crayde alle
E. Onder de bezwaren door Wienbogaert opgeworpen tegen zijn aanne-
en van het V cejeeh komt voor: »dat hij niet en was gewent latijn
te ea welek nogtans gerequireert wort bij de studenten wiens
ooren goo geheel delicaat sijn, ende voor al dat hij sig in soo lange jaoren niet.
en hadde geoeílent in disputationibus twelck het principaelste was vande
- weorsehreve professie, — behalven veel andere ooreaeeken die hem souden
muogen deterreren om in dese periculose ende knibbelige tijden sodanigen
last m 1e vaerden, daer toe hij de schouderen niet en hadde om te dra-
een". Hand. v. eur. 17 Maart 1610. Vgl. met die zelftritiek het oor-
deel, kori en krachtüg, door Voetius over Wienbogaert geveld: »Joh,
"Witenbogandus theologus «eAemowerégos 4 deonsyacórtpes". Polit. eccles. tom.
Dx Vie ook Thers, heaut., p. 78.
v. cur, 10 Juli 1610,
CHENEENN
118 DERDE HOOFDSTUK.
seer heftig te eontremineeren" "). Gomarus , door euratoren
gevraagd ,eens ter goeder trouwen ende met een besadigt.
gemoet te willen verclaren, wat redenen hy hadde tot
misgenoegen in de beroepinge Vorstii"', aarzelde niet te be-
tuigen, dat het, bij overkomst van dien als athelst ge-
brandmerkten ,doctor ignorantiae" ?, onmogelijk missen
kon, of Leidens universiteit werd door ieder ,gedecrieert" ;
want ,hoewel d. Arminius sijn gevoelen hadde, soo was
hy nogtans een Sant te rekenen by desen"*) Niet gun-
stiger luidde de verwachting, gekoesterd omtrent den
Steinfortschen professor door het meerendeel der studenten |
in de theologie. Had men acht jaren vroeger binnen
dien kring zich ,seer genegen" betoond, Arminius voor
den opgevallen leerstoel te winnen") nu daarentegen
werd door sommigen geen middel onbeproefd gelaten,
om, zoo mogeljk, zijn geestverwant uit de academische
gehoorzaal te weren. Bij dat pogen onderscheidde zieh |
volgens Voetius voornamelijk zijn studiegenoot Kaspar
|
|
'
Wiltens*) Op het punt, door de classis van Amsterdam | |
als predikant ten dienste der Oost-Indische compagnie
te worden uitgezonden, besteedde Wiltens den
tid van zijn verblijf te Leiden aan het opstellen van
request, dat, door acht daartoe aangewezen theologanten
goedgekeurd en vervolgens door ruim vijftig hunmer
onderteekend *, op den 34e» October 1610 bij HH. cura-
toren werd ingediend, met verzoek het ter hand te
1) Zie bijlage LIX.
*) Dien naam hadden, naar het schijnt, reeds sommige studenten aan
Vorstius gegeven. Hand. v, cur. 30 Sept. tot 9 Oct. 1610.
3) Hand. v. cur, 30 Sept. tot 2 Oct. 1610.
3) Hand. v. cur., 9 Nov, 1602.
3) Gekarakteriseerd door hem als wegregie doctus et pro aetate prudens".
Voot,, Polit. eocles., tom. Il, p. 65. Vgl. Dispp. select, tom. IL, p. 815.
*) »'t Ghetal vande ghene die tot de overleveringe van dít ghe-hanteyekent.
hebben, is gheweest ontrent de vijf oft ses-en-vijftich, te weten, alle.
L.
nail
119
n aan de gedeputeerde staten van Holland
on in hun adres ten volle erkennende, dat zij
,altijdt hadden hooren vernoemen als een per-
-yan groote geleertheyt", met wiens gaven ,seer
winst voor hen viel te doen, lieten zij nochtans
ere zyden" niet onopgemerkt ,hoe sy hadden
, len deele uyt het getuygenisse van de theolo-
faculteyt der universiteyt tot Heydelberg, ten
"yt het oordeelen van verseheydene trefleljjke,
, ervarene ende godsalige mannen, ten deele oock
eb lesen van sijn schriften ): dat de selfde d. Vors-
vwerscheydene, ende dat seer gewichtige articulen
lende vande leere die in onse Gereformeerde
n, so hier te lande als elders, eendrachtelijck uyt
g woort, geleert ende gheprediet werdt", Uit
,remonstreerden ende suppliceerden sy met
edigheyt, dat doch het beroep van d. Conradus
gheenen voortganck hebben" en hij over hen
ester, leeraer ende professoor niet en mochte
| gestabilieert" *). Zonder dat Voetius in zijn bericht,
(thien ofte twaelf partialen uytgesondert) die de lessen der
imde godtheyt te dier tijt hoorden, sonder daer toe te nemen
gehoor der selver noch niet ghecomen waren", Aldus bericht
»tot den leser", dat aan het later in druk versehenen request
Mt. Volgens Baudartius, a.w., boek IL, blz. 38b, werd dit verzoek-
or de studenten aan curatoren overhandigd »op dat sy gheen on-
lek wt sym (Vorstius) vergiftiehde borsten suygen en souden".
wis enkele maanden vóór het overleveren van hun request, had
ogiseh stodent te Leiden wit Vorstine geschrift De matura et
geéwaagt Voetius van »ommia Conr, Vorstii
in zijne Políi. eccles, tom. IT, p. 70. Vgl. Dispp., select., tom.
-wande studenten in de h. theologie , ghelevert inde handen
dle heeren euraleuren van de universiteyt tot Leyden.
p" ende den. sesthienden des selfden maents inden
120 DERDE HOOPDSTÜK.
omirent Wiltens zulks uitdrukkelijk vermeldt, |
toch buiten eenigen twijfel genoemd request. mede onder-
teekend!), en dit te eerder, wijl hem niet onbekend zal
gebleven zijn, hoe de regent van het Staten-collegie, door.
zijn optreden?) in dezelfde curatoren-vergadering, waarin
ook Gomarus gehoord was, alle krachten had aange
om de verzorgers der Leidsche hoogeschool te
dat sj sig niet en wilden laten affkeren, van s
nuttelyeken instrument voorde universiteyt totte
der theologien te beroepen" ?). Dienaangaande kon.
gerust wezen, Niet alleen toch reisden curatoren
daarop naar Den Haag, om er persoonlijk Vors
ie bepleiten bij Oldenbarnevelt eu. de Gecommi:
Haden *); welke laatsten — naar don Steinfortschen. i09
UII aende H.H. müjnheeren de gedepulterde staten van Hollant ende c
Vriestandt, aengaende de beroepinghe C. Vorsiii, enz. (z. n. v. i:
anno 1611. Het oorspronkelijk ingediende fex emm
handteckening van 56 studenten, schijnt verloren, blikt althans
wezig in het arehief der Leidsche curatoren. Even wordt het
op het ri]ksarchief te 's-Gravenhage, of op het stedelijk archief te Li
3) In overeenstemming met wat Voetius verklaart, Dispp.
p. 90, »in me, quem theologum erthodoxum ipse agnoscit, quique.
Worst $mzy/s adhuc in academia Leidensi studiosus juxta
lrobézwc pro viribus invigilavi".
3) Bertins verseheen , te gelijk met zijne partijgenooten mots
en de predikanten Borrlüs en Isueus Johannis. tstt
»kerckendienaer tot. Noortwyck",
7) Hand. v. cur., 30 Sept. tot 2 Oct. 1610. Bovendien had Bet
het begin der zomervacantie, aun Vorstius een particulieren brief g
waarin hij o, a. schreef: »Quum ad vos publico nomine discederet.
Dei servus d. Joannes Uytenbogardus, non potui non privato etiam it
meo aliquid per ipsum a4 te dare litterarum, quo et negotium pu
meae apud te voluntatis testificatione commendarem, et rogarem. sii
post excessum incomparabilis viri d. Jacobi Arminii in ista scholae ece
constitutione tuam nobis operam non denegares". Dat. Lugd, Bat., 46 Ji
anno 1640. Praesl. ac erud. viror. epist, p. 950,
4) Beiden waren, naar Voetius meende, volstrekt niet bij Ee
het Vorstiaansch geschil te oordeelen, Wat Oldenbarnevelt betrof, E
hij naderhand: »Ne dicám, Nestora eorum, vere talem in negotiis hujus
saeculi, sed bis puerum foime in controversiis tunc agitatis", tecwijl van
STUDIÉN. VERTREK UIT LEIDEN. 121
ver werd — ,wel middel souden connen
. de wrevelaers te cohereeren"; maar binnen
teruggekeerd, ontboden die ,voedsterheeren" ook
. vo hun rechterstoel een vijftal, nog niet tot ,mensa
bevorderde en dus nog niet in de theologie stu-
bursalen?), ten einde dezen ernstig onder het
brengen, hoe verkeerd zij hadden gehandeld met
Ee »beroepinghe" te verzetten en daartoe
te beschouwen, bleven twéé der vijf kwee-
beslist weigeren aan het verlangen van HH.
en te voldoen, ,seggende , dat sij in haer conscientie
conden bevinden dat sjj qualic gedaen hadden" , het-
Rene gef. vet. bier ontslag uit het
leverden van hetgeen straks, op meer uitgebreide
en door hem verklaard werd: »Ordines Hollandiae, maximam partem
wr. personen, dio geene academische opleiling hadden genoten),
! en Gilbertus Nieuwenhuyzen. Hand. v. eur, 8 en 9 Nov.
Fr de verhouding van Voetius tot Samnel Ampsingius, xie Polit.
p. 928, 929.
uà cur, 8 en 0 Nov. 1010. Vgl. daarmede het woord »tot den
in het u request, De ontslagen alumnen waren Platevoet en
paar maanden later werden »den regent Petro Bertio
rise diensten mede toegevoegt hondert twintig gulden".
Febr, 1611, Zie ook bijlage LX.
«m
kon het niet anders, of Voetius zag, ten jare 1611, met
bljdschap het oogenblik aanbreken , dat zijne academische
studién voltooid mochten heeten. Reeds was het den
door hem zoo hooggeschatten Gomarus raadzaam voor.
gekomen, zich een beroep te laten welgevallen naar de
illustre school, die in Middelburg stond te wordem op-
gericht?), wijl Leidens theologische faculteit gevaar liep,
als plaatsvervangers van Treleatius jr. en Arminius geen.
,zuivere professoren" te krijgen, en had deze daaruit
aanleiding genomen, om, bjj zijn afseheid van de stu-
denten, openljk te verklaren: ,dat Vorstii beroepinge
ende compste alhier die eenige oorzaacke was npn
vertreck" 5), -
Toen nu laatstgenoemde omstreeks de paas 1
binnen Leiden vertoefde, ten einde met HH,
en burgemeesters de voorwaarden te bespreken ter aan -
neming van het professoraat aldaar, zeide ook is--
bertus Voetius, na een zevenjarig verblijf? Hollands
') Zie over die »schola illustris" van Middelburg: dr. H. H. Kuyper, a. it
dl. J, blz. 580—590, Vgl dr. J D. de Lind van Wijngaarden, Amionius.
Walaeus, Leiden, 1804, blz. 31, aant. 4.
3) Hand. v. cux, 23 April 1611. Ook Witenbogaert schreef,
Febr, 4611, uit Den Haag aan Vorstius: »Ipse (n. Gomarus) qui euis:
harum turbarum author merito haberi queat, jam aperte apud curmiores.
protestatus est, se abiturum si tu veneris Et ut videas rem serio agl,
aedes suas, quas habebat Leidae pereommodas, affixo ad fores programmate
publico venum exposuit, et tandem vendidit", Praest, ac erud. viror, epista
p. 272. Vgl. daarmede »de missive" door Ellardus van Mehen, predikant
ie Harderwijk, den 22*«» Februari 1041 gezonden »aende
tot Amsterdam", waarin hij deze aanspoort »op middelen bedacht to sijn
om d.d. Gomaro sje swaericheeden te benemen, daer hy anders mochte
worden, om te vertrecken", Aca depwi. Zwid-Holl. (rio Oud.
Synod. archief, YI, 31, B).
*) »Ego, qui integro septennio in academia illa (n. Leidensi) substiti",
Voot, Polit. eceles, tom. II, p. 246, Te oordeelen naar zijn verlangen,
kenbaar gemaakt aan Heusdens magistrat (zie hierachter, bijlage XLVITE).
heeft Voetius nog eerder dan hij dacht de academie verlaton. Bleef Gisbertus,
ook na het gebeurde in Maart 1609, kweekeling van het Staten-collegie —
THEOLOGISCHE BTUDIÉN. VERTREK UIT LEIDEN. 123
hoogeschool vaarwel'), voorzien van een zéér loffelijk
getuigsehrift, hem juist bijtijds ) door Gomarus nog ver-
strekt*) Half April 1611 was hij terug in zijne vader-
stad — ,geouffent*) ende bequaem gemaect ten dienste
evenwel niet waarsehijnlik reken — dan is zijn verblijf aldaar, op
werzoek der Heusdensche vroedschap, door Gecommitteerde Raden boven
den gestelden wzesjarigen termijn" met nog een jaar verlengd geworden,
-ewereenkomstig het bepaalde in Ordonm, 1505. dl. I], art. 8, 9. Diezelfde
wr studietijd werd o.a. ook bewilligd aan Voetius' medebursalen
Joannes Allendorpius en Marcus Notheius, Brieven Stat.-
ml, I, 89, 480, 996. Vgl. Hesol. HolL, 16 Mei 4008.
29! dat de bursaal bij Ini. staten op de gebruikelijke wijze
| qnoest aanvragen — zie Ordonn, 15905, dl II, art, 6 — werd niet enkel
Awehtervolgd door de vergunning, om het Collegium theologicum te ver-
latem, maur Oecomrmitteerde Raden deden hunne toestemming meestal ook
gsan van eene »vereeringhe", in den regel ten bedrage van 30 gld.
Síat-coll, I, 258 en II, 146. Vgl Resol Holl, 1 Nov. 1606
Jan. 1807. Aan Voetius echter is die som, ook bij een mogelijk
care »uit het Staten-collegie", ongetwijfeld niet ter hand gesteld , conform
ced euratoren genomen besluit: »datmen geen van allen (bursalen),
Figh met de woors. teijekeninghe (van het request tegen Vorstius) ge-
--— Tebben en sal laten volgen eenige extraordinarise vereeringe",
T 9 Nov. 4010. Vgl. bijlage LX.
8 en
"ain 7 tot 40 Maart 1611 bij Gomarus nog college ge-
HE UD. select, tom. V, p. 683.
Armini,
ssenius, Orat. fun. p. 14. »Divim. autem facultate theologica cum
T et ius aliquamdiu eandem constitnerent — schreof later
"Woetius in zijne Polit. eceles,, tom. II, p. 08 — aperti orthodoxi a Gomaro
e , commendationem, testimonium petebant". Na zelf van den
senmat, op danrtoe gedaan verzoek, een behoorlijk getuigschrift
l te hebben, nanvaardde Gomarus den 28*e^ Mei 1611 zijn profes-
at met het houden eener in&ugureele rede in de koorkerk te Middel-
ela acad. L. B., cod. IX, fol. 3, 4. Vgl. dr. H. H. Kuyper, a. w., blz.
renis, o, L, pars XIII, Lugd. Bat, 1705, p. 141.
.*) Deze woorden zijn ontleend aan de rede, waarmede Jan van Hout als
n s het Staten-collegie inleidde, alvorens »af te lesen ende uyt
| de mete mopende de fondatie ende stiehtinge van het Collegium
ie Innel. ende aenv. vant Coll. d. theol., blz. 18, 19. Vgl. daar-
"nm. inaugs p. 21, alsook Bor, a. w,, boek XXIX, fol, 34b en 35a.
124 DERDE HOOPDSTUK.
die ujj& eygen nieusgierige bewegentheyden voortcomen,
of deur t'heymelije innesluypen, ende door biechtasche
inneblaesingen van papen off monicken , ende sonderlinge
van des Roomschen Antechrists vleydende ende pluym-
Sstrjjekende misbruijekers vanden goddelijcken name Jesus,
veroorsaect werden, tydeljcke te connen tegengaen".
Dier roeping getrouw, achtte Voetius tevens den ernstigen
en hoogen last vervuld, nedergelegd in de stichtingsacte
van het Collegium theologicum.
[— -
CER
126 VIERDE HOOPDSTUK.
wijns vacante plaetse" zag innemen. Niet dat de kerke- |
raad weifelde bij zijne keus. Terstond beriep hij, met |
eenparige stemmen, Wynandus Schuylius, ,dienaer des
Goddelijjeken woorts" te Scheveningen'). Ofschoon. S800.
veel hem aenginck tot Heusden wel gesint", weigerde
noehtans zjjne classis Schuylius te limilteren", vooral |
toen ook de Haagscehe magistraat ,sich interponeerde voor
die van Schevelingen"?), die bljkbaar hun predikant in.
het geheel niet wilden missen.
Aldus teleurgesteld, werd Heusdens gemeente voor hei '
vervullen der vacature spoedig opnieuw aangezocht door
Joannes Grevius?), ,staende tot Heteren*) in Gelderlant, -
Had men dezen reeds vroeger vergund zijne kanselgaven
te doen hooren, daar hij was aanbevolen*) bij van Houwe-
ningen en bij Maximiliaan de Hornes, heer van Lokeren,
J) Deductie vam de procedurem der Bemonstranten. in. de classe wa -
Gorinchem, fol, 1, Zie over dat geschrift hierachter, bijlage LXL
3) T welcke men meynt niet geschiet te zijn sonder beleyt ende ingeven.
van Joannes Uyttenbogaert, vooryganger vande Arminiaensche m
vormoeden, door den samenstoller van bovengenoemde Deductie wel
maar niei bewezen, Ongetwijfeld stond de later te Heusden beroepen predi
kant, Joannes Grevius, tot Wtenbognuert in zéér vriendsehuppolijke
king; zie bilage LXXIL. Van zijn kant prees deze in Grevius »de op
ticheyt en de gemoet sonder galle", als »by een yder die hem kennen b L
"Vgl. den door Wtenbogaert opgemaakten, met Episcopius en Grevinchoyen.
onderteekenden Brief aende hoogh-meg. heeren Staten Generael owe
de senlentie Joh. Grevit ghebannen int twchthuys tAmsterdam ,
biz, 44.
3) Geboren omstreeks 1580 te Burik, tegenover Wezel »inden lande van |
COleef", waar nog in 1620 zijne oude o woonde, was Grevius —
1606 — als proponent te Heteren bevestigd, na een jaar vroeger, op dem
10)e» Mei, in Arnhem voor de eerste maal gepreekt ie hebben, E
Grevit, blz. 14; Praest. ac erud. viror. epist., p. 629.
*) Heteren was toen gecombineerd met »Randiwijck". Kist en Royaards,
ANederl. avchief, d. IV, blz. 13. I
5) Dit geschiedde door den Bommelschen predikant im we id |
z000ls later bleek, het gevoelen van Arminius was toegedaan. Vgl.
Royaards, Archief voor herkeljke geschiedenis, inzonderheid van
land, Leiden, 1836, dl, VII, blz 941—243; 947.
TERUG IN HRUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. — 127
tommandant der grensvesting") — de voor het meeren-
deel streng-Calvinistisch gezinde kerkeraad , die ,den disci-
pulus ende commensalis doctoris Conradi Vorstii" ?) maar
ten halve vertrouwde, had zich zelven buiten twijfel ge-
lukgewenseht, toen hij de Greeff, na gehouden proefpre-
dikatie, onverrichter zake bad zien wegtrekken ,met een
reijspenning voor zyn moeyten ende costen'"?). Nu eehter
zorgde Grevius ,eenige recommandatie" mede te brengen
wan Johannes Fontanus*), ,achtende dat deses Fontanus
gunste hem voor al nodich ende dienstich soude zijn om
de borgers, die alsdoen scehrupuleus waren eenige pre-
dicanten die vande nieuwe opinien suspect mochten zijn
in te laten, te contenteren ende alle mistrouwen te be-
memen". Daarenboven leverde hij bijj de Hornes ,een
xoorscehrijjven" in, hem verstrekt door zijne genade graaf
Ernst. vai van Nassau, gouverneur over Gelderland, ten ge-
"tet de nationale synode te Dordt, onderteekende Leo, 3 Juli 1019, de acte
yan stilstand, Zie A. J, van der Aa, Biographisch woordenboek der Neder-
.— landen, Haarlem, 4865, in voce.
.*) De Hornes was militie-«gouverneur te Heusden van 1599 tot 1613.
Nan Oudenhoven, Hesehr. v. Hewsd., blz. 910.
| De groote gehechtheid van Grevius aan Vorstius blijkt o.a. uit zijne
man dezen gericht, Praest, ac erud. viror. epist, p. 530; 670, 671.
bij diens sterven op den 94e» Oct. 1022 te Tonningen, in
, sehrijft de Greeff daarover aan Johannes Narwius, ook
fe gemirorwapt van Vorstius, aldus: »Vix effari possum quantum affligat
Anmum meum tanti viri, tanti amici, jactura. O diem vere luctnosum, qui
Tum mobis abstulit!" /. (., p. 684.
3) Greviuszolf. schatto die moeite en kosten niet gering »als wesende het
imt hardste vande rs dat hy hem in Hoesden hndde laten vinden".
Oud-arch, | Heusden , 211, bilage tot fol. 48 der gemeenterekening
CT CNN was predikant te Arnhem en even jrerig Gerefor-
| als zijn latero schoonzoon, Ellardus van Mehon (zie bierboven, blz,
mant, 9). De samensteller Bk JDeductie herinnert er aan, hoe Grevius
pp een Geldersehe synode tot Aernhem seer spijtich ende bitter Fon-
en, overmits Fontanus die Nimmeegsche predi-
Lhadde dat Grevius met de opinien Vorstii ende Arrinii
ie
—
128 VIBRDE HOOPDSTUK. i
volge waarvan deze zich tot den kerkeraad wendde met.
verzoek, ditmaal toch den Hetersehen prediker te willen
beroepen, onder betuiging zijnerzijds: persoonlijk borg te.
bljven voor diens ,suyverhejt der leere"; verklarende
.0p zijn edeldom, dat Grevius de opinien Armimii niet.
toegedaen was", noch dat door hem ,eenige onruste
ofte swaricheijt inde gemeynte soude ontstaen".
Hoewel kerkeraad?) en magistraat met, den drost Blanc-
kaert nog een wijle ,diffieulteerden"*), kon niettemin
!) Toch had Grevius, 14 Januari 1010, te Gouda reeds deelgenomen aan
de beraadslaging zijer partijgenooten, na het overliden van Arminius.
Vgl. dr. Rogge, Wienbogaert, dl. II, blz. 21, aant. 2. Als gevestigd.
diker te Heusden werd naderhand op eene kerkeraadsvergadering on!
peld door hem erkend »dat hij met de Remonstranten geteeckent hadde,
eer hy tot Heusden beroepen oft gecommen was", Daarop doelende xi
later Voetius: »Siet, hoe dat sijn beroep niot verhindert worde, maer
vwoortganck hadde als hij alles beloofde ende placebo speelde". Actenboech.
vanden kerckenract, over de juren 4617 tot 1621 ; berustende in hot archie.
der Hervormde gemeente te Heusden; vgl. bijlare XCIX.
*?) Omtrent den Heusdenschen kerkeraad, die Grevius »seor ongheerne"
iot tweeden predikant beriep, merkt Trigland op — Kerck. gesc/i, blz.
800a — hoe de broederen aldus handelden »met recht, vermits dat loo-
pen, dat ambieren ende onderkruypen van een beroepinghe, met bec
reden den kercken behoort suspect te wesen".
73) De ouderling Jaeob Jacobsz. Oroes, in wiens gezin Voetius
was uitbesteed geworden — zie hierboven, blz. 93 — en de dinken Dirk.
Goossens van der Horden, schoonzoon van eerstgenoemde, als in 1604
huwd zijnde met »Aeltje Jacob Croes dochter", bleven het langst
»om t'selve beroep te teeckenen", Van der Horden liet zieh eindelijk daar--
toe bewegen »door heftige instantie ende intercessie Nicolai Houweninghii.-
terwij Croes onwrikbaar volhardde bij zijae weigering. Opdat echter de.
beroepsbrief 20u schijnen »sijue volle onderteeckeninge dea geheelen kermeken«
ruedts, bestaende uyt acht personen, te hebben, ende sonder schrupule olf
swaricheyt inde classe mogen vertoont werden", wist men een der oud-
ouderlingen over te halen om zijn naum ie zetten op de plaats van Jacob.
Jaeabsz. Deduetie, fol. 9. Vgl. daarmede hierachter bijlage C, alscok
de »depositie" afgelegd door Goossens en Oroes, in dato 3 Juni 1648,
woorbanden in de JBríeven em papieren der Kklassis vam Gorinchem (zie.
bijlage LVI), welke »Brieven en papleren" belangrijke aanteekeningen be-
vwatten ormtrent de gebeurtenissen van dezen tijd. Jammer, dat enkele
losse bladen, sterk door mot en vochtigheid aangetast, weldra geheel zullen.-
verloren zijn. *
mae
TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 139
wan Houweningen, 26 April 1610, op de Gorcumsche
€lassis ,de beropinge sijnes collegae d. Grevii" vorstellen ,
en tevens meédeelen ,dat he albereitstoe Heusden waere" !),
Veel minder haast dan de predikant uit Heteren maakte
met zije overkomst, betoonden de aanwezige broeders
in het doen van onderzoek naar diens ,testimonia doc-
irinue ac vitae". Immers vond men goed ,dat de sake
Grevii soude wtgestelt worden tot op de naeste classicael
vergaederinge"; welke vergadering wederom afliep, zon-
der dat er sprake van was geweest bovenvermelde ge-
tuigschriften te toetsen") Eerst in de samenkomst van
11 Augustus 1610 werd Johannes de Greeff — ,nae dat hij
den eateehismum met. de confessie, neerstelijek van hem te
| wooren tot dien eijnde doorleesen sijnde, hadde onderteij-
ekent?), ende voorts oock, met handtrejjekinge aen den
praesidem d. Gideonem Sonneveldium*), belooft sich te
onthouden van alle nieuwicheden ofte altjji deselvige
eerst tijts met den broederen des classis te communiceeren ,
sonder die ofte bedectelijck ofte openbaerlijek te divulgee-
ren" — onder goedkeuring van gedeputeerden der Zuid-
29) Te Heteren werd Grevius vervangen door Gerardus Velsius, den vroe-
-peren xnedebursaa! wan Voetius, die, zé&r Armininansehgezind , zich door
de provin synode te Leiden in 1619 zag gedeporteerd, Kist en Royaards,
^ dL. VII, blz, 58.
3) Hand. cl. Gore, 17 Mei 1610. In de vergadering van 21 Juni 1610
Yertoonde Grewius zijne »lestimonia" der classis van Nijmegon. Toen men
- ' bevond, dat die stukken hern waren verstrekt »aleer hy hadde het
van Heusden; dat hy oock nijet en badde eenich getuychnise syner
jye nochte van syne vorige gemeynte, ofte magistraet aldaer; nochte
"6ock vande classe", oordeelden de broeders, dat Grevíus uit een later tijd-
perk | ehriften diende in te leveren, zou hij »stichtelyek ende orden-
a tot een membrum classis werden nengenomen".
, ?) ir | de Hand. el. Gove., 41 Aug. 1610, volgt hier: »quo ad sensum nón
t m hujus aut illius novum, sed consuetum et communera ecclesia-
tarum im Belgio".
^ G van Sonnevelt stond toen nog te Woudrichem. Naderhand
eroepen te Delft, werd hij den 64" December 1018 aldaar bevestigd.
ES
180 VIERDE HOOPDSTUK. ,
Hollandsche synode, aangenomen ,tot eenen lieven ende
weerden medebroeder ende als membrum classis gead-
mitteert", op uitdrukkelijk daarbij gevoegde voorwaarde:
,dat, soo hy bevonden wert andersins gedaen te hebben,
hy sich gewillichlijjk alsdan soude gesuspendeert
van synen dienst"!).
Aanvankeljk scheen het, alsof Grevius zijn m" -
geven op de classicale vergadering te Goreum , ongeschon-
den bewaren zou. Van 1610 tot 1615 met van Houwe-
ningen arbeidende te midden der Heusdensche calvinisten, -
bejverde hij zieh ,hem binnen te houden, sonder de
Arminiaensehe opinien ende disputen onder het volek te |
strojen". Leverde soms de een of andere tekst, uitgeé- |
losen. vo voor de gemeenschappelijke godsdienstoefening, stof.
T» vs "Vgl. met die notulen der Gorcumsche classis het opgeteekende im de.
Deductie, fol. 2. Wanneer, enkele jaren later, door den Heusdenschen.
kerkerand aan Grevius herinnerd wordt: »dat Claes Pietersen van sijnent
wegen bij de ed. magistraet alhier gelooft hadde ende als borge was
worden dat hij geen Arminiaen was, dat oock sijne aenneminge im.
acten des classis anders luijde" — antwoordt, volgens eene depositie, den
99«en Mei 4618 epgesteld en namens bedoelden kerkeraad door Voetius,
"Tuelinck, J. "van den Brouck en Lambert Jarensz. onderteekend, de Greelf.
driestweg: »Soo Claes Pietersen dat gedaen heeft, soo heeft hij qualijck
gedaen, hij wiste hoe ick gesint was. Ende, belbo ick. dai so0 belbolt.
ende soo gedaen in den classe, soo wederroep ick sulcks, Ofte oock m
mach het al wrij anders geschreven sijn als het gepasseert is, gelijk dat
al meer in den classe is gebeurt, het sijn al mede menschen! Briev, en
pap. kl, Gorinchem.
Tegen dit laatste strijdt wat staat vermeld, Hand. cl. Gore, 90 en
91 Oct. 1614: »Nae dat dese classicalin alsoo verhandelt waren, heeft
d. Grevius, praeses, het examen begonnen, ende de drie candidatos (Genius,
Platevoet en Nachenius) ordentlyk af gevraecht de besonderste loci comumu-
nes theologiae, Hebben de candidati haer in den examine alsoo gedraegen,
dat sy tot den kerckendienst van den classe opgenomen syn, doch ver- |
maent a praeside, dat sy haer doch neerstich willen oeffenen in het lesen
der H, Schrift ende eenige goede autheuren, ende onderteyckenen de con-
feesie ende catechismo, volgens de resolutie daer van genomen in den elassi
ordinaria tet Cuylenboreh ende nu wederom communi suffragio wer-
nieut",
—c —E
TERUG IN REUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 131
| im overvloed tot het openlijhb bespreken der leerstellige
-gesehilpunten, zoo roerde hij die met opzet niet aan,
Tuaar vergenoegde zich enkel, daaruit ,eenige generale
ende morale vermaningen" afteleiden"). Nog meer; wie
hem in zijne pastorie kwamen opzoeken, ten einde ,eenich
dbescheijt ofte verelaeringe van dese nieuwe opinien" te
ontvangen, zagen hunne weetgierigheid bitter teleurge-
steld; want de onder verdenking liggende predikant ,di-
werteerde het propoost, pratende van yet anders, ofte
seijde, dat het niet te beduyden en was; — dat de geleer-
den onder innecanderen yet disputeerden van eenige hoge
ende subtile materien, die de gemeijnte niet aen en gingen
ende boven haer verstant was". Als liet zijne verzekering
"og aan duidelijkheid te wenschen over, eindigde Grevius
| meestentijds het gesprek, met hen te vermanen ,tot sim-
ende eenvoudichejjt, jae seggende, dat zij haer met.
/ haer &mbaeht souden moeyen ende gerust zijn" ?). Tot goed
-yertrouwen in zijn persoon stemde daarenboyen het feit,
dat op! Augustus 1610, in de Sint Catharijne kerk, de eer-
plaats vond van het voorgenomen huwelijk
. Johannes de Greeif en Josina van Ravensteyn,
van doctore Haluino Gothofredo, in syn leven
mele dienaer des Goddelijjcken woorts binnen Huesden" »),
Met op die wijre ie handelen, gedroeg zich Grevius overeenkomstig
Staten. le op 20 Mei 1611 , nog nader aangedrongen
mesumtie van 45 November deszelílen janrs, waarbij o. n. werd
.de praedicanten in hare praedicatien van de ghecontroverteerde
0 soberlijek ende moderatelijek souden handelen, al« tot. mneeste
BEL nugui de gemom(a siens coude, &idez;lnc VIRIS
fte an H!pàe hen te daten veontaen sa verhyden, den anderen
n hebben",
jk. Heusden, J. I, 4 »Register van huwelijken en huwelijks-
in 4500 tot 1639", Vgl. daarmedo E, 247, bijlago tot fol.
iening over 1099.
138 VIERDE HOOFDSTUK. ]
Ook buiten de wallen der frontierstad trof Voetius, om-
sireeks Paschen van het jaar 1611, bf geheel nieuwe Qf
grootendeels gewijzigde toestanden aan. In de eerste plats:
het veldwinnen der Reformatie rondom Heusden!), Nog
kort te voren werd in de naastgelegen dorpen ,de pau-
selyke religie getolereert ende geéxerceert"*) Het stond
den priesters — wien evenwel ,den publyken dienst der
misse" verboden was?) — volkomen vrij op Zon- en heilig-
dagen te prediken en. zich naar ,haere gewoonelyke wyse"
ie gedragen bij ,het doopen der kinderen, het ondertrou-
wen en trouwen; mitsgaders het biechten der kraneken
ende de begravinge der dooden"*). Waar, ten gevolge der
Hervormde beweging, geene ,ordinaere Paepsche pastoo-
ren" langer ,resideerden" *), zochten velen zich zoo goed.
mogelijk te behelpen ,met het lesen van het Sondags
evangelie door voorlesers ende schoolmeesters, onder
1j Toentertijd werden de dorpen nabij Heusden gelegen verdeeld in dé.
boven-dorpen: Engelen, Vlijmen, Onsenoort, Hedikhuizen, Herpt, Oud-
Heusden, Baardwijk met Den Elshout, en in de beneden-dorpen: Hees-.
been, Aalburg, Genderen, Doeveren met Gansoijen, Drongelen, Eethen,
etae, Babylonienbroek met Hill, Veen en Wijk. Aldus luidt de opgave
bij Jac, van Oudenhoven, JBeschryvinghe van Aet landt van Hewsden,
Amst, 1651, blz. 8. Vgl. echter O. R. Hermans, a. w., dl. I, ble. 989, en.
Tesol. Holl, 9 Mei 1617. D
*) T. w. in Meeuwen, Drongelen, Daardwijk, Vlijmen, Engelen, Herpten
Hedikhuizen. Zie Ypeij en Dermout, a. w,, dl. II, blz. 421. Vgl. ook. Voet,
Polit. eceles,, tom. 1, pars II, p. 486.
9 Kerkelijk archief der Hero. gemeente te. Vijmen, n?. 17a, fol. 4.
*) Gemelde bijgonderheden werden eertijds opgeteekend door Nie. Voetius
— "ie hierboven, blz. 100, uant. 2 — en onder den titel »Het begin ende
oorsprongh der Gereformeerde gemeynte in den lande van Heusdem em de
mwangelegene beerliheden" opgenomen in Kist en Moll, Kerkhist. arch, —
dl I, bie 301—315. Vgl. dr. R. Fruin, De wederoplwiking van het Ka-
tholicisme in. Noord-Nederland, omstreeks den. aanvang der. X VII&e geuwus,
in »de Gide", 1894, dl. I, blz, 268.
5) Namelijk te Haeesbeen, Doeveren, Genderen, Eethen, Babylonienbro
Veen, Wijk en Aalburg. Zie Ypeij en Dermout, a.w», dl, Il, blz. 421;
Kist en Moll, a. w., dl. I, blz. 302.
k —]À
ccpit formeele predicatien deden, die
ly r selven daer toe promoveerden , sonder
E esa korctontintem ende Aog
"1!). Ook gebeurde het dikwerf dat oefenaars en
, wier hulp men om hunne geringe gaven
et had begeerd, of die wegens slecht levensge-
hunne betrekking waren ontslagen geworden,
«e herderlooze gemeenten zich indrongen, en
den prediekstoel geclommen tegen de ordeninge der
aldaar bleven arbeiden, tot zij, door een kerke-
vonnis getroffen, hunne plaats moesten
jk in vereeniging met zijn ambtsbroeder,
, en, na diens overlijden, geheel alleen op-
had van Houweningen, daartoe door de classis
ds de Goreumsehe classisvergadering van 26 April 1604 klaugt »dat
v (0 vectes pde See
doet^; terwijl op die van 23 April 1607 o.a. besloten. wordt.
| openbaer Papist sal ontboden worden woor den drossaert
de dienaeren des evangelii aldaer ende vermaent synen
onderwint int lesen ende manier van prediken tot Wijck
Ln ofte by weijgeringe van dien dat de auetoriteyt vande.
tot weyringe van hem sal worden versocht".
"woorbeeld bet geval met Johannes Vonekius te Babylonien-
| predikant van Hazerswoude »ende om een grootschnndael
Leyden van synen dienst afgeset", Kist en. Moll, a. w., dl.
kerkorde
E. rergaderinghen goet ghevonden, by ghewoeght zin,
, 90 Sept. 1004. Vgl. daarmede die van 18 Juni en
de Acla depul. Zuid-Holl., in dato 4 Maart 4598 en de
Zuid-Hollandiae (rie »Oud. Synod. archief", IIT,
Avg. 1004, art. 95.
TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. EUI
l
134 VIERDE HOOFDSTUK.
gemachtigd , bij Heusdens gouverneur, drost en magistraat:
weten te bewerken, dat, onder toezicht van den kerke-
raad, ,vyff dorpen in den selven lande met predicanten
souden worden voorsyen; namelyok twee boven E :
Herp, ende Baertwyck; ende beneden drye als Y
Wyck, ende Babylonienbrouck" !), welk plan — ,gheremon--
sireert" bij hunne Edel Mogenden door gedeputeerden
der Zuid-Hollandsche synode — ,een goede co
sorteerde, dewyle men verstont dat daer hongher w
naer de suyvere leere"*). Dienovereenkomstig meenden
straks enkele leden de vergadering te moeten aans
,0m te arbeyden datte Papen vanden Hollantschen bod
ende met naemen wtde dorpen onder het resort des
classis schuylende mochten geweert ende dat alomme
godísalige ende gequalificeerde predikanten inderselve
plaetse mochten ingestelb werden"*) Na ook van h
kant gehoord te hebben het rapport der Gecommitte
Raden ,nopende 'tstuek van de pastorye-goederen i
dorpen slands van Huesden, mitsgaders van de kerel
dienaeren die aldaer geraemt waren nodigh te wes
ordonneerden de staten van Holland en West-
,aen de classe van Gornichem te worden geschreven, omine
te despecieren eenighe bequame persoonen die met hoope
van goede vrucht de kercken aldaer te bouwen
mogen bevolen worden" *).
1) Hand. ct. Gore, 48 April 1605.
3) Hand. cl, Gorc, 9 Aug. 1605. Zie voorts van Oudenhoven, Land w.
Heusd, bh. 30, 31. Vgl. Adela syn. part. Z-H., in dato 30 Aug. 4005,
art, 91; 8 Aug. 1000, art. 44; 14 Aug. 1607, art. 11 en 14 Oct, 1008, art, 5.
*) Hand. el. Gore, 11 Mei 1609. Vgl. dr. Fruin, De wedervoyluiking ,
enr., blz. 18—99.
*) Resol. Holl, 7 Dec. 4609. Vgl. die van 94 Aug. en 23 Oct. 4609. — -
Een enkele maal ook werd door de gemeente zelve aan Goronms
gevraagd, haar »een kerclendienaer", den Hervormden beginselen toegedaan ee-
te willen beschikken. Zie hierachter, bijlage LXII.
TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 135
Door de broeders werd terstond naar den geest derSta-
m gehandeld. Kon er wegens ,de ongelegentheyt des tyds"
- het was winterdag; men schreef 11 Januari 1610 —
voltallige vergadering samenkomen , dit belette echter
et, dat wie ,extraordinarie" tegenwoordig waren elkan-
er ,openynge" deden omtrent enkele ,s00 predicanten
ls proponenten", die zij bekwaam rekenden de nieuwe
emeenten ,met stiehtynge" te dienen; een werk, waar-
àn natuurljk eigenaardige moeilijkheden verbonden
'aren. Voorts besloot men, daar de dorpen onder Heus-
en geene voegzame pastorieén hadden, en hunne bevol-
ing, ,door d'inwateringe bedorven zijnde" '), ook weinig
aiddelen bezat ter voorziening in dat gemis, om aan
eeren Gecommitteerde Raden te vragen, of de Staten
En voorloopig van die zorg wilden ontlasten, door ,op
enige plaetsen nieuwe wooninge te doen optimmeren;
p andere plaetsen, die gewoenelijeke huijshuijre voor den
jdt van een jaer ofte twee den predicanten volgen te
iten, tot dat die dorpen daernae selfs voor die behuij-
nge mochten sorge dragen; ende daer die wooninge rebel
, dat sjj verbetert souden worden".
|Alsnu ontvingen Veen, Babyloniénbroek met Hill, Wijk
jet Aalburg en Hedikhuizen met Herpt vereenigd , ieder
im Gereformeerden ,kerckendyenaer", respeetievelijk in
len persoon van Cornelius Sinapius (Mostert), David du
"ere, Jacobus Snoeck en Josephus van der Rosieren?).
————
|!) sAnno 1610. den 2. Februarius voor den dagenraedt, brack den dijck
X Hedickhwysen door, ende twee uren daer nae den dijck tot Vlymen".
| remped Landt v. Heusd., blz. 32. Vgl. Rtesol. Holi., 7 Sept. 1614.
»Sullen gegeeven worden requesten (libelli supplices pro Heusdanix)
| de ed. mog. hh. Staten om ordonnantie van verscheenen gagie te im-
ren woor de dienaers inden lande van Heusden. Naem. voor Cornelio
» Josepho wander Rosieren, Jacobo Snoeck, Dawid du Pyre". Hand.
Gore, 14 Aog. 1610. Vgl. die van 11 Jan. 4 Febr, 26 April, 17 Mei
MENS ^ — Moll , a. v), dl. I, blz. 306, 307.
a. na
136 VIERDE HOOFDSTUK. ——
Zoo kon thans Gisbertue, dicht in zijne nabu
Oud-bursaal weer ontmoeten, die binnen het St
mede zijne eerste schreden eens had geleid!).
Niet tevreden met de kennis, verkregen
hoogeschool, gaf Voetius, schier onmiddellijk
terugkomst, zich bijzonder veel moeite, om va
magistraat de noodige gelden te bekomen |
tenschappelijke reis buiten 'slands?). Tot de st
hij, bij inwilliging zijer aanvrage, korter
dacht te toeven, behoorden in Duitsehland:
en Herborn; in Zwitserland: Bazel, Zurieh en.
in Frankrjk: Saumur en Sédan; in Engeland: ]
Oxford en Cambridge. En dit om hunne acadi
musea, hunne godgeleerde professoren em bibli
hunne merkwaardige oudheden en beroemde ki
personen?) De stadsregeering evenwel bleef
tegenover zijn vurig verlangen, gedachtig misschi
hetgeen er vroeger met hem was gebeurd bi
Collegium theologicum *. Als ,apostille" op het ing.
request, ontving hij aanvankelijk een bescheid,
hoop geheel ,frustreerde" *).
7) Vgl. hierboven, blz. 49. "
?) Essenius, Orat. fun. p. 15. Zoo ontvangt in later dagem, op Y
spraak van Voetius, Heusdens bursxal, Johannes Sylvius »i n
Vranckryck, ende Engelandt, omme syne studien te voltrecken,.
dat deselve sullen strecken ten dyenste van Godes kercke ende
meente", daartoe, voor twee jaren, van de stedelijke regeering e
lijksche Aubsidio, groot 950 gld. Oud-avch. Hewsden, E. 68, fol, 40
der gemeenterekening over 1029.
3) Kist en Moll, a.w,, dl. I, blz. 309, — »Theolozus p
ampliorem solidae eruditionis ac pietatis thexaurur sibi ompuvt"
Voetius in zijne Bibl, stud. theol, p. 294. Zie ook p. 925, 920, Y
eeles, tom. II, p. 779—774, en uctie-caial, part. IL, rmnise.
n*. 187: »De arte peregrinandi, et de regimine fiar agentium Hilar
mair, Turleri, et Gratioli. Item Torcianae quaestiones",
*) Zie hierboven, blz. 941—906. .
?) Het in den tekst meigedeelde is ontleend aan enkele »notities", door
'TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 131
de teleurstelling groot, toch drukte zij den gewe-
mnus minder neér dan te wachten viel. Zijne ge-
eid nameljk liet voor het oogenblik te wenschen
Volgens het oordeel der geneesheeren ontbrak het
genoegzame liehaamsbeweging , waarom hij, een
nden lang, les nam in het schermen bij zekeren
in la Fontaine?) Gelukkig belette die ongesteld-
s niet ,in het land van Heusden voor d'een
or te predicken"; wat aan de Gorcumsche clas-
te stade kwam in een tijl, dat van Hou-
zen en Grevius, gesteund door hun kerkeraad, alle
-deden om ,de vacerende plaetsen met dienaeren
jorsien" ).
it die plaatsen behoorde ook Vlijmen. Wonende ,op
e frontieren"*), in de onmiddellijke nabijheid
-Nederlantsche Romen, dat is 's Hertogenboseh",
bevolking van genoemd dorp niet zeer her-
ind^), voorgegaan als zij was door Nico-
.eonventuael van het clooster te Bern""),
»nae sin beste onthout in sehrifte gestelt", op twee hulve
bewnard bij de Brieven. en papieren der klassis van Gorinchem ,
hier vormeld als: Gísb. Voet. Aant. N?. I.
jonge jaren was hy niet sterck, en somtyds met groote
Ne. Tie Cornelis Gentman, Ailon Baehuth, of Lyck-
de dood van den hoog-beroemden heere Gisbertus Voetius ,
, blz. 92.
Orat. fun, p. 15. Vgl. Voet, Bibl. sud. throl, p. 401.
chermi er was tevens pachter van de waag; Oud-arch,
fol. 9 verso.
lant, N*. I. Vgl. Kist en Moll, a. w., dl. I, blz. 309,
llijmen extremo Hollandiae, et agro Sylvaeducensi contor-
ia Polit. eceles., tom, I, pars Ti, p. 350.
- mie Kerkl, arch. Vijmen, 17a, fol, 9 — sprake van
wederstrevelen der inwoonderen tot Vlymen tegens de
evangelii",
der plaetse genaemt Berne, heeft gelegen de abdye van
de ordre der Premonstreyten", Van Oudenhoven, Landt v. Heusd.,
— —
die geene gelegenheid ongebruikt gelaten h:
roepen tegen de Reformatie". Nog ,in syn
moen" had hij met nadruk zijne getrouwen
».dat sj haer zouden wachten van dese nieuwe
ten ende haere leere, jae dat sij die niet hooren
den op pene van de euwige verdoemenisse" ?). Juist
wensehte de classis van Goreum ,geen ordinaris
kant" noch proponent, maar ,een meer als
leerde, bequame ende ervaren kerckendienaer"
door haar met Heusdens gouverneur en dros
plan gevormd: Hermannus Bergejus, ,die er de
Gereformeerde predicatie gedaen hadde", uit Ku
derwaarts te beroepen; terwijl men — ,om dit te
te effectueren" — ook gezamenlijk ,voor dese plae
grooter traetement, als op andere dorpen, by de heen
Staten soude solliciteren" *). Toen nochtans het een zo
min als het ander ,succedeerde" *), zagen zich de bro
zelf genoopt tot het late najaar ,elek haere beurte
het prediken aldaer waer te nemen"). Van deze ve
blz. 28—90. Vgl. Kist en Moll, a.w., dl. I, blz. 305, 306, alsmede Hes
Holl, 94 Aug. 1000; 94 Aug, en 95 Sept. 1044; 1642, passim.
1) Kerkl. arch. Vljmen, 178, fol, 1, 2.
3) Kist en Moll, a.iw., dl. L, blz. 308, 309. Omdat er te Viijmen nd
geen kerkoernnd bestond, moest »de beroepinghe by de elasse" geschi le
volgens ari. 5 der Haagsche kerkorde van 1580. Zie daurvan ook. art. 3i
3) Kist en Moll, a. w., dl. I, blz. 308.
*) Na Bergejus bedankte nog voor Vlijmen: Georgius Freijlingius. ge
wesene kerckendienaer binnen Naerden", terwijl Theodoricus Petri »geweses
dienner des Godtlieken woorts in Suyderwolde", door Ruardus Acroni
der classis van Gorcum aanbevolen »soe van wegen syne outheyt, endi
lange bedieninge inde gemeente Christi, als oock van wegen syne godtsae
licheyt ende geleertheyt". daar ter plaatse wel op beroep preekte, m
niet werd begeerd, overmits »de ingesetene tot Vlymen haer si ar
syn spraecke, dat die wat te hooch was". Hand. cl, Gorc., 20 Sept. er
18 Oct, 1010,
3) Hand. cl. Gorc., 21 Juni, 96 Juli en 41 Aug. 1610.
| IN HRÜSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 139
eene korte poos ontslagen, doordien de
aert ,het niet stichtelick en conden
het dorp van Vlijmen op soedanige manire
r tyt soude bedient werden, als inden classe
Vianen beslooten was" !). Nadat genoemde
e zaak met enkele predikanten, door van
| tot eene samenkomst in Heusden uitgenoo-
.besproken hadden, wisten zijne collega's
te halen, om ,voor eenen seeckeren tyt inde
e tot Vlijmen te continueren"', onder ,s0-
;hem gedaan ,dat hy te Paeschen sonde
en, hetsy dat Vlijmen met een eygen
ier soude voorsien wesen ofte niet".
was dit besluit op eene buitengewone ver-
r elassis ,metten anderen praesenten broede-
ende door deselve geapprobeert", of
: predikant vertrok naar Vlijmen en be-
residentie binnen den dorpe te nemen"?). Het
gevolg van Grevius' pastorale werkzaamheid
dat zijn invloed te midden der zich nog steeds
le gemeente met elken dag toenam. Niet beter
dearyan gebruik te kunnen maken, dan door
der voornaamste dorpelingen te vestigen op
hij alleszins gesehikt rekende om ,tot Vly-
te werden". Teruggekeerd ,inde ordina-
us bepanld, dat de twee Heusdensche predikanten »den
souden laeten gebruycken, ende dat daer nae die tot
Érus Leewius en Jodocus Geisteranus) den taent wan
st wan Vlymen sonden waernemen, waer op dat volgen
1ot Cuyleaborg (nnm. Bergejus en Adam Billichius)
n December"; evenwel altijd onder conditie »dat haere
e souden gelieven intewilligen". Hand. cl. Gore, 90
iermede dio van 4—5 Oet. 1610.
, 4—5 Oct. 1610. Vgl. Kerkl. arch. Viijmen , 17a,
rischen dienst synder kercke", vertoond
classis te Goreum ,eene sekere forme van
byden schoutet ende gemeyne nabueren!)
met approbatye vanden eersamen kerc
den, opden persone van Samuel de T
der h. theologie tot Leyden", waarbij zij
verzochten, dat hun deze ,tot eem ordi
dyenaer" zou gegeven worden). Aanstonds
gadering gemelden student ,nomine classis" uit:
den 94^ Mei 1611 voor haar te verschijnen,
testimonia doctrinae et vitae van
ende Festo Hommio" *), terwijl hij zich e
ben voor te bereiden op het verklaren van Áp
Ten bestemden dage leverde Samuel de Prince,
komstig den ontvangen last, zijne ,getuychnis
door de broeders met meer dan gewone on
werden gekeurd, en in orde bevonden. Wat ,de
sitye hem opgeleyt" betrof, daaraan hadden zij
*) In Vilijmen was toen scehout: Gillis Jansen. van Herle, -
Aart Lambertsen, schepen en heilige-geestmeester: Michi
Kerkvoogd: Lambert Jansen Heesbeen, Gisb. Voet. Aant. N*.
arch. Vlijmen, 172, fol. 38.
3) De reeds meermalen aangehaalde JDeductie, fol. 3, zegt.
Samuel de Prince, dat hij »eertijts in sijn leven sich heel qualick gr
hadde".
3) Hand. el. Gore, 19. April 1011. Waarsehijolijk heoft Grevius.
Heusdenschen collega en kerkeraad iot die »sekere forme wan
krachtiger de hand geleend dan Vlijmens sehout met de
ren"; althans wij lezen: »De predicanten arbeyden d
vacerende plaetsen te voorsien, gelijok Drongelensis tot Voen.
Viijmen, tegen de welcke die van Vlijmen haer van eersten
den, alhoewel Grevius hem de beroepinge toeseijde", Giab.
N*. L. Vgl. Deductie, fol. 3. X
4) Hommius moest als Leidsch predikant aan de Prince diens
attestatie doen toekomen; Gomarus stond juist gereed naar ]
vertrekken. Vgl. hierboven, blz. 123, aant, 3.
5) Naar het sehijnt, waren Gomarus en Hommius niet of sl
hoogte van de Prince's gedrag, zooals later blijken zal.
N. PREDIKANT TE VLIJMEN. 14
r verslag uitbrengen ,om vorder tot stich-
te handelen" ".
door Gomarus den heer van Lokeren
standplaats ,by missive aengewesen"
8*J. Ook had deze, door Heusdens predi-
ten dringendste aangezocht, op den biddag 7)
611 beider vacatuurbeurt te Vljjmen waar-
met het verrassend gevolg, dat de aanzien-
ewoners ,nà gedane predicatie, sehriftelyke
op syn persoom gedaen, hem gepresen-
erby mondelyk gebeden hebben, hem selven desen
te willen onttrecken"*). Onder de vele rede-
hen noopten dat verzoek met allen nadruk
kennis te brengen, noemden zjj ,de gelegent-
-moodt derselve gemeynte; daer men nu lange
rí hadde"), en dat by suleken bedieninge
en komen der naburige ende andere pre-
elassis, geen aanwas aldaer te verwachten
-dat ook de gesamentlyke toehoorders tot syn
e. Gore, 9 Mei 1611, De Prince werd later predikant te
E , madat Andelius aldaar door toedoen van Grevius
geruimt hadde", Zoo luidt het in de Deductic, fol. 3, maar
AÀan van Andel hadden de Staten, wegenk zijn
, réels een pensioen van 900 gld. toegezegd; ook beval
NEL CH pea
mw. di. I, blz, 309. Vgl, Gisb. Voel, Aant, N*. 1.
Ho 99 Mei 1611.
| Voetius, naar hij verzekert, eerst »lange" geweigerd in
reden. Gb. oet. Aant, Ne, I.
Noua rue wo. vel Hand. el. Gorc., 92 Tni 1644.
eon jaar tjds, Vgl. Hand. cl. Gore, 94 Juni
$! A72, fol. 2.
Blanckaert, in een schrijven aan de classis gericht,
10
en Vlijmens gecommitteerden mondelijk op de vergadering »dat.
aldaer des Sondaechs naer driemaels te luijden hadde,
níet sonder groote scandale", Hand. cl. Gore, 48 Juli 4614..——
7) Kist en. Moll, a. w., dl. 1, blz. 309.
7) In margine van het request der inwoners van Aalburg,
door de classis van Gorcum, plaatsten de Staten een weinig
alleezins gunstige apostille: 5800 wanneer de habitatie voor een
dienaer om bequamelyck tot Aelburch te connen woonen sal
à?, 4011, ter ordonantie vande Gecommitteerde rs A.
en pap. kl. Gorinchem: vgl. Voet,, Polit, eccles, tom. Il, p. 614,
*) Kist en Moll, a. dk. [, blz, 309, 310, Vgl. echter,
de besehuldiging van afbedelarij en afpersing door de GreelT t
ingebracht. Ook al was er veel onwaars in Grevius' aanklacht,
ver mocht de zaak niet heeten. Voetiuszelf verhaalt; »D
sy seyden eenige te Vlijmen waren, vreemdelingen, Jo
geeren eic, — is mijn broeder door raet ende advys
Geisterani derwaerts geguen, om aen te seggon, dat sij des
[beroep] souden doen". Gisb. Voet. Aant. N*. L.
kon worden begonnen. Toen deze echter den
3 daarover aansprak, vernam hij uit mr.
van Haeren, hoe slechts de helít dier som be-
ir was; reden genoeg, om de studiereis vooreerst
aanvaarden?) Zag Grevius alzoo zijn pogen ver-
mu zocht hij langs een anderen weg, geholpen
à Meo petere Ended) zjju doel
Vliemen tot een wettelijck ende ordinaris kercken-
de mogen worden toegevoecht" *); een maatregel,
wende extraordinare vergaderinge een schriftelijck consent soo vande
fte nabueren tot Vliemen, als van den e, magistraet van Heus-
Jaeten blijcken". Hand. el. Gorc., 6 Juni 4611.
x. Aanf. N*, T.
-maderhand »de predicantem haer uijtterste devoir hadden ge-
sonder Voetii weten ofte versoeck of willen beloopen, dat
: wan middelen tot sijn reijee noeh eens soude hervat
[de magístraat besloot »tot twee jaeren toe" hem 300 gld.
— welke resolutie aan Voetius door Blanckaert werd bekend
ij| hem tevens »optie soude gegeven worden om te reysen ofte
lJuidde wederom zijn antwoord: »dat hij met die van de classe.
lymen niet conde spotten; maer soo het classis goed wondt
wit de handelinge tot Vlymen gelicentieert wierde ,
sulex aennam, mits 4. dat sijne schulden tot Leijden,
, eerst werden afbetaelt, anders soude niet konnen
n; 92, dat hij seecker mochte sijn van missive ende
echte door welcke hem het gelt soude bestelt werden;
| op hem dencken soude als hij soo verre waer, gelijck tot
n jaer geseten hadde, etc". Gisb. Voet. Aant. N*. I; vgl.
der Rosieren was indertijd, maar op andere wijre, door de
den. Immers, wij lezen: »Door dien de dorpen Eten
voor eerst niet en konden met eenen bequamen kercken-
den, ende d. Josephus seer weynige Loehoorders heeft
EL
Saeipiiggkumad Dientengevolge was hij,
ME begonnen?) met ,bij proi
haar ,te proponeren", en wel over Rom. 4. vs. 35.
,een goet, behaegen" scheppende, gaf zij hem , om.
te verklaren: ,de woorden Christi Matth. 5. vs.
hoopte dusdoende ,te coemen tot syn exa
sal praeferentie hebben voor andere". Hand. el, Gore, 41
7) Wanneer de gecommitteerden uit Goreums elassis: de
wein Micra lec pei guae" tati iei 00
een schriftelijok beroep van die van Vliemen op den germelden
Sijn sij oock in den kerckenraedt verscheenen , de welcke meest gesint wax
de persoone Josephi vander Rosieren, wt oorsaecke dai Princius aled
Josephi plastse soude mogen gestelt werden". Hand. el. Gore, 97
1011, Vgl. Gisb, Voet. Aant. N*. I.
3) Waar Vlijmens gecommitteerden aan de classis verzekeren »|
sij eendrachtelijck sijn gesint tot Voetium", daar merken rij tevens
3) »Hebbe myne attestatien door Snoeck ín de classe doon ver!
Gisb, Voet, Aant. Ne. L. Zie voorts Hand. cl. Gorc,, 48 Juli 4011 er
lage LXIII.
UG IN HKUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 145
den 154 Augustus 1611 de predikanten
Leewius, gecommitteerd door de classis ,
ens magistraat als kerkeraad gumstig
Voetius' bevordering naar Vlijmen , daar-
te rapport hadden uitgebracht*), werd
ie .byden broederen geexamineert
etich bevonden'". Ook bleek het voorloopig
,aengevangen per praesidem ")", van dien
,, dat hij ,daerinne de vergaederinge genoech
ilve men goed vond hem op de eerstkomende
elassis" het examen peremptorium af te
d door de verklaring van Matth. 28. vs. 19.
6 September 1611, verscheen derhalve op de
orcum Ruardus Acronius, predikant te Schie-
aardigde van de Zuid-Hollandsche synode *),
overstaan Voetius zijne propositie deed ,tot
Gom, 1 Aug. 1611. — Wie aan de academie of elders
stedién hadden voltooid en eene plaatsing als predikant
Aoentertijd verplicht nan tweeérlei kerkelijk examen zieh
Het. eerste, een voorloopig onderzoek naar hunne belwaam-
hun, na daarbij geelaagd te zijn, het recht, om, al dan
n door de classis, die hen »praeparatoir" had geéxamineerd ,
n hunne gaven te doen hooren. Door de eene of andere
vn. volgde het speremptoir" examen, in de acten der Gor-
-weeles, tom. Il, p. 517—543; tom. III, p. 77—892, en
Beer bark en plaatselijke gemeente, Dordrecht, 1888,
den 0e Dec. 4641 afgelegd.
146 VIBRDE HOOPDSTUK.
een sonderlinge welgevallen d. deputati, ende der bro-
deren", gevolgd door het examen !peremptoir, waarbij
Petrus Leewius, dien de vergadering daartoe te voren
had aangewezen!), presideerde en examineerde — ,den
enndidato de prineipaelste hooftstucken der Christeliker
religie methodice docteque afvragende"; 0.a. ook
dat der voorbeschikking, in verband met de zienswijze der
bovenvaldrijvers?). Voetius ,queet hem tot een voleomen
genougen des gedeputeerden des synodi , ende gesamentlijk
alle der broderen, tam ad d. praesidis interrogata
prompte solideque respondendo, quam d.d.
fratrum objectiones nervose refutante". Met
eenparige stemmen werd daarop geresolveerd ,dat hy tot
een wettig kerckendienaer soude opgenhomen ende ontfan-
gen worden, onder belofte, dat hy die articulen verhaelt
inde acten des classis binnen Gorcum den 11 Augusti 1610
gehouden*, libenter et eandide soude onderteijke-
nen"; hetwelk geschiedde. Nog besloot de vergadering, dat
Voetius door van der Rosieren — in de jongstverloopen da-
gen zijj« mededinger tegen wil en dank*) — alsook door
*) Hand. cl. Gore, 15 Aug. 1011. Voorzitter en examinator was, bij
zulk eene gelegenheid, in den regel de predikant of één der predikanten
wan de plaats, waar de elüssicale vergadering op dnt oogenblik gehouden
werd,
7) sQuid de praedestinatione sentiam, satis superque professus sum in
examine peremtorio, quo tota approbante classe Gorinchemensi, ut et synodi
deputato Ruardo Acronio, specialiter super quaestione de praedestinatione
supra lapsum ascendente, ad ministerium ante 50. annos promotus sum".
Voet., Dispp. select, tom. V, p. 140, Vgl. Polit, eccles, tom, IL, p. 98, en
Resol. Holl, 95 Juni 1610, alsuok bijlage LXV.
3) Zie bijlage LXVI.
*) Dat de onderseheiden partijrroepen, in zake het beroep te Vlijmen,
elkaar volstrekt niet angstvallig uit den weg gingen, bewijst o.a. het
samenkomen »opten 96 Augusti 1011 ten huyse Adrinen Jorissen weert in-
4en Hollantschen thuijn" van sommige magistraatspersonen, t. w. den
burgemeester Adr. Jansen van Cuyck, den schepen jhr. Hendrik van Qud-
lheusden en den secretaris rir. Lambert van Haeren, »by haer hebbende die
TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 1
du Piere ,der gemejnte van Vliemen voorgestelt, ende
daerna door d. Grevium met oplegginge der handen naer
apostolischen gebruik geconfirmeert soude werden" !).
"Zoodra Voetius' naam door ,drie Sondaechse proclama-
tien") den volke zonder ,hindernissen" was verkondigd
geworden ?), belette niets zijjm trouwen raadsman en
vriend, den drost Blanckaert'), die hem ook eertijds te
Leiden als genomineerd bursaal aam Kuehlinus had voor-
gesteld*), om — ,vergeselschapt met eenige van de oude
kerckenraden, ende voorts over de veertich personen, lief-
hebbers van Heusden" — den tweeentwintigjarigen can-
didaat*), op Zondag 25 September 1611, ter intrede")
ben opde const van musicq verstonden: Franco Odvlphi, Voetius, Dingman
Adriaensen, Cornelis van Drongelen, Josephus van der Rosieren ende
Adriaen van Schaeyek, omme het concept te maecken vande organe; in
wat vouge ende manieren tselve best diende gestelt ende te spreecken op de
' Oud-arch. Heusden, E. 53, fol. 59 met de bijlage.
3) Hand. eL Gore, 6 Sept. 1011. Zie over dat »confirmeeren" Voet.,
Polit, eccles, tom, IHE, p. 140. Vgl. ook art. 24 der Dordtsche herkorde
van 1574.
3) Kerkl. arch. Vlijmen, 172, fol. 2.
M5 Wolgens art, 4 der Baogiche kerkorde van 1586, dat echter slechts
wen tjt van veerthien daghen". Vgl. Voet,, Polit. eccles., tom. III, p. 260.
Hij was het waarschijnlijk geweest, die gezorgd had, dat Voetius
destijds van de Heusdensche magistraat 150 gld. had Aen om. binnen
Leiden. sehulden af te doen. Gisb. Voet. Aant. N*. I.
5) Zie hierboven, blz. 44.
4) sSi quis ante annum 30. immo et ante 94. aut 95, virilem animum
et curam gerat, et vóxcv se exhibeat fidelium in sermone, in conversatione ,
Dissriete, io gam, in fide, in puritate; — si intentus sit. lectioni, si
-ejus profectus sit manifestus; — si vigilans, temperans, compositus, et si
aequus, si aptus ad docendum; — si non sit obnoxius crimini luxus, aut
subjiei nescius, si sibi pertinaciter non placeat, non iracundus, si tenax sit
Gisb. Voet, Aant. N*. l. Emenits, Orat. Bitia B: 45, vermeldt. minder
t: »In functionem hanc sacram dicto anno XI. ineunte mense Septembri
ántroductus. est",
'"
148 VIERDE HOOFDSTUK.
naar de nieuwe standplaats te brengen!). Hier werd hij
,Opentlijek voor der ghemeynte" bevestigl ,met behoor-
lijcke stipulatie ende af-vraginghen, vermaninghen, ghe-
bedt ende oplegginge der handen", volgens het formulier
,.daer van zijnde"*); evenwel niet door Grevius, zooals
bepaald was?), maar door Sonneveldius, den predikant
uit Woudrichem.
De taak, waartoe Voetius met jeugdig vuur ziech had
aangegord, mocht allesbehalve licht heeten*) Immers
werden ,inden dorpe van Vlijmen"*) onderhouden ,vele
1) Blanckaert was drost ook van Vlijmen en Engelen. Zie van Ouden-
hoven, Landt v. Hewsd., blz. 10.
?) »Daer nae sullen de dienaren in haeren dienst met bewillinghe endo
beantwoordinghe der navolghende stucken hevestight worden. Ten eerstem,
ofse ghevoelen datse van God ende zijwe ghemeente wettelijck tot desen
dienst beroepen zijn. Ten tweeden, ofse de heylige bijbelsche schriftuere.
voor het eenighe woort Gods, ende de volcornene leer der salicheyt hou-
den, ende alle ketterien, daer teghen strijdende, verwerpen. Ten derden,
ofse haren dienst nae dese leere ghetrouwelijck te bedienen, ende den selven.
met een vroom leven te vercieren, bereyl zijn. Item soose yet deden, dat
strafbaer is, ofse haer selven der Christelijcker vermaninghe onderwerpen".
Art, 5 der Dordische kerkorde van 1578.
*) Hand. cl. Gore, 6 Sept. 1611. Grevius heeft, volgens den samensteller:
der JDeductie wVberoep Gisberti Voetii ten uytersten toe teghengestaen,
weygerende den voors, Voeltium in den kerekendienst tot Vlijmen te con-
firmeren, gelijc hem nochtans vande classe was opgeleijt". In plaats van
wan die opdracht te voldoen, bevestigde hij toentertijd Cornelius Dronge-
lensis tot predikant te Veen. Gisb. Voet. Aant. N*. l. Vgl. Deductie, fol.
^. Zie verder bijlage LXVII.
*) Initia regiminis ecclesiastici semper ob àespíay sunt aspera: et longe
usperiora essent, ni vires viridis juventae Deo benedicente ad sUfwgíav opitu-
larentur". Voet, Polit. eccles, tom. Il, p. 934. Vgl. met die verklaring
deze instantie, woorkomende op p. 246: »Facile idoneus quis erit, qui in
ecclesiis ngrariis nove plantatis aut plantandis concionetur, Resp. Sic per-
peram multi judicant. Sed experientia docet, majorem prudentiam, erudi-
tionem, rorum oet conversationis dxpf]ríav, dicendi vim et gratiam illic
plerumque requiri; quam in veteranis et bene ordinatis ecclesiis, aliquo
ministrorum numero, et composito synedrii regimine instructis",
5) Vlijmen en Engelen, beide behoorende tot het bisdom 's-Hertogen-
bosch, hadden sedert 1571 geressorteerd onder den landdeken van Orten.
Zie J. van Oudenhoven, Silva-Dueis aucta et venata of een nieuwe ende
a — xk
—
TERUG IN HEUSDEN, PREDIKANT TE VLIJMEN. 149
superstitieuse abuysen des Pausdoms, de welcke te ge-
lijek met het invoeren van de Reformatie behoorden af-
geschaft ende begraven te zijn geweesb, als strijdende te-
gens het woordt des Heeren, ende de waere Gereformeerde
religie daer op gefondeert" !), Ook was verreweg het groot-
ste deel der bevolking, dat door hennep- en vlasbouw,
of door het winnen van hooi, zij! brood zocht te ver-
dienen *), onbeschaafd en onontwikkeld *).
Al terstond begon hij daarom met, bij zich aan huis,
leerstellig godsdienstonderwijs te geven*), ten einde zó6
langzamerhand de noodige lidmaten en eene behoorlijk
ingeriehte gemeente te vormen, waarvan op dat oogen-
blik nog zeer weinig te bespeuren viel. Gingen voor-
shands maar enkelen geregeld ter kerk*) toch beklom
ganisch vermeerderde beschrijvinge van de stadt van. s' Herlogen-Bossche ,
Den Bosch, 1670, blz, 414.
-3) Tot de »superstitieuse ende afjyodische ceremonien" te Vlijmen, ook na
pb ireoeren der Reformatie, nog jaren lang gepleegd en onderhouden,
* »specialijok bet gebruyck van dootskleederen met eenighe cruys-
€ ende VERMES "tzy dat de selfde binnens dorps mogen zijn , ofte buytens
-gehaelt werden: het omdragen van het lick rontom de kercke, ende
t graf; het knielen ende bidden voor het graf, als de doode is begraven:
op het graf ende voor den afgestorvonen, milsgaders het sinc-
ende andermael begraven van de craemvrouwen", Kerkl. arch. Vlijmen,
fol 11. Vgl. Voet,, Poli eccles, tom Í, pars E, p. 36; pars IT, p.
, 449—351.
E Biens; aw. dl, I, blz 293. Van Oudenhoven, Land! v. Heusd.,
dbiz. 9, meldt: »Tot Vlymen worden veo peulen ende eenighe andere hof.
Kruyden geteelt, ende in de Hollandische steden vervoert ende vertiert",
"De Auei-catal., pars IL, misc. in oct, heeft onder n?. 950 » Varii scriptores
de re rustica , et. ERIDUN rei rusticae"; onder n^. 4927 »Mirzaldus, de secretis
dortorum, ot de arborum insitione". Vgl. Voot., Bibl, stud. Aeol., p. 437.
passim. omnes superstitionibus et erroribus Pontificiis erant.
maddictissimi; paucis exceptis, qui conciones hojus sui pastoris audiebant
li , med isti valde rudes", Essenius, Orat. fun., p. 15.
Essenius, Orat. fun., p. 15, 16.
. heeft de grave van Hohenlo de schans, daer de Span-
kerck mede omschanst hadden, inghenomen, ende
daer door in brandt ende branden af, sonder dat daer
Anno 4587,
me
Voetius iederen Zondag tweemaal den kansel, terwijl er ,
gedurende den winter, bovendien des Donderdags door
hem gepreekt werd') Bij zjjne verschillende toespraken
zag hij zich gedwongen — misschien wel meer dan hem
lief was — rekening te honden met de eigenaardige be-
hoeften der veelal Roomsehgezinde hoorders, In navol-
ging van Paulus, die, gelijjk hij betuigde: om hen te
winnen den Joden een Jood was geworden), knoopte
ook Voetius?) den eersten tijd schier elke predikatie vast
nan de toenmalige, bij de Katholieken gebruikelijke Zon-
dagsteksten *), ja weigerde hij nooit op hunne ,heylich-
van niet en bleef staende als de mueren, ende een ghedeelte van den tooren.
Anno 1594. wierde dese kerck sonder het choor seer slecht wederom op-
ghetimmert, aleoo het dorp door den oorlogh seer verarmt zijnde, de on-
kosten van een geheele ende bequame opbouwinghe niet, en konde draghen";
Van Oudenhoven, Lond v. Heusd., blz. 10.
3) Nog nam Voetius in zijne dorpskerk geregeld de taak van voorzanger
op zich, soms ook die van voorlezer, Polit, eccles, tom, II, p. 500, Vgl.
tom. HT, p. 110—113, en art. 37—59 der Dordisehe kerkorde wan. 4574.
3) | Kor, 9:920, — In alle middel-matighe dinghen, sullen gheen
kercken veracht worden, die een andere wijze ghebruyeken, dan wy doen",
bepaalde art. 72 der Dordtsche kerkorde van 1578.
3) Eesenius zegt in zijne Orat. fur, p. 15, dat Voetius alzoo handelde
»ex consilio viri cujusdam praeclari", en verzekert, p. 16, naar het mij
voorkomti, niel zonder overdrijving: »Ista ratione factum etiam, ut omnes
pagi istius incolae, quantumvis Pontificii, benevolentiam insignem mostro
exhiberent, et officia quaevis omni data occasione praestarent"; althams,
wij hooren Gentman, predikant te Utrecht, in zijno Lyck-predikatia, blx.
41, betuigen: sRooms-gesinde sullen over hem niet klagen (nam, in den
zin van: rouw bedrijven), weleker nieuwigheden, en afwijckingen van "t
oude Catholijeke geloove, dat eenmael den heiligen is over-gelevert, hy
altijd ser bestreet, van over lange jaren, selís tot onlust van de jeukerige
ooren onder ons",
5) »Cum textus dominicales olim primis auditoribus nostris ex papatu vix
emergentibus et a*papatu undique ecireumseptis expliaremus", sehroef
Voetius in zijne Bibl. stud. theol, p. 215. Bepaalde art. 50 der Dordische
kerkorde van 1578: »Ende in plaetsen daer de Sondaeghsche evangelien
moch gebruyckt worden, salmen sulcx dulden, ter tijt toe datmem het
selve bequamelijck sal moghen af-stellen" — zoo was vroeger door de Dordtsche
kerkorde van 1574, in art. 39, vastgesteld: »Aengaende den Sondaeghschen
evangelium diemen int Pausdom plach te ghebruycken; is beslotem daise
TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 151
daghen" ter evangelieverkondiging het kerkgebouw te
doen ontsluiten, en ,over hunne affgestorvene personen"
eene lijkrede uit te spreken!). Ongeaeht die groote
nsehikkeljkheid door hem betoond, zag toch de Gor-
ecumsche classis, op hare vergadering van 9 Juli 1612,
zieh nog verplicht, om — na ,sekere clachten" uit; Vlij-
ens gemeente ontvangen en overwogen te hebben — den
drost van Heusden ,ernstelyck te versoecken dat zyne E.
soude gelieven ampts halven soo veel moghelyek te voor-
(00 cette cgi iones a
miet en sullen ghepredickt worden". Licht mogelijk gaf die
» door Voetius tegenover zijne, voor een grooi deel, nog
gemeentenaren betoond, aanleiling tot het gmbeurde, ver-
lij Essenius, Orat. fun. p. 36: »Hoc morbo durante, ut calumnia-
fabulas, de Vootio in religione nutante, et ad Romanensium. partes
refelleret, praetorem loci cum septem scabinis ad xe vocari jussit
[ ): eoram illis testamentum suum ordinavit, eique inseruit since-
ti En pue Dunséoprata réfona, in ista veritate, et genuina
L leert, dat door al te groote sachticheyt ende gedult, daer door
neynt hadde de selve te sullen overwinnen, als ooek door de voor-
n, waer door men buyten hoope gecomen is, om door dien wegh
| der selve quijt te worden".
dat bleek min of meer strijdig met de synodale voorschriften : zie
en 53 der Dordische kerkorde van 1574, ari, 48 en 50 der Middel-
kerkorde van 1581, art. 58 en 60 dor Haagsche kerkorde van
li Beslpot ide: Gorcumiche claris, met: betrekking iot het, bou-
aiment inieiren aen Spudasum (pre te Arta),
REEL monens Goetatiorkan io Porta te Hoornaar),
e. Vgl. Hand. cl. Gorc., 14 April 1598; 27 Sept.
ok Voet, Dispp. select, tom. Wl, p. 43, 44: Polit. eceles,, tom.
DEPT alwaar Voetius, met betrekking tot de
hem gehouden lijkreden, xegt: »Easdem (n. conciones funebres)
à habuimus, tum ut superstitiones Papales in exequiis,
» tum ut ad conciones ministrorum reformatorum
o——
152 VIERDE HOOFDSTUK.
daghelyx voorvallende, door weleke de opbouwi van
Godes kercke tot merekeljeke bedroevenisse der vromen
grootelyx verhindert werdt" ").
Lastig en maar weinig de moeite loonend bleek voor
Voetius de eombinatie van Vlijjmen met het een uur noor-
delijjker gelegen Engelen, dat ,eertijdts plaghte een schoon
dorp te wesen, op veel plaetsen bemuurt ende stadts
wijse betimmert", waar tal van steenbakkerijen werden
aangetroffen; doch dat later zijn bebouwden grond door
,de riviere de Mase" gedeeltelijk had zien wegspoelen en
dat ook, wat de vroeger lange rij zijner huizen betrof,
door den oorlog groote schade geleden had, ten gevolge
waarvan ,het oudt floressante Engelen seer was verkleent ,
uytgemergelt ende verarmt"*) In het voor- en najaar,
dikwils ook gedurende den winter, wanneer de vlakke
landwegen overstroomd waren, viel het uiterst bezwaar-
ljk zich van het eene dorp naar het andere te begeven,
zoodat Voetius niet zelden een paar uren moest omloo-
pen en daarbijj nog vaak tot aan de enkels door het wa-
ter gaan "); op welke tochten hij meestal, om geen vergeef-
sche reis te doen, in het voorbijwandelen de twee of
drie lidmaten van Engelen*) aanhaalde, die dan met hem
7) Nog in 1642, en later weor in 1654, «vas het noodig, dat Heusdens
drost, door »Jan de boode aen den rinck met den kleppel van de clock", te
"limen een plakkaat liot publiceeren, waarbij op straff van "Loppercleod
ende vif en Lwintich guldens wierde verbodt gedaen, by aldien ijemunt
dese Paepsche ceremonien meer soude onderhouden. Insonderheyt dat geene
beydensche hoochten van kransen ende bloemen binnen in de kereke op de
graven souden gesteeken worden". Kerkl. arch. Vijjmen, 17a, fol. 14.
?) Van Oudenhoven, Landt v. Heusd., blz. 8, 9.
3) Eesenius, Orat. fun., p. 16. Vgl. billage LXVIII.
4) Sinds een zekere Cornelis — volgens dr. Sepp, a. w., blz. 40 — op
het Bosehveld bij Engelen, in het land van Heusden, de eerste predikatie
hield »op te maniere van die gereprobeerde religie", was hier het aantal
Hervormden blijkbaar niet toegenomen. Ook werd door Voetius zeer gre-
uwu—
TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 153
ter preek gingen). Soms bracht hijzelf ettelijke gemeen-
ieleden uit Vlijmen meé, ten einde op die wijze het ge-
tal zjner toehoorders een weinig te versterken. Daar dit
echter steeds met kosten, hoe luttel ook, gepaard ging,
kon zulk een gezamenlijk kerkbezoek slechis bij hooge
uitzondering plaats vinden. Het tractement toch, dat ten
:bedrage van vijfhonderd gulden hem jaarlijks werd uit-
dbetaald, dwong tot overleg *).
—Als gewenschte vrueht van zijn pogen, smaakte Voe-
tius de voldoening, dat door hem ,op den Paeschdach anno
1612", voor de eerste maal, te Vljmen ,werdt uytge-
recht het avontmael onses Heeren J. Christi nae zijne
iustellinge, ende zijn aledoen 34 persoonen in het getal
eweest, de welcke door het nutten des heyligen avont-
openbaere belydenisse ende eenicheyt met de
e kercken betuijeht hebben"). Onder deze
erlig personen telde hij zijne moeder ,Mariken,
van Pauwels Voet", zjjne zuster ,Lijsken" *) en
agd over den Paepechen schoolmeester in den dorpe Engelen gestelt,
ck drin eontstichtinge ende verhinderinge van de vruchten
e , 29 Juli 1613.
Drac fut M; Even nue de oig Be
jeen in eene
ji
"Ni Oudenhoven , Landt e. Heusd,, blz, 0.
dr. Rogge, Wenbogaert, dl. Y, blz. 131, en Voet., Polit. eccles.,
. p. 239, Blkens Hand. cl. Gore, 6 Aug. 1012, verzocht en ver-
. prediker van zijne elassisbroeders »een requeste aen de ed.
"n Staten iot een extraordinare Lcd Vgl. Resol.
-Nov, 1607, en Voet., Polit. eccles. tom. T, pars Il, p. 797—845,
»De stipendiis ministrorum".
"Voetius' pastoralen arbeid (95 September 1614 tot 24 Mei
cona RDAR werd bovengenoemd aantal lidmaten meer
. Zie bijlage LXIX.
n Elisabeth Voet met Hendrik Sebryvers van Zweerts,
dienste der Vereenigde Nederlanden". Zie de geslachtlijst bij
y ü.w., blz, 80; vil. hierboven, blz. 13.
154 VIERDE HOOPDSTUK.
m broeder ,Dirck, schoolmeester tot, Vlymen" !), welke
hem te zamen naar zijne standplaats gevolgd waren.
Maar ook in andere opziehten was voor Voetius het
jaar 1612 belangrijk. Allereerst en allermeest wegens zijn
huwelijk?), den 5** van Bloeimaand *) gesloten met, De-
liana*), doechter van Johannes van Diest^) en Maria van
Liemt") Jammer, dat zij»e blijdschap over die heuche-
like gebeurtenis straks niet weinig werd getemperd door
een eyen onverwacht als droevig verlies. Den 34*» Augustus
3) Kerkl. arch, Vlijmen, 17a, fol. 38.
*) »Conjugium si meditentur ministri, videant, ut suo tempore piam
quam et statui ministerii maxime convenientem, sibi quaerant uxorem, non.
lamen aliis qualitatibus destitutam, juxta versiculum quinque uxoris quali-
tates eireumseribentem: Sit pia, sit prudens, pnlern, pudica, potens",
Zoo betuigde Voetius in zijne Polit. eccles, tom. M, p. 239. Vgl. daar-
mede nog p. 333, 713.
2) Oud-arch. Heusden, 3. Y, 4.
*) Ongetwijféld wondt ook Deliana Jans, in meerdere of mindere mate,
getoekend door de schets, welke dr. H. J. Polak geeft van de vrouwen-
gestalten dier dagen, in zijne verhandeling over Constantijn Huygens —
zie de Gids, 1889, dl. I, blz. 510: »Jong zijn ze niet, aan onze voorstel-
lingen van schoonheid en bevalligheid beantwoorden xe slechts zelden. Maar
welk een kalme vastberadenheid, welk een blijmoedige plichtebetrachting,
welk een vredige ernst ademen die heldere oogen, die gevulde gelmatstrek-
ken, die reine voorhoofden! Van hartstocht hebben die boezems nooit ge-
blaskt, of het moest de hartstocht zijn voor het woord Gods en voor de
grootheid van vaderland en gezin. Leed is er menigmaal over die hoofden
heóngegaan, maar met onwankelbaar vertrouwen in de oneindige liefde
wan den Vader daarboven hebben ze het in zelve gedragen bn bij de
luisgenooten gelenigd". Het waren eerbiedwekkende matronen. Vgl. Voet.,
Polit. eccles., tom. II, p. 198—212.
*) Sepp, cw». vermeldt, blz. 62, dat Cornelis van Diest en Henricus
wan Diest predikanten zijn geweest »e 's Hertogenbosch in "t doorbreken
der Hervorming, ten jure 1506", Vgl. van Oudenhoven, Silva-Ducis, Vlz,
435—137. Lieht mogelijk ook, dat »Cornelis van Diest" dezolfde »Cormelis",
is geweest, als die eertijds preekte op het Boschveld bij Engelen. Zie hier-
oven, blz. 152, aant. 4.
*) Zij was eene bierbrouwersdochter en niet onbemiddell, met welke
Johannes van Diest, verdreven uit Vlaanderen om zijne Hervormde geloofs-
begrippen, nadat hij zieh te Heusden gevestipd had, trouwde, Essenius,
Orat, fun, p. 17. Zie verder bijlage LXX.
beide gebeurtenissen in viel Voetius' beroep
eenigszins grootere en meer aanzienlijke dorp
gelegen .in de Langestraet"*) en totnogtoe met
Blancanius, avo suo Stephano in praefectura Hi -
successor, mortuus 3 Non. Sextil. am. 1612 aet. suae
Haagsche :
jare later, 4 Januari 1617, zag weer eene dochter,
det levenslicht, die eveneens stierf in hare jeugd.
156 VIKRDE HOOFDSTUK.
Bezooien vereenigd geweest, welke beroeping hij echter
meende van de hand te moeten wijzen ". Daarentegen
stelde Vlijmens predikerzelf, sedert den nazomer van
1615, alle pogingen in het werk, om zijn aeademievriend
en geestverwant, Johannes Cloppenburch — reeds in 1612
door Aalburg ,tot haren specialen minister" begeerd *) —
na volbracehte buitenlandscehe studiereis"), voorgoed aan
die gemeente te verbinden") Ook nu weer bleek het
Grevius te wezen, die, gesteund door Heusdens militie-
gouverneur, den heer van Kessel?), tot allerlei ,machi-
natien" zijne toevlucht had genomen, om het beroep bij
') Cornelius Hanecopius, die tot 1649 de combinatie Bezooien-Sprang.
had bediend, bleef, na het bedanken van Voetius — onvermeld gelaten in
de kerkeraadsnotulen van Sprang — witsluitend predikant op
noemde plaats; terwijl Johannes Snetenus (zie hierboven, blz. 111, aant. 5)
hem bij de gemeente van Bezooien verving. In 1616 ging Hanecop naar
Breda. Minder juist laat Eswenius, Orat. fun., p. 22, eerst bij die gelegen
leid Voetius te Sprang beroepen worden. Vgl. L Le Long, a.w., blz. 89.
3) Zoowel in de Briev. en pap. kl. Gorinchem als in de Deductie komt
een zeer omstandig verhmal voor omtrent de wijre, wanrop het beroep van
Oloppenburch naar Aalburg werd uitgebracht en tegengewerkt,
3) »In academia Basiliensi per ferins aestivas, eruditioribus studiosis lac-
liones publice habendae permittuntur: uti memini d. Joh, Cloppen!
peregrinatione sua concessum fuisse, ut publicis praelectionibus Ji
capul explicaret", Voet, Polil. eccles, tom. H, p. 757.
*) »Cloppenburgh van syne peregrinatie in het lant. weder gecomen synde.
ende te Heusden gepasseert synde omme met d. Gysberto Voetio te spree-
ken, soo hij nawelyex te Amsterdam megen oft tien dagen te huys wa
geweest, ontfangt missive van d. Voetio voorn. van date den 25 September
1615 bij de welcke hy versocht ende ernstelyck gebeeden, ja in conscientie
geperst wiert omme wederom derrewaerts to roysen ende sich eerst daeghs
le luten vinden tot Vlymen tsynen huijse, omme met hem naerder te be-
spreecken van die gelegentheyt die sich opende tot nieuwe beroepinge op
synen persoon in den dorpe tot Aelburgh". Briev. em pap. kl. Gorinchem.
5) Zie over »Willem Adriaen de Hornes, lieore tot Kessell, en. Woeet--
wesell etc. generaell over de artillerie der Verenichden Nederlanden en
gouverneur der stede en dese landen van Heusden", in April 1614 gehuwd
met sTheodora van Haefften, vrouwe van Cloetingen, Nievelt ete.": Ouad-
arch. Heusden, J. L 1 alsook E. 55, fol. 35 verso en 42 verso, en van
Oudenhoven, Heschr. v. Heusden, blz, 910, 911.
peumum—-——
"TERÜG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN, 157
de Gorcumsche classis op Cloppenburceh uitgebracht te
werjdelen'); nochtans met geen ander gevolg dan dat
het tot November 1616 aanhield, eer deze te Amsterdam ,
waar hij met zjjie moeder woonde, ,syn librarie ende
meubelen waerdich maeckte om gescheept te wo
en voorts zieh vestigde ,binnen den dorpe Aelburgh" ?).
Te midden van al die nieuwe toestanden, rijk aan zor-
gen en plichten, geneugten en verdrieteljjkheden, bleef
Voetius' liefde tot de studie onverzwakt !). Als jong, nog
onervaren ,kerckendienaer", streefde hij jjverig naar wat
later door hem zou worden genoemd: het noodzakelijk
aanvulsel eener aceademische vorming"). Winter en zo-
mer 'smorgens reeds te vier uren op), verdeelde hij
zorgvuldig zijn tijd tussehen het beoefenen der godge-
leerde wetenschap en het gehoorzamen aan de practische
eischen van het leeraarsambt ').
- 3) Hand. el. Gore, 48 April 1646; vgl. daarmede die van 5 Oct. 1615,
8 Aug. en 19 Sept. 1010.
3) Nadat de Gorcumsehe elassis »met vreucht ende dancksegghinghe tot
JGodt" het beroep van Aalburg »op den persoon d. Cloppenburgi gedaen" had.
E ende toezhestempt", vond deze er zelf geen bezwaar in »met de
duyslieden uyt te sien nae eenige bequaemnheyt van wooninge binnen den
dorpe Aelburgh, welcke opgespeurt synde is 97 Nov. derwaeris gaen woo-
men". Deduclie, fol. 37. Vgl. echter Hand. cl. Gore, 3 April 4617, waar ver-
meld staat, hoe Cloppenburch, beschuldigd »dat hij noch inden kercken-
dienst niet bevestieht sijnde den heyligen doop bedient hadde binnen
Huesden", aan de classis vertoond heeft »een verclaeringhe ende attestatie
-anden Kkerekenrnet van Huesden, dat hij bij noot daer toe van haer was
-wersocht". De vergadering nochtans betnigde, wel gewenscht te hebben
dat de behoorlijeke ordre waere onderhouden: veretaen ondertussehen dal
in toecomende tijden soodaenighe disordre rnet de synodale acten strijdich
Jbehoorde gecaveert te worden",
— 07005 dd Vgl. Voet, Polit. eccles., tom. II,
n oet, Bibl. stud. theol, p. 69.
3) Geniman , Zych-predikatie, blz, 15.
.) Volgens Voetius werd toentertijd hot eerste door velen verzuimd, het
laxiste slechts node en dientengevolge minder goed verrikht, »Et haec
u
EE.
158 VIERDE HOOFDSTUK.
Twee dagen waren er iedere week bestemd tot oplris-
sehing zijner Latijnsche, Grieksehe en Hebreeuwsehe kun-
digheden ); ook herlas hij dan allerlei geschriften , die
betrekking hadden op historie, oratorie en poézie"). Hij
liet niet af zich voornamelijk in het hebreeuwseh hoe
langer hoe meer te bekwamen. Uit dien hoofde bestu-
deerde hij vannieuws het ,Oude Testament" in den grond-
tekst, en zocht tevens eenigermate vertrouwd te worden
met het spraakgebruik der Rabbijnsche schriftgeleerden 7),
Voorts las hij tot vijf of zesmalen toe ,Jesaja", zijn eigen
vertaling toetsende aan die van Arias Montanus '), een
zeer geleerden Katholieken commentator"). Bij het be-
werken van ,Genesis" en de ,Psalmen" teekende hij
eausa est — zoo schrijft hij in zijne Bibl. stud. theol, p. 327 — quod primo
ministerii biennio aut triennio in omnium fere studiorum academicorum
oblivionem veniant".
*) Voet., Bibl. stud. theol, p. 227.
3) Volgens toenmalig gebruik, maakte Woetius nu en dan Grieksche of
Hebreeuwsche verzen, om die dan te zenden samicis istarum linguarum.
cultoribus", Ook hield hij in genoemde talen briefwisseling met Johannes
Seroyen »linguae grmecae peritissimus", en met Johannes Cloppenburch »in
hebrajeis exereitatissimus". Essenius, Ovat. fun., p. 94. Vgl. Voet, Bibl.
stud, theol, p. 167.
73) In den auetie-catalogus van Voetius' boekerij staan als zoodamig wer-
meld: »Duodecim prophetae cum commentariis rabbi Dawid. Kimchi et
motis Vatabli, typ. regis, 1539 (Awchie-catal, pars I, theol, in quarto,
15.5); — »Pealmi, enm eomm, Davidis Kimchi hebr." (Auctie-catad., parsT,
theol in oct, n*. 205); — »Levi Ben Gerson, Commentarius in Cant.
cantic, Ruth, Eceles., Esther" (4wetie-catal, pars If, theol in quarto,
n?, 237); — »Hosea, Joél, Amos, Obadia, Jona cum commentariis rabb, Sal,
Jarchi, Aben Esrae, et Dav. Kimchi" (Auetie-catal, pare II, theol in
quarto, n*. 345), Vgl. Voet, Bibl. stud. theol, p. 166, 300.
*) Benedictus Arias Montanus, een Spaanseh orientalist, leefde van
1597—1598. Zie over hem Herzog, Real-Encykl, Bd. IX, S. 765. Vgl.
Voet,, Bibl, stud. theol, p. 460, b05, waar geroemd worden diens »multi-
plex eruditio et lectio",
5) Commentaria in Isaiae prophetae serinones, Antverpiae, 1599. Onge-
rekend het voorbericht, twaalf bladzijden groot, omvat de lijvige kwartijn
1444 pagina's,
x c!
TERUG IN HEÜSDEN. PREDIKANT TR VLIJMEN. 159
steeds met groote nauwkeurigheid de belangrijkste vari-
anten op der Septuaginta!); terwij hem, als handlei-
ding tot het chaldeeuwsch, of liever tot het arameesch,
de bekende hoofdstukken *) moesten dienen van ,Daniel",
naast niet al te zware gedeelten uit de vertolking, te-
vens verklaring der ,Targumim" ?). Voor het syrisch liep
hij de Nieuwtestamentische boeken, in die taal overge-
zet, nog eens door*) Meer bepaaldelijjk vergeleek hij
syrisch en grieksch met elkaar, onder het lezen der brie-
ven van Paulus en der evangelién naar Mattheüs en Jo-
hannes. Bovendien begon Voetius op zijne eenvoudige
Worpsstudeerkamer arabisch te leeren, aan welke taal de
meesten zijner ambtgenooten, zoo vroeger als later, ten
eenenmale vreemd bleven *).
In het belang eener gewenschte kanselwelsprekendheid,
die hem op hoofd en hart zijner hoorders den noodigen
indruk moest helpen maken, bestudeerde Voetius de
,Hhetoriea ecclesiastica" vam Keckermann *). Ook leerde
3) Ngl. Voet., Bibl. stud. theol, p. 509.
?) Hoofdstuk 2:4b tot 7:28.
2E) Wellicht had Voetius reeds ín die dagen goeden dienst van zijn
pentaglotton, bebraicum, chaldaicum, syriacum, ialmudicorum-
Fabbinienm, et arabieum Valentini Schindleri, Hanoviae, 1042". Zie
wcie-calal, pars I, theol. in fol. n*. 32. Vgl. Voet,, Bibl. stud. theol.,
- 4$) »Norum Testamentum syriace, apud Plantinum". Zie Auctie-catal., pars
TE, theol. in duodec., n*. 90. Vgl. Voet, Bibl. stud. theol, p. 508.
Em »Arnbicae linguae, quae nunc passim in Europa excoli coepit, utilita-
, Ravius aliique quAspafec praedicarunt", luidde het, omstreeks
de helft der zeventiende eeuw, bij Voetius in zijne Bibi. pe theol, p.
302. Zie voor de toenmalige hulpmiddelen bij die studie: p. 303, 350.
3) Achter in het tweede, met. kleine letter gedrukte folio-deel van Kecker-
manns Ȇpera ownia quae exstant, Colon. Allobr, 1614" is, van p. 9 tot
p. 97, bovengenoemd werk opgenomen, onder den titel; KAetoricae eccle-
-siasticae, sive artis formandi et habendi conciones sacras, libri duo; me-
dhodies adermati per praecepta et erplicationes a. Barth. Keckermanno
Dantiscano. Vgl. Yon. Bibl, stud, (heol,, p. 482.
160 VIERDE HOOFDSTUR.
hij toen voor het eerst kennen diens geschrift, ,De na-
tura et proprietatibus historiae" ^). Wat de overige wijs-
geerige vakken betreft — achtereenvolgens hielden hem
bezig: Alsteds vier boeken der ,Praecognita disciplina-
rum"?); de ,Metaphysiea, Physiea, Logiea, Mnemonica
en Mathematica", later door-:denzelfden schrjjver, met.
eerstgenoemde boeken vereenigd, uitgegeven in zijne , En-
eyclopaedie"*); de , Astronomia" *); het ,Systema geogra-
phieum" met de ,Problemata nautica" '); de ,Quaestio-
nes de corporum naturalium locatione et loco") en het
boekje ,De terrae motu") van Keckermannus; de , Optica"
en de ,Physiognomia humana" van Timpler *), alsook het
in vijftien boeken afgedeelde werk van Hieronymus Zan-
chius, getiteld ,De operibus Dei intra sex dies creatis" »).
*) B. Keckermannus, De natura et proprielatibus hisloriae, commentae
rius, Hanoviae, 1610. Vgl. Voet., Hibl. stud. theol, p. 896,
*) Namelijk de »Hexilogia", i.e. doctrina de habitibus mentis; de »Tech-
nologia", i.e. doctrina de proprietatibus, ordine, et numero disciplinarum ;
de wArchelogia", i.e. doctrina de principiis disciplinarum ; de »Didactica",
i.e, doctrina de studio disciplinarum.
*) Joh. Henr. Alstedius, Kxcyclopaedia septem tomis distineta, Herb.
Nassov, 1090; ook afgedeeld, volgens de inhoudsopgave, in vijfendertig
boeken. Vgl. Voet,, Bibl. stud. theol, p. 308.
*) B. Keckermannus, Systema astronomiae eompendiosum in gymnasio.
Dantiseano olim praelectum et. duobus libris adornatum, Hanoviae, 1614,
Vgl Voet, Bibi. afud. theol, p. 405.
5) B. Keckermannus, Systema geographicum ewm duobus libris adorna-.
ium. Adjeeta sunt in fime aliquot problemata nautica. ejusdem authoris ,
Hanoviae, 1644, Vgl. Voet, Bibl. stud. theol, p. 409, 448.
*) Het eerste dee] der »Opera omnia Keckermanni" bevat, van p. 1774
iot p, 1803, bovengenoemde verhandeling.
7) B. Keckermannus, Meditatio de insolito et stupendo io terrae-molu ,
quo anno praeterito, VIII Septembris. intra. secundam et. primam noctis.
horam tota pene Europa et Asiae (quantum adhuc compertum est) pars
mon erigua, uno prope momento contremuit, Heidelbergae, 1602. Vgl.
Woet,, Bibl. stud. theoL, p, 369.
*) Clem. Timplerus, Optieae systema methodicum, Cwi subjecta. est. Phy-
siognomia humana, Hanoviae, 4617. Vgl. Voet,, Bibl, stud, theol. p. 997, 389.
*) Hieron. Zanchius, Opera Theologica , exc. Steph. Gamonetus, 1613. Vooraf-
E ——
TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 161
Met het oog op de toepassing zijner lievelingsstudie, de
logica?) ontleedde hij eene breede reeks teksten, ten
einde, naar aanleiding daarvan, allerlei schetsen voor
preeken te vervaardigen, die hij dan uitwerkte, onder
het raadplegen van Calvijus ,Institutie" en ,Commenta-
ren", nevens de ,Aanteekeningen op het X Nieuwe Testa-
ment" van Beza, Zanchius en Piscator?).
Natuurljk werden door Voetius niet ongelezen gelaten
de ,Theses", toenmaals verdedigd aan de hoogescholen
yan Leiden en Franeker, van Groningen en Sédan; even-
als hij trouw op de hoogte bleef der verscehillende vlug-
sehriften, vóór en tegen Arminius' volgers in het licht
gezonden?). Nu eens overwoog hij belangstellend het
,Behriftuerlie ja" *, door Adriaan Jorissen Smout aange-
voerd tegen sommiger ,onschriftmatich neen", dat de Ge-
reformeerde kerken hier te lande in niet geringe beroe-
ring had gebracht *); waarbij natuurljk ook de ,Christa-
Eesman door eene epistola dedicatoria", neemt bedoeld geschrift 432 folio-
bbladzjden in van het derde deel.
SGRCITTQSDHLCOTS nom arbitror magnopere indigere eos, qui
", verzekert Voetius in zijne Bibi. stud. theol., p. 191. Vgl.
, aant, 4.
Bibl. stud. theol., p. 489, 505, 514.
post — zoo betuigt Voetius in zijjno Dispp. selecL, tom. V, p.
ex academicis studiis ad ecclesiae ministerium pertractus, totis viginti
mon destii, de his et aliis Remonstranto Socinianis controver-
& imprimis in Hollandis fervebant, data quacunque occasione in-
et legendo, meditando, repetendo in cognitione et mAwpeQepía veri-
magisque animum confirmare",
- Jor. Smout, Schriftuerlic ja over de vraghe, of de leer-pointen ,
"huydighen daghe in gheschil. ghetrocken worden, het. fondament
ssaliheyt raken ofte niet. Teghen. hot onschriftmatich nen ende zeg-
zommighe dat d'opinien van beyde partijen (dat is , ja ende necn)
, 70 met de waerheyt des Christelicken gheloofs, als met
Rr der siele, Schiedam, 1013. Zie Auclie-catal, pars II, theol. in
" 186. Vgl. Resol Holl, 23 Dec, 1610 en 90 Juli 1613.
van zijn geschrift haalde Smout zich der Staten ernstig
eangenoegen op den hals; zie Voet., Polit. eccles., tom. I, pars HI, p. 475,
-—
F.ERRER., i.
TIS
——"
162 VIERDE BOOFDSTUK.
lijjnen bril"") — een anoniem uitgegeven blauwboekje
van zijn vroegeren studiegenoot, Bernardus Dwinglo *) —
Voetius' aandacht bezig hield, al ware het enkel om den
schrijver, wiens naam zich vrij gemakkelijk raden liet *),
Dan ging hij weder zorgvuldig na het , Voleomender ant-
woort"*) door Vorstius, Leidens ambteloozen hoogleer-
aar*) te Gouda neérgeschreven, en waarmeé deze doelde
waar deze Smoutius, gebannen binnen 's-Gravenzande, voorstelt als »ortho-
doxine et primigenine reformationis tenacissimus". Vgl. ook tom. IT, p. 989.
7) Ghristalijnen bril, tot versterckinge van t'schemerende qhesicht der een-
voudighen die inde huydens-daeehsehe verschillen der veligie met onverstant
yoeren ; waer door sy claerlick aenschouwwen moghen het weder-schriftelijeke
en landt-verderffelijeke | ghevoelen. Adriani Smoulii, en. sijnder mede-
standeren, van datmen de woorestanders en drijoers der vijf avticulen ,
midtsgaders die de selfde oordeelen mel. de. waerhey! des Ghrislelichen:
gheloofs, en salicheyt der zielen wel te connen bestaen, behoort na de
wet Mosis met de doot te straffen. Ghedruckt (z. n, v. pl. en v. drj),
anno 1613.
*) Zie hierboven, blz. 49, 111.
3) Voet., Polit. eceles., tom. I, pars II, p. 445; tom. II, p. 64,
5) Conr. Vorstius, s th.d. Wolcomender anhwoort op eenighe fwist-
Schriften, onlangs by werseheyden. broederen teghen. hem. uytgegheven,
woornemelick op de werclaringe d. Sibrandi Lubberii, mitsgaders de
naerder waerschowwinge der predicanlen lot. Leeuwaerden , Leyden, 1612.
Zie Auetie-catal., pars If, theol. in quarto, n^. 210, alsook Louis D. Petit,
Bibliographische ljst der werken van de Leidsche hoogleerarem van de
opriehling der hoogeschool tot op onze dagen, Leiden , 1894, afl. E, blz. 401.
5) Naar Casp. Barlaeus schrijft in zijn Discours oft vertoogh van. Caspar.
Barleus, onder-regent van "t collegie. der. godtheyt tot. Leyden. Waer in
met een rechtweerdighe vrymoedicheyt van spreken. bestraft. worden. de:
ondeugende vaedtslaghen ende betrachtingen van sommige theologanten.
ende predicamten onses vaderlandts. Wt den latyne verduytscht, na de
copie, Leyden, 1646, blz, 5 (vgl. Petit, a. w., ald. I, blz. 194), achtten
de Gereformeerden destijdjs Vorstius »een ertzketter, op des gemeenen
landis kosten onderhouden", Vgl. Resol, Holl, 16 Maart en 7 Aug, 1619.
Wolgens Grevius daarentegen shadden de HH. Staten haer gelt noeyt
beter besteedt, dan aen Vorstium", dien hij, 17 Juli 4617 ten classicalen
maaltijd »in Cuelen binnen Gornichem" aanzittende, »seer ghepresen ende
woorgestaen heeft, dat d, Conradus Vorstius was een exemplaer van duegh-
den, ende te wenschen waere dat veel sodanighe mannen int landt w4e-
ren ende dierghelycke meer". Briev. en pap. kl. Gorinchem. Vgl. hierboven.,
biz. 197, aant. 2,
mem
TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 168
zoowel op de ,verclaringhe d. Sibrandi Lubberti" !) als
op de ,naerder waersehouwinghe der predieanten tot
Leeuwaerden"?). Bij eene andere gelegenheid ergerde hij
zich grooteljks aan de houding der Alkmaarsche magi-
straat?) Venator bijzonder gunstig gezind*) en seherp
gekant tegen Hillenius"); of wel hem bekoorde ten zeer-
ste het ,Proefken"") door Cornelius Gheselius geleverd
.van de schadelyeke verschillen over de salichmakende
7) Sibr. Lubbertus, Brief aende Staten Generael, aengaende de beroe-
qinghe d. Conradi Vorstit, gheschreven ini latyn, Middolburgh, 1011.
03) Naederaeaersehouwinghe, ower seeckere verantwoordingen d. d. Vorstii,
nlancr. fot syner. verschooninge uytghegeven, Geslelt by den. dienaren des
woorts in de gemeynte J. Christi, tot Leeuwarden, Leeuwnr-
-den, 1611, Zie dr. Knuttel, a. w., dl. T, st. I, blz. 963.
3) Over Venator, Hillenius en het Alkmaareehe gesehil handelt nitvoerig.
dr. Rogge, Wtenbogaert, dl. 1, blz. 317—323; dl. IT, blz. 58—66; 407, 408.
Zie ook Resol. Holl, 4610 en 1611, passim; alemede die van 27 Oct. 1619,
TNaar Voetius werklaarde im zijne Polit, eecles, tom. I, pars II, p. 444,
ws Corn. van Hille een. »fidelis Christi et ecclesiae minister; daarentegen.
moemde hij Adolf de Jager of Venator een »eoneionator plus qunm remon-
"stranticus", o. K, tom. T, pars II, p. 475.
4 Adolphi Venatoris. concionatoris. Alemariani anno 1610.
mobilibus dd, ordinibus Hollandiae et Westfrisiae exhibita: qua praecipue
espondet sez quaestionibus super. doctrina ejus a. senatu. ecclesiastico Alc-
mariano propositis. Belgicae velationi historicae motuum. Alcmarianorum
"Alemariae anno 1641. cdilae inscria; nunc vero laline cum aliis nonnullis
"uelis weorsim excusa, Ut judicent ecclesiae. omnes orthodorae, Praemissa
ew prior Adolphi ad easdem quaestiones responsio, nudis scripturae con-
corii pl. en v. dr.), 1619. Zie Auctie-cafal, pars II,
dbeol. | quarto, n?. 292.
waerachlige verantwoordinghe over de proceduren ende
de vroedischappen van. Alckmar, gelijck teghen andere, als
oper ende teghen Cornelium. Hillenium op den 17. Julij
ammo 4610. hebhen ghenomen. Ghestelt van weghen het meeste ende voor-
i den der ghemeynte Jesu Christi tot. Alckmar, Enchuysen, 1640.
iecatal., pars If, theol. in quarto, n^. 65.
vende schadeljeke verschillen over de Christeljeke salich-
, door de welcke de Ghereformeerde kercke van Botterdam
dere ellendichlijck worden beroert: kortelijck. beschreven. ende
wt, door Cornelium Gheselium, herder der gemeynte Christi eoor
Rotterdam, ende. tegenwoordichljck tot. Edam, Amst, 1613. Zio
ars HI, theol, in quarto, n*. 369.
164 YIERDE HOOFDSTUK.
leere", om welk proefje burgemeesteren van Rotterdam
den scehrijver ,wt hare stadt hadden doen leyden" "),
Ook achtte Vljmens prediker, te midden zijner Pa-
pistische omgeving, een of ander standaurdwerk over
de Roomsch-katholieke vraagstukken in dubbele mate
voor zich moodig. Juist om die reden las en herlas
hij het ,Mysterium iniquitatis" van Philippe Du Ples-
sis-Mornay *. Verder werden door hem nog nageslagen
de ,Opera", en daaronder vooral het ,Problema catho-
lieum" *, van William Perkins, de ,Catechesis palati-
natus"*) van Reinhard Backofen, enkele homilién yan
Cyprianus, Basilius en Chrysostomus*), alsmede John
T) Corle waerachtighe onderrichtinge ofle beschrijvinghe, van de proce-
duren ende. handetinghen der. heeren. burg hemeesteren ende vroetschappen
der stadt Rotterdam, ende der predicanten, mel sommighe ouderlinghen.
van de Duytsehe kercke aldaer. Teghens Cornelium. Geselium, dienaer.
der ghemeente Christi. certijdis. lot. Hotterdam, nu iot. Edam. Door. den.
selven, Ghedruckt. (z. n. v, pl. e. v. dr.) 1614. Zie Auctie-cataL, pars II, theol.
im quarto, n?. 189. Vgl. Resol. HolL, 10 Febr, 10 Maart, 19 April en.
20 Juni 1612; alsook dr. W. Geesink, Calvinisten. in. Holland , Rotterdam,
1887, blz. 145—185.
?) Philippus Mornayus Plessiaci Marliani, Mysteriwm iniquitalis seu,
historia Papatus. Quibus gradibus ad id fastigii enisus sit, quamque
acriter omnt lempore ubique a piis contra. inlercessum, Asseruntur etiam
jura imperálorum, regum, et principum Christianorum adversus. Bellar-
minum et Baronium cardinales, Salmurii, 16011, Vgl, Voet, Bibl. sfud,.
, p. M5.
Sr 'aGuilielanl Perkinsi Anglo-Britanni, viri clarissimi, opera theologica,
Genevae, 1611". Het vierde boek daarvan bevat: Problema. de Romanae
fidei emendi catholicismo. Estque. antidotum contra thesaurum. Catholi-
cum Jodoci Coccii el mporzileín. jwventulis. in. lectione omnium. patrum,
Onder hen »qui in actu signato et exercito theologiam asceticam mut ruys-
ficam tradunt", bekleedt volgens Voetius Perkins eene eerste plaats; zie
Bibl. stud, theol, p. 496. Vgl. 114, 571. Vgl. ook dr. Hugo Visscher,
Guilielmus Amesius. Zijn leven en werken, Haarlom, 1894, blz. 183—417.
*) Reinh. Backhoflus, Catechesis Palatinatus testimoniis. seripturae ae
sententiis patrum, qui primis 500 a. C. N. annis in. ecclesia. claruerunt,
exornata. Zie Woet, Bibl. stud. theol, p. 102, 193, en. Atigemeine deut-
sche Biographie, Leipzig, 1875, Bd. I, S. 755.
*) »Homiliae nonnullae patrum mon sine fructu subinde conferri possunt ,
kb
"
TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 165
Haywards?) ,Sanetuarie of a troubled soul", — de laat-
ste geschriften echter meer uitsluitend in het belang van
zijn pastoralen arbeid.
Op die wijze nu verdeelde Voetius binnen zijne omge-
wing den tijd, tusschen theorie en praetijk op kerkelijk-
theologisch gebied?). Tevens hield hij het oog trouw
geopend voor de confessioneele, straks ook politieke
worsteling daarbuiten, welke hare crisis langzaam doch
onverbiddeljk nader kwam.
Daar Gecommitteerde Raden , uit naam der Staten , aan
alle overheidspersonen, die tot hun ressort behoorden,
toegezonden hadden de resolutie door hunne Edel Mo-
genden 22 December 1615 vastgesteld ?), waarbij onder
anderen bepaald werd ,dat de regeerders van de steden,
heerlijjekheden, ende dorpen van Hollandt ende West-
imprimis im materiis moralibus, e. gr. de ira, ebrietate, avaritia, pace ete,
| nonnullis asceticis de morte, martyrio, patientia etc. Sed cum judicio
legendae imprimis cum probantes aut amplificantes scripturam allegant"",
"Woet, Bibl. stud. theoL, p. 501, 509. Vgl. Dispp. selecL, tom 1, p. 87.
9) Zie over John Hayward, wiens hierboven vermeld werk — »a collection
vf prayers and pious meditations" — in 1616 te Londen versehen en
door Voetius in het oorspronkelijke gelezen. werd: de Dictionary of natio-
1:
. Vg. "Noet, Bibl. stud. theol, p. 176, alwaar het jaar der uitgave
-op eene vergissing schijnt te berusten.
ene rware, ernstige ziekte, die Voetius van begin Juli tot einde
"September 1616 bezocht en waardoor bij zelfs »per biduum solidum sine
sensuum ac rationis usu manifesto cubuit, ut expiraturus quoquo momento
yideretur", beleite hem tevens maanden lang naar barielust ie werken.
JEmwenius, Owat. fun., p. 30. Vgl. Gentman, Lyck-predikalie, blz. 99 en
L3
3) Tegelijkertijd deden Gecommitteerden »aen de hooft-ofüeieren, burger-
meesteren ende paenin van de steden" alsook waen de hooft-officieren
wan de dorpen" toekomen: een extract uit de Haagsehe
an 1591; twee resolutien, nchtereenvolgens door de Staten ge-
val Juli 1612. »raeckende de ordre op de religie"; twee
ene 1611, en eindelijk nog die van Januari 1614
pera hooge praedestinatie"',
166 YIERDE HOOKDSTUK.
Vrieslandt, die hen in het verkiesen van de kercken-
dienaren, ouderlingen ende diaconen, midsgaders het, hou-
den der kercken-raden ende classieale vergaderingen, in
den haren na de ordonnantie van den jare 1591 begeer-
den te reguleren, het selve souden moghen doen, ende
by publijeque authoriteyt dner inne ghehandhoudt wor-
den"), zoo vervoegde zich Heusdens drossaard, jonker
Spierinok van Well") — ,door ingeven ende
des heeren van Kessel" — in Maart 1616 te Vlijmen bij
Voetius, en reikte hem genoemde verordening?) over
.om die met sijnen kerckenraet te doorsien" 4),
Hiertoe den eersten Mei ,nae gedaene predicatie" samen
vergaderd , werd al aanstonds door de broeders opgemerkt ,
hoe de ontvangen resolutie geenszins overeenkwam met
hetgeen bleek bepaald te zijn in de vroeger gehouden
nationale synoden?); terwijl zij voorts, als uitslag hunner
»rijjpe deliberatie", aan den drost wilden hebben meége-
deeld: ,dat men niet en conde sien wat stichtinge dese
veranderinge in het beroepen van predikanten, ouder-
lingen ende diaconen soude mogen inbrengen" *). Immers
gaf de ordonnantie van 1591 het kerkelijk beroepings-
*) Zie Resol. Holl, 4—90 Maart, 1614.
*) Spierinck was, 9 Dec. 1612, aan Nic, Blancknert opgevolgd. Zie
Resol. Holl, 7 en 41 Dec. 1612, Vgl. hierachter, bijlage LXXIL. Den 90sten
Juni 1616 geschiedde binnen de frontierplants de eerste afkondiging der
ondertrouw van »den edelen eerentfesten joncker, jonekheer Rodolph Spie-
ringh wan Well, drossart vande stat en lant van Heusden, mitsgaders
Engelen en Vlymen, dyekgraef ende maesgraef van het lant van Heusden,
ende de edele eerentrycke joffrouwe, joffrou Catharina Dutriens". Het hu-
welijk zelf werd gesloten. »tot. Tricht", Oud-arch. Hewad, J, I, 1.
*) Zie hierboven, blz. 105, aant. 3.
*) Deductie, fol. 95. Ann het hoofd der bladzijde schreef Voetius eigen-
handig: »Van het invoeren der resolutien ende ordre van 1591".
5) Te weten in die van 1574, 1578, 1581 en 1586.
5) Kerk. arch. Vljmen, 17a, fol 4, Vgl, mr. J, C. Naber, Caleinist
of Libertijnsch? (1572—1031), Utrecht, 1884, blr. 56.
TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 101
werk in handen van ,vier persoonen uyt de wethoude-
ren des dorps; ende drie predikanten des classis; ende
maer eenen ouderlingh van wegen de kercke" !). Daarbij
was het gansch onzeker gelaten, of bedoelde wethouders
al dan niet ,lidmaten der kercke" moesten zijn: eene
onzekerheid, die ,seer perieuloos" mocht genoemd wor-
den, ,besonder op desen tijt, als men siet dat de magis-
íraten ten platten lunde meestendeel Papisten sjjn ende
houden haer genoechsaem als openbare vianden van de
Gereformeerde kereke ende religie". Ook viel noch uit
het woord Gods, noch uit de instellinzen der oudere zoo-
wel als der tegenwoordige ware Christeljjke gemeente op
te maken, dat ,het verkiesen ende beroepen des herders
toevertrout was geweest de wolven"; reden waarom die
bandeling, naar Vlijjmens consistorie en haar voorzitter
Gisbertus Voetius decreteerden, ,als een deel der kercke-
lijcker macht, niemant toe en quam dan der kercke".
Werder seheen het den kerkeraadsleden, meer bepaald
ix het oog op hun eigen lidmaten ,teenemael ongele-
eenige nieuwe kerekenordeninge aen te nemen".
Eoi kort geleden tot de Reformatie overgegaan als de-
zen waren, ,soude het seer ergerlyck ende aenstootelyck
7 Omtrent de »Verkiesinghe vanden kercken-dienaren ten
platten lande", bepaalt Art. 2 der Haagsche kerkorde van 1594 o.a.
Jhet wolgende: »Ende soo wanneer inde dorpen eenighen dienaer des
woordts van nooden sal wesen, sullen de hooft-officier metten schout ende
gherechte aldaer vier persoonen uyten parochie, die sy daer toe alder-
bequaemst vinden, committeren; die met drie dienaren uyten classe van
dien quartiere met een ouderling vande kereke, ofte daer gheen ouderlinghen
wn xjn, met een vierde dienaer vande voorseyde classe ghesamentlijck
fot verhiesinghe wan een bequaem kercken-dienaer sullen procederen, ende
behoorlick doen examineren, ende daer nae der ghemeente inde
-kercke doen woorhonden, omme t'selve inde manieren als voren ghedaen,
xen werkosen dienner inden dienst aenghenomen, ende sulex als wooren
gesteli to. worden",
a
168 "VIERDR HOOFDSTUK.
sijn voor vele swacken, ende spottelyck voor de Papisten,
800 haest wederom ijet te veranderen". En mocht boven-
dien uit der Staten resolutie, genomen in hunme dag-
vaart van 21 Februari tot 24 Maart 1612, met recht
worden afgeleid, dat de ordonnantie van 1591 alleen-
ljk ter naleving werd aanbevolen, om, vroeger of la-
ter, voor eene gewijzigde plaats te maken"), zoo acht-
ten de broeders het in dit geval dubbel noodig ,by
provisie te volgen ende te onderhouden de kercken-
ordeningen van Dordrecht, Middelborgh ende Haege, ge-
lyek die tot noch toe hier ter plaetsen gevoleht sijn".
Des te gereeder gingen zij tot zulk een maatregel over,
wijl het blijkbaar ,de meyninge was der ed. heeren Stae-
ten" om voornoemde ordonnantie den steden, heerljk-
heden en dorpen geenszins met geweld op te dringen,
maar sleehts hare toepassing te vragen ,daer t'selve be-
geert ende goet gevonden wert" *).
Uit dien hoofde berichtte Voetius zijm Heusdenschen
drossaard, als ,somma der gantscher antwoorde", dat,
wanneer hunne Edel Mogenden zich nader verklaard en
»00ck eenige mitigatie op dese resolutiéón" zouden gege-
ven hebben (gelibk men hoopte en verwachtte) en wan- -
1) »Alles by provisie, ende tot anders sal wesen gheordonneert", Fesol. Holl.
42 Juli tot40 Aug. 1619. — »Item de vergaderinghe des classis overgholesen heb-
bende die missive der ed. mog. Staten, geresolveert ende geordineert hebben haere.
resolutie ende bedenckinghe op te schorten, oorsake verstaenden dat die ed.
mog. Staten eenighe veranderinge over die aenghediende sake sullen doen",
Aland. cl. Gorc., 48 April 1616, — »Sijn de voorn. resolutien gesonden de.
classi; doch van de classe nie& aengenomen, selfs oock niet daer over ge-
debateert ofte gedelibereert mnaer, alsoo men meynde dat de heeren Staten.
selve daer in eenige veranderinge ofte moderatie soude gebruijcken, sijn de
selve ter sijden geleijt, a! hoewel de Remonstranten ende andere tot de
aenneminge wilden procederen". Iedwctie, fol. 25. Vgl. dr. Rogge, Wienb.,
dl. IF, blz. 107—904.
3) Vgl. Resol. Holl, genomen ter dagvaart van 12 Juli tot 10 Aug. 1612.
LE h E manall
TERUO IN HEUSDBN. PREDIKANT TE VLIJMEN. 169
meer ,de kercken van Hollant hier op eendrachtelyck sou-
den geresolveert, hebben" — Vlijmens gemeente zich alsdan
mede bereid verklaarde ,de nieuwe kerckenordeninge aen
te nemen soo niet bij forme van approbatie, ten minsten
bij forme: van tolerantie" 5.
Nog werd in diezelfde kerkeraadsvergadering van 1 Mei
1616 door hare leden een tweede, niet minder gewich-
tig punt behandeld, naar aanleiding van ,een gedruckt
boecksken, genaemt in het latin: Decretum ill
ordd. Holl et Westphrisiae, over het welcke was
uijtgegeven een seeckere resolutie op den naeme der ed.
heeren Staeten"*). In tijdsorde ging aan bedoeld bockje
wooraf een ander, dat, gericht tegen ,veler schandelicke
ealomnien, ende bysonder tegen den brief onlangs by Si-
brandum Lubberti geschreven aenden eer-weerdichsten
merts-bissehop van Cantelberch", tot auteur had den ad-
yocaat-fiskaal Hugo de Groot, wiens ambt, gelijk hij be-
tuigde, meébracht ,der heeren Staten recht ende hoocheyt
voor te staen" *, Zijn geschrift: ,Ordinum Hollandiae ae
Westfrisiae pietas" *) was dan ook bepaaldelijk aangelegd
op de verdediging, in zake Vorstius' beroep, zoo van Lei-
dens euratoren als van Hollands edel mogenden. Ofschoon
reeds terstond vrij scherp bestreden *), liet de Groot door
3) Kerl. arch. Vljmen, 17a, fol. 4, 5.
3) Kerk. areh. Vüijmen , 472, fol. 5.
3) Hugo de Groot, Der Aeeren staten van Hollandt ende West- Vrieslandt
(. Obergheset ct de. Latijnsche spraecke, s' Graven-haghe,,
1613, biz. 2.
*4) Ordinum Hollandiae ac Westfrisiae pietas ab. improbissimis mullo-
rum ealfumniüs, praesertim vero n. nupera S. Lubberti epistola, quam ad.
cocto archiepiscopum. Cantwariensem | seripsit. vindicata: per
. HG , orundem ordinum fisci advocatum, Lugd. Bat., 1613.
205 xijn Discours zeg Barlaeus, op blz 40 eu 11, n& vooraf de Groots
vermeld te hebben: »Wat doet men? De Vriesche doctoren Sibrand,
"Bogerman en Soping maken sich flux daer teghen op, met de welcko
110 VIERDE HOOFDSTUK,
die verschillende aanvallen zich in het minst niet ont-
moedigen, maar hielp hij kort daarop, bijgestaan door
Wtenbogaert!) en na herhaalde wijziging der oorspronke-
ljjke sehets, Oldenbarnevelt zoowel als het meerendeel der
Staten?) aan eene ,Resolutie totten vrede der kercken" ?.
Uitgaande van de verzekering, dat zijj ,wel ende be-
hoorlick" hadden gelet op hetgeen ter Haagsche confe-
rentie van 1611, ,tussehen twaelf kercken-dienaren , eerst
mondelinghe verhandelt, ende daer naer, beneffens hare
respective advisen in gheschrifte overghelevert was",
deden de staten van Holland en West-Friesland met. deze
verordening een beroep op ,die authoriteyt, die haer,
als wettelieke hooghe overieheyt, nae Godes heylighe
woordt, ende het exempel vanden eoninghen, princen
ende republijeken, die reformatie vande religie aenghe-
sich vergeselschapt den rector van de schole tot Amsterdam Mattheus
Slaad, ende alle vier uyt een gat blasende, vallense elek om seerst hem
op "tlf, ende slyten op 'thooft des voortreffelijxsten mans (wiens ghe-
lijck niet en leeft) alle de angels van schimpredenen ende scheltwoorden,
die de onbeschaemtheyt hum ingeeft". Zie echter ook FResol, HolL, 98
Juni 1019.
!) Voetius, in zijme Dispp. select, tom. IV, p. 720, noemt als »fabricator'"
ook Petrus Bertius,
3) Vgl. dr. Rogge, Wtenbogaert, dl. HI, blz. 207.
7) De oorspronkelijke, Latijmsche, titel luidt: .Decrefum illustrium. ac
potentum. ordinum Hollandiae et. Westfrisiae pro pace ecclesiarum, mtu-
nitum sacrae scripturae auctoritate, et conciliorum, antiquorum patrum ,
confessionum publicarum , et vecentiorum doctorum testimoniis, Lugd. Bat.
1614. Over dat »Decretum" handelt Voetius breedvoerig in zijne Polít, eccles.,
tom. HII, p. 41—46. Om zevenderlei redenen beantwoordt hij daar ontken-
nend de vraag: »An decretum ill. et potent. Hollandiae ordd, anno 1614.
mense Januario conditum fuerit legitima doctrinae publice in ecclesiis tra-
dendae regula, concordiae et consensus formula, ad veritatem et pacem in
ecclesiis retinendum redueendam promovendam comparata; atque adeo ub
ecclesiis et ministris recipienda ?" Vgl. Brandt, a. w., dl. IE, blz. 235, 230;
mr. Naber, ao, blz, 57—59, en dr. Rogge, Wienb., dl. II, bla. 197—900;
209—217.
*) Zie bijlage LVIIL.
TERUG IN HEUSDEN. PREDIKANT TE VLIJMEN. M
nomen hebbende, was eompeterende"; om verder, krach-
tens hun besluit van Januari 1614, te ordonneeren, hoe
.by een yegeliek aendachtelick soude gelet worden op de
yermaninge des h. apostels Pauli, leerende, dat niemant
en ghevoele boven het ghene dat hy behoort te ghevoe-
len", Nader omscehreven hunne Edel Mogenden dit pas-
send gevoelen als bestaande hierin: ,dat by alle kercken-
dienaren de goede ghemeynten ende inghesetenen by alle
ghelegentheyt ingheplant worde, dat het begin, midden
ende eynde van 's menschen salicheyt, ende namentlick
oock het geloove, niet des menschen natuyrlicke krach-
ten ofte wercken, maer alleen die loutere onverdienbare
genade Godes in Jesu-Ohristo onsen saligh-maker toe-
geeygent moet worden: dat God almaehtich gheen men-
sehen gheschapen en heeft ter verdoemenisse: geen men-
schen iot de sonden nootsaect; nochte geen menschen
tot de salicheydt noodt, die hy gantschelijck besloten heeft
die niet te geven".
"Was het al, naar de Staten opmerkten, gebruikeljk,
dat aan de hoogescholen en door de predikanten in der
münne werd geconfereerd over de beteekenis der schrif-
tuurplaatsen, handelend ,vande praedestinatie ende ge-
wolghe van dien" — hetgeen hunne Edel Mogenden vrije-
lik lieten begaan — toch stonden zij niet toe ,dat die
hooge disputen, waer uyt, tegens hunne ordre ende goede
xeyninghe, ongherijmde na-duydinghe ende extremitey-
teu souden volghen", op den preekstoel of onder de groote
menigte werden gebracht; evenmin als zjj konden dulden
,üat die ghene, die inde voorsegde uytlegginghe niet
lhoogher en leerde ofte en gevoelde, dan dat God den
Heere almachtich yan eeuwicheydt nae sijn wel-behagen,
ghegrondt in Jesu Christo onsen heylant ende salichma-
ker ter eeuwigher salicheyt vercoren heeft, den ghenen,
MER —
Ta YIERDE HOOFDETUK.
die door de onverdienbare ghenade ende werckinge des
heyligen geestes, in onsen Heere*Jesum Christum geloo-
ven, ende inden selven geloove door ghelijeke onverdien-
bare genade, ten eynde toe volharden: ende daer jegens
ler verdoemenisse verworpen heeft den ghenen, die in
Jesum Christum niet en gelooven, ende in '£ selve onge-
loof ten eynde volharden" — gemolesteerd en verplicht
zou worden ,hooger te leeren of te gevoelen". Immers
hielden Hollands staten ,de selve leere genoechsaem ter
salichheyt ende tot Christelicke stichtinge bequaem" ?) —
gelijjk zij die ook staafden, zoo tegenover predikanten
als gemeenteleden, met eene reeks van bewijsplaatsen
ontleend, niet slechts aan de Schrift maar evenzeer aan
,concilien, oudt-vaderen, openbaere confessien mitsgaders
sommige leeraren van die tijden" ?).
Afgaande ongetwijfeld op nadere en meer uitvoerige
inliehtingen hun door den praeses verstrekt, oordeelden
Vlijmens kerkeraadsleden ^), dat der Staten ordonnantie
,niet weijnich als bedectelycken inruijmde de nieuwiche-
den der Remonstranten van den vrijen wille des men-
schen ten goede etc. met den aencleven van dien". Waar
eenmaal dit'onderwerp ter sprake was gekomen, daar
betuigden tevens de broederen met nadruk, en deden
zulks notuleeren, ,dat sij (latende de classicale vergade-
') De hierboven gevolgde vertaling van het »Deeretum" is die, welke
voorkomt in de Verdedigingh vande resolulie der mog. heeren staten wan.
Hollant ende Wesi-Vrieslant, toten. vrede. der. kercken, teghen. scher.
libel, gheintituleert. Antwoort. op drie waghen, dienende tot adeijs in de
huyden-daeghsche zwarigheyden, Eerste deel, Gheslelt. door. Johannem.
Wienbogaert, kercken-dienaer in 's Graven-haghe. Ecclesiast. 8:7. Swü-
ghen heeft aijnen. tijdt, apreken. heeft. sijnen. tijdt, " s Graven-haghe, 4045.
Vgl. Voet, Dispp. select, tom, IV, p. 726; Polit. eccles, tom. Il, p. 960;
tom. III, p. 756—760, alsmede dr. Rogge, Wienb., dl. II, blz, 209—914.
*3) G. Brandt, a. w., dl. II, blz. 239.
3) Kerk. arch. Vlijmen , 17a, fol. 5.
e
VIJFDE HOOFDSTUK.
Gereformeerden in nood. Naar de vaderstad.
Nicolaus Petri Houweningius, of geljk men hem te
Heusden eenvoudigweg noemde: ,Claes Pietersz." !), was
omstreeks het voorjaar van 1615 gestorven *) tot leed-
wezen zijner gemeente en van zijn ambtgenoot Grevius.
Immers deze had, vooral sedert het vluchtig bezoek door
Wtenbogaert, Taurinus?) en Adriaan van den Borre aan
de frontierstad gebracht) in hem een jjverigen mede-
stander gevonden bij het verbreiden der Remonstrantsche
beginselen *).
7) Oud-arch. Heusden, E. 55, fol. 57.
3) Oud-arch. Heusden, E. 58, fol. 12 verso.
3) Jacobus Taurinus was toentertijd predikant te Utrecht (1605—1618).
Zie over hem de verhandeling van dr. H. C. Rogge in: Acquoy en Rogge,
Arch. v. Nederl. kerkgesch., dl. III, blz. 105—964.
*) Dat bezoek vond plaats op den 104e? Juni 1613; zie Oud-arch. Heus-
den, E. 913, bijlage tot fol. 33 verso der gemeenterekening. Vgl. C. Bar-
laeus, Discours, blz. 20: »Hy (t. w. Wtenbogaert) wordt gheseyt met den
eerweerdigen man Adriaen van den Borre, na 's Hertogenbosch ghereyst te
zijn, aldaer met de Jesuijten ghegeten, ende seker bondtghenootschap met
hun aenghegaen te hebben". Volgens dr. Rogge, Wenb., dl. II, blz. 908,
was de Haagsche hofprediker »gebruik makende van de vrijheid, die de
Staten gedurende den wapenstilstand gunden, naar Den Bosch geweest,
om gelden van verkochte landerijen zijner schoonmoeder te innen".
5) Aan Heusdens kerkeraad betuigde later Grevius, dat van Houweningen
»een jaer voor syn doot mede de remonstrantie geteeckent hadde", Briev.
en pap. kl. Gorinchem. »Nicolaus Houweningen was mede nu aen 't
— —d
GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. 17D
Niet lang na van Houweningens ongesteldheid — die,
begonnen in Januari, terstond ,genonchsaem dootliek" werd
geoordeeld ') — was Grevius ,verscheydenmalen ujjtge-
reist", om zijne Arminiaansche geestverwanten op te zoe-
ken en met hen te raadplegen over het vervullen der
aanstaande vacature. "Toen nu ,op de begraeffenisse Ni-
€olai" diens bejaarde, van middelen geheel en al ont-
bloote vader?) de ringpredikanten, welke haar bijwoon-
den ,over maeltyt" dringend verzocht, ten voordeele
der nagelaten, allen nog minderjarige kinderen?), ,de
plaetse van Heusden" eene poos?) ,te helpen bedienen",
bleek ieder onmiddelljk bereid aan zijn wensceh te vol-
doen. Dit belette echter niet, dat Grevius in deze ,op
ejgen autoritejt" te werk ging.
dlijm, ende daertoe row van loven", luidt het bij Nie, Voet, in zijne reeds
| occ 7Zie Kist en Moll, Kerkhist, arch., dl. I, blz. 340.
— 5). Deductie, fol. 5.
$. Heusdon , E. 944, fol. 09 verso. Vgl. E. 50, fol. 67 vorso.
. 3) Het oudste, Ambrosius, was toen seen thienjarigh joncksken", bij
"wien sieh reeds vertoonden clare teekenen van een voortreffelyekon ende
Aot die studio gansch bequame verstant". Grevius deed hem, na van Hou-
-weningens dood, bij Samnel de Prinee vter schole liggen", en vroeg tovens
gest aan Heusdens magistraat voor den knaap eerst geldelijke
^ . later het stadsalumniaat te Leiden. Ook door Voetius wer-
en, jn vervolg van tijd, Ambrosius' belangen sls bursaal zorgvnldig en
"bebartigd. Zie Oud-arch. Heusden, E. 915, fol. 05 en E. 247, fol.
meermalen hier genoemde Deductie, die met de Driev. en pap.
m eene der hoofdbronnen voor ons verhaal nitmaakt, wordt
ken van »een jaer". Hollands staten evenwel hadden onlangs
4 »alle de elassen in desen quartiere te worden aeugeschreven,
t im hunnen ressorte geene plaetsen van kercken-dienst langer
-mogen lalen waceren als ten uytersten ses maenden, ende de
dat binnen de selve tyd de vacante plaetsen bekleet wier-
pregte Godt vresende, en vreedisame persoonen, alsoo men
e vooriaen de weddens aen de weduwen of kinderen van
mnders als voor den tydt voorsz, ende vorder of anders
Men". Jiol, Holl, 6 Febr. 1612, Vgl Hand. cl. Gore, 30
116 VHFDE HOOFDSTUK.
Zonder zich aan de gemaakte afspraak te storen, of
het verlangen van den daarbij betrokken kerkeraad te
eerbiedigen, liet hij, uit zijne ringbroeders, alleenlijk
Samuel de Prince ,staende tot Baerdwyek ende Armi-
niaens gesind" enkele vacatuurbeurten waarnemen, Voor
de andere zocht hij hulp bij de Bommelsche classis. Dien-
tengevolge traden Henricus Leo !) en Gerard Duyfhuizen ?),
twee besliste Remonstranten, meermalen ,in zijn absen-
tie als ooe in zijn tegenwoordicheyt" te Heusden op. Door
zulk eene handelwijze verbitterde Grevius niet weinig
den grootendeels streng-Gereformeerden kerkeraad, en
legde hij tevens ,de fundamenten van scheuringe tussehen
hem ende de predicanten ten platten lande", tot wie , voor-
nementlicken" David du Piere, evenala ook Snoeck, van
der Rosieren, Adriani en Voetius behoorden *).
Ofschoon de Greeff geen ambtgenoot te Heusden naast
zich begeerde dan een, ,die in de vijff articulen ten
minsten met hem soude conniveren ende modereren'',
vreesde hij toch, bij de toenmalige gezindheid des ker-
keraads, ,zij voornemen niet te cunnen uijtvoeren", en
achtte het dus zaak ,gedurende haren dienst" vam de
door hem gekoesterde plannen zoo weinig mogelijk te
laten blijken*). Om al aanstonds de gedachten af te lei-
den op dit punt, ,liet Grevius hem verlujjden" — nu
eens in het consistorie, dan weer ten huize van sommige
gemeenteleden — ,dat hy een out, bedaecht man wel
!) Zie hierboven, blz. 190, aant. 5.
3) Gerardus Adrianus Duyfhuizen was, sedert 1011, predikant te Well
en Ammerzoden.
3) Abrahamus Adriani stond te Eethen, dat toen nog was gecombineerd
met de dorpen Drongelen, Heesbeen en Meeuwen. Zie voorts hierboven,, blz,
132, aant. 4.
*) Die wijze van doen bij de Gree(f herinnert nog eenigermate aan zijne
wroegere houding. Vgl. hierboven, ble. 130 en 131.
m——— —
GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. 177
geerne tot een collegam wilde hebben ende sodanige best
diende beroupen te werden". Onder de hand zocht hij echter
Antonius Leo, toen nog proponent en in den bloei zijjner
jaren, voor het vervullen der Heusdensche vacature te
winnen, niettegenstaande hij dezen ,eenen ongeleerden
ende hoveerdigen geck hadde gescholden", ten tijde, dat
bedoelde Antonius, ,twistich" met zijn broeder, Henricus
Leo), zich eene korte poos heftig had gekeerd tegen de
Vooral de Greeffs ,hardelic ende bitterlie doorstrijeken"
van ieder, die ,ijet tegen de nieuwe opinien Vorstii ende
Arminii wilde seggen", vervreemdde hem van zijne ge-
meente*) en van het meerendeel der ringbroeders, Nog
Kkwam daarbijj de groote nalatigheid, met welke hij, op
het oogenblihk door geen jongeren collega gesteund, te
Heusden zijne bediening waarnam ?) Telkens, zooals het
3) Vgl. hiernaast, blz. 476.
3) Meer dan eens ontbood Grevius, op eigen gezag. leden der gemeente
cm ter cause vande leere in den kerckenraet te verscehijnen". Tot hen
-beboorden o.a. Anthonie Versluys en Frans Goossens, die echter wniet en
comparserden", Wel kwam daar Dirk Goossens »lest allzezaen diacon,
weijsieh tijts voor Paessehen s?. 1015". De Gree[f bestrafte Dirk »opentlic",
wj! deze st'zijnen huijse hadde de Waerschouwinge van Vrieslant", ge-
Tieht tegen »Conradi Vorstii bouck Vande nature Godts", zeggende, dat
het hem amiet vrijstond »sodanige boucken te hebben ofte te lesen". Hierop
mu wntwoordde diaken Goossens den predikant: »dat t'selve uijtgegeven
: owus bij de ed. heeren staeten van Vrieslant, ende derhalven geoorloft was
van bem suleks gelesen te worden, alsoo oock hij belast wierde, alle
queesten te beproeven". Deduchie, fol. 7. Vgl. in Briev. en pap. kl. Gorin-
hem de deposiie, op 6 Juni 4618 afyelegd door Dirk Goossens, Willem
e Johan Beelaerts.
deeft Grevius, »tegen danck ende adwijs" van Heusdens kerkeraad,
des jaers 1615 een van de twee weeck predicatien voor een
mfueschafl, gelijck sulcks ten overvloet kan gedoceerb werden
cedulen der diaconen", Zriev. en pap. Kl. Gorinchem,
op 29 Mei 1618 van Willem Verhoutert, Willem Tuelinck Ge-
vn Lambert Jarensen. Vgl. Voet. Poli. eccles, t. IIl, p. 251: »dum
intieus eonejonator istie (n. Heusdae) eathedram obtineret ,
raro vacaret, ipso peregre profecto, aliquando propria sua
rz
118 VHFDE HOOFDSTUK.
heette, wegens ambtelibke nangelegenheden uit de stad,
bleef Grevius soms dagen achtereen weg, ,sonder dat de
kerckenraedt van zijne reijse ijet wiste" ), en dan moest
»de weeckpredicatie, die hij niet versoreht hadde, stille
staen". Dit was onder anderen ook geschied, tijdens ,de
weecke na Paesschen?), anno 1615". Gebruik makende
van de Greeífs afwezigheid, stelde men, in die dagen,
onder persoonljke leiding van enkele oud-ouderlingen,
binnen de frontierstad een request op, hetwelk, door de
leden der gemeente — ,weynige uytgenomen" — getee-
kend en ,gecommuniceert met het meerdeel der tegen-
woordige ende gewesene wethouderen'" ?), aan den onlangs
nieuw-verkozen kerkeraad *) zou worden overhándigd , met;
verzoek ,dat hij doch in het beroupen van eenen tweeden
predicant mede wilde letten op den persone Gisberti
Voetii, zjnde borger ende alumnus der stede Heusdem,
vermits men meijnde dat de dienst van voorsegde Voetii
vruchtbaer ende stichtelick soude zijn".
Toen nu Grevius ,des Saterdachs avonts, ontrent het
poortalujjten", zich nog altijd lie wachten, meenden ,die
vande kerckenraedt", bij missive *) een der ringbroeders,
mutoritate (contra constitutiones ecclesiasticas) aliquos in cathedra locaret,
quod ad dona concionandi ineptos, ant quod ad doctrinam heterodoxos,
aut quod ad vitam et honestam conversationem dissolutas",
*) Slechts bij uitzondering bericehtte Grevius aan Heusdens consistorie
zijne afwezigheid. Zio bijlage LXXII.
3) Paaschzondag viel dat jaar op 18 April.
7) »Vande welcke sommige t'zelve geteeckent hebben ende sommige t'
zelve geapprobeert, belovende de lant daer aen te houden dat de inhout
der requeste geéffectueert mochte werden, eenige ooc hebben haer indilfe-
rent gehouden, sonder eijgentlie bhierinne haer te willen bemoeijen",
Deductie , fol. 8.
*) De nieuwe kerkerand placht alstoen in Hoeusden bevestigd te worden
op »Dominica laetare"; d.i. op den wierden Zondag tijdens de groote
wasten, drie weken wóór Paschen.
*) Genoemde brief was in aller naam onderteekend door Anthonie van
Gemert, Willem 'Tuelinck en. Lambert. Jarensen.
mmm——
GEREFORMEERDEN JN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. — l'/9
en wel Vljmens prediker, te moeten ontbieden, ,op-
dat den dienst des Sondaechs, wesende beloken Paes-
schen, niet en soude vaceren". Ingevolge deze aanvraag
om hulp, deed Voetius ,sijne eijgen plaetse ledich staen"',
en begaf hij zich 25 April naar Heusden, waarbinnen
de Greeff 's morgens vroeg, ie hallzeven, juist was te-
ruggekeerd, om er ,de voormiddachse predicatie" te hou-
den over ,het Sondaechs evangelium uijt Joh. 20", Ge-
komen aan de woorden!): ,Vrede sy u lieden", in vers
21, nam Grevius, .die niet had willen verstaen dat Voe-
tius soude prediken", daaruit onvoorziens ,occasie, om.
hevich ende bitterlijck tegen de gemeynte uijt te vaeren" *).
Terstond nà afloop der godsdienstoefening, kwamen in
de consistorie getreden jonker Willem van Cuyck ?), ,rent-
meester van des Graeflelijckheijts domeijnen" *), Dirk Goos-
mens yan der Horden, ,stadssmith", Willem Wteneng,
,upotheearis") ende hooftman vande colveniers sehutters"
met mr. Anthonie Versluys, ,chirurgyn", ten einde den
P.
7) Het amnhalen van schriftuurplaatsen geschiedt bier voorloopig nog uit
:den xoogenoemden bijbel van »Deux Aes", den Gereformeerden kerkbijbel
dier dayen, door Voetins reeds meégebraeht in het Staten-collegie (vgl.
cci » blz. 38), en gedrukt »tot Leyden, bij Jan Paedts Jacobsz. ende
Jan Bouwensz, anno 1589". Zie over die Mijbelüitgave B. ter Haar en. W.
Moll, Geschiedenis der Christelijke kerk in. Nederland, in tafereelen,
NRI 90 dL JI, es aidaar van dr. A. Kuypers opstel: blz, 98, 99.
.2) Niettemin schrijft diezelfle Grevius later (1690), in een brief aan
Bernardus Brantius: Conciones meas non seditionis, non tumultus, non
summarum potestatum, non insolentiae, non protervine oeca-
meinen et incitamenta esse volui", Praest. ac erud. viror. epist.,
was een zoon van Jan van Cuyck »heere van Heyst", en diende
IM. Voetiue vader bij de compagnie van Heusdens gouverneur,
Tie hierboven, blz. 21, alsook Büdr. en med., dl.
180 VIJFDE HOOFDSTUK.
kerkeraad het request aan te bieden, de vorige week in
orde gebracht. Nauwelijks had Grevius dat verzoekschrift
doorloopen, of hij begon ,de gene, die het geteeckent
hadden, te schelden voor perturbateurs ende meuyt-
maeekers, die van de magistraet tot Heusden ende de
heeren Staten behoorden gestrafft te worden, eulperende
ooc grotelix , dat de requeste aende ouderlingen ende dinco-
nen ingestelt was ende zijnen naem daer uytgelaten, daer
hij het hooft was vanden kerckenraedt") Toch gaf hij,
op aanhouden der broeders, en ,na dat veele debatten
van wedersyden gevallen waren", zijne toestemming , om
Voetius de namiddagbeurt te doen waarnemen — ,welcke
predieatie hij selfls in persone heeft aengehoort, als ooe
de heere van Kessel" ?).
Laatstgenoemde, sinds eenigen tijd door een schrijven
van Wtenbogaert voor de Greeffs keuze gewonnen, en
meenende ,dat het in dese conjuncture seer dienstich
was, dat Antonius Leo?) sonde beroepen werden, alsde
weleke beter met Grevio soude aceorderen als Voetius" *),
J) Wat die laatste bijzonderheid betreft, volg ik het verhaal, woorko-
mende in de ons bekende JDeductie, fol. 8. Eenigszins anders wordt het
gebeurde teruggegeven door eene depositie van bovengenoemde commiissie,
6 Juni 1618 aígelegd en bewaard bij de Briev. en pap. kl. Gorinchem ,
nldus luidende: »Verelaren mede doen uijt den monde Grevii gehoort fe
hebben, tot verscheyden reijsen, dat hij het hooft was van de kerck, ende.
dat derhalven sijmen naem raoste vijtgedruckt sijn in de requeste. Waerop
"Wtteneng antwoorde, Christus is het hooft van de kerck, ghij sijt maer.
dienaer der gemeijnie".
7) De Hornes, heer van Kessel, vroeger in garnizoen te Geertruidenberg,
was van 1613 tot 1623 militie-gouverneur te Heusden. Owd-arch. Hews-
den, E. 55, fol. 42 verso, Zie ook Brandt, a.w., dl, IV, blz. 1102.
?) Antonius Leo kwam in 1018 als proponent te Haaften. Een jaar later
beroepen en bevestigd te Schoonhoven, woonde hij o.a. in 1623, als afge-
vaardigde der Goudsche classis, de provinciale synode te Brielle bij, waar.
hij ook Voetius aantrof. Leo stierf te Schoonhoven in 1638.
*) In een tweede zijner eigenbandig geschreven snotities", gevoegd bij
de Briev. en pap. kl. Gorinchem, en hier vermeld als Gísb. Vost,
|
m————
GEREPORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. 181
ontbood nog dien 25'* April Dirk Goossens bij zich op
het kasteel, ten einde hem daarvan ,te persuaderen".
"Toen de Hornes') in zijn pogen niet slaagde, beproefde
hij, .weijnige dagen" later — doch met geen gunstiger
gevolg — hetzelfde bij Wteneng. Ook bracht Zijne Ge-
nade persoonljk een bezoek aan de magistraat op het
stadhuis, alwaar hij ,swaerlicken de gemeijnte ende bor-
gerije heeft beschuldieht over de teeckeninge der requeste,
seggende dat hare autoriteyt daer mede vertreden werde
ende hij gestelt was om die te maintineren"; eene aan-
klacht, door den militie-gouverneur herhaald tegenover
de heeren van Driel, de Beveren?) en Basius, welken
Hollands staten ,doen ter tjt" naar de frontierstad had-
den gecommitteerd — onder toegevoegde verzekering,
dat de overgave aan den kerkeraad van het bewuste ver-
zoekschrift, in Voetius' belang , was ,een criminele saecke,
die behoorde gestraft te werden"; met welke uitspraak
hunne Edel Mogenden, ,even partydich", instemden,
.selfis eer sy de requeste gesien ofte gelesen hadden,
mlleenlick haer prejudicie funderende op het rapport des
heeren van Kessel" ?).
ant. N*. Il, deelt hij mede, dat Antonius Leo zoowel door de Dordtsche
predikanten Decius, Dibbets en Lydius als door Wtenbogaert den gouverneur
was aanbevolen, voor het vervullen der Heusdensche vacature. Uit dien
hoofde — verhaalt Voetius — »hadde sijne Ed. verscheijden van de ma-
gistrmeten bij sich ontboden, ende geseijt, dese man die soude ons bier
dienen, die wert van beijde partijen gerecommandeert dese is moderaet , ete.".
*) Zie hierboven, blz. 156, aant. 5.
3) Willem de Beveren, rentmeester-generaal van Zuid-Holland em burge-
meester van Dordrecht, bleef, ook toen Maurits aldaar in 1618 de Wet
swermette", san het hoofd des bestuurs, Voorte was hij gedurende vieren-
twintig jaren lid van de Statenvergadering. Zie Van der Aa, Biogr. woor-
-denb,, in. voco.
3) Aan den heer van Kessel, die bedoeld request achtte »een saecke
"wan quaede consequentie", antwoordde Voetius: dat het sulcken crimen
müet en was, dat het niet verboden was ijet met requeste te versoecken,
EE |
182 VHIFDE HOOFDSTUK,
In nog veel dreigender, onstuimiger taal gaf Grevius
aan zijjne verbolgenheid lueht op de classis Dinsdag, 27
April 1615, te Goreum gehouden ?), waar hij 800 groten.
misgenougen over dit doen der gemejjnte toonde, dat hij
niet alleenlick Voetium seer hevich scholt", maar ook ver-
scheidene andere predikanten, ,die hem over zijne pro-
ceduren vermaenden, hem biddende te willen na stilheyt&
trachten, met onbehoorlieke ende onverdiende hardicheyt
bejegende"*) Zelís liet hij hier, zoo binnen als buiten
de vergaderzaal, meer dan eens de betuiging hooren:
»dat daer groote tumult ofte oproer tot Heusden was;
datter noch bloet om soude vergoten werden *) ende bloe-
dige hemden gedragen; dat mijn heer den gouverneur hem.
soude moeten voorsien met meerder garnisoen, wilde hij
de stat tegen de mujijtineerders versekeren" *).
Ten einde nu, zoo goed en zoo dra mogelijk, uit dien
toestand vol spanning te geraken, sloeg Heusdens kerke-
besonder van een gemeijnte aen de ouderlingen ende diaconen, die haere
medebroederen sijn. Dat het dan (geljck de Spaignart sustineerde) oock.
een erimen moste sijn dat sijjn Ed. heer vaeder neffens d'undere edelem.
ende heeren hier te lande requeste hadden gegeven aan madame de Parma,
dat de selve daerinne dan oock qualijek mosten gedaen hebben. Hierop.
excipieerde sijme Ed. a! lachende, jae maer hoe sijn sijj oock daer over
gevaren. Waerop Voetius wrij wat eernstich repliceerde: mijn heer, nom
quaeritur de facto sed de jure, haer is cracht ende gewelt geschiet".
Gisb, Voel. Aant. N?, II.
?) Op die vergadering zal Grevius, volgens eene verklaring, afgelegd em
onderteekend door Josephus van der Rosieren, o.a. »in effect alsoo ghe- -
sproken hebben: dat hij niet en wilde, dat hem ijemant, nochte classis,
nochte kerckenraet, souden bemoeijen met de saken ende beroepinghe vam.
Heusden, maer dat hijt allen soude wLvoeren", Briev. en pap. kl. Gorinchem:
*) Zie hierachter, bijlage LXXIV.
3) Dat had oa. Voetius, naar hij later attesteerde, do Greeff hooren.
zeggen tegen Petrus Leewius gelijk ook tegen hem zelven, te Gorcum »im
de geestcamor, daer auctie was van Nic. Houweningii boecken", Briev. en
pap. kl. Gorinchem.
5) Vgl. bijlage LXXV.
b (0 tmn)
me
GEREFORMEERDEN 1N NOOD. NAAR DE VADEESTAD. 188
Taad, in zijne ,naeste" samenkomst, aan de Greeff een
soort van compromis voor, waarbijj deze ,om vredes
wille sonde desisteren van dien dienaer den welcken hy
proponeerde", terwij| de gemeente, vertegenwoordigd
door ouderlingen en diakenen, zich harerzijds bereid ver-
klaarde af te zien ,van de beroepinge Voetii waertoe
my anders gesint was". Ofschoon aanvankelij niet onge-
BR dla sciikking goed te keuren, kwam nochtans Gre-
vius later op zijm voornemen terug, den kerkeraad tot
antwoord gevende: ,dat hy suleks soo niet en conde
doen, dat hy sick eerst moste beraden met diegene, die
hem ende syne kinderen konden grootmaecken — Wt-
teubogaert, Grevinckhoven ende meer andere" ").
-Intussehen waren de zes maanden, die ,een plaetse",
maar resolutie der Staten, ,van kereken-dienst" mocht.
OYerleden predikants, voor Heüsden ,ruijm geexpireert" ?).
'"Toen bovendien de Greeff, jin Septembri" daaraanyol-
; cin ziek werd, en hij zijne ambtsbezigheden onmoge-
T ^andelde Grevius hier in lijnrechte tegenspraak met het
teganover de Vrijs bewering »dat de Remonstranten inden
mer op de macht haerer patronen verlieten" afzelezd door nie-
aeinder dan Wtenbogaert, aldus luidende: sOock en hebben de
noyt patronen ghehadt, op welcker macht sy haer
ten, als alleen op Godt, Tis lichtveerdighe onbeschaemt-
Mecopenbens, loghenen. om te gaen". Zie diens Vrye aemwysing
len, trou-loose. verdrayinghen , calumnien, ende andere
i, bewnden in de ghenaemde Historie van Frederick de
der stadt Amstelredam, aengaende de. hevckeljcke
Holland. Ghedruckt (z. n. v. pl en v. dr.) in 'tjaer ons
, blz. 68, 69.
Dec. 4015, ruim cen half jaar na van Houweningens dood,
p Claesdochter van Marsselen" opnieuw in het
ck van Hamburgh, capitein over den vendell Neder-
, blz. 475, aant. 4.
184 YIJFDE HOOFDSTUK,
lijk kon waarnemen, zagen de leden des kerkeraads zich
genoodzaakt zelf voor het bespreken der beurten zorg te
dragen "). Onder de predikanten, die — ,met Grevii voor-
weten" — in de frontierstad optraden, was ook Corne-
lis Hanecop, toen nog ,staende tot Sprang" *). Met zulk
een onyerdeeld genoegen hoorden hem de leden van het
consistorie, van de vroedschap en van de gemeente, dat
».de tegenwoordige ende onde kerckenraedt", voorgelicht
,door raet ende advijs der meeste broederen in het quar-
lier van Heusden", geen oogenblik aarzelden, genoemden
Cornelis den 22** September 1615 te beroepen. Slechts
de Greeff, wien men ,genegentheijt ende voornemen in
desen", beleefd en tijjdig genoeg had doen weten, om
,met eendracht" te kunnen ,procederen", weigerde uit-
drukkelijk aan Hanecop zijne stem te geven.
Door dien tegenstand echter niet ontmoedigd, begaf
zich de kerkeraad, Zaterdag, 25 September, naar de
vergadering der vroedschap ?), ten einde, volgens artikel
vijf der Haagsche kerkorde van 1586, het beroep — een
paar dagen te voren uitgebracht — ,aen te gheven den
magistraet vander plaetse". Maar op het stadhuis ver-
scheen eveneens de heer van Kessel, ,voordragende, dat
*) Zie bijlazo LXXX.
7) Zie hierboven, blz. 456, aant. 4.
7) Wijl| de »Resolutien van den magistrant ten aanzien van den kerke-
Taad en kerkelijke zaken; 17d" eeuw" (zie Oud-arch. Heusden, B. 6) niet
bevatten omtrent de hierboven te vermelden gebeurtenissen, valt het voor
eene zooveelomogelijk-juiste teekening daarvan des te hooger te schatten,
dat in de verzameling Jriev. em pap. kl. Gorinchem ook zijn opgenomen.
tal van »Extracten vuytel resolutieboeck der stede Heusden" — welk reso-
lutieboekzelf sedert is verloren gernakt — beginnende met de
notulen van Zondag, 10 Jannari 1615 en eindigend met die, gehonden op
Zaterdag, 23 December 1617. Van het voornaamste, in elke
behandeld, tevens betrekking hebbende op de kerkelijke mangelegenheden.
ie Heusden, maakte Voetius, op een folio-vel, bovendien nog eene soort
van index.
k — —nd
GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. 1985
men omme alle gevoechs wille, mette electie vanden pre-
dicant Hanecop noch seeckereu tyt soude supersederen,
dewylen Johannes Grevius, dienaer vande woorde Christi
alhier, hem niet ofte qualicken metten kerckenraedt conde
resolveren". Ook streed het, zooals Zijne Genade betuigde,
.tegens de eere ende reputatie vande litmaten van deser
stede ende kercke, byaldien de maebueriger plaetsen,
d' misverstant gewaer wordende, daer mede souden syn
ofte worden gemoeyt".
"Nadat hierop door de beide ouderlingen, tevens leden
van ,de wet", Willem Gerardsen Tuelinck en Jan Frans-
sen yan den Broeck"), met allen ernst was betoogd ge-
worden ,datmen een vol halff jaer ende meer de saecke
hadde gedilayeert ende tot voldoeninge vande gemeente
de selve langer vuijtstel niet en conde lijden", beriep zich
Heusdens gouverneur, geheel onverwacht, ,op den last
die hij hadde vande edel mogende heeren Staten , die hij
des versocht sijnde, eerstdaechs soude openen", Natuurlijk
werd nu door de magistraat aanstonds ,reces" genomen ?).
Middelerwij] was Samuel de Prince, in het belang en
op sansporing van Grevius ?), klaarblijkelijk ook met me-
!) Gedurende het jaar 1615 was Tuelinck een der drie burgemeesters en
wan den Broeck een der zeven schepenen in de vroedschap. Van Ouden-
dowen, Besehr. v. Heusd., blz. 165. Zie over Twelinek, die almede stond
^bij de compagnie van Floris van Brederode, en indertijd »dikwils scheepen,
kerkmeester ende ouderling tot Heusden is geweest", Hüdr. en med., dl.
XII, blr. 319.
3) Ter vergadering waren afwezig: de voorzitter van het college sche-
penen, Willem Buys van Woeringen en het jongst gekozen lid, Wouter
Hamel.
5) »Den 3. Aprilis 1617 naer gehoudene classe binnen Gorinchem over
znneltyt heeft Grevius hem niot ontsien onder andere propoosten rondelyck
fe seggen, tot verseheyden malen, ten aenhooren van meer dan negen
EEnMidu dase, die sor onder hare handen getuychi hebben,
dat hy selve gesolliciteert hadde om die missive der gecommitteerde raden
wan Staten by de welcke hy in Septembr. 1015 belast was hei predick-
umm
186 VIJFDE HOOPDSTUK.
deweten van de Hornes, naar 's-Gravenhage gereisd,
.om aldaer seeckere acte te procureren, ende te sollici-
teren, waarbij indireeté dit wettelyck beroup Haneeopii
(waertegen sij niet conden inbrengen) soude mogen in het
verwer gestelt werden, ende d'approbatie der magistra-
ien gestuijt". Zondag, 20 September 1615, na den mid-
dag, binnen de frontierstad teruggekeerd, had Prineius
,medegebracht seeekere missive der Gecommitteerde Ra-
den op Grevii sollicitatie, achter de hant ghefabriceert' ^.
Overeenkomstig den inhoud van genoemd schrijven be-
richtte de heer van Kessel, daags daarop, der vergaderde
vroedschap, hoe hunne Edel Mogenden hadden ,goet
gevonden", dat Grevius ,voor alsnoeh den stoel ende
predieampt te Heusden alleen soude bewaren en be-
dienen tot naerder ordonnantie". "evens ,exhibeerde"
Zije Genade, bij die gelegenheid, ,verscheyden ex-
traeten, getrockem vuijten resolutien der heeren Staten
over het beroup der kerckelijcke dienaeren", en gaf hij
als zijn gevoelen aan de magistraat te verstaan, ,dat de
beroepinge volgens soodanige ordre?) moste beleyt wer-
wmpt alleen te bedienen", Deductie, fol. 61. Vgl. daarmede in Briev. em
pap. kl. Gorinchem de deposiie op 4 April 1617 gedaan em geteckend
door Samuel Platevoet, Petrus Nieuwerodius, Joannes Blom, Arnoldus Sin-
derenus, Abraham Adriani, Edzardus Fred. Auricanus, Josephus vam der
Rosioren, Rutger Evertsen Clock, Julius Eisonius, predikantem, respectieve-
lijk te Crevecoeur, Zijderveld, Meerkerk, Kedichem, Eethen, Ameide,
Hedikhuizen, Heikop en Leksmond.
3) Volgens Dedwctie, fol. 12, vertegenwoordigde Princius, ruim eene
week later, de Greeff — »die van wegen syne swacheyt aldaer niet en
en was gecoomen" — ter classisvergadering binnen Gorcum. »Last hebbendo
(800 hy seyde) van Grevio heeft de Prince eenich rapport, doch gebwel
werkeert ende der waerheyt contrarie gedaen, nopende de gelegentheyt
ende stant der kercke iot Heusden; gelyck de classe geinformeert werde.
door de broederen dea qoarüiers van Heusden, die de sueeke genoech be-
kent was", Vgl. Hand. cl. Gorc., 5 Oct, 1045, en hiernchter, bijlage LXXVI.
*) De Hornes doelde hier op de Haagsehe kerkorde van 1591, in tegen-
k — cmt
GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VaDERSTAD. — 187
den"); eene meening, beslist en krachtig weérsproken
door ,sommige der wethouderen", die antwoordden, dat
bedoelde resolutión ,haer nojjt waren bekent geweest,
ende nojjt toegesonden" ?); weshalve ,sij totnochtoe na
deselve haer niet en hadden connen reguleren".
Beiden, kerkeraad en vroedschap, begrepen evenwel,
dat het belang der Heusdensche gemeente dringend vor-
derde, zich, hoe eer hoe beter, te verstaan met Grevius,
die .door dese missive ende authoriteyt der HH. Staten"
een uitnemend exonus had verkregen, ,wanneer hem te
laste geleyt werde, dat hij belettede de beroupinge des
iweeden predieanis". Op het stadhuis ontboden en ge-
yraagd ,waeromme hij met den kerckenraet niet en hadde
-€onnen accorderen", hield Grevius tegenover de vroed-
Sehap ,diversche propoosten"; tevens doende ,een ver-
BEEN Less mia ve pra Over
Mie kerkorde van 1501, zie Voet, Polit, eccles, &. IT, p, 558, 559.
het oog op 4e houding door Heusdens gouverneur aangenomen ,
"Trigland, Kerck. gesch., blz. 808b: »Dus was dien heere al voor
Staten gereot, ende gelijck als inde voorbaet, om de kercken
vau bare oude gewoonlijcke, ende met den woorde Godts accorderende
Ordre ie depossederen, ende nae die nieuwe politijcke ordre te doen
fueisoenneren: want eerst in Decembri daor aun volgende wiert byde
Loon resolutie ghenomen, om die voorsegde extracten alomme
redu (vgl. hierboven, blz. 105, aant. 3) werden, om-
jeux 1016, uit Den Haag naar Heusden verzonden, "Ter
van 10 Juni 1610, bijgewoond door de gecommit-
(00 CENE
188 VIJFDER HOOFDSTUX.
claringe ende belydenisse synes geloofs !), daernae hij hem
altyts gericht ende gedirigeert hadde", Nadat hierop ,de
saecke was in communicatie geleecht", besloot Heusdens
regeering, door het zenden naar Sprang van twee gede-
puteerden uit haar midden: de wethouders Huibert Wil-
lemsen Loockermans en Eustace Vereycken — bij wie
zich, als afgevaardigden des kerkeraads, Tuelinck en van
den Broeck aansloten?) — -,te besiehtigen offmen de
voorsegde twee kercken dienaeren, Grevius ende Hane-
copius, byden anderen soude kunnen voegen, omme te
saemen te dienen" ?).
Ten gevolge dezer voorloopige bespreking met Hanecop,
welke volkomen naar wensch uitviel, alsook op raad der
heeren Basius en de Beveren, die ,in eenige commissie
van wegen de graeffelyckheyts saecken"") juist weer te
TJ) Eene derjgelike geloofsbelijdenis, door de Greeff afgelegd en door van
der Rosieren opgeteekend, komt o.2. voor in de Briev. en pap. kl. Gorin-.
chem. Zie billage LXXVIII.
3) »Declaratie van gewesene costen bij Huijb'. Willemsen Loockermans
ende Vereycken als gekommitteerde vande stadt, ende Willem Teulinck
mel Jan Franssen vanden Brouck gekomumitteerde vanden kerckenraedt,
ter saecke vant beroepen van d. Hanecop predikant tot Sprang, om tott
eenen iweeden predicant alhier ie :mogen dienen in plaetse van d. Nic.
Houwening saligher";: welke kosten, ten bedrage van 29 gld. 19 st. door
van den Broeck, »als deselve hebbende gedebourseert", 26 Oct. 1645 wit.
handen van burgemeester Bruyninex ontvangen werden. Owd-areh. Heus-
den, E. 214, bijlage tot fol. 40 verso der gemeenterekening.
3) Zie het »Extract" vit de Heusdensche raadsnotulen van 27 Sept.
1015, bewaard bij de Bríev. en pap. kl. Gorinchem.
*) Ongetwijeld had op die sgraelfelyckheyts saeckon" min of meer
betrekking: de steekpenning, door Heusdens magistraat »vereert nenden
heere reeckenmeester doctor Johan Basius", in den vorm vaü ween vaetgen
eelen wijn, metten impost, ende ongelder daer bij", ter waarde van 490
gld, »ten tijde de stadt mette reeckencamer te spreken hadde, vande
wergrootinge vande erven, aende hutten inde borcehplaetse". Oud-areh.
Heusden, E. 59, fol. 4.
Dat »doctor Basius" niet onbepaald te vertrouwen viel, schijnt te rnogen
worden afgeleid, ook uit het opgeteekende in Jeductie, fol 45. Nadat
hier toch znelding is gemaakt eener samenkomst, 13 Oct. 1015 gehouden
mam
|
GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VaDERSTAD. 189
Heusden waren, had op Maandag, den 184» daaraanvol-
gend, te Bezooien?), ten huize van den ,scholtis", het
mondeling onderhoud plaats tusschen de Greeff en Ha-
mecop, in tegenwoordigheid der vier, bovenvermelde ge-
committeerden. Terwijl hier Grevius, gansch ,buyten last
ende ordre", als voorwaarde tot broederljke samenwer-
king, op hoogen toon, den eiseh stelde: dat Hanecop
moest ,inwilligen ofte teeckenen de vyf articulen , dwelek
dese hem met goede redenen beleefdelyck afsloech", ver-
klaarde van zijn kant ,de pastor tot Sprang" zich gaarne
bereid, om — wanneer hij ,de sake met eenige broeders
soude hebben gecommuniceert" ?) — zijn besluit over een
gemeenschappelidk arbeiden met Grevius ten spoedigste
an de magistraat der frontierstad te doen toekomen.
En reeds 19 October 1615 ontvingen de consistoriale af-
gevaardigden, ter oorkonde voor hunne vroedschap, van
Hanecop eigenhandig ,eene acte van vrede"?, die,
"E
door Heusdens magistraat en kerkeraad met de heeren Dasius en de Be-
yeren, wordt daaraan het volgende toegevoegd: »Dese voorn. besoignen
.hadde de reeckenmeester Dasius na sijn sin geheel anders als die gepasseert.
waeren, beworpen ende ingestelt, ende arbeijde acbter de bant by eenige
"wt de magistraet, dat de selve soo mochten geformeert ende aengenoomen
"wenden. Doch hebben sulx afgeslagen ende gewilt, dat daer niet in veran-
eed worden, maer so0 als hot gepasseert. was, ende alrede ingestelt ,
blijvon".
o» Sprang was vroeger mot Berooien gecombineerd. Vgl. hierboven,
biz. 156, aant. 1.
7") »Dat Guill vanden Berge, weirt in St. Joris binnen deser stede, be-
enden ontfangen te hebben deur handen vanden borgermeester der stede
van Heusden vanden jaere 1015 Geraert Bruynincx de somme van vier
.euld. 48 ste. over de verteinde monteosten gedroncken gelagen teynen
Jhuyse gedaen by den ministre Hanecop, ende eenige vanden kerckenraet
ci "Wereyck ende andere. Bedanckende hem goede betalinge.
signature opten 22 Octob. 1015". Oud-arch. Hewsden,
Cm dbijlage tot fol. 42 verso der gemeenterekening.
3) in de Brie. en pap. kl. Gorinchem wordt gesproken over »seker
-eonsepL van moderatie, beraemt ten overstaen van den ed. heere Willem
- wan Beweren, tweleke men verstont der heeren Staten intentie te eullen
" 18
r—
(— CUN
190 VIJFDE HOOFDSTUK.
geljk hij daarin met nadruk betuigde ,sijne eonscientie
onbeswaert liet"; voorts ,eernstelijck versoeckende, dat
dese onderteeckeninge niet en soude geduijdet worden,
als of hy den dienst van de kercke van Heusden naejoege ,
want hy dien aengaende noch niet geresolveert en was".
Hoewel op zulk een loop der zank geen oogenblik ver-
dacht, zorgden echter de Greeffs partijjgenooten ") — in
strjd met hetgeen, volgens advies des heeren de Be-
veren, vooraf bepaald was — dat de wethouders Loocker-
mans en Vereycken ,noyt rapport en deden van hare
besoignen tot Besoyen" aan Gecommitteerde Raden *); ter-
wijl| Greviuszelf onverhinderd voortging ,den kereken-
dienst alleen te betreden". Geen wonder, zoo Hanecop
straks volle wrijheid vond zich, bij gegeven keus, van
Sprang te verplaatsen naar Breda"). |
gonoech "gouoeoh doen, ende nae gehondene communicatie van d. Haneeop E
hanteyekeninge ingewillicht den 19 Octobris".
T) Tot hen znoeten inzonderheid gerekend worden, behalve Heusdens
vwernour — »op wien Grevins meest syn ooge hadde, door wiens raet ende.
hulpe hy meest gecourageert ende opgehouden werde, gelye hy ooc tsedert
de doot Nicolai Houweningii in alle voorvallende saeckon tot den gremelten
heere van Kessel geduyrich synen toevlucht was nemende" — de schout.
Cornelis Gerritsen van den Elshout, de burgemeester Gerard Bruynincx , de:
sehepenen Govert Gijsbertsen de Momber, Huibert Willemsen Loockermans,-
Eustace Vereycken en Wouter Hamel, alsook de rector Paulus Arcerius.
13) »Heeft d. Grevius mede verclaert in den classi van die conferentie
tusschen hem ende Cornelius Hanecopius, beroepen dienaer tot Heusden,
deze conferentie streckende tot een ondersoekinge ofte dese twee. dienmeren
maleanderen so verdraghen ende dulden souden connen, dat de gemeynte
iot Heneden door haere lieder oorsaeke niet end' sonde in scheuringhe
commen, derhulfren dese conferentie gedaen zijnde men souden den ed.
heeren Staten daervan pertinentlycken rapport doen: welcken rapport seyde
d. Grevius noch niet end' was gedaen ende wnt doorsake sij verelaerde
hy niet te weten. Die gecomimiteerde om dese conferencie aen te hooren
xyn gheweest twee wt den magístraeL ende twee wt den kerckenraedt tot
Heusden", Hind, cl. Gore, 18 April 1616,
3) Met het oog op die derde standplaats, zong later Vondel:
»En hy krayde vroegh en spá
Op den tooren wan Breda".
Tie in bet wklassiek letterkundig panthéon" J. van Vondel, Hekeldichten,
- dl
pn—————
GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. 191
Aldus bleek Heusdens gemeente in de laatste maanden
van kwaad tot erger gekomen. Niet slechts, dat zij ,van
Voetii dienst om vredes wille had moeten berooft wer-
den"), maar ook ,vond sy haer tenemael gefrustreert
yan het beroup Hanecopii". Daarenboven sprak de Greeff
steeds openliker en stoutmoediger, zoo op den kansel
als elders, zijne Arminiaansche beginselen uit ?); hetgeen
ten gevolge had ,dat veele buyten?) ter kercke gingen".
Reeds was er, in afwijking van het sinds jaren ge&er-
biedigd gebruik, dien zomer geen avondmaal gehouden,
€n toen nu Grevius ,van meyninge was het op Kersdach
vut te reyeken", keerden zieh hiertegen beiden: ouder-
lingen en diakenen, omdat hij ,met syne broederen inden
lasse ende quartier van Heusden, noch met de gemeynte
versoent was". De Greeff evenwel stoorde zich aan geen
advies of resolutie des kerkeraads*) en antwoordde bit-
1 £,hy soude nachtmael houden al soude hy t'alleen
.houden". Ook scheen het hem nauweljbks te hinderen,
dat hoe langer hoe meer lidmaten ,sich van syne pre-
düeatien absenteerden*), ende de gemeynte te Heusden
Jbim 35; net Brant's en andere aanteekeningen en een masehrift ter
L dmbiding van dr. J. van Vloten, Zutphen, W. J. Thieme & Cie (zonder
Y) Juist in dezen tijd ongoweer, valt de reeds vermelde ernstige ziekte
wan Voetius. Zie hierboven, blz. 105, aant. 2.
1) Zie bijlage LXXIX.
3) T.w. naar Sprang, Vlijmen en Hedikhuizen.
4) Zie bij Trigland, Kerck. geseh., blz. 812a, vormeld: »de acte van be-
Büraflinge, protestatie, ende weygeringe van ten avontmale te komen,
/Grevio by eenige vanden kercken-raet voorgehouden", Vgl. Deductie, fol. 60.
5) Voor dat wsich absenteeren" bestonden wellicht nog andere redenen ,
"dan die onmiddellijk samenhingen met de Greefls Armininansche beginselen.
Joo verklaarde b.v, Hendrik Berendtsen, bakker te Heusden, »dat Joh.
"Grevius voor Kersujt a^. 1016 tot sijnen huijse was gecomen ende hem
"wersocht hadde om ter taefel des Heeren te comen, ende onder andere ge-
"mecht waerom hij niet ter kercken quam, ende dat hij nu in een geheel
i—
Em
192 VIJPDE HOOFDSTUK.
in groote vermoeslinge geraeckte"") Wanneer maar
,syn"*) magistraat hem steunde, en de heeren Staten
voortgingen met betalen, was het Grevius, naar hij zeide,
vrjj onverschillgg ,of daer veel ofte weynich te kercke
quamen" ?),
Gelijk te denken valt, gaf zulk eene ,verachtinge ende
groote onhebbelycheyt", die elke poging ter verzoening,
hoe dikwijls ook beproefd *, noodwendig schipbreuk deed
jaer im sijne predicatie niet en wns geweest", waarop hij aun de Greeff had.
genantwoord: »dut de saecken Godt betert in de kereke van Hensden so0
stonden, dat hij ten geh»or ende ten avontmaele niet en conde comen",
Dij die verklaring echter voegde Berendtsen ook nog dit: »Attestere ick
voorder, dat de selve Grevius zedert de doot van den predicant Claes Pieters-
sen, als hij mij quam seggen dat ick het broot omn in het nvontmael te
gebruijcken soude backen, ende met eenen voor her) eenen deuvecaeter
somiijts van 18 st. somtijts meerder ende oock minder soude backen ende
hem die te sijnen huijee senden om aldaer te consumeren , dickwils sanhou- |
dende ende mij versoeckende (somwijlen drie mael op eenen dach) om den.
prij der voors, deuveeneters mede te sehrijven ende te brengen als in.
somme, recht of het al te saemen in de kercke waere gebruijckt: ende
sulcks weijgerende, de voors, Grevius selfs eens de declaratie van het 1
gelevert te Paesschen a? 1615 heeft geschreven ende onderteeckent in een
somme vervatende t'gene in de kercke ende te sijnen huijse was gelevert,
gelijek sulekg blijeken sal uijt de declaratie daer van ondor den heere kerek-
raeester Bruijincks berustende. Actum desen 7 Junij 1618, (was get*)
Hendriek Bernte", Briev, en pap. kl. Gorinchem.
*) Tijdens die »vermoeslnge", werd Vlijmens predikant herhaaldelijk
uilgenoodigd in Heusden beurten te komen vwervullen. Zie hierachter,
bijlare LXXX.
?) D, w.z. de Remonstrantsch gezinde leden van Heusdens vroedschap, Vgl.
hierboven, blz. 190, aant. 4.
*) Ook wanneer Grevius in den ring eene vacatuurbeurt moest vervullen ,
gebeurde het — zooals te Hedikhuizen — sdatter sommige uijt de kercke.
gingen, niet begeerende sijne predicatie aen te hooren",
5) De Gorcumsche classis o,à. trachtte het verschil tusschen Grevius en
zijn kerkeraad uit den weg te ruimen door de afeaardiging naar Heusden
van Leewins, Vogelsanck en van Sonnevelt. Ofschoon genoemde commissie »over
dese besoigne doende was den 19, 13 on 44 October", weshnlve vier dugren
Inter gan »Sara, weduwe van salighe Hans Bever, weirdinne Int landt
van beloflen", op last der magistraat betaald werd »de somme van hon-
dert seventhien gld. 42 sts. over de verteirde costen, gedroncken wynen
ende bieren by den gecommitteerde predicanten, met eenige vuyten wet-
GEREPORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. — 193
ljden, aan verschillende lidmaten van Heusdens ge-
meente — ,ontrent tot tnegentieh in getale" — gereede
Ooorzaak, den 10/* Februari 1617 ,seeckere acte te be-
teyckenen"?) krachtens welke ,wt het midden vàn haer
eenige gecommitteert wierden, om, in haer name, by
alle gelegentheyt aen hare wettelycke overheden te re-
monstreren, ende te suppliceren, dat sy by de oude ware
gereformeerde religie neflens andere goede religions ver-
wanten mochten gemainteneert worden, ende tot dien
eynde met behoorlyeke ordre eenen tweden dienaer in
de vaeerende plaetse geroepen werde van den weleken
sy verseeckert mochten syn dat hy gebleven ware, ende
alsnoch geresolveert ware te blyven by de voorsegde re-
ligie". Toch ontmoette dit verzoek, door Jacob Jacobsz.
dhouderen, present dheere gouverneur, zijn genade van Kessel, omme te
mssopieren het misverstandt ende oneenicheyt gevesen tussehen den predi-
.cant Grewius ende den kerckenraet" — zoo bleek later hare moeite ie ver-
. Zie Hand, el, Gorc., 19 Sept. 1616 en. Oud-arch, Hewsden,
2 914, Milage tot fol. 44 verso der gemeenterekening. Vgl. daarmeé van
de Dedwctie, fol. 45 en het sExtract" uit de vergadering der Heusdensche
-wroedsehap op 12 Oct. 1016, bewnard in de Briev. en pap. kl. Gorinehem.
*) Heusdens gouverneur, de heer van Kessel, »verclaerde te hebben wer-
tnmen, datmen in de stadt tot vele borgers huysen omme gedragen, ende
midaer geteyckent hadde seeckere billet nopende tstuck vande religie, tgene
by weele geteeckent mochte syn, die niet ofte nauweliex en wisten wat zy
motulen van 19 Febr. 1017, in Briev. en pap, kl. Gorinchem. Reeds den
Sg*" Febr, daarop »wiert van Cloppenburch geobtinoert by syn Excellentie
aen den heere van Kessel, in de weleke syn Exc. in faveur vande
gemeynte die de acte van protestatie 10 Febr. beteyckent hadden, den
Jheere van Kessel reeommandeerde dat syn Ed. behulpich soude syn omme
-sodanich een predicant te becoomen, als de gemeynte in haer protest ver-
mochte, daermede de oude Religionsverwanten niet min mochten gecon-
denteert syn, als de andere met haren Remonstrantschen predicant, Dese
-uisiive met eenen expressen door Cloppenburch ghedepescheert synde, is
—
194 VLJFDE HOOPDSTUK.
Üroes ') en Cornelis Groen *) het consistorie voorgedragen ,
wederom hardnekkigen tegenstand bij Grevius, die alleen
maar bereid was tot de keuze van een toekomstigen col-
lega mede te werken, zoo deze ,de resolutie vamde hee-
ren Staten?) soude ingewillicht hebben"; terwijl het be-
roepzelf geschieden moest ,volgens de ordre *), beraemt
in den jare 1591" — twee eischen, waaraan de Greeil
hem hier van recepisse wederom in den Hage onder de hant van P, Casem-
broot geworden van date den 5 Marti". Deduetie, fol. 56. |
7) Ten huize van dien Croes, smid, ijkmeester en ziekentrooster, was
Voetius indertijd uitbesteed geworden. Vgl. bijlage VIII.
3) Met den procureur Groen zal, naar Essenius in zijne Orat. fun., p. 47,
bericht, Woetius' schoonmoeder Maria van Diest, geboren van Liemt, her-
troüwd wezen. Vgl. bijlage LXX.
3) RHesol, Holl, 1 Jan. 1614, waarbij Hollands edel mogenden wpro-
wisionelijek hebben gheordonneert, in wat limiten in de ghecontroverteende
poincten de kercken-dienaers in hare praedicatien tot opbouwinghe der
christelicke gemeéente, ende weeringe van vorderé misverstanden ende ,
eenigheden hen behooren te draghen". Zie Kesol. Holl, 1—99 Dee. 1
5) Art. 1 der Haagsche kerkorde, betrekking hebbende »op de w '
wande kereken-dienaren binnen de steden", lnidt aldus: sEerst soo wannee
inde steden eenighen dienaer des woordts 'Godis sal ontbreecken , sullen de.
burghemeesteren, regeerders, ende vroetschappen der selvor steden commit-
teren vier persoonen, die sy daer toe alder-bequaemste sullen verstaen. Ende:
sullen de burghemeesteren, regeerders, ende vroetschappen voorschreven den
dienaren des woordts Godts, ende ouderlinghen der kereken inde selve ste-
den bevelen, mede uyt den haren vier persoonen te committeren, die
ghesamentlijek naer voorgaende ghebeden ende ondersoeck dies
by hen lieden te doen, procederen sullen tot verkiesinghe van alsulcken
persoon, ofte persoonen als hen goetduncken sal, tot den
dienst van noode, nut, ende bequaem te xij: Ende deselve hare verkie-
singe aledan voordragen het collegie vande voornoemde burghemeesteren,
regeerders, ende vroetschappen. Ende indien de gedaen verkiesinghe densel-
wen aengenaem is, sal den werkoosen persoon inder maniere navolgendeue
geexnmineert werden, ende soo verre hy bevonden wort boquaem, ende
ghenoeghsaem van Godt begaeft te zijn, sal hy den ghemeente inde kerckesme
woorghehouden worden. Maer soo verre de voorsehreven burghomeesteren —«
regeerders, ende vroetschappen verclaren de woorseyde verkiesinghe henzme-
lieden miet te behaghen: sullen de voorseyde ghedeputeerden ende ind
maniere als voren tot nieuwe verkissinghe vun) venigha xndens ponen ME
Vgl. Voet,, Polit, eccles, t. II, p. 558, 509.
—
GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. — 195
zeer goed wist, dat door Heusdens kerkeraad onmogelijk
kon worden toegegeven.
Üngeacht het verzet den broederem nog buitendien ge-
boden door den heer van Kessel te zamen met eenige
leden der vroedschap!), en niettegenstaande Grevius' be-
tuiging: dat, soomen scheuringe maken wilde, hij oock
scheuren sonde dat het een aert hadde", wistem echter
ouderlingen en diakenen, handelend als in , vollen kercken-
muet" ?), den predikant van Ameide") Edzardus l'rederici
Auricanus *, naar de bepalingen *) der Haagsche kerkorde
wan 1986, bij schriftelijke en eenparig onderteekende acte,
| woorloopig te doen beroepen*). Dientengevolge zou deze
-.— 9) O.a. schout van den Elshout en burgemeoster de Momber. Deduclie,
dol. B4, Zie wok het geextraheerde uit de Heusdensche raadszittingen,
gehouden van 42 tot 99 Febr. 1617, in Driew. en pap, kl. Gorinchem.
De Greelf evenwel werd. daarin ERUT want reeds toen men *s Woen-
odas B Maart 1018, na de godsdienstoefening »meijnde te besoigneren in
verkiesen van een tweede predicant, de selve Grevius nae vele uyt-
ten leste geseyt heeft, dat hij dner toe niet coste sick verlegen,
dij uijt moste reijsen nae Woreum ofte Goreum ten elf ueren; ende
hem aen worden geseijt datmen nae den middach sonde anderwerf
; , €nde sulcks de gecommitteerden der ers, magistruet aen laeten
weggen, fantwoarde , de heeren mogen het maecken soo sij willen". Briev.
oem. pap. kl. Gorinchem.
Amwide behoorde »onder de heerlijekheyt vanden heere vam Brederode,
ender den classe van Gorinchem", Zie Trigland, Kerck. gesch.,
I
1 Aie over hem Hand. cl. Gorc, 17 Nov. en 7 Dec. 1609.
| 9) Volgens art. 9 moest het beroep der »diensers die nu alreede inde
"Mjenst des Woorts rijnde tot een ander ghemeynte beroepen werden" ge-
, zoowel in de steden als ten platte lande »by den kercken-raet
i , ende het oordeel ofte adwijs vande classe, ofte ymmers van
& ofie drie naest-gheseten dienaren der selver, soo het selve gheschieden
CN »terwijl art. 4 bepaalde, dat hiermede nog diende gepaard te gaan de
»probatie, ende goet-kenninghe der overheyt vande plaetse respective-
j No enghegheven worden, em ie vernemen of sy
| -ofte borgherlijcken wandels halven eenige wettelijcke oorsaecke
h ) ende der gantscher ghemeynte".
der beroepingsacte, gedateerd 10 Mnart 1617 en ondertee-
E Eisen 4. van Gemort, Walewijn Jansen, Willem Ge-
!
VHFDE HOOFDSTUK. -
door den schepen Willem Gerritsen Verhoute
mitteerde der magistraat, en door Tuelinck,
digde van het eonsistorie, den 19: Maart 1617
plaetse" worden gehoord " Hoewel beiden in A
gaven ,goet eontentement" hadden en dieno
stig ook rapport uitbrachten aan hunne we
lastgevers, ,800 is tot grooten leetwesen vanden ke
raet tusschen gecoomen het schryvens d. lizardi,
mede hy verclaerde geensins te conmen verstaen tot
accepteren vande beroupinge, benevens andere redene
wt oorsaecke hy van syne gemeyzta niet en soude eor
nen ontslagen werden", :
Schier ten einde raad bij hun vruchteloos
rardsen Tuelinck en J. van den Broeck alsook door de diakenem
Jarensr, Jan Lenertsen van Boxtel en J. Beeluerts, is nog woorh n i
de »Exiracten" uit het resolutieboek van Heusden, in de Bring en
kl. Gorinchem. «
!*) Zie Oud-arch. Heusden, E. 216, waarin xich bevindt een »F
wuyttet memoriael van wijlen Willem Geraertsen Verhoutaert, m
desselfs vacatie, reijs- ende teircosten bij hem voor de stadt gedaen": |
ook »vergeselsehapt" met Willem Tuelinck, »door last vande heeren
gistraten, naar Armeijlen om te Ahoonen den predicant aldaer gm
Ttsardus",
7) Eene dier redenen zal wel geweest zijn »de diversiteyt vande opiniem
ende voysen", bij de Heusdensche vroedschap, omtrent zijne komst, Op het
werzoek van jonker Spierinck, dat de magistraat zich zou willen c
meeren met den inhoud der beroepingsacte, hem door dem kerke
hand gesteld, was dan ook »egeene sekere resolutie gevolcht"', naar-
staat in het »Extract" der raudsnotulen van 41 Maart 1617, bewaard
de Brice en pap. kl Gorinchem. Zie verder bijlage LXXXI, n
Resol, Holl, 47 Maart en 9 Mei 1617, omtrent. de opdraeht. door Holland
staten overgezonden aan de gecommitteerde raden, mr. Adriaan.
Wouter van Neercassel,
3) »Vacaverat cathedra biennio, invita ecclesia, invito synedrio,.
per concionatoris Remonstrantici ejusque magni auxiliatoris turbatio
pedito in quibuscunque intentis et coeptis vocationibus, et ad
praeparationibus", Voet., Polit, eccles, t III, p. 254.
s00 verre dat hy seyde niet
en lyden dat soolange hy gesont
en predicant als versocht wiert op
el soude eoomen" — de overige kerke-
üigden evenwel ,promtelyck haer toege-
1 alles te doen tot contentement der ge-
e broeders uit den ring van Heusden,
van der Rosieren en Voetius aan-
Donderdags, of, zoo noodig, Dinsdags —
ei B OgEusisI* di gene. gudalionst-
werd — ,in de publijeke kercke aparte
eginnen"?). Daarvan opende Voetius de
th juist bij ziju voormaligen studiemakker van der
op
il. lige LXXV en LXXIII. Zie ook hierboven , blz, 177,
ic heb ik, voor hetgeon in den tekst volgt, ook
— het eene meer, het andere
or Voetins in klad ontworpen en bewaard bij de
Het dagverhaal, dat hij neérschreef op een
BUE isniecrpoccadia Gus Voet. Aant. N*. WI
198 VIJEDE HOOFDSTUK.
reeks op 4 Mei 1617, met eene toespraak over Filipp. 1,
vs. 29: ,Want u lieden is ghegeven in de sake Christi,
niet alleenlick in hem te gelooven, maer oock voor hem.
te lijden".
Nauw was dit vernomen ,bij de heere yan Kessel ende
eenige Remonstrantsche uyt de magistraet", of Heusdens
militiezgouverneur beijverde zieh den drost, jonker Spie-
rimek van Well') ,hardelycken daer over te berispen",
om voorts het gebeurde ten spoedigste ,aen te brengen
in den Haege" bij hunne Edel Mogenden *). Slechts weinig
dagen later ,communiceerde" Henrieus Rosaeus, predikant
aldaar, op verzoek en uit naam van zijn partijgenoot
Voetius?), ,de motiven, t'belejt, ende eireumstantien
LE
!) Spierinck, wiens »goetheijt ende eenvoudicheijt", naar Voetins -
kert, »tot noch toe in prejudicie van de goede saecke geabuseert was!
den heere van Kessel", begon, omstreeks dezen tijd, misschien wel
gevolge van een onderhoud met prins Maurite, »syne gunste, vrien!
ende hulpe" den Calvinistisch gezinden broeders aan te bieden. Ook ha
reeds »doen niet op Pnesschen met Grevio gecommuniceert; weshalve
Genmle den drost tegemoet voerde: »dat hij niet en hndde gedacht.
dij hem soo soude afzevallen hebben"; terwij| Heusdens ehe
een purtijgenoot van de Greeff — jonker Spierinck »seer verachtede:
vergelyckende by een verckenspeese ofte dierghelycke, dien men reckt ende -
treckt, seggende voorder: het ie met hem, hier hebbe ick u, duer wér- |
liese ick u, ete." Gisb. Voet. Aant. N*. HE; Briev. en pap. kl. Gorinchem.
Vgl. Voet., Polit. eccles, t. lI, p. 959. E
3) »Soo haest de eerste predicatie gedaen was, is dit. aengebracht. ende
gedifflameert, alsof met disordre ende specie van muijterije, legem danck-
van de magistraet suleks geechiet waere'". Deduetie, fol. 69, 68.
schepenen Hamel en Loockermans, daartoe wit Heusdens vroedschap
legeerd, verzoehten aan de Staten »datter ordre soude mogen grestelt
den op de kerckelycke saecken". Zie voorts bijlage LXXXII.
3) Volgens een kerkeraudeboek, loopende over de jaren 1617 tot 4694 ——
in den, deor Johs. van Hemert Fz. opgemnakten em bij L. Veerman,.
Heusden, nitgegeven [mventaris van. het archief der. Hervormde herk
Heusdon, vermeld onder afd. (f, B, a, n*. 39 — was daarin vroegee
ook te vinden geweest: »Voetii brief aen d. Roseum geschreven, *
rende hoe Voetius de eerste predicatie bij leeninge tot Heusden dede",
over Rosaeus, o. a., Resol. Holl., 4—929 Dec. 1015: dr. Rogge, ner:
dl. Il, blz. 990—318 en 348—386 passim; Brandt, a, w., dl. II, we ME
GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADRRSTAD. — 199
van dese begonnen extraordinarische predicatien, om
t'selve schryvens met Sijn Excellentie ende de steden,
. die de goede saecke waeren toegedaen, te communiceren,
- op dat alsoo alle valsche rapporten of gepraevenieert ofte
gesteuijt mochten werden". Zich hierop ten volle verla-
|. tende ?), zetten beide ringbroeders hun aungevangen werk
rustig voorb?). Als echter Josephus, Donder-
m .18 Mei, in het bijwezen van zijn Vlijmenschen
| ; des morgens gepredikt had naar aanleiding
| van Ducas 10, vs. 23 en 94, namen twee leden uit het
onsistorie, de onderling Willem Tuelinck em de diaken
Lambert Jarensz., die gelegenheid waar om aan Voetius
mede: te declen ^: .hoe het; de finaele meijninge des kerc-
D Te revtags io Vots tote vk do pan in vn e
de Glarges, den lateren pensionaris van Haarlem. Gisb.
. MIL. Zie over hem: Resol. HolL, 95 April 1617, 23 Nov.
620; dr. Rogge, Wenbogaert, dl. Wf, blz. 477, dl. HII,
en
Voeti;
Brandt, a.w., dj, HI, blz. 990, d]. IV, blz. 230,
'oetius, Dinsdag, den 104** Mei »wesende nae Pinck-
len dach", over vs. 14 en 15 uit den derden brief van
. Aant, N*, IV.
Sforder in den tekst volgt, levert ook Voetiuszell een. om-
in zijne Polit. eccles, t. III, p. 251—957, aanvangende
weorden: »Nune audi quomodo istic (n. Heusdae) in cathedra
im". Hij geeft van zijn vroeger wedervaren hier zoo breed ver-
amet het oog op zekere beschuldigingen tegen dat beroep naar Heus-
ingebracht. De eene aanklacht ging uit van Voetius' voormaligen
h en studiemakker, Bernardus Dwinglo, die in het pamflet
der vwemwoestinghe staende in de heylighe plaetse: dat is, elaer
u ch werhael vande. voornaemste. mis-handelinghen , onbilüjche
rem ende mwiliteyten. des nationalen. synodi, ghehouden binnen
« inde jaren 1648 en 1619, Enghuysen, 1622, dl. I, blz. 404,
i »datmen predicantem buyten weten vande overheydt ende
den stoel hadde ghebracht, als tot Heusden; de Remonstranten
-daer uyt stootende ende weerende", Vgl. daarmede, blz. 80;
n hadde men eenen Voetius op stoel ghebraeht meL gheweldt
de wettelijch consent vande magistraet". Van Hoig de
Undere besehuldiging, wanr hij in »ijn Apologetieus eorum
Westfrisiaeque et. vicinis quibusdam nationibus ex: legibus
200 YIJFDE HOOFDSTUK.
kenraets was met dese aparte predicatien tot beroep te
comen op sijn persoon".
Dat berieht, juist te dien tijde en onder die omstan-
digheden iot hem gebracht, plaatste Heusdens gewezen
alumnus voor eene uiterst moeielijke beslissing. Wat toch.
was het gevali Ruim eene maand geleden ), had Voe-
tius binnen Vlijmens pastorie ontvangen twee ouderlin-
gen?) der Hotterdamsche ,dolerende gemeijnte" ?), die,
zoowel bij hem als bij zijn kerkeraad, ,ernstelyck aen-
hielden", dat hij voor korte poos haar wilde bedienen",
Gedurende zijn drieweeksch verblijf aldaar, bleek Voetius
hen zoo ,stiehtelyck in hunne versamelinghe onderwe-
sen" en zij zulk ,een sonderlinghe welgevallen daer aen
praefuerunt ante. mulationem quae ewmnit anno 1618. Seriptus ab Hu-
gone Grolio j. c antehac. [isci Hollandici, Zelandici, Westfrisici.
ac post adsessove oppidi Rotterodamensis, et inter curatores wei]
Hollandicae ae Westfrisicae. delegato. Cum refutatione. eorum. quae mi
wersus ipsum, alque alios acta ac judicata sunt, Parisiis, 1629, p. 4
den Contraremonstranten voor de voeten wierp: »dum pastores novos yo
rite atque ordine in cathedra locant. ut Husdae", Vgl. Voet., Polit. eccle.
t. III, p. 950, 964.
9» T. w. RU 285*» Maart 1617. Vgl. Gisb. Voet. Aant. N*. II.
?) Dominicus Bouwens en Peter Hendriksz. Wthoeck. Briew. en pap. d.
Gorinchem.
3) De doleerende »gemeynto" te Rotterdam dagteekent uit het najear.
van 1611, en was het gevolg der afzetting van Corn. Gheselius. Vgl.
hierboven, blz. 103, aant. 6, — »Belanghende dat de Contra-Remonstranten
Aen hare zijde den beclaghelicken name van dolerende ende
vervolghde kercken ghebruycken, dat is waer; maer en hebben dat |
niemandt anders als hare eyghen-sinnicheydt ende onghesegghelijckheydt te.
wijten. Want nademae| de Remonstranten willigh en over-bodigh sijn im.
alle christelijcke liefde ende eenicheydt met haer te leven, soo en behoeven.
zy gheen bysondere seheur-kereken op te werpen, ende daer in te kruypen;"
Alc verzekert Jac, Taurinus, schrijver der anoniem uitgekomen Weegle |
sehael, om in alle billickheydt wecht. te. over-weghen. de orate vanden.
eedlen, hoochgeleerden, wujsen, voorsienighen heere, müjn heere. Dudley.
Carleton, ambassaduer van. den. doorluchtighsten: coningh van. Groot.
Jritannien: onlanghs ghedaen inde wvergaderinghe der edele
moghende. heeren. Staten. Generael: ghemaeckt tot. grondighe aemwüjsinghe.
wanden waren Oorspronek etc. der huydendaechsche oneenicheyden inde:
k A
|
| GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. — 201
gheschept" te hebben"), dat men ,alles disponeerde tot
eene beroepinge", die ,met den eersten" volgeu zou; la-
tende hem voorloopig eene acte teekenen, waarbij hij
zich verbond ,daerentusscehen" geene andere plaats te
sanvaarden. En thans begeerde dringend de gemeente zij-
ner vaderstad, ,dat hij, aensiende haren noot, in dese
gelegentheijt haer niet soude verla:
Rekende Voetius zieh verplicht den Heusdensehen broe-
deren .te communiceren", dat hunne ,openinge" hier te
laat kwam, wijl hij ,alreede genoechsaem beroepen was
door die van Rotterdam", zoo verzekerden aanstonds bei-
den, tot tranen toe bewogen, hoe ,de goede gemeynte",
án haar streven herhaaldelijk teleurgesteld, op hem haar
- laatste en eenige hoop had gevestigd?). Door dat zeggen
| zijner vroegere medeburgers ten zeerste getroffen "), als-
| 00k te rade gaande ,mette intercessie ende het advys
hi vander Rosieren, verclaerde Voetius hem ge-
om de saecke bij der hant te nemen" 5, onder
-—
dercke ende politie: ende werdedinghe der ghener die daer in onschul-
"dich jn, 1017, blz. 25. Redelijkerwijze zou kunnen worden gevraagd, of
bv. »de procedueren Grevi", te Heusden, Taurinus hier in het gelijk
-wtellen? Zie ook Resol. Holl. 47 Febr. 1617.
3) Vgl. dr, W. Geesink, «t. w., blz, 203 en 217.
?) »Aliqui ex synedrio Heusdano me conveniebant et inmuentes ultimam
sibi repositam fuisse in mei vocatione quam in animo habebant, et
"melius suecessuram confiderent quam alias aliorum antehac tentatas", Voet.,
"Polit. eccles, t. III, p. 954. Vgl. Gisb. Voet. Aant. Ne, IV.
— 3) sPetebant et obtestabantur non sine lachrymis, communi orthodoxine
-et sume ecclesine et patriae meae no hac in parte'deessem: nddebant posse
"me, ubi ipsi hactenus in tuto collocati essent, post annum inde a Rotero-
damensibus. woeari, eamque vocationem sequi, in quam me toto animo
propendere. videbant, quod communi orthodoxias causae et ecclesiae Rotero-
Es hoe rerum statu id maxime profuturum judicabatur".
et, Polit. eceles., t. III, p. 259.
"y ad ministerium ecclesiasticum in patria mea a. 1017. caput
meum periculo turpis ejectionis aut. rolegationis libenter objeci, ad juvandam
ecclesiam patriam a factione Rermonstrantica annis aliquot. pressam. Cogita-
202 VIJFDE HOOFDSTUK.
voorwaarde nochtans — ,gelycek sij over haer namen"! —
dat Rotterdams doleerenden ,konden te vreden gestelt
werden" M
Nog denzelfden avond ontmoette Voetius binnen de
frontierstad Petrus Wassenbureh, predikant te Poortu-
gaal, die, vergezeld door de ouderlingen Duyn en Wt-
hoeck en belast tevens met het overbrengen aan Vlijjmens
kerkeraad van een ,voorsehryven" Zijner Excellentie ?),
het beroep naar Rotterdam hem ,vertoonde, door ge-
meynte ende classe gedaen"?) Terwij de drie Rotter-
damsehe gedeputeerden zich des anderen daags ") met be-
bam mibi divinitus dici, Hoc Sed Voet, Polit, eccles., &, I, pars If,
p. 843. Vgl. Essenius, Orat. fun.,
7) Gisb. Voet. Aant. N*. IV. 0» "n Juli 1617 roept de doleerende
gemeente van Rotterdam de hulp in der Goreumsche classis, ten einde
Petrus Nienroy, predikant te Zijderveld, »voor driemaende te leen te
hebben",
3) Zulk een eigenhandig »voorsehryven" werd toen meermalen
Maurits verstrekt; b.v. aan »de dolerende kercke" te Brielle, die het,
Oct, 4617, inleverde bij de protesteerende classis van Sehieland, ten einde-
Petrus Wassenburch voor zich in leening »te becoomen", tijdens de ge-
dwongen afwezigheid van Willem Orijnsen »haeren predicant'", Ook wend
Hendrik Willemsz. Hoeck, »sijnde een Duitsehe klerk, die voorhenemn
schoolmeester tot Asperen geweest hadde", 9 Sept. 1018 »door den prince
van ÜOrangien gerecommandeert tot den waceorendon kerckendienst", aam
let consistorie van Eethen en Meeuwen. — Maurits' »voorschrijven", het
beroep van Voetius naar Rotterdam betreffende, ís overgedrukt in Eigen
Haard, Haarlem, 1883, blz 556. Zie ook met betrekking tot de houding:
door Zijne Excellentie aangenomen tegenover de godsdienstgeschillen. dier.
dagen, Resol. Holl, 98 Jan. en 2 Maart. 1617.
3) »Cum ita mecum acta essent post horam unam atque alteram appule-
runt Hensdam vespertino tempore, revor. Wassenburgius tunc concionator
in classe Roterodamensi seu Schielandica, postea Amisfurtensis et Dordra--
€enus, cum deputatis senioribus ecelesiae Roterodamensis, praeter literas.
woentionis literas systnticas et intercessorias celsiss. prinelpis Mauritii
Hollandiae praefecti ad synedrium Vlymense ad suae vocationis receptionem.
et meam dimissionem", Voet,, Polit. eceles., t. IIL, p. 959. Zie ook bijlage
LXXXIIL De daar gevolgde dagteekening is, naar ik vermoed, die van dem.
ouden stijl, zoodat 3 April overeenkomi met 13 April en 8 Moi met 48
Mei 1017.
4) Namelijk: Vrijdag, 19 Mei 1617, volgens Gisb. Voet, Aanl, N*, IV. Toon hij.
| 0
GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. — 208
kwamen spoed naar Vljmen begaven, om Voelius' ,di-
missie te impetreren" van den kerkeraad aldaar en in-
middels ook diens huisvrouw , Deliaua , gunstig voor hunne
belangen te stemmen !), vergaderde binnen Heusden het
toenmalige consistorie, ,geassisteert moet alle die gene die
oyt in bedieninge geweest waeren", uitgenomen den oud-
diaken Huibert Willemsz. Loockermans, ,die in de stadt
niet en was"") Als naaste gevolg van deze ,collegiale"
samenkomst, vertrokken 'smiddags jonker Adriaan van
der Merwede, wethouder, en Sebastiaan Beelaerts , diaken,
om — overbrengende den door allen onderteekenden be-
roepsbrief*) — bij Vlijmens kerkeraad eveneens ,te sol-
lieiteren, dat den predikant Voetius ontslagen werde van
&ynen dienste aldaer" *).
later, hoogleeraar te Utrecht, in de Polit. eccles, t. TI, p. 252, met
betrekking tot Rotterdams gedelegeemden, sehreef: »qui die Saturni ad
Niymensem ecclesinm profecti sunt", speelde allicht zijn geheugen aan
"Voetius parten.
— 3) »Sed nihil ad negotii hujus promotionem efficere potuerant, nisi quod
wxorem meam domi reae salutarent, eique factum vocationis hujus expo-
gerent, atque honesta beneficia officio huic annexa in me, et in uxorem,
si widua fieret, conferenda", Polit. eccles, t. III, p. 252.
3) Ook Grevius werd op die samenkorost gemist. Het weltig karakter
wan genoemde vergadering jracht Voetius aan te toonen: Polit. eccles.,
^t. Hl, p. 557.
— 3) Volgens Gisb. Voet. Aunt. N*. IV. waren onderteekenaars van boven-
beroepsbrie: Walewijn Jansen, J. Oroes, W. Tuelinck, A. van
(» 4. Fr. van den Broeck, Dingman Adriaansen, Adr. Jansen van
, Paulus Keyser, Dirk Anthonissen Wyntrack, mr. Anthonie Ver-
smhuys, Lambert Jarens, Jan Lenertsen van Boxtel, Simon Aertsen en
"Willem Verhoutert. Van dezen heeft echter Adriaan Jansen van Cuyck »de
-wemde dach daer aen door inductie des heeren van Kessel met een schrif-
Aelijeke acto wederroepen sijne teyekeninge gedaen onder het beroep
"Woetii", Die bijzonderheid beboort in mindering te komen bij het. getuige-
J suffragiis ego electus et voeatus fui". Voet., Polit.
— Reeds toen Voetius in aanmerking kwam voor de
"Mlijmen, bleek van Cuyck minder goed. jegens bem
LXIlI.
204 VIIFDE HOOFDSTUK.
Heeds tegen Zondag hierop, 21 Mei 1617, had jonker
Spierinek van Well, in zijne qualiteit van drost, verga-
dering der vroedschap belegd, ten einde het werk, door
Heusdens consistorie den Vrijjdag te voren verricht, goed
te keuren. Toen hij echter zag, dat ,de Remonstrant-
sche uyt de magistraet, alhoewel in stadt synde", niet
verschenen waren), en bedoelde regeeringspersonen, ook
ma eene tweede oproeping ,door den eamerwaerder Jan |
Claessen van Wyck", zich bij vernieuwing lieten wachten ?), |
omme te solliciteren dat den predieant WVoetius ontslagen werden wau
synen dienste aldaer, alsdoen verteert ende by myn betaelt int by weesem
xanden schouth (Gillis Jansen van Herle), Lambert (Jansen) Heesbeen, dem
secretaris Rob (Robrecht) Adriaensen, Godert Ymensen ende andere t6
saemen met voeren 3 guld. 13 sts. | oort". Aldus de rekening der woor-
schotten, opgemankt »bij Adriaen vander Merwede ter saecke vande
vorderinge der kercke", Zie Oud-arch. Heusden, E. 13, bijlage tot. fol 35.
J) »Ex senatoribus a praefecto militari persuasis an compulsis, alii
oppido quidem se eontinebant, sed non domi suae, alii extra. oppidum.
lhoram conventus exspatiatum iverant: ne satrapa eos denuo per apparilé
rem citare possot; sed conventum et approbationem in aliud tempus
cogeretur. Sed non venit tunc in mentem praefecto militari, huic duro
nodo durum cuneum esse paratum, et huic ataxiae contra muneris ipsorum
requisitum, ordinem in fondamentalibus specialis sui regiminis statutis
praesto esse", Voet., Polil. eccles. t. III, p. 953. Waar Voetius hier gewag
maakt van sataxia (Belgice disordro)", door zijne Arminiaansche tegen-
sianders bedreven, dar had hij zich wel mogen herinneren, hoe er, toen-
tertjd, op dat punt »lliacos intra muros et exira" niet weinig gezondigd |
werd, Zie, 0.2, wat betreft de »ataxia" van Heusdens drost, jonker Spie-
rinck, in hoogst eigen persoon, bijlage LXXXII. |
2) Ter raadsvergadering van 91 Mei 1617 waren dus niet tegenwoordig.
de drie burgemeesters Govert Gijsbertsen de Momber, Adrian Jansen vam
Cuyek en Christoffel Fransen van den Broeck, de president-schepen Gerunl
Bruyninex en de schepenen Huibert Willemsen Loockermans, Eustaca Vere
eycken en Wouter Hamel. Ook was daar schout Cornelis Gerritsen van den
Elshout evenmín aanwezig als de militie-gouverneur, zijne genadede heer van.
Kessel, — Opmerking verdient hier de navolgende quitantie, loopende ook
over dien 91sten Mei 1617 en nog voorhanden in Oud-arch. Heusden, E, 59.
fol. 44 verso: »Aen Guillim vanden Berch weirt in St, Joris, betaelt, de
somme vàn ses guld, acht ste, over de verteiringe t' sijnen huijee gedaen bijde
magistraten, present den heere gouverneur ende minister Grevius, In suecken.
de stadt concernerende",
—À——
GERRFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD, 205
deed Spierinck, ,volgens de hantvesten der stede"), die
yan d'oude magistraet" ten raadhuize ontbieden; ,de
weleke gecompareert sijnde hebben gesamentlijek met de
tegenwoordige — Drossaerb, Antonis van Gemert, Mer-
wen, Verhoutert, geapprobeert het beroep gedaen op
Voetium".
Juist was die maatregel getroffen *), als aan Heusdens
drost werd ,behandieht een brief van den heeren Ge-
committeerde Haden", en hem gelast, om — nademaal
er binnen de fírontierstad ,eenige praedicanten op de
stoel waren gebracht", die ,op ongewoonelijoke dagen,
buyten kennisse ende voorweten van de magistraten",
godsdienstoefening hadden gehouden — te zorgen, ,dat
suleks niet meerder en gebeure". Tegelikertijd bekwam
ook de heer van Kessel eene aanschrijjving ,dat hy wilde
letten op de onderlinghe ruste, ende sonderlinge dat die
&uthoriteyt publieq mochte zyn gehandthaeft en afghe-
weert alle oppressien ende datelijekheden jegens de selve,
geljek na de ordre van het landt syn schuldighe plicht
en debyvoir verstaen wert te wesen"?) Wijl nochtans ge-
noegzaum bleek, dat de inhoud van beide missiven te-
rugsloeg op de mededeelingen, kort geleden door Zijne
3) Bovenbedoelde hantvest luidt aldus: »De burgermeesters , schepenen ende
Wrossart formeeren "Leerste lidt van de breede regeeringe. Die oyt schepe-
men of burgermeesters geweest zijn, met de gequalificeerste van de sladt,
maken het tweede lidt van de breede regeeringe, ende zijn oude raden
»an de stadt, doch dat lidt en vergadert niet als gheconvoceert van het
werste lidt, ende dat in saecken de stadt grootelijeks betreffende". Van
Üudenhoven, Beschr. v. Heusd., blz. 62. Keurde Grevius' partij het ten
meerste af, dat Spierinek op deze wijre handelde, zoo verdedigt Voetius het
3) Het beroep van Heusdens kerkeraad en de approbatie van Heusdens
syn Woetio gepresenteert des Sondaechs tem een ueren".
Jiriev. en. pap. kl. Gorinchem.
*1 1017,
i
:
:
1
206 "YHFDE HOOFDSTUK.,
Genade aan de Staten verstrekt , aarzelde jonker Spierinck
niet de zaak der gereformeerden en die van Voetius on-
verminderd te blijven steunen) Was hij het inzonder-
heid geweest, door wiens bemoeiing Rotterdams dolee-
rende gemeente, totnogtoe, ,van die van Vlymen geen
dimissie had konnen obtineren", voor den door haar be-
geerden predikant — zoo traehtte nu Heusdens consisto-
rie Wassenburch en zijne medegedeputeerden over te ha-
len, ,om op Voetium ten aensien van haere beroepinge
eerst gedaen, niet te willen pretenderen"; in welken
geest door den kerkeraad der frontierstad tevens aan
dien van Rotterdam werd geschreven ?).
Den volgenden morgen, Maandag, 22 Mei, reisden
vroegijdig ui& Heusden af de ouderlingen Tuelinck en
Jan Franssen van den Broeck, in commissie naar Gor-
eum, ten einde daar bij de classis aan te dringen op eene
spoedige approbatie der gedane keuze. Nadat ter ver-
gadering ,de schriftelijeke beroepinghe was ghelesen , ende.
rijpeljeken inde vreese des Heeren nae conseientie over-
woghen?, is bij den meesten broederen de selve voor
ghoet ende wettelicken ghekent ende gheapprobeert, al-
800 de selve bij den jeghenwoordighen ende ouden kereken-
raedt was ghedaen, ende bij den heere drossaert ende
magistraten was gheapprobeert'), ende op den persoon
*) Vgl. hierboven, blz. 198, aant. 4.
3) »Den brief des kerekenraets tot Heusden, aen de kerckenraet wan
Rotterdmm berust onder P. Nyenroij (Petrus van Nieuwenroode) tot Rotter-
dam"; zoo staat er aangeteokend in het reeds vermelde kerkeraadsboek,
Arch. Hero. kerk. Heusd., afd. 11, D, a, n*. 39.
3) Aan die »overweginghe" nam natuurlijk Voetius geen deel. Ofschoon.
»present zijnde inde vergaderinghe", was hij, welstaunshalve, van Le worem
»wt aller name van d. praeside vermaent con woynigh Le willen vortrecken,
t'welek hy oock terstont ende ghewilligh heeft ghedaen'". Hand. e. Gore,
22 Mei 1017, stilo novo, te Gorinchem; pr. Leewius, scriba van der Rosieren,.
*) Gelik te verwachten viel, stemden de Remonstrantseh gezinde bmoe-
[3 d—
m—
GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. 207
d. Voetii, als zijjnde bekent een mam eerlijck van leven,
welgheleert ende suijver inde leere, niet en was te seggen".
Alleenljk werd nog besloten, ,om alle ghevoeghelijck-
heijdt, datter drye wt de verghaderinghe souden worden
ghecommitteert!) om op morghen te ghaen tot Heusden,
omme te sien ofte die persoonen inden magistraet zijnde,
die niet en hadden onderteijckent, daer toe mochten wor-
den ghepersuadeert, mitds dat de voorsegde beroepinghe
vanden classe evenwel blyft gheapprobeert" ?),
'Te nauwernood waren de door Heusdens kerkeraad ge-
deputeerde ouderlingen uit de vergaderzaal weggegaan —
nochtans niet, zonder den broederen dank te hebben ge-
zegd voor de bekomen resolutie, van welke hun op
aanyraag acte werd verleend ?), ,tot contentement van
haere ghemejjnte" — of Joannes Grevius kwam, ,laet
nae den middaeh", in de classis en begon daar terstond
,.nae sin gewoont, heftich ujj te vaeren" *. Ook ont-
wing Voetius, ,ontrent den avont, tot Goreum in de
ders, leden der Gorcumsche classis, tezen dat goedkeuren. Tot hen kunnen
toen behoord hebben: Cornelius Drongelensis, Samuel de Prince, Henrieus
Spudaeus, Hermannus Nachenius en Cornelius Geisteranus, respectievelijk.
predikanten te Veen, Baardwijk, Arkel, Spijk on Blokland. Zie ook Deductie,
fol. 97.
3) T. w. Leewius, Vogelsanck en van Sonneveli. Vgl. hierboven, blz. 192,
mant. 4.
*) Hand. cl. Gorc., 22 Mei 1617.
?) Zie bijlage LXXXIV.
5) »Hic mctis ante meridiem, comparuit demum in classe concionator
Heusdanus Remonstrantismo addictus, ordinarium istius classis membrum ;
xui roganti quid actum esset de vocatione Heusdana, respondebat praeses
xlases et scriba ex actis praelegebat, eam classicaliter approbatam. Quo
andito, ut erat impotentis unimi, mirum ín modum stomachari et obtroc-
tationes effundere coepit. Classis, assueta ejusmodi verbalibus procellis
toties ab illa aree ad actiones suas turbandas immissis, hortnta est eum no
wontenderet contra approbationem legitime factam; et ut ordini loeum
daret, eique se subjiceret", Voot, Polit. eccles, t. IIT, p. 253, Vgl. daar-
mede p. 200 en hierachter, bijlage LXXIII.
NER
208 VIJFDE HOOFDSTUK.
kercke", eene missive ), strekkende tot begeleiding der
resolutie, me& welke ,de Remonstrantsche uijt de magi-
Biraet", eers& ,op het casteel bij den heere van Kessel"
en later op het stadhuis saàmgekomen , Vlijmens ,kercken-
dienaer" verwittigden, hoe ze, naar aanleiding van den
brief, gisteren door Gecommitteerde Raden aan Zijne Ge-
nade gezonden, besloten hadden hem ,het beroep op te
schryven" *
Overeenkomstig den hun ioevertrouwden last, begaven
zich de drie gedeputeerde leden der Goreumsche classis:
Leewius, Vogelsanck en van Sonnevelt, Dinsdag, den 23st»
Mei 1617, naar Heusden, Aan de Wijksche poort opgewaeht
door een ,dienaer des heeren van Kessel, ende versocht
boven bij den selven te comen", werden zij op het
kasteel ,tot over vier ueren" door Zijne Genade bezig
gehouden, die ,gesocht heeft hen met prejudicie in te
nemen; seggende, datmen Voetii beroep soude te niet doen
ende andere soude voorstellen uijt de weleke dan yemant.:
mochte beroepen werden". Daar nochtans aan de gede-
puteerden witsluitend was opgedragen ,te spreken den
jeghenwoordighen ende ouden kerekenraedt, (zoowel) als
d. Joannem Grevium, mitsgaders den ed. heere drossaert
met den jeghenwoordighen ende ouden magistraeb, om
tot inwilinghe vant voorsegde beroep op den persoon
*) »Dat Salomon Verduvel gerechtsbode slants van Heusden bekenden
ontfangen ie hebben vuyt handen vanden borgemeester Govert Gysbertsen
de Momber, de somme van dartieh stuyyers, ter causo van t'dragen ende
bestellen van. sekere missive, byde magistrat geschreven aen Gysbert Voetius
predieant wesende dier tyt tot Gorniehem. Bedanckende hem dar ps
goede betalinge. Actum den 29*^» May 1017. Toireonden schepenen der
voors, stede van Heusden signatuere, (was get*.) A. van Gernert, Huibert
Willemssen Lookermans". Oud-arch. Heusden, E. 945, bijlage tot fol, 30.
verso der gereenterekening.
1) Zie het »Extract" uit de Heusdensche raadsnotulen van 22. Mei 1017,
voorhanden in Briev. en pap. kl. Gorinchem.
GEREFORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE VADERSTAD. 209
Voetii haer allen te beweghen, soot moghelijek waere;
sonder eenighe ander middelen ofte ijet anders te doen
jn dese sake"?) — zoo gelükte het den heer van Kessel
miet de classieale afgevaardigden voor zijne bedoelingen
te winnen.
Later op den dag, bij ,Guilliam vanden Bercb, weirt
in St.Joris", samengekomen met Josephus en du Piere,
Verhoutert en Tuelinck ?), , hebben sij haer gheaddresseert
niet alleen aen dominum Grevium, maer oock aenden
ed. drossaert der stede Heusden, versoeckende aen sijne
E. dat hem gheliefde vergaderinghe vande eers. magistraet
te leggen, alsoo sij nomine elassis de selve wat hadden
voor te draghen betreffende het beroep d. Voetii, ende
met naemen dat haere last medebrachte, om met die
magistraten te handelen, de weleke sij verstanden weij-
gerich te wesen om het voorsegde beroep te approberen,
ende toe te stemmen, ende dat tot. voorcominge van al-
lerhande onrust ende oneenicheyt" ?),
Door jonker Spierinck werd hun echter ten antwoord
Eegeven: ,dat van die magistraten de welceke in het be-
roep diffieulteerden sommighe naeden Haghe waeren ver-
trocken *, ende dat hy hemselven wel verseekert hieldt,
3) Hand, cl. Gore, 92 Mei 1617.
3) »Aen Guillium vanden Berch weirt in St. Joris, betaelt de somme van
Xwintich guld. thien sts, over de vereirde costen, gedroncken wijnen,
€ bieren, gedaen bij de ministeren van Gorcum, Woudrichem, Vianen,
, ende vuijtten Broeck (Babylonienbroek), vergeselschapt bij
ialitn ende Teulinek, opten 93 Maij 1617. Bij quitantie", Oud-axch.
-Heusden , E. 59, fol. 41 verso.
3) Hand. el. Gore, 99 Mei 1617,
4) Namelijk schout van den Elshout, burgemeester de Mornber en sche-
"pen Huibert Willemsen Loockermans, ten einde aan hunne Edel Mogenden
se remonstreren", wat binnen Heusden had plaats gegrepen, wende vor-
"ders le versoecken, dat alle ongeregeltheden ende onbehoorlijcke procedu-
men moebten woorenmmen, ende in goede ordre wederom gebraeht worden,
soo ende als sulcx de gemelte heeren Staten tot maintienement haerder
ME
210 VIJFDE HOOFDSTUK.
datte praesenten op syn citatie over die materie niet en
souden begheeren te verschijnen". Daarom stelden zich
de gedeputeerden, die bemerkten, hoe zijj ,niets vrucht-
baerlycken conden wtvoeren, maer patientie moesten me-
men", voorloopig tevreden met zoowel den drost als en-
kele leden van Heusdens vroedschap ,te vermaenen, dai
Stuck totte meeste stichtinghe ende vrede te dirigeren" *).
Evenals Voetius bleven ook de drie afgevaardigde elas-
sisbroederen overnachten binnen de frontierstad, alwaar
zij, Woensdag, 24 Mei 1617, berieht, ontvingen , hoe Vlij-
mens kerkeraad eindelijk ", vóór zes uren in den morgen ),
daar was aangekomen, om hunnen predikant ,sijn aí-
sehejjt ende dimissie schriftelyck te beteeckenen" *), Hierop
besloten aanstonds ouderlingen en diakenen van Heusden,
dat Voetius nog dienzelflen Woensdag — ,een dach,
hooch mog. auctoriteyt, ende particulierlijck derselver vande magistraet
deser stadt souden vynden te behooren", Zie het »Extract" der Heusdensehe
raadsnotulen van 23 Mei 1617 in Brieo en pap. kl. Gorinchem. Bij die
vergadering waren niet tegenwoordig geweest de droet, jonker vam der
Merwede, Verhoutert, van Gemert en Hamel.
*) Hand, cl. Gorc, 29 Mei 1017.
3) Reeds Maandag, 92 Mei, waren Godschalk van Cuyek en Johan Dedel.,
ndvocaat — doch ie vergeefs — naar Vlijmen getogen som Woetii dimissie
te impetreren", Gisb. Voet. Aant. N*. IV.
*) »Obtenta 29. Maji approbatione classicali, delegati synedrii Ho
die Martis 23. Maji a synedrio ecclesiae Vlymensi dimissionem
quae scripta ipsis et mihi Heusdae tunc commoranti tradita fuit 24. Maji
mane ante horam sextam matutinum". Voet,, Polit, eccles., t. II, p, 958.
Vgl daarmede het aangeteekende in Arch. Hart. kerk Heusd, afd. W,
B, a, n*, 99: »Voetii demissie van. Vlijmen, oock bij de wethoudenen be-
teeckent, berust onder Merten Ruijckhaver".
*) Men was ie Vlijmen niet gelukkig met Voetius' beroepen plaatsver-
vanger Danié| de Berch, sdewelcke, na dat syn beroop in de classe inge-
bracht, aengenoomen ende gheapprobeert, en nu al syn examen gepasseert.
wns, in den Heere op den derden dach na syn examen is eoomen te ont-
slapen". Hem verving toen Johannes Slatius, die aldaar van 1617—1092
werkzanm was. Kehl arch. Vlimen, 17a, fol, 9, Vgl. Hand. cl. Gore, 14
Aug., 25 Sept. en 9 Oct. 1617.
m-——
GERBPORMEERDEN JN NOOD. NAAR DE vAbDERSTAD. 211
datmen ordinarisch gewoon is sermoen te doen"") —
bij de gemeente ,als tweede predicant" zjjne intreé
zou houden. Vooraf evenwel werd aan zekere commissie ,
gevormd door ,een uyt de magistraet ende twee uyt den
Kerckenraet", namens drost en consistorie opgedragen,
genoemd plan mede te deelen aan Grevius, die, verlan-
gend naar steun en bescherming uitziende , als vroeger zijne
toevlucht had genomen ,tot den gouverneur op het casteel".
De heer van Kessel ontbood nu ,de gedeputeerden des
Xlassis", om dezen ,met hooge woorden ende dreygemen-
ien" te betuigen ,dat hij Voetius met gewelt van den
Btoel soude haelen, seggende dat hij castelejn was);
dat hij oock onlancks last hadde ontfangen van de hee-
ren Staeten"; — bij welke verklaring Zijne Genade , met
suleken ontstelden gelaet hem heeft verthoont, dat de
gedeputeerden voor groote swaricheijt vreesden",
Intusschen was Voetius, gelijken maatregel duchtende,
reeds te zeven uren, ,als de clock een weynich wert ge-
|, tempelwaarts gegaan?) Nadat hij, het kerkhof
VE
Ec: blz. 197, aant, 2, Met dien 94e» Mei 1617 ging
0k Voetins' traetement in, als »tweede dienaer" te Heusden, over welke
gelden bij echter eerst 24 Maart 4018 de vrije beschikking iceg: Wellicht
met het oog op die omstandigheid sehreef Voetius in zijno Polit. eceles.,
ss pars IT, p. 813: »Mihi semper idem animus fuit, circa. stipendia, qui
Calvino aliisque reformationis nostrae luminibus: idque per Dei gratiam
-eoustanter in ecclesia et schola non tantum doctrinae traditione, sed ipso
opere ostendi", Vgl hierboven, blz. 904, aant. 4; maar zie ook bij-
age LXXXV.
7) Buiten twijfel heeft het der tegenpartij maar weinig moeite gekost,
die bewering te niet te doen. Immers kwam, evenals nan Spierinck, reeds
xvroeger aan. Nicolans Blanckaert de titel van »casteleyn-drossert" toe, of-
-schoon deze »buyten het kasteel in zijn eygen huys bleef wonen". Zie van
"Ondenhoven, Beschr. v. Hewsd., Ule 01. Vgl. ook Resol. Holl, 19 Febr.
4096 en hierachter, bijlage XCIII.
3) Dus een uur wóór den aanvang der godsdienstoefening. »Eodem die
lora oetava concio habenda mihi a synedrio imposita erat", Voet, Polit,
eccles, t. Hl, p. 254.
ri
au —
212 VIJFDE HOOPDSTUK.
overgestoken, de hoofddeur genaderd was, trad onyer-
wacht op hem toe de seeretaris des heeren van Kessel,
Casembroot, door den gouverneur uitgezonden om hem
,.te dew ", en alzoo Grevius gelegenheid te geven
,üen predickstoel te preoceuperen", Toen Voetius het ver-
zoek, of hij ten spoedigste bij den commandant wilde
komen, met eene weigering had beantwoord, poogden
nog, op aandringen van Zijne Genade, de gedeputeerden
der Goreumsche classis — hoewel te vergeefs — hem over
te halen ,van t'voorgenomen predicken te desisteren";
waarop zjj, teleurgesteld, ,haer terstont uijt de stadt
hebben vertroeken" !).
Terwij| Heusdens gemeente ,in grooten getale" naar de
Catharijue kerk opging, trad, omstreeks acht uren, voor-
middags, ook de heer van Kessel dat gebouw binnen,
»,by hem hebbende synen lieutenant Sehoonhoven ?), ende
andere van syne sujjte". Den ouderling Walewijn Jansen ?),
3) Gisb. Voet. Aant. N*. IV. Vgl. Polit. eccles., t. MI, p. 954, waar het
bovenvermelde veel uitvoeriger geschilderd en tevens sterker gekleund
wordt. Zelfs laat Voetius, o.L, t. IIT, p. 9257, Heusdens gouverneur
dreigen »se ultima ratione regum adhibita, hoc est, armatis sclope-
tariis (Belgice musquetiers) in templum introductis, nos compulsurur et.
exturbaturum. Quo factum, ut tres veterani concionatores a classe deputati,
ad conciliandos et sedandos animos senatorum quorundam, qui hactenus
instinctu et impulsu ill, praefecti militaris, extra consensum et approbatio-
mem vocationis meae se continuerant; consternati minacibus ill. viri fulgetris.
ex civitate excesserínt; me scil. terribilis lanienae et effusionis sanguinis
spectaculo interesse cogeretur",
*) Wat in den tekst hier wolgt, is ontleend 0.a. ook aan eene mededao-
ling, getiteld: Verhael van 't gene in de kercke tot Heusden
gepasseert is don 24 Maji 1617, te vinden Deduetie, fol 65, en
»i'oorconden by eyge handen onderteeckent ten dag ende jare als wooren""
door »Waelwyn Jansx, Lambert Jarensz, C. Groen, Josephus vanden
Rosieren minister tot Hedichuysen ende Herpt, David du Piere predikant in
Babilonien Brouck ende op den Hil, Gisbertus Voetius", Vgl. Voet., Polit.
eccles, t. III, p. 960.
?) »Walewijn Jansz, burger binnen Heusden, pachter van de ghermeene
middelen over Onsenoort ende Baertwijek". Hesol. Holl, 9 Dec. 1600, Op.
L a ÉGR
GEREPORMEERDEN IN NOOD. NAAR DE vVADERSTAD. 213
die met twee der broederen ,int gestoelte" had plaats ge-
nomen, vroeg Zijne Genade onmiddellijk naar den kerke-
raad. Beleefd werd hem te kennen gegeven, dat het con-
sistorie — ,een wtgenoomen" — na het derde gelui wel
voltallig zou wezen. Niet tevreden met die verklaring,
voegde hij op barschen toon den ander toe: ,ick belaste
w(w) Lelde) niet te laten prediken; ofte ist u. l. mey-
minge alsoo possessie te nemen" Zonder een oogenblik
te aarzelen, hervatte Walewijn: ,ja heere, datis de mey-
ninge"; waarna de gouverneur hem ten derden male aan-
sprak, zich beroepende op zijn plicht ,omme alle disordre
soo binnen als buijten der stat wech te neemen" ); doch
nu ook klonk de verzekering: ,daer en is geen disordre,
dan die mijn heer hier maeckt".
Aldus vrij scherp terecht gewezen, zag Zijne Genade
yan de kerkeraadsbank ?) op naar den kansel?), door Voe-
tius intusschen beklommen, en riep, ,met een stoxken
hem wenekende: ,domine Voeti, iek belaste u. l. wt den
name der ed. heeren Staten van den stoel af te coomen
ende niet te prediken". Toen deze echter zeide: ,Heere,
gelief mij daer acte af te geven" antwoordde de gou-
verneur: ,Ick salt u thoonen" om voorts — ,van daer ge-
gauen ter plaetse daer den heere drossaert, met eenige
Jet kohier der werponding over 1648 is Walewijn aangeslagen voor 27 gld.
8 st, en behoorde hij dus almede tot de gegoedste ingezetenen der
frontierstad. Oud-arch. Heusd., C. 1.
*) Vgl. bierboven, blz. 905, aant. 3.
3) In dio. Lirkseuadébank hadden daarenboven plaats genomen Josephus
en du Piere, »sua praesentia primam meam concionem cohonestaturi",
Serif Voetius in xijne Polit. eccles., t. IIT, p. 955.
33) Ille (n. dominus praefectus militaris] eum satellitio suo ingressus, et
"torvo vultu me in cathedra stantem intuitus, elevato et extenso versus me
.bacillo, quo progrediens uti solebat, mandabat nomine et mandato ill.
4d. ordinum Hollandine, ut descenderem et desisterem a concione babenda".
"oet, Polit. eccles., t. WI, p. 255.
214 VIYDE HOOFDSTUK.
ujjten magistraet ende andere notable persoonen als ook
capitejjn ende officieren waren geseten" — met luider
stem den drost, die welwillend hem te gemoet ging, af
ie vragen: ,Heer drossaert, hebt ghy consent gegeven
dat Voetius soude prediken?" Zoowel Spierinek als
schepen van der Merwede ), mede tegenwoordig, bepleit-
ten hierop hun goed recht om te handelen, gelijk zij
gedaan hadden; ieder voor zich staande houdende, dat
,het beroep Voetii" volkomen wettig mocht genoemd
worden; na welke woordenwisseling de heer van Kessel
misnoegd huiswaarts keerde.
Tegelib met zijn vertrek hief de gemeente, wijl het
derde gelui had opgehouden, den gebruikelijken voorzang
aan: bij deze gelegenheid psalm 129. Onder Voetius
gebed, dat daarna plaats vond, kwam haastig in de kerk
teruggeloopen den lieutenant Schoonhoven geaecom-
pagneert met den jongsten sergiant vande compagnie",
Niet zoodra bleek het bidden ,gedaen", of ,de deure des
predickstoels optreckende" stelde Schoonhoven?) aan Voe-
tius ,een toegevouwen pampier" ter hand, met de woor-
*) »Eundem consensum et ordinationem suam, aliorumque senatorum,
qui tunc nondum aderant, declarabat mobilis, praeses scabinorum: cui
propterea minabatur extenta versus eum vindiee dextra eum bacillo, quem
dextra tenebat, et capite concusso, ei voce iragica, intonans Mer wen,
Merwen (hoc nobilis illius gentilitium nomen ernt)". Voet, Polit. eccles.
t. HI, p. 255. Hoe goed, tot in de minste bijronderheden, de latere
Utrechtsehe hoogleeraar hot gobeurde op 24 Mei 1617 zieh sehijnt te her-
inneren, toch blijkt Voetins eenigermate in de war te zijn geweest omtrent.
van der Merwede's waardigheid als vroedschapslid, Niet hij, maar Gerard
Bruyninex wns toentertijd »praeses seabinorum". Jonker Adriaan werd
zulks eerst met »heyligen Drij Coningendach a?, 1618",
3) Den 194 Maart 16417 had plaats gevonden de eerste huwelijksafkon-
diging van »Philips van Schoonhoven, lieutenant van den welgeborem heere.
van Kessel en Emmerentia La grue, j. dr. van Heusden". Oucl-arch.
Heusden, 3. I, 4. Terstond ma deze twee opgeteekende namen, begint,
den 414 Juli 4617, Voetius' hand in het voornoemde register de huwelijken
en huwelijksafkondigingen in te schrijven.
à cm
ZESDE HOOFDSTUK,
Een kerkelijk conflict. Deportement van Grevius.
Waren blijkbaar de gereformeerden te Heusden van
oordeel geweest ,datter anders geen salve was in Gilead,
om hen van scheuringhe ende verstroyinghe bequame-
lijek te redden", dan door aan Vlijmens ,kerekendienaer" de
reeds geruimen 1iijjd onvervuld gebleven tweede predi-
kantsplaats aan te bieden, zoo had ook deze gemeend,
dat hij zijne Calvinistische geestverwanten aldaar ,niet
en koste voorby gaen met den priester ende levijt", in.
afwachting ,of mogelijek een ander met so harden ende |
perieuloosen sake" zich zou willen belasten. Veeleer zette
de vroegere alumnus zijner vaderstad volvaardig ,eyghen
profit ende ghemack" op het spel, om die hem ma aan |
het hart liggende gemeente ,uyt den brandt te treeken
daermen haer in gheworpen hadde"; zich geenszins onte
veinzende, hoe er ,weynigh apparentie" bestond, ,yan
de sake te boven te sullen komen, nae de gestalte
doen was van de meeste stemmen der hooghe ende sub-
alterne overheden". Zelfs bleken partijen ,seer hart ende
maehtigh te wesen, en procedeerden sy soo als hare in-
tentien dat mede brachten" ').
1) Zie Gib. Voetius, Afscheydt-predicatie, uyt. Philipp. 4. vers, 97 ghe-
daen im de gemeynle fot Heusden, den 90. Augusti 1634. Den fweeden:
druck. Nae de nieuwe oversettingh verbeterl. Aimnst., 1055, blz, 76—78.
Lk NN
EXEN KERKELIJK CONFLICT. DEPORTEMENT VAN GRRVIUS. 217
Of had niet Heusdens magistraat, nog vóór de nieuwe
,kerckendienaer" door Vljjmen was gedemitteerd en op-
getreden binnen de frontierplaats, drie ') harer leden naar
's-Gravenhage gezonden?), ter ,remonstrantie" bij hunne
Edel Mogenden! Daarheen ging ook drossaard Spierinck,
onmiddellik na afloop der door Voetius gehouden intreé-
predikatie, .vergeselschapt sijnde" met dezen en twee
gedeputeerden, Willem Gerardsen Tuelinck uit het con-
sistorie en jonker Adriaan van der Merwede uit de vroed-
schap; terwijl iets later op den dag nog Sebastiaan Bee-
laerts, oud-burgemeester, zich bij hen voegde, ten einde
»het wettelyek beroep Voetii met t' gene daerop gevolcht
was voor de vergaderinge der heeren Staeten te verant-
woorden" ?).
Intusschen had tot hetzelfde doel, en tevens ,om bij
Sijn Excellentie ende de goede steden den wech te pre-
pareren", Johannes Cloppenburch 5), op last van Spierinck ,
4) Vgl. hierboven, blz. 200. aant. 4. Volgens Gísb. Voel. Aani, N?. IV
toen naar den Haag vertrokken »vier nijt de mngistmmet te weten,
de schouth Klshout, de borgemeester Momber, de commis Hamel, ende
Muybert Willems Loqnermans, de welcke haer tegen t'voors, beroep ende
de gemeynte van Heusden souden opposeren", Gedroeg Hamel zich hier als
lid wan bedoelde commissie (wat echter niet hlopL met de declaratie »over
waeatien, reije- ende teircosten", Oud-arch. Heusden, E. 50,
fol 35), dan ging hij naar 's-Gravenhage zonder daarioe door de vroed-
-te zijn afgevaardigd, ewenals zulks het greval was met de Groell,
entrent wien Voetius opteekent: »heeft oock de heere van Kessel bostolt.
a dp muet sijn peert metter haest nae Wondrichem gereden, ende
*»an o vwoorts nae den Haege verreijst is".
7T) »Appulerant. istic aliqui ex senatoribus Heusdanis, qui malo et infelici
vonsilio se subduxerant conventui, in quo vocatio mea approbata erat".
"Voet-, Polit, eccles, t. II, p. 259. Vgl. hierboven, blz. 204, aant. 1.
-) Gixb, Voet. Aunt. N*. IV. Staat er Polit. eccles, t. Ml, p. 258, te
lezen »consnlium duxerunt, ut d. satrapa cum tribus alis senatoribus, et
| "Moetio -toneionatore, atque uno seniore Hagam festinare", zoo vergist. zicl.
dijkbaar de sehrijver. Met Heusdens drost werden maar twee leden der
| | Loose aper
"Fe dien tijle was Cloppenburch te Aalburg als predikant nog niet
-—
218 ZESDE HOOFDSTUK. -
reeds Dinsdags te voren ,metter haest"
zich begevende naar Den Haag) Te na
hier Heusdens drossaard ,neffens d'andere
Donderdag, 26 Mei 1617, ,tegen den avo:
men, of elk hunner ging ,hem op t' Hof!)
den", waarna jonker Spierinek van Well do
kamerbewaarders ,subytelyck" bij Hollands s
ontboden?); doch zonder dat het zijn me
den vergund bleek hun woordvoerder te
deze, de vergaderzaal binnengeleid, daar s
ten zag de drie bovenvermelde Arminia
bevestigd, Dat geschiedde eerst 11 Juni 1617 door Pet
hierboven, blz. 157, aant. 2.
Y) Gisb, Voet, Aant, N*. IV. Het Oud-arch, Heusden, E. 8
34 vero, de navolgende notitie: sAlsoomen domine
predicant, wilde beletten ende verhinderen opien pre
em soude prediken, is dner over goet gevonden naar s
mitteeren den heere drossurt Spirinck, Sebastijaen Belaers,
sen, den rendant (tw. jonker Adr, van der Merwede)
ende domine Cloppenborch, ende sijn dese costen bij mij
alle verschooten, volgens de declaratie bedragende ter somme.
sestich guld. XIIT sts." Naar blijkt uit Owd-areh. Hewsden,
tot fol. 34 werso, bedroegen die verschotten eigenlijk slechts.
4 penn. ,
3) T.w. het Binnenhof. Vgl. Voet, Poit. eccles, t. TIT, p. 959.
simus d, satrapa, eum suis condeputatis, in interiori aulae T
3) Naar Voetius, Polit. eceles., t. III, p. 958, bericht, was
afgegaan eene audientie bij Maurits »ad (quem) admissi, €
juncta singulis dextra clementer excepti sumus". Ik meen
.bezoek eerst den volgenden dag zal hebben plaats g
namen, in die dagen, de Contraremonstranten allicht. tot den P
toevlucht, gelijjk de Remonstranten steun zochten en vonden b
mevelt, »Costemen daer toe comen , dan creechmen fiat,
Maer die sulcke recommandatie nlet mede bracht, hadde een |
ende dickwile noch een blaeuwe scheen". Provisionele o
scheyden. saecken, ghestell in de Remonstrantie van den Juss
Hollandt ende. West- Vrieslandt, To! naerder. onderrechtinghe, |
Ed, Mog. als van alle ghetrowwe patriotten. ende. Liefhabberen.
landts. Waerinne oock, de mulliteyt van dr gei den tdi
de valsche Spaensehe ende Jesuytische practijequen «
toesen. (zi. m. v. pl. en v. dr.), anno 1618, blz. 43,
EEN KERKELIJK CONFLICT. DEPORTEMENT VAN GmEVIUs. 219
sieleden '). Op de vraag, al aanstonds door .d'advocaet
Barnevelb" namens hunne Edel Mogenden Spierinck ge-
daan: ,of hij Voetium op den stoel hadde gestelt, ofte
hem belast voort te gaen in het prediken?" antwoordde
deze ,resolutelyck jae ende persisteerde daer bij"; met
welke onbewimpelde betuiging de Staten zich voorloopig
vergenoegden, den drost tot nader ,demitterende" *).
RHeeds 26 Mei, ,voor den middach" ?), versehenen we-
derom beide partijen *) op het Binnenhof. Jonker Rudolph
Spierinek, toen voorzien ,van alle stucken", noodig om
de remonstrantie der lieusdensche gereformeerden aan
hunne Edel Mogenden in het gewenschte licht te plaat-
, leverde dat verweerschrift ,mette documenten daer-
toe dienende" over aan de staten van Holland en West-
Friesland. Hierop werd het door Oldenbarnevelt van het
begin tot het einde voorgelezen en ,aldaer de saecke int
lange gedebateert". Bij deze gelegenheid voerde Rotter-
dams beroemde pensionaris, Huig de Groot — als lid van
Gecommitteerde Raden toegang hebbende tot de statenver-
gadering — den drossaard en diens medegedeputeerden te
gemoet: ,gy hebt malkanderen een voordeel afgesien" *).
D
3) Namelijk van den Elshout, de Momber en Loockermans,
3) Giísb. Voet. Aant. N?, IV. Vgl. Polit. eccles, t. LIT, p. 959. Eene
mndere voorstelling dier zaak levert het rapport, later door de drie Armi-
miaansche afgevaardigden hun committenten aangeboden. Daarin luidt het o. a.
»leggende den drossaert op missakem toe ende beriep hem teleken op syn mede
daroeders die met bem waeren gecommen". Bríev. en pap. kl. Gorinchem,
3) Zób wolgens Gisb. Voel, Aant, N*. IV. In sijne Polit. eceles., t. IIl,
p. 258, sebrijft Voetins evenwel: »Die uno atque altero post".
5) Bedoelde stwee" partijen worden, ftesel. HolL, 96 Mei 1617, aldus
xwmschreven: »sSyn gecompareert die van de zyde van den drosswrt, ende
van de oude magistraet der stede van Heusden ter eenre, ende den schout
Elshout met eenige van de regerende magistraet ter andere zyde". Maar,
xlaaruit blijkt niet. duidelijk genoeg, dat jonker Adrian van der Merwede
— wat Loch het geval was — behoorde tot den toenmaligen schepen-stoel,
5) Voet,, Polil. ecclex., t. TIT, p. 200.
E —
220 ZESDE HOOFDSTUK.
"Tevens deed hij den remonstreerenden
merken, hoe door hun overhaastig driven in he
geheel nie& was voldaan geworden aan den eisch der
Haagsche kerkorde, zoo vàn 1096 als van 1591, welke
inhield, dat vóór zijne bevestiging ,den naeme des die-
naers den tijí van veerthien daghen inder kercken soude
vercondight worden" !). Als men hem echter verzekerde,
dat die openbare bekendmaking te Heusden, sinds de
vroegste dagen der reformatie, bij de intrede vam geen
enkel nieuw-beroepen predikant had plaats gevonden, liet.
Grotius zijne opgeworpen ,exceptie" varen em scheen hij
in de toedracht der zaak te willen berusten *).
Zoodra door de Staten ,op alles behoorlyck was ghe]
let" oordeelden zij ,aen beyde zyden misbruyck in de proce- |
duyren te wesen" ^. Daarom werd, na deliberatie, be- .
J) Zie Kercken-ordeninghen, blz. 65, 87. Voetius laat in zijne P
eccles, t. HT, p. 260, de Groot gewag muken van »tres vocati
eoram ecclesia proclamationes". v
2) Niet slechts waren er geene proclamatién geschied, maar er bad.
evenmin eene bevestiging plaats gevonden. Dat een canonist als V
vrede had met zulk een overtreden der kerkelijke verordeningen,
handelwijze zelís duríde verdedigen met een beroep op het oud gebruik
(Polit. eccles., t. IIT, p. 964), moge zijne verklaring vinden in het
van Grevius en den drang van Heusdens gemeenie — de érzía wan l
mens prediker wettigen, kunnen die omstandigheden hier niet, Voor hel
oogenblik zich neérleggende bij het. geval, beat Grotius nochtans volkomen
recht, later afkeurend te wijren »op eene invoering van mnieuwe pre [
kanten buiten ordre gelijk tot Heusden", ook al hadden daar de Calvini: /
in hunne tweede remonstrantie naar 's-Gravenhage verzonden, |
lands staten betuigd: »Ende is dienvolgende Voetius behoorlycken
dienst getreden"; eene betuiging, die ook Trigland in zijue Kerck. gesch.
scehijnt te deelen, althans nergens geeft de Leidsche hoogl
van het tegenovergestelde blijk. Sam. Maresius daarentegen owe
weer, als hij in zijn sehotsehrift, Lingua. aborliea ete, Gron., 1i "
gewag mnakt »de translntione et transitu (Voetii) a eura ecelesiae Vlymensis
2d curam ecclesiae Heusdanue absque ullius vel classis, vel synodi autoritate:
praevia", p. 21, geplaatst vóór t. I der Dispp. select. Vgl. G. Beni
di, IT, blz. 469 en Deductie, fol, 105.
3) Vgl. hierboven, blz. 204, aant. 4.
ü nnd
paeem
EEN KERKELIJK CONPLICT. DEPORTEMENT YAN GOREVIUS. 221
sloten ,dat twee uyt den collegie van de Gecommitteerde
Haden hen na Heusden souden vervoegen", om er beide
partijjen, Remonstranten en Contra-remonstranten, ,te
vermanen tot vrede, eenigheydt, ende onderlinge eorres-
pondentie". Bovendien moest het vroeger gebeurde , worden
gehouden als niet gedaen , ende ghesteldt in het vergeten".
Ook kreeg genoemde commissie in last, de regeering der
frontierstad ,te bewegen, datse met den kercken-raedt
gemeen op de persoon van Voetius souden maecken be-
roep"?). Had dit eenmaal ,na de ordre" plaats gegre-
pen, dan moest verder Vlijmens prediker, ,by forme van
approbatie"*), in zijn ambt te Heusden bevestigd wor-
den; terwijl vroedschap en consistorie zieh ,voor het toe-
komende met den anderen jegens gelijek geval souden
verdragen, het zy om te volgen de kercken ordre van den
jare 1591, im conformité van de resolutie van de heeren
Staten, of anders na het oude gebruyck?) soose best
sonden kunnen overeenkomen" *).
ANiettegenstaande Voetius met de ,uyt magistraet ende
Kkerekenraet" gedeputeerde Calvinisten, Zondag, 28 Mei
1617, uit 's-Gravenhage was teruggekeerd *), vonden zijne
9) De eigenlijke resolutie, door den griffer A. Duyck op last der Staten
man Heusdena magistraat gezondon, heeft dan ook — eenigermate afwij-
le van het genotuleerde, lesol. Hoi, 20 Mei 1017 — dere toevoe-
q ; wVoorders dat de procedueren in den beroepe Voetii worden gehou-
iden als onwettelyck ende onbehoorlycken gedauen, ende suleks te wesen null
'ende van onweerden", Zie Deductie, fol. 77. Vgl. daarmede fol. 79.
-3) Overeenkomstig art. 4 der Haagsche kerkorde van 1586.
3) Zie hierboven, blz. 168,
4) Be Staten gedroegen zieh met dat besluit volkomemn correct, de hand
lhoudende aan hunne resolutio, genomen ter dagvaart van 12 Juli tot 40
Augustus 1649. Vgl. hierboven, blz. 168, aant, 9.
hier verhsald wordt, is ten deele geput uit aanteekeningen , onder
-titel »Corte memorien van t gene gepasseert. is nao dat. wij d' eerste reyse
in den Haege waeren geweest", door Voetius geschreven en bewaand weer bij
de Briev. en pap. kl. Gorinchem. Van dat opstel, ruim acht bladzijden in
quarto, wordt nu voortaan melding gemaakt als van : Gisb. Voet, Aant. N*. V.
u—
vergaderd vonden de toenmalige vroed
mige ,oude magistraten", die in 1615 em ]
Wet waren geweest?) benevens dem o
| en den diaken Jarensen, door het consisto
Nadat men van weérszijjden eem tij
vruehteloos had geredetwist over de
ger jaren de kerkelijbke ordonnantie van.
den al dan niet ,absolutelyck was toegesti
bij gemeen overleg, goedgevonden tot '&
reces te nemen, om alsdan ,parthyen nae
apaert te hooren". Maar ook toen bleef ,d
lige saecke" — waarvan volgens Ruyo
deels afhing het welvaren ,der goeder ing
7) »Advenerant Heuslam 30. Maji delegati ab ill, H
Ruychhaver consul Harlemensis et Witsen consul Amst
senatu agebant ut communi eum synedrio consensu ratum.
in illa ecclesia ministerium". Voet., Polit. eceles., t. TEL, p. 961
7) In 1617 waren leden der vroedschap de zeven
Bruyninx, voorzitter; Anthony van Gemert, jonkhr. A
Merwede, Huybert Willemse Lokermans, Willem G
Eustace Vereyk, Wouter Hamel, benevens het drietal -
Godert Gyshertse de Momber, Adriaan Jansen wan Ou)
wan den Brook, Zie van Oudenhoven, Besehr, v. Heusd.,.
*j Tot de »oude magistraten", aldaar tegenwoordig,
schepenen Jan FoceBS RIP D Sisson EIN
Cuyck, Dirk Anthonissen Wyntrack, Xxnk de g L
Dingman Adrinansen en Sebastiaan Beelaerts. Deductie., fo
4) Deductie, fol. B0—84. Vgl. Gisb. Voet Aamt. Ne.
blz. 187, aant, 2.
EXEN KERKELIJK CONFLICT. DEPORTEMENT VAN GREVIUS. 229
op de frontire naest den vyandt, t bestant van den oor-
loge by nae omme kommen synde" — in staat van wij-
zen verkeeren. Uit dien hoofde besloten Gecommitteerden
ook de overige leden des kerkeraads ,opt stadthuys" te
ontbieden ?), ten einde hun, ,binnen gestaen synde", af
te vragen: ,offer egeene middel tussehen henluyden ende
Grevius kerckendienaer soude mogen gevonden worden,
omme voortsaen met maelkanderen in vrede te leven,
ende te eonverseren", — eene vraag, door Tuelinck be-
antwoord met de verklaring: .jae, seer wel; maer dat
Grevius henluyden niet en hadde willen kennen, soo hy
voor als noeh niet en dede"; waartegen deze op zijne
beurt aanvoerde ,dat ter contrarie den kerckenraet hem
niet en hadde willen kennen, hebbende verscheydene
saecken zonder hem te moeyen beslieht" *). Als ten laat-
ste aan beide predikanten, Grevius en Voetius zelven,
was gevraagd : ,ofte sy maelkanderen inne de religionspoin-
ten, differentiael, wilden aeeommoderen , ende daer van op
den stoel egheene verhael doen, ofte soo den text van
de predicatie jets vereysten, daer van te mentioneren, dat
selve soberlyck, matelyck, ende tot meeste stichtinge
yan de hoorderen geschieden mochte", betuigde Grevius
,met den persoon van Voetii hem te sullen contenteren",
onder voorwaarde evenwel, dat deze ,hem verklaerde in
syne gevoelen over de vyff pointen, controversiael , als
een christen leeraer, ende sich erbode inde eommunica-
tie der heyliger sacramenten, als voor andere vrindelycke
"Van de acht kerkeraadsleden kwamen, buiten Adr. Jansen van Cuyek ,
wan Gemert, Jan Fr. van den Broeck, Tuelinck en Jarensz, die
meeds manwezig waren, nog op: de ouderling Walewijn Jansen en de diaken
Johan Beelaerts, De andere ontbrekendo dinken, Jan Lenardsen van Boxtel,
bleef weg. Deduetie, fol. RA.
*) Deductie, fol. 84.
a
osea E REL.
Van zjjn kant verzekerde Voetius,
kende voor een gereformeert y
inde pointen voornoemt, ende t
leere remonstrerende, ende ;
questie met syne gemeynte, omme eenig
| Daarop ging voorloopig de vergadering:
| een yegelyck inmiddels syne bedencken g
eenen gelucksaligen vuytkompste te mogen gi
Wanneer den volgenden dag, 31 Mei 16]
legeerden der Staten — ,naer gehouden e:
| Botvmacteluk cordolen noon MM
| nisters binnen te doen staen" en te t
gelijk , de Ak a loh«qool Rp "
beloofde ,in alle vrindelyckheyt, oprec
irouwelycke, zoo met d. Voetius als met dela
kerckenraets te sullen leven, indien sy
lich ende gereet toonden, de resolutie !
anno 1614 tot vrede gemaeckt) synceerlyek t
nen, omme na de zelve sich in alles te comj
Nauselijks had de Greeff die verklaring.
sen merkte op, hoe ,hy niet en conde to
al wilden sylieden) die voorsegde o
1) »Alitor enim ex vero de illo judicare ae pronuncia|
mon poteram; uti hoc postea et istic et alibi explicui
sententiam reformatorum de salvifica Dei gratia, p
runte, convertente, conservante, est vera et scripturaria (uti
sentia persuasus sum), sequitur oppositam sententiam.
el debere, esse errorem; eL omnes qui talem senti
tenent ac defendunt in eo errare", Voet., Polit, eccles, '
1) Deductie, fol. 86. ;
5) Vgl. ierboven, blz, 470—472.
4) Deductie,, fol. 87.
p
EEN KERKELIJK CONPLIOT. DEPORTEMENT VAN GREVIUS, 225
soude werden onderteekent, alsoo daerover nog wierde ge-
disputeert by de Staeten inden Haege". Ten bewijze liet hij
den hun verstrekten lastbrief opnieuw voorlezen , ,daerby
voegende dattmen den predicant Voetio niet en behoorde
hooger te belasten dan volgens haer commissie", Onmid-
dellk nam nu Voetius de gelegenheid waar, om zelf
».te exhiberen sekere acte by hem ondertekent", in welke
hij betuigde ,hem voleommentelyck te willen eonfor-
meeren, ende gedragen nae tgene hy verstaen hadde
den last te syn vande ed. mog. heeren Staten, ende
oock soo verre met d. Grevio eenicheyt te houden, als
by hem ten aenhooren der Gecommitteerden verklaert,
ende by den secretaris") deser stede vuyt synen monde
was opgesereven" *),
Foen hierna Grevius voortging met ,persisteren ende
te verliezen?); althans hij voerde op scherpen toon de
Greelf te gemoet: ,ick hoore well, ghy hebt in ter Gouw
geweest by Vorstio*), ende inden Haege hebt ghy dit wt
den Loogaert*) gepluckt". Niettemin werd, zoo door
Cole De seeretaris, mr. Lambert van Haeren — »geensins vande gerefor-
-moeerde religie maer papist synde" — za] missehien van deze »procedueren""
eer "weinig begrepen hebben. In ven harer verweerschriften aan de
Ststen geeft dam ook Voetius' partij met ronde woorden te kennen, dat
somrige leden der Üeusdensche vroedscbap zich niet ontzagen »te mis-
"ruyeken de onervarentheyt in dusdanige saecken vanden hore secretaris
"der selver stede, die dick ontwyfelyck uijt:gelijcke onbedachtheyt, t'hour-
der dietamen iet int register schreof, sonder weten van d'andere magis-
"yaeten; t'welek nochtans niet en behoorde te geschieden, insonderheyt
det iu soo swaerwichtigen saecke als desc", Deductie, fol. 105.
4 fol. 87,
Licht mogelik - woelde Witsen zich daartoe geprikkeld door de Greelfs
met zijne zewone onstuimigheid omtrent Voetius afgelegd:
DIRUTA Voet,, Polit. eccles, t. MI, p. 962.
OH eee blz. 427, aant. 2 en ly, 162,
onamm leende vich als vanzelf tot velerlei woordspelingen. Zoo
(1
estadio. aj do magistrati bd d
epmerkten, dat HH. gecommitteerden ,
Staten gantsch geenen last hadden, b
commissie" — in tegenwoordigheid :
den gouverneur, aan Voetius bevolen
ofte verder in de saecke ijet te doen,
dat de heere van Kessel soude ordre à
te bewaren" ?); naar wiens oen juist-
ning de weduwe Voet, op den eigen dag:
zoons te Heusden, door Godschalk van Cu
dragen, dat men Voetius ,daer uijjt niet en.
sprak de gewezen notaris, Jan Rijnbouts Danckaerts, |
Haagschen hofprediker, over »een boogaard vol vruchten
sche leer", Zie dr, Rogge, Wtenbogaert, dl. Il, blz, 475. —
*) Dr. Panlus Arcerius, den Remonstrantschen
was — »verdreven sijnde van Sneeck" — op vo
Hoogerbeets, Wtenbogaert en Grevius, die hem aanbevale
van Kessel, le Heusden tot rector benoemd, als opvolger v.
Genius, Met 4 Mei 1015 betrok hij daar »zijn residensi
ofte het bagijen closter", en hield er tevens school.
van het jaar 1617 werd hij door de vroedschap »omme
gemeijne borgerije gedaen, gefondeert sijnde op het
gadeslaen vanile sehole", uit zijn ambt ontzet. Oud-arch.
fol. 30 verso; E. 214, fol. 67, 79 en 84 verso; E. 21:
7ie ook Deduetie, fol. 95 en vgl. hierboven, ble. 490, a:
3) Gisb. Voet. Aant. N*. IV.
*) Voetins' hnisvrouw, Deliana, bleef voorloopig in de Vlijme
Zie Oud-arch. Heusden, E. 215, bijlage tot fol. 98.
EEN KERKELIJK CONPLICT. DEPORTEMENT VAN GREVIUS. 227
ten, geljek het seggen was dat d'opposanten van sijn
beroep suleks voorgenomen hadden te doen" !). Geen van
hen beiden kon echter beletten, dat de Remonstrantsch
gezinde leden der vroedschap, ,collegialiter met maelkan-
deren vergadert", hardnekkig tegen die getroffen maat-
regelen bleven protesteeren *).
Zoo ontstond voor Heusdens Calvinisten de dringende
moodzakeljkheid, om enkele geestverwanten, uit consis-
torie en raadzaal, opnieuw met Voetius naar 's-Graven-
hage af te vaardigen *). Anders dan den vorigen keer , zagen
nu die gedeputeerden zich tot een betrekkelijk lang en
doelloos wachten gedwongen. Immers verliepen er voor
hen ,tien oft elf daegen sonder tot audientie te konnen
komen". Maar toen ook vonden zjj gelegenheid ,haere
tweede remonstrantie" ter Staten-vergadering in te die-
nen) Nadat hier mondelijk was uitgebracht het rapport
der Gecommitteerde Raden, die vertoefd hadden binnen
de frontierstad ,en gesien het verbael, by de selve van
hare besoigne gehouden", werd ,by de meeste stemmen"
besloten, dat Voetius' beroep, als geschied op onwettige
wijze en met de kerkelijjke verordeningen in strijd, zou
besehouwd worden ,voor te niet gedaen". Doch ,aenghe-
sien de ruste van de stede van Heusden daer aen scheen
te wesen gelegen", vond men goed, dat Vlijmens predi-
kant — ,de welcke hoope gaf van met Grevius, die van
den kerckenraedt, magistraten, ende anderen te sullen
3) Gisb. Voet. Aant. N*. V.
3) Dut protesteeren blijkt o.a. ook uit het verhandelde vinde raetcamer
der stede van Heusden den 29e» Juny 1617, present den schout, Bruynincx,,
H. Loockermans, Vereycke, Hamel, Momboir, A. van Cugck", Zie hier-
E bijage LXXX VI.
3) Afgevaandigd werden, als magistraten Willem Verhoutert en Be-
dbastiaun Beelaerts, als kerkeraadsleden Tuelinck en Walewijn Janson.
4) Die »tweede" remonstrantie stant vermeld Deductie, fol. 103—107.
ER
EM
e
gaan, dan konden hunne Edel
lasten ,nieu beroep op hem te maken,
bevestigen". Vóór alles mocht het even
beiden, Grevius en Voetius, binnen 's-i
bieden, opdat ,de selve aldaer souden
broederljeken ende christelioken met den z
willen omgaen" ?),
Intusschen was laatstgenoemde —
zijne medegedeputeerden, ,dat de advocae
soude arresteren gelyck hij Willem |
van den Briel, gedaen hadde"*) — re
3) Allieht grondden de Staten die hoop op het g
Heusdens calvinisten hun verweerschrift besloten: ste mni
de voor, Voetius verelaert hem gmern te willen
ende last Grevio ende hem bij de voors. beeren
woorgehouden, Ende dat de voors. doleanten, seer
overigens de leus aller due] BM den R
sehrijver van het pamflet, getiteld Een
alle vrome lidtmaten der gemcenle Jesu. Ghristi, dic in H
gadees andere plaelsen teghenwoordieh suchten ende e
herde vervolginge, om de waerheydt, die na de godtsalic
pl. en v, dr.), 1620, blz. 19.
3) Hesol. Holl., 14 Juni 1017.
3) Resol, Holl., 15 Joni 1017. d
9) Gisb. Voel, Aant. N*. V. Zie over Willem Ot
lager mebgedeelde bij Acquoy en Rogge, ArcA. w. A
II, biz 337—309. Hier echter blijkt, dat Crijnsens pe
zijn verblijf te "s-Gravenhage-van 18 Febr. tot 8.
r-
EEN KERKELIJK CONFLICT. DEPORTEMENT VAN GREVIUS, 229
spoed uit Den Haag vertrokken, het voor zijn persoon
weiliger en voor zijne zaak verkieseljker rekenend, de
beslissing der Staten in de frontierstad dan op het Bin-
nenhof aftewachten. Ofschoon alleen teruggereisd, kwam.
hij toch Zaterdag, 17 Juni 1617, gelijktijdig met ,dege-
deputeerden van de magistraet ende gemeynte te huijs".
Toen nu, 'sanderén daags, Grevius weer voor de ge-
meente was opgetreden en hem ,nae de predieatie" door
de broederen werd medegedeeld, ,dat Voetius sijne ge-
beurte soude hervatten", heeft hij ,sulcks niet willen ac-
cepteren", ja zich in geenen deele ontzien — ,tegen dob-
bele resolutie der heeren Staeten" — met dezen en met
het eonsistorie alle kerkeljke gemeenschap af te breken,
,seggende, neffens Voetium , als onwettelyck ingedrongen
spnde, niet te willen predicken". Van den 18" Juni tot
den 28** Juli weigerde dan ook: de Greeff binnen Heus-
den dienst te doen, hoewel door den kerkeraad ,als het
sijn beurte was", steeds daartoe verzocht en ontboden !)
Ten laatste, geheel uit zichzelf ,in Voetii predicatie ge-
comen", gaf hij, bij het naar huis gaan, den ouderling
Anthonie van Gemert te kennen ,wederom te sullen pre-
diken ende dat Sondach, 30 Julij ^, voor den middach".
ef geen gevaar heeft geloopen. Op de vraag toch, door hem aan Oldenbar-
mevelt gedaan »of hij in den Hage was geconfineert?" kreeg hij van den
Adwocaat ten antwoord »neen, dat hij gaen mocht werwaerts hij wilde,
sonder alleen in den Briel, ten ware met consent van de magistraet al-
daer"; a.w., blz. 399. Vgl. daarmede Voet., Polit. eccles., t. IlL, p. 960, 964.
1) Wel preekte Grevius voor de bezetting op het kasteel te Nederhemert ,
án Gelderland, dat met Heusdens gereente was gecombineerd, en doopte
hij daar te dien tijde een kind van zijn vriend, den rector dr. Arcerius. Vgl.
dierboven, blz. 226, sant. 1. Later vervulde ook Voetius te Hemert xijne
- Zie Dispp. selecl, t. IV, p. 983: »insuper in castello Ho-
mnerthano ecclesiastice cum ecclesia Heusdana combinato, una eum collegis
Jhebdomadatim coram praesidiariis ab anno 1694, osque ad annum 1624, con-
eionatum (me fateor)".
^25) In Gisb. Voet. Aant. Ne. V staat, zekor bij vergissing, »Sondach, den
98 Julij voor den middach".
aM
EL
As o vt emet e ndr ht ug
, Voetio suleks behoorde te commui
BIuF UE wesk: gonetine det GRAN
door koster Willem Gerritsen van Dri:
ambtsbroeder boodschappen. Deze —
mitteerde Raden herhaaldelijk had verk]
menwerking niet ongenegen , begaf zich op.
dag onder de Greeffs gehoor, en ontving
heid van zijn collega het persoonlijk
neffens hem ende in de gebeurten tot He
prediken": een verzoek, terstond met d
willigheid door Voetius opgevolgd 5).
Toch viel het weldra Heusdens jong
te bewaren met zijn ouderen ambtgenoot ?)..
,.door moderatie" te voorkomen, dat ,de
d. Grevii eenige merckelycken aenhang tot. sel
maeckte", en waren het in de gemeente s|
weijnge ongeruste persoonen, die, haei
1) Vgl. hierboven, blz, 998, aant. 4. Zie ook blz. 299,
7) Kori na die oogenschijnlike verzoening, trachtte de |
koop eigenaar te worden van zijne pastorie, »Das, Johannes Gre
luidt het, Owd-areh. Heusden, E. 59, fol 14 verso — heel
gistraten deser stede gecoft zeecker hujjsinge ende erlf, .
de Cloosterkerek, daer den voors. Grevius tegenwoordich.
breeder wolgens de coopcedulle, ende conditien , San
den 18e» Augusti 1617, voor de somme van negenhond
inelen in vier termijnen". De laatste termijn dier k
40 Sept. 1634, pene cerea dace urs
"Vgl. Oud-arch. Heusden, E. 917, Vijlago tot fol. 455
Tol, 43.
3) Wat. nu. volgt in den tekst, is voor het grootste gn
Mei 1618 door Grevius aangeboden, en well r
in de bekende Deduetie, fol. 141—148. Ook eei
waard in Arch, Hero, kerk. Heusden, afd, II, B, a, n*, 86
EEN KERKELIJK CONFLICT. DEPORTEMENT VAN GREYIUSs. 231
houdende, haer wt sijn predieatien absenteerden", zoo
kon dit echter niet verhinderen, dat Grevius de met Voe-
tius getroffen schikking voortdurend in de waagsehaal
stelde; nu eens ,door desen te precipiteren om onbereyt
de predicatie (weleke anders nagelaten soude geweest syn)
aen te vangen"; dan weer, door ,in syne eygene ge-
benurte" te doen optreden ,niet alleen onaengename pre-
dieanten, maer oock soodanige, die by den classe noyt
oor gereformeerden en waren erkent; gelyck sulx met
mamen is gesehiet den 15 Octobris inden persoon heer
'"Tameri', weleke Tamerus gansch onstichtich de leere
der perseverantie lasterde als een oude ketterie der Va-
lentianen, ende tegenspraek de verseeckerheyt der za-
licheyt; bedienende mede den doop, ende sonder gesang
zijne predicatie beslujtende". Vanwege ,de groote op-
Spraeck ende ergernisse" daardoor ontstaan, doleerde
Heusdens kerkeraad — verlangende ,dat sulx voordaen
mochte geweeret werden" — veertien dagen later, schrif-
telijh bij de elassis te Gorinchem *). Hier kreeg haar prae-
ses, Luderus Vogelsunck, van de broederen in last ,,do-
münum Grevium scherpelyck te vermaenen van zijn on-
Ordentlipck doen"); terwijl Voetius, die, om hetgeen
J) Henricus Tamerus was, reeds op achttienjarigen leeftijd , een bekwaam
leerjing *an Melanchton, te Wittenberg. Teruggekeerd naar de Vereenigde
Üewresten, diende hij tot Woerden, Wrecht ende elders in de lutersche
J'rEPewleringen". Zonder coit lidmaat te zijn geweest »der gereformeendo
dereskor, mam hij — tegens ordre en danck des classis vau Gorinchem",
"Ukzwr »pesteldt ende ioegelaten byde ed. mog. heeren Staten" — het pre-
"zw nbi waar in de gecombineerde gemeenten Doeveren, Genderen en
Dacos síjen. Zie Kist en Moll, KerkAist. arch. dl. L, blz. 809. Vgl. daar-
DOR, Deductis, fol. 3 en bierachter, bijlage LXXXVII.
77. Hand. cl. Gorc., 80 Oct. 1647.
| O0) De »remonstrantis", die Cloppenbureh — »daertoe gedeputeert" door
Bowxesr spiericek en den Heuslenschen kerkeraad — aan Hollands staten
Dv ehelovorde, xerklaart »d. Grevius gecensureert synde inde classe, heeft
dea, lame geene andere satisactie gegeven als dese, met formele woorden
blok. Toen, tegen het eind van 1617
toen haud plaats gegrepen, bjj de
(rur iesnbodtogde dero
teerde met Grevio in handelinge te
zjjne predicatie te gaen, als hij h
Viesksiaos cade geieiinio baud nM
reconcilieert",
Maar juist dat laatste was en bleef li
dat ter stede Heusden, gelyck ooek e
nelick plach gehouden te werden de b
heylig avontmael", achtte de kerkeraad
gekomen voor eene vernieuwde poging ,
nachtmael"') Ende dit te eerder, wij
doel vier gecommitteerden uit de m
vervoegd hadden tot het consistorie ?, aan -
tuigd geworden door den kerkeraad, dat
wilde ,alles tot eenicheyt te brengen; datn
en soude partieulariseren, maer reciproce d'e
deren ongeveynsdelyck syne foulten, die.
ier wedersyden geresen zyn rondelyck ve
vergeten". Grevius evenwel, ongezind zich
raadsvergadering ,te laeten vijnden",
diaken, nit het consistorie naar hem afgev:
broederen ,aenseggen, dat hy niet met, h:
a part" Vgl. hier dr. Rogge, Wtenbogi
USE dd eode ssidipilia sd ois
ik ook vergeliken het genotuleerde omtrent de.
duis: op QU'Dis. 1017; lewakhd vost" dé Pris d
7) Te weten: sehont van den Klshout, president-s
OONFLIOT. DEPORTEMENT VAN GRRVIUS. 233
erb synde met twee wtte magistraet
, persoonen als gelooffweerdige getuygen",
en nu zoo dringend mogelijk ,gebeden, dat
eens soude hooren wat hem voorgedra-
worden ende dat hy sieh daer coste op be-
» bleef de Greelf ,by syne weygeringe volherden,
i& hy haer voor synen kerckenraet niet en
—zoowel ouderlingen als diakenen de door Gre-
handelwijs, ,met dewelcke alle hope van
genoecehsaem was affgesneden" !), ter kennis
cht der ,vier persoonen wt de eers. magi-
i, die haer daer mede gecontenteert hielden", droe-
in Voetius op ,alsoo Grevius in gebreke bleeff
ge, niettemin alle preparatien aeten voor
des avontmaels int werck te stellen".
nstig den hem gegeven last ,vercondichde"
) December 1617, in de voormiddaggodsdienst-
| ,het ayontmael tegen den aenstaenden tyt,
en dach te noemen; beneffens verclaringe,
nt was, die hem in eenige dingen mochte
nden, by hem te commen, omme onderricht
". De tweede ,communicatie" geschiedde den
Zondag-voormiddag door Grevius; doch buiten
kerkeraads, en met ,expresse" vermelding
er ouder gewoonte het heylige nachtmael
»elen óp Kersdach", In strjjd hiermede las
"Voetius bij den namiddagdienst voor, dat ge-
gheid, volgens besluit van het consistorie,
mog wel tijdens het eerste eeuwfeest der Refor-
TIT Wtenbogaert, dl. IL, blz, 944—346, en Brandt,
E
(m die reden aarzelden dan ook so
vwroedsehap geen oogenblik, Voetius ")
kerekenraedt" ter verantwoording voor z
den; nochtans ,tegens het advys van mj
ende andere wethouderen in regeringe
meynden dat de saecke in de kercke
raethuus beslicht ende broederlyck
macht behoorde affzehandelt te werden"
de twee uit Heusdens consistorie daartoe
en, 19 December 1617, ten stadhuize
raadsleden ?) door bedoelde regeering:
werd ,waeromme dat op den Sondach,
den daeh der geboorte Christi, gelyck pl
den, het avontmael soude geadministreert
klaarden dezen kortweg ,dat hierinne
vryheyt was gebruyekt, alsoo men niet en ]
Joodsehe ofte Paepsehe verbintenisse van.
maenden" *). Met die betuiging, naar het
1) Onder »Kersavont" is hier de dag wóór Kerstmis te vor
3) In een later raadsbesluit, daarop betrekking hebben
tius geregd: die alhier maer bij Ieeninge is gelolervert",
kerk. Heusden, afd. Y, B, a, n*. 39.
3y Met. tuse de ogderliuge Jap: Fs van den Broeek.
ide wns juist onlangs (98 rapi
Adriaensdr, weduwe". Oud-arch. Heusden, J. I, 4.
*) Zie Gal. MUAUCHee- du Hasgehl: kiekerovM
paald,, Peirus decent an rtm
200 schreef later Voetius dienaangaande in zijne Polit. eo
»Posterius tantum consulitur, aut conceditur, aut ec
EEN KERKELIJK CONFLICT. DEPORTEMENT VAN GREvIUS. 295
gen nemende, antwoordden hun ,die vande magistraet",
hoe er plan bestond, spoedig weer bijeen te komen, en
dan ,daer toe te arbeyden, dat Grevius versoent synde,
men gesamendlyck het avontmael genieten mochte".
Ofschoon de broederen des kerkeraads zulk eene ver-
zoening met Grevius, volstrekt niet verwacehtten, meen-
den zjj toch Heusdens regeering ,gewillichlyek" de hand
te moeten bieden. Uit dien hoofde werd door hen aan
de Greeff verzekerd, ,dat sy niet van hem en begeerden
iet tgene tot quetsinge van syne conscientie diende,
maer alleene, dat hy afífstant sonde doen van syne
"woorige exorbitante proceduyren, daer door hy gear-
beyt hadde tot exclusie van die leere, die hy in synen
dienst tot Heusden tredende solempnelick inden classe
hadde aengenomen". Ook verlangden ouderlingen en dia-
kenen, dat hij — ,by sich houdende (totdat in synodo
mstionali anders soude syn gedisponeert) t gevoelen twelck
hy maderhant buyten hope der gemeente, niet sonder
werstroyinge derselver hadde op den predickstoel ge-
braeht" — voortaan met hen en zijn collega Voetius
eendrachtelijk zou samenwerken.
Daar echter de Greeff terstond. ,pretentieerde, dat syne
fonscientie hem niet en knaechden, ende dat hy, sonder
Jemants int minste geoflenseert te hebben, in alles wel
Eepwocedeert hadde", gaf hem de kerkerand, ,achtne-
LPBemde op syne haestige humeuren", den noodigen tijd
9Xu ich te bedenken. En later, toen een deel der vroed-
Sehap over de hangende geschillen van nieuws wilde be-
slagen, verzochten de broeders, ten einde ,rnet meer-
| E——
|
Melitserndum reliaquitur". Vgl. N. C. Kist, De Christelijke kerk op aarde,
LRUMUA ortorijea en do geschixdonis. Fene door. Teyler's god-
ap bekroonde prijsverhandeling , tueede wermcerderde wit«
4835, dl. 1, iz. 332, en di. II, blz. 130—432.
der zedieheyt wt Grevio syne m
hy deselve schriftelyck stellen. :
heeft" Door het consistorie werd
aan Grevius overhandigd ,de subste
seyt was, by hun allen ondert
dra had Johannes Grevius den
tikel, sprekende ,over affstant ende s
daarin gelezen, of, vol veron
ofte de gecommitteerde van die kercken de welcke
tronbleerb waren. 't Was altijt te seggen, datmo
vergeven ende vergeten soude al watterg
voortaen met malkander in goede vrede ende.
ven, d'een den anderen in broederlijcke li
lijekheyt bejeghenen ete. Niet anders dan of.
fensien waren gheweest, voort spruytende uyt
ongestolde ponis, de welcke allen ter neder.
wel soude zijn, latende ondertusschen de poincten differ
den staen, in voeghen dat yeder daer van gevoelen
yeder in zijn eygen macht ende arbitragie heoft;
nichmael so gaen. Maer hier heeft het eene andere
pe———
EBEN KERKRLIJK CONPLIOT. DEPORTEMENT VAN GREVIUS, 237
Middelerwij| waren te Heusden vergaderd geweest ,in
absentie vanden heere drossaert ende andere onpartidige
wethouderen, eenige uyt de magistraet", die ,ten belie-
wen van d. Grevio" hadden goedgevonden, om zoowel den
Calvinistiseh gezinden kerkeraad ,te vermanen ende te
wersoecken" als den predikant ,bij leeninge", Voetius !),
ambtshalve .te belasten ende te bevelen, dat de vuijtdejj-
linge vanden nachtmaele Christi anders niet en soude ge-
daen werden, als naer d'oude ordre ende gebrujjcke". Of-
schoon reeds den 21*** December ten stadhuize voorgesteld ,
werd bedoelde resolutie door het zevental ") raadsleden, ,in
dese saecke gebesoigneert hebbende", voorloopig nog ,bin-
nen gehouden ende gedissimuleert"?) Eerst Zaterdag, 23
December 1617, nadat het consistorie zijn wederantwoord
aan Grevius gezonden had, deden ook ,de voorsegde wet-
houderen het protest, voorgaende beraempt aen den kereken-
raede ende Voetio deur de camerbewaerder toeschicken" *).
Nauweljks had Voetius, bij afwezigheid van de Greeif
,praeses synedrii", de ontvangen acte vluchtig doorloo-
pen, of bjj haastte zich ,de selve den andere van de ma-
gistraet te communieeren?); advijs gevende, datmen
weckt meerder scheuringhe, ende sal te zijner tijt te swaerder pordeel van-
.den Heere hebben te verwachten, Wy wenschen dat een yeder dat wel be-
trachte, om soo een. beroerte inde kercken niet te verwecken , ende soodanigen
mrgernisse niet le gheven, als vande Arminiaensche deed ende
-specialijek van desen Grevio, is geschiet"".
1) Zie hierboven, blz. 234, aant. 2.
7) Nuamelijk: sehepenen Bruynincx, van Gemert, Loockermans, Vereyeken,
Mamel, alsook burgemeesters de Momber en Adr. Jansen van Cuyck. Arch.
Herr, berk: Heusien, afd. Il, B, 2, n*. 39.
hieronder; aant. 5.
Dit gesehiedde door Jan Klaassen van W;yck »daechs voor de uijtdee-
linge des nachtmaels ontrent twelf ueren des middachs". Deductie, fol. 170.
woorsehreven kerekenraet ende d. Voetius t'zelffde protest,
Gwnden dheere drosswert ende andere tegenwoordige wethouderen terstont
'daer men. verthoont ende gevraecbt off haere meyninge ende wille oock zulckx
Mm
.
doen samenkomen ,de jegenwoordige
gistraet". Terwijl men op Heusdens
.besoigneerde" over het nieuw-gerezen
ken", begon juist ,de cloeke tot; de bo
kercken geluyb te worden". Diente
Spierinck zich genoopt, haastig het ad
de heeren der vroedschap; waarna ,met .
men wert goetgevonden ende verelaert,
ordre der kerckenraet blyven soude, alzo
des tyts onmogelyek was eenighe naerdere
te legghen" ?).
Overeenkomstig dat besluit*) hield nu V
dag, 24 December 1617, des voormidd
ware, die ten hoochsten verwondert, als aende welcke.
»eeven heeren voorsehreven niet eens van het voors.
ghemaeckt en was: hoe wel de magistraten noch den 99e e
Tmaents, tot vereeniginge van den kerckenraet met
ren gheweest". Arch. Hero. kerk Heusden, afd. HW, B
3) Deductie, fol, 170. r
*?) Dat is de godsdienstoefening, wanrin ten zieh voor
vieren avondmaal, door Voetius »proefpredicatie" geheeten, —-
5) Arch, Hero. kerk Heusden, afd. II, Ben
5$ resolutie droeg de ,
van. Well, Asrisen, Verboulari, Sab. Beelaarts, J; F.
der Merwede, Willem van Cuyck, Jarensen, Tuelinck en
XEN KERKELIJK CONPLICT. DEPORTEMENT VAN GREYIUS. 290
van het heylig avontmael". Buiten verwachting ge-
schiedde die plechtigheid ,met groote stichtinge, sonder
de minste alteratie der gemeynte". Ofschoon Grevius niet.
mede aanzat — veeleer had hij tijdens de jongst-verloo-
pen dagen zich de grootste moeite gegeven, om ook an-
dere lidmaten daarvan aftehouden!) ,so by auetoriteyt
als door inductie" *) — administreerde nochtans zijn ambt-
genoot ,by leeninge" de nachtmaalstafel voor tweehon-
derdvijfentwintig ,communicanten": een aanzienlijk getal
en ,meerder dan oyt zedert de Reformatie tot Heusden
bekent syn geweest" ). .
De zeven Remonstrantsch gezinde raadsleden *), die dat
alles hadden zien plaats grijpen in ljjnrechten strijd met
hun uitdrukkeljk bevel, namen, Donderdag, 28 Decem-
ber, opnieuw vergaderd, het besluit Looekermans en
Hamel, gelijk voorheen, af te vaardigen naar Den Haag );
alwaar beiden, niet enkel schriftelijk maar ook monde-
ling, zouden te verstaan geven, dat het der magistrat
'*) Grevius bandelde zoodoende geheel en al in strijd met wat hij, nog
Kort geleden — 920 Dee. 1617 — den Heusdenschen kerkeraad had aange-
Jboden te doen. Zie art. 3 van bijlage LXXX VIII.
3) Dat laatste wns o.a. het geval bij mevr. de wed. Maximilian de Hor-
mes tot Lokeren, geb. Agnes van Milendonck. Zie hierachter, bijlage XCII.
7) Deductie, fol, 143. Ten blijke hoe zonderling Grevius ook nu weer han-
Melde, kan deze depositie dienen, geteekend door Tuelinck en Jan Beelaerts:
s» Verclaeren ende attesteren wij ondergeschreven , dat voorleden kerstyt 1617,
Joh. Grewius beijde de voormiddaechsche predicatien heeft gedaen op beijde
Kkersdaegen, ende alhoewel wij hem sochten te induceren, dal hij de tweede
cum "Woetium voor den middach soude laeten prediken, alsoo het sijna
rechte gebeurte was; daar toe nict en hecft willen verstaen, maer geant-
woort, komt dien voormiddach Voetio wel te pas, hij komt mij oock wel
cdm hierboven, blz. 937, aant. 2.
3) Van hunne aankomst te "s-Gravenhage guf Cloppenburch, die volijve-
rig de belangen voorstond der Heusdensche calvinisten, jonker van der
Merwede zoo spoedig mogelik bericht in een merkwuardigen brief, die,
"rol het daaronder geplaatste slecta comburenda", als bijlage XCIII hier-
-mehter staat afgedrukt,
Em
Bh.
moesten zij den Staten meédeelen,
saecke van dage te dage te exaspereren,
quaden eynde te tenderen". Niett
schap zich overtuigd, dat hunne Edel
op het alderspoedichsten souden geli
de meeste ruste ende welvaren soo
publyeq als tot maintienement vande
Slechts weinige dagen mocht het jaar |
ten, toen er binnen de frontierstad
twee: ,auctoriteyt publyeq" en ,mainti
magistraet", in hoog-ernstig gevaar bracht.
staand gebruik werd ,op ten heyligen de
dat is, op Driekoningen*) — te Heusden
verset". De zeven schepenen, die moesten
zen alsdan tot hunne plaatsvervangers
ceerde borgers"; waarna ,het ondt herkomen'
dat van de laatsten door den drost twee
en van de eersten twee door hem ,geco
den?) Toen nu Spierinek zich den 67"
het stadhuis bevond, om ,in conformitá
gien ende handtvesten" een nieuwen schep
13) Breier. en. pap. kl. Gorinchem.
1) PM werd Drekoningen »Dertiendag'"
dag is na Kerstmis; 95 December tot 6 Januari.
3) Van Oudenhoven, Besehr. vw, Heusd, ls, 89, 994, Zio
den wraegh-al aen de heeren pensionarissen ean Leyden en
em vam hun beantwoorl le werden; ende hier wyt de.
siruelie aen. haere. borgemeesteren vespeetive, op "t stuekt way
ders, vraag 1, 4, 0 en 18, Van dat Contra-remot T
man sehepen Tuelinek miet ten eenenmale vreemd
xich een exemplaar op de universiteitsbiblio
Val. de. Rogge, lesehr. catal, st. LI, blz. 9.
-grondde zijn recht tot dit alles, op het »caste-
"beritten. Zie echtor ierboven,, blz, 914, aant. 9,
! dem geduen", de overhand ?),
missarisen ende commandeur -
stadthuyse vertrocken",
Geljktijdig met hen ging uit de re
,Sscholtis" van den Elshout, die. E
| trekking gehouden was ,den schepe
tuyme den eedt te staven" ?); zoodat.
genoodzaakt zag — ,dewyle de stadt |
sen sonder magistraet" — dit werk zelf |
na eerst ,by een gesworen notaris inde
eedt te hebben doen voorlesen"*). Ve
zevental schepenen ,drie borgemeesters",
wijze in hun ambt bevestigd werden ,
*) Wat dit punt hetreft, luidde hunne instructie:
menstaende eleetie gheen swarigheyt of onlust en.
teerden indien de voet van electie andersints by
worden ghevonden, bewaren het recht van de Q
plaets van den commandeur ende drossaert, ende so
haer gesustineerde doen "t geen by alle-beyde off
voor desen plach te geschieden; daer op voor al
schiede tot het meeste contentement", Hesol. Holl, 8
?) Door Heusdens drost werden voor het janr 161!
schepenen Verhoutert en jonker van der Merwede. Zie D
ier-p
int jaer 1618, vraag 6, 7 en 9. Dit. vlugschrift,
een t, is voorhanden op de Armsterdan
theek. Vgl. de. Rogge, Beschr. catal, st. III, blz. 10,
?) Vgl. van Oudenhoven, Beschr. v. Hewsd,, blz. 99
*) Nog geen half jaar later — toen op het Binnenhof «
anderen hoek begon te waaion — resolveerden Hollands
schout van Heusden, die hem tot noch toe onthou
ghenwoordighe magistraet recht te sitten,
vermindert. de jegenwoordige dispute ret de ü
by de selve te vinden, recht ende justitie te help
RU ie stieeiq tins
van dien is specterende", proxime
16 Januari 1618,
uA
EEN KERKELIJK CONFLICT. DEPORTEMENT VAN GREYiUs, 243
ende genougen der ganscher outraedt ende gemeynte" !).
'Toch achtte men het niet ondienstig, een nauwkeurig
werslag van het gebeurde, in den vorm eener remon-
| strantie?, Hollands staten voor te dragen, opdat hunne
Edel Mogenden ,vande waere gelegentheyt der saken
voleomentlyck mochten worden onderricht, tegens al-
| suleke contrarie rapporten als desen aengaende alreede
gedaen waren ofte noch souden mogen worden gedaen",
Hadden door dit verzetten der Wet, en bij het straks
daarop gevolgde wisselen van ouderlingen en diakenen ?),
| de geestverwanten van Voetius boven de Greeffs partij-
genooten te Heusden eene belangrijke meerderheid voor
zich verworven?), zoo traden Vrijdag, 25 Mei 1618, na
Dit nam echter niet weg, dat »dese wetteljcke magistraten daer nae
*wele reprochen hebben moeten lijden, soo van den heere van Keesel,
in volle chrychsraet seijde datter geen mnagistraet in de stadt en was,
hij haer voor geen magistraten en kende; als van de commissarisson
Jheeren Staten, die comende op de verpachtinge van de gemeene mid-
, sonder ende buijten alle commissie, de magistraten comende op de
linge nae costuijme, openbaerlyek op het stadthuijs voor haere bur-
' hebben. gereprocheert", Deductie, fol. 187.
* spoedig zouden bn Zijne Genade àn HH. Commissarissen het mis-
moegen daarover ondervinden van hunne Edel Mogenden. Werd aan de
lantsten te kennen gegeven, dat ze »wel met meerder cireumspectie" te
Heusden iehoonien gehandeld te hebben, »alsoo d'electie hier niet en was
gedes-advoueert", — op den »superintendent wan dem gmarnisoene" binnen
de frontierstad , »dle Xlaeghde over verscheyden wederwaerdigheden hem be-
| jegent", sloegen de Staten volstrekt geen acht. Zelfs zondor zijn bezwaar-
schrift te lezen »is verstaen daer in niet te worden getreden van desen tijd,
mer geseyt, dat hy wel mochte vertrecken". fesol, Holl, 10 April en
| 96 Joni 1618.
I 7?) Zie hierachter, bijlage XCIV.
| 3) Vgl. hierboven, blz. 178, aant. 4.
|. 9) Telde in 1617 de Heusdensche vroedschap zeven Remonstrantsch en
| 'drie Contra-remonstrantsch gezinden, in 4018 bleek die verhouding juist om
|
|
per
Lie
s terwijl toen het consistorie bestond. enkel uit. volslagen Calvinisten ;
le ouderlingen. Walewijn Jansen, Willem Verhoutert, Jan Franssen
n Jacob Jacobsen Croes, en de diakenen Lambert Jarensen,
Marcus Rinharts, Pontus la Grue.
| —
afloop der godsdienstoefening , will
drik Jansen de Witt en Jan Co ig
Je endete kanser binnen, ,om te.
gemeijnte aengaende de oprechte |
gebracht werden tot dien goeden
was voor het opcomen der Arminiaensc
den, dat Grevius ofte geindueeert werde
baere scehultbekenning te repareren
eenige jaren tegen de voorschreven leere
bruijekt is; ende voorts van nieus te g
len gedragen conform de expresse
minge alhier, ofte bij Wen eer
predieant deser gemeijnte voorts aen niet n
ende getolereert, werde" ?).
Hoewel de kerkeraad aan genoemde com
dellijk toezegging deed, dat hij ,de saken |
soude nemen", weigerde niettemin de
heen, om ,sonder getuygen"*) met de
*) Laatstgenoemde beet, Deduetíe, fol. 197, naar zijn a
melissen Lijndrayer. Aan het hoofd der oorspronkelijke
den kerkeraad ingediend, komt ook nog als commissielid
densche brouwer Gormpert Gerritsen. Mogelijk werd hij d
standigheden verhinderd, mede ter consistoriekamer aan
Olivier van. Noort, toentertijd, als »praefectus cohortis p
den in garnizoen; — »ibique difficillimis temporibus
erga orthodoxam religionem, ecclesiam, ot patriam contra |
et tantum non dominantem factionem Remonstranticam
Bibl. stud, theol., p. 414, 445. Vgl. echter van der Au, Hi
di XIII, biz. 293.
3) Arch. Herv, kerk. Heusden, fd. Il, B, a, n*. 39. Vi
*) Als zoodanig sloeg Grevius den leden van het
Jansz. van Ouyck, tegenwoordich schepen, ende
EM -
EEN KERKELIJK CONFLICT. DKPORTEMENT VAN GREVIUs. 245
sprake te coomen". Bovendien sloeg hij iedere wederzijd-
sche verklaring, schriftelijk te geven, hardnekkig af, zoo-
dat dan ook het consistorie op 28 Mei ,smorgens ten
&cht wujjen" bijeengekomen, goedvond — ,dewyle Gre-
vius hem tot gene behoorlycke reconciliatie ende satis-
factie en wilde laten bewegen" — het oor te leenen aan
den ernstgen drang van verreweg de meeste leden der
Eemeente, en hem ,als predicant niet langer te houden
ende te tolereren; maer een acte te stellen van ontsla-
ginge synes dienstes" ?. Bedoelde acte, den 30*^ Mei
1618 door Jacob Jacobsen Croes als ouderling en Lam-
bert Jarensen als diaken ,aen de eers. magistraet gepre-
senteerb, ende met de selve in communieatie geleyt",
werd hierop terstond door de vroedschap bekrachtigd.
Slechts stelde zij als voorwaarde , dat Grevius behoorlijk af-
Schrift zou ontvangen ,van de selve acte, mitsgaders vande
verificatien totte beschuldinge indeselve acte vermelt",
len einde zich te kunnen verdedigen ,voorden classe ofte
&ndersintz ter plaetse hem soude goetduncken": een
Tatrezel, die echter niet belette, dat drossaard Spie-
L "inck, te gelijk met eene copie van bovengenoemd stuk ,
*by motaris geanthentiseert sijnde", op Vrijdag 1 Juni
Ín (Xen vroegen morgen, door den deurwaarder Jan Klaas-
Do—— ^
Wn; iegenwoordich borgemeester, dowolcke hy seyde daer in de
em Jj geret te staen, om met hem binnen te coomen". Br. ouderlingen
"URiakenen autwoordden echter aan de Greeff, »dat sy met die heeren,
** Jhy noemde, voor desen yt niet te spreecken ofte te handelen hadden".
"Ewsctie, fol. 197, 198.
—'U& "Het origineel, door de kerkoraadsleden, Voetius uitgenornen, onder-
Mosen, "berast n "LArch. Hero. Aerk Heusden, afd. IL, B, 2, n9. 39.
MP ten wolle van toepassing heeten wat Trigland, Kerck. geseh., blz.
opmerkt: »wy sonden die acte hier wel by voegen, dan s'is rede-
mah, ende vermis alle die quade proceduyren Grevii in dit histo-
er .punctuelijjk zijn genarreert, soo dunckt het ons oock niet
gh te wesen" — men zie echter bijlage XCV.
216 ZKSDE HOOFDSTUK. -
sen van Wyck aan de Greeff en, wijl deze afwezig was,
aan diens huisvrouw heeft doen toekomen ,een schrifte-
lyck interdicet", waarbij Grevius werd gelast ,hem vol-
gens de resolutie des kerkenraets niet meer te vervor-
deren door hem oft yemant anders eenige kerkelicke
diensten op de ordinaris predick dagen in de publike
kerke te doen, oft andersins dat tegens hem soude worden
geprocedert nae behooren" ?).
Denzelfden dag nog kwam, na ge&indigde godsdienst-
oefening, de kerkeraad samen onder voorzittersehap van
Voetius, door wien nu aan de vergaderde broeders werd
bericht, ,dat d. Cloppenbureh, deweleke te vooren ge-
heel onwillich was om alhier het beroup aen te nemen,
ten naesten by daer toe geindueeert was; ende dat der-
halven met den eersten noodieh was, tot vorderinge vande
goede saecke het beroup te doen". Dienovereenkomstig
koos onverwijld Heusdens consistorie ,tot ordinarischen
tweeden dienaer" den predikant van Aalburg*), ,welekes
stichtelycken wandel, midsgaders geleertheyt, oprech-
ticheyt, ende pryselycken yver in het hanthayen der
Y) Areh. Herve. kerk Heusden, afd. II, B, a, n*. 39.
*) Hoewel slechts met leedwezen daartoe overgaande, beslotem toch ker-
keraad, gemeenteleden en wethouders van Aalburg, wegens »den noot ende
legenwoordige gelegentheyt der gemeijntte tot Heusden", huar hun predi-
kant, Johannes Cloppenburch, af te staan, wbehoudens dese conditie, dat.
hy niet eer en soude sijne plaetse verlaten, woor deselve met den dienst
Abrahami Adriani versorcht soude wesen, Is daer nae ten overvloot gekondi-
lioneert, dat indijen de beroepinge Abrah. Adriani niet en sonde connem.
bevordert werden, Cloppenburch als predicant van Aelburch in zijnen dienst.
sal blijven verbonden ende verobligeert". Arch. Herv, kerk Heusden , nfd, IL.
B, a, n*. 39. Vgl. hiermede deze declaratie, door jonker wan der- Merc
wede ingeleverd bij de Heusdensehe vroedschnp: »Den 1e» Juny 1618 tot.
Aelburch geweest met Voetio, Cloppenburch, Walewyn Janssen tem huyse.
vanden sehouth, omme te hebben acte van ontslaninge van Cloppenburehi,.
ende alsdoen mette naebueren verteert ende by my betaell 9 gld. 8 sts."
Oud-arch, Hewsden, E, 943, bijlage tot fol. 35. —
EEN KERKELLIK CONPLIOT, DEPORTEMENT VAN GREVIUS. 247
waerheyt den broederen niet alleen door het getuyge-
misse van anderen, maer oock door eygen ervarentheyt,
nu overlange ), genoechsaem bekent waeren" 9).
Inmiddels was de Greeff 28 Mei 1618 — den dag van
zijn ,deportement" door Heusdens eonsistorie — naar
Den Haag gereisd en had hij aan de staten van Holland
en West-Friesland overgeleverd ,seecker remonstrantie ?),
om te ontwjjeken de censure des kerckenraets; ende alsoo
alles door usurpatie van hare Ed. Mog. authoriteyt te preve-
nieren"*); terwij| ook zijne vrienden en medestanders ")
niet ophielden, binnen de frontierstad ,rontomme te loo-
pen ende door vreemde manieren van inductie alderhande
inwoonderen, sy waren dan Gereformeerde, halve Paep-
schen, Libertynsche, die naulyx oyt in het gehoor te
wooren gesien waren, te sollieiteren tot onderteeckeninge
wan seeckere acte, waermede verclaert worde, dat sy
by Greviüi leere ende leven gecontenteert waren, ende
den selven in synen dienst gaerne souden gecontinueert
sien", Daarna werd door den heer van Kessel aam zijne
excellentie prins Maurits copie dier acte verzonden *).
Als gunstige uitkomst op genoemd pogen, vaardigden
Arch. Herv. kerk Heusden, aid. Il, B, a, n*. 39.
Arch, Herv. kerk Heusden, afd. II, B, a, n*. 39.
meptionibus aut censuris ob doctrinam aut mores subjecti, easve metuentes,
palam aut clam ad magistratum, aut ad aliquem aut aliquos ex magistratu
mon confugerint, ibique praesidium eontrá autoritatem, rirs$/sv, censuram
mon quaesiverint. Remonstrantes nostrates a. 1010 aperte pe-
lebagt per ill. Hollandiae ordines protegi contra censuras ecclesiasticas ete...
"Woet, Polit, eceles., t. I, purs II, p. 536. Vgl. daarmede t. II, p. 55, 234.
3) Trgland, Kerch. gesch. ble. 818a, gewaagt van »syne favoriton".
JDedueti», fol. 203 worden met name vermeld: Adr. Jansen van Cuyck,
"Nereycken, Huibert Willemsen Loockermans, Frank Willemsen Loockermnns
Adrinan
248
Hollands staten naar Heusden af de gecommitteerde
den Dirk Jacobsen Sehoonhoven en Johan Dierhout;
heeren, Zaterdag ? Juni, 'savonds laat ,noch in
herberge ontbooden hebben de wethonderen ende die vam
den kerekenraet", ten einde beiden bestuurslichamen medi
te deelen, hoe hunne Edel Mogenden aan Greyius had-
den toegestaan ,provisie van maintenu, ende dat de
meyninge diens volgens was, hem op morgen, wesende
den Pinxterdach, wederomme te stellen in syne gebeurte:
van prediken". Tevens vroegen zij den leden der magi-
sitraat en dien van het consistorie, hun zoodra mogelijk
te willen zeggen: ,of sy gesint waren haer daer mede
te eonformeren dan niet 1"
Nauwelijks waren de afgevaardigden van dem kerke-
raad op reces uiteengegaan, of Heusdens vroedschap
verzocht HH. gedeputeerden ,openinge te doen haerder
commissie". Ofschoon zich eerst ,weygerich aenstellende",
werd niettemin door dezen ,nae verder instantie stux-
gewyse voorgelesen seecker apostille by hare Ed. Mog.
Grevio op de marge van syn requeste verleent". Maar ale
een der raadsleden, .die daer assisteerde, ende syne ots
hadde op de leetuyre", bemerkte ,dat noch seecker els
sule overich was, die verswegen wiert", drong hee] &e
vroedschap straks aan op volledige inlichting. SchoO**
voetend en halfonwillig verklaarden eindelijk gedeg»'*
teerden, hoe ,de selve apostille voorts inhielt, dat 93
aldien hen in hare commissie eenigen tegenstant mock t^
geschieden, dat sy alsdan gebruycken souden de
tentie van den heere superintendent over den
ne"! Niet weinig daardoor verrast?), besloot het eom
ZKSDEÉ HOOFDSTUK.
1
3) Vgl. Rexol. Holl, 1 Jani 1618.
*) Daarbij kwam »dat eenen dach ofte twee herwaerts eenige geewooreett
vianden der religie binnen Heusden gesien ende geboort waren niet dame
REN KERKELIJK CONPLICT. DRPORTEMENT VAN GREVIUSs. 249
sistorie nog dienzelfden- 2^ Juni — ,ontrent negen ujjren
des avonts" — aan de heeren Schoonhoven en Dierhout
te melden), ,dat sy ten respecte van hare Ed. Mog. sou-
den sien en lyden, dat Johannes Grevius, gewesen pre-
dicant alhier, soude in de beurte van den tweeden pre-
dieant prediken, ter tyt toe dat Commissarissen voors.
ter eerster coomste in hare Ed. Mog. vergaderinge rap-
port gedaen souden hebben. Doch onder expresse pro-
testatie, dai sijj hiermede niet en verstonden, dat het
deportement Grevii, ende t beroep op eenen anderen al-
rede voordesen gedaen in syne plaetse, ende den be-
roepen predicant ter hant gestelt, hierdoor souden ge-
prejudicieert. wesen",
Bijgevolg hield de Greeff met Pinksteren — 3 en 4 Juni
1618 — ,de voormiddaechsche predicatie". In beide gods-
«lienstoefeningen ,assisteerden" HH. gedeputeerden, die
Gmede tegenwoordig waren?), toen Voetius, door het af-
5laan zjjwer namiddagbeurt op den eersten Pinksterdag,
zn Johannes Cloppenbureh gelegenheid gaf, als Heus-
*lens nieuw-beroepen tweede predikant op te treden")
wireyginge ende moort blasende; gelyek daernae de heere van Keesel selve
wd yiseerde aen Syn Excellente, dat hy de alteratie der gemoederen op syne
cwendereoomste te poste wt den Hage gevonden hadde: jusques à l'effusion du
mum, tot bloetstortinge toe". Deductie, fol. 909,
7) Bij monde van den ouderling Jan Fr. van den Broeck en den diaken
Lomanbert Jarensz. Deductie, fol. 209.
- 3) De Gedeputeemden toch hadden — sblyde dat sy nu hare commissio
hadden, ende dat alles sonder onrust soude afloopen" — alreede
mÉedh qston verluiden: dat sy niet van meyninge waren partyschap te be-
!beonen". Deduetie, fol. 902, 203.
7) Nog verder dan oen Voetius te Heusden zijne intrede deed, werd nu
door -Oloppenbureh en diens partijgenooten afgeweken van de kerkorde. Im-
Ff SS qas or ditmaal sprake: noch van eene goedkeuring der classis, noch
manc wéertiendaagsehe voorstelling aan de gemeente. Evenmin werd
Miesx- quselesf de uitdrukkelijke voorwaarde, welke Aalburg had bedongen
ERO. dimitiseren vas Cloppenburch. Zio hierboven, bl. 946, oan, 9.
VEA. cc pis 457, ant. 2.
250 ZESDE HOOPDSTOK. -
,tot groote blyschap der gemeynte, die s
dreycht was door verscheydene factueuse
militaire in dienst synde van den heere van Ke
geren, jae wethouderen selfs van Grevii fa
toegedaen te informeren van t'gepasseerde à
advys te nemen om behoorlycken de saecke voort
leyden ende te muneren tegen tgene de partyen.
veerden", Want, terwij de twee eputeerd
commissie (soomen meynde) volvoert hebbende'
bleven ophouden binnen de frontierstad, maakte
5 Juni, na zijne predikatie?), van den kansel b
,dat, alsoo hy van den kerckenraet verlaten
nootsaeckelyck soude syn eenen anderen apa
kenraet te verkiesen"; waartoe hij der gemeente c
ie kiezen, aanvankeljk voordroeg zes ouderlingen
even zooveel diakenen *).
Daags daarna trad de. Greeff, ,buyten syne
woonte" ^, bij vernieuwing te Heusden op, en b
*) Een paar dagen later, 7 Juni 1618, voegde de kerkeraad wit.
den aan Cloppenburch nog toe Jacob Jacobsen Croes en Jan ni
den Broeck, Zie hierachter, bijlage XOVI.
?) Wat de Remonstranten bij de Staten zochten, dat wachtten,
beurt , de Contra-remonstranten van den Prins. Vgl. hierboven, blz, 247,
5) Dinsdags na Pinksteren werd er anders te Heusden nooit gi
hierboven, blz. 199, aant. 2. "
5) Te weten: Huibert Willemsen Loockermans, Dirk Am
Wyntraek, Adrian Jansen van Cuyek, Wouter Hamel , Willem.
Gerard van Eyek tot ouderlingen en Paulus Gerritsen Keyser, Jan
sen van Boxtel, Cornelis Matthijssen, Herman Foppensen, Am
Cuyck, Jochem Jansen tot diakenen. Van die bekendrnaking door
blijkens notarieele depositie, Marcus Rinharts als dienstdoende diaken.
Arch. Here. kerk Heusden, afd. Hl, B, a, n*. 39. f
?) In. Deductie, fol. 904, staat hierbij tusschen haakjes-vermeld: .
me——
EEN KERKELIJK CONFLICT. DEPORTEMENT VAN GREVIUS. 251
zeer vroeg in de kerk gekomeu, ,met die van syne faetie
aldaer te procederen tot electie van vier ouderlingen ende
diaconen", ten einde hen, wanneer de preek was afge-
loopen, onmiddelljk te kunnen bevestigen') Geen van
Voetius' geestverwanten woonde bedoelde plechtigheid bij.
Üok de diaken, ,die het syne beurte alsdoen was de ael-
moesse te eollecteren" *), verliet, ,met, voorgaende advys
van de broederen', zoodra hij de giften der gemeente in-
gezameld had, het kerkgebouw, ,sonder het eynde der
predieatie, ende de volgende confirmatie van Grevii kerc-
kenraet te verwachten, om met syne presentie niet te
schynen toe te staen, ofte te assisteren soodanige on-
wettelycke bevestiginge". Denzelfden middag reeds, werd
door de afgevaardigden van magistraat en cousistorie te-
gen zulk eene ,dis ordre", zoo kracehtig mogelijk, ,gedo-
leert ende geprotesteert" bij de heeren Schoonhoven en
Dierhout, die, naar zij later verzekerden, ,Grevium hier-
over hebben aengesproocken ende ten hoochsten bestraft;
Oock mede versocht ende begeert, dat hy soude desiste-
ren, ende de saecke laten in dien staect, in dewelcke sy
was te vooren, sonder soodanigen kerekeraet te hebben
ende te gebruycken, alsoo dit formele scheuringe was".
IcFoen de Greeff hun echter antwoordde: ,dat het nu te
Máet was; dat hy niet en conde wesen sonder kercken-
xaet, alsoo de andere kerckenraet hem niet meer en diende,
mmaer tenemael hadde verlaten" — legden Commissarissen
vich in alle kalmte bij die betuiging neór; deden ten minste
miets, om hem ,met hare ende der heeren Staten autho-
moyt en plaeh de naeste weeckpredicatie, volgende na Pinexteren, Paosschon ,
ofte Kerslach te doen". Vgl. hierboven, blz. 177, aant. 3.
9 Bij de tot onderling voorgedragenen vielen af van Braeckel en van
Eyck; uit het zesta! dinkenen werden niet gekozen van Cuyck en Jansen.
cii e-nM Dirk Goossens, ArcA. Hero, kerk Hewsden, ufd. II, B, a,
EN
252 ZESDE HOOPDSTUK.
riteyt te urgeren, ende daer toe assistentie des superin-
tendents te compelleren" *),
Geheel anders handelde jonker Spierinek. Deze liet door
den ,camerwaerder" van Wyck den ,gepretendeerden"
kerkeraad, welken Grevius ,eontrarie alle kerckelijeke
ordonnantie" bevestigd had, gerechtelijjk aanzeggen , ,dat
sylujden hen niet en souden vervoerderen in hun opge-
worpen ambt te treden, ende de wettelijeke beroepen
kerckenraede, in officio sjjnde, te verhinderen", daar hij
anders als Heusdens drost, bij overtreding zijner insinua-
tie, ,in tijden ende wijlen tegen hen luijden int generael
ofte particulier soude procederen, sulex als men tegen op-
roermaeckers ende verstoorders der gemeijne ruste be-
hoort te doen" *).
Ongeacht die ernstige bedreiging, handhaafde Gens
de nieuwe broeders, Immers, als Dirk Goossens en Mar-
eus Rinharts, kort geleden wettig gekozen en bevestigde
diakenen, Zondag, 10 Juni 1618, zich hadden begeven
».ter nae middaechsche predieatie, omme naer ouder ge-
woonte te ontfangen ende te colligeren de aelmoessen vande
gemeijnte", zagen zij aanstonds , hoe ,de nijeuwe opgewor-
pene kerckenraden hunne ordinarise plaetse hadden inge-
nomen". Zelfs schroomden ,eenige vande selve diaeonen""
niet, hen ,vorders daervut te dringen" ; terwijl Grevius —
J) Zie hierboven, blz, 948, aant, 4. In hun rapport aan de Staten ver- |
zekerden Schoonhoven en Dierhout, dat zij Grevius van die handeling miel
hadden kunnen »diverteren", Hesol. Holl, 14 Juni 1018. Vgl, mr. Naber,
a,w., blz. 60: Zoo stond ras leeraar tegen leeraar, kerkeraad tegen com- |
sistorie, gemeente tegen gemeente, kerk tegenover kerk",
3) Bovenvermelde »insinuatie" wns gedateerd 10 Juni 1618, en wen |
door Jan Klaassen van Wyck den leden van Grevius' kerkerasd, roowel.
dien eigen Zondag »naer middaeh, naede predieatie, dewyle hy voorde pre--
dicatie niemant thuijs en vant", als op Vrijdag, 15 Juni, gedann; maar toen
»onderde predicatie", wat een "hoógat. onstichtelijk tooneel opleverde. Arch.
Her. kork. Heusdon, ad. II, B, a, n*. 39. Zie ook bijluge XCVIL-
EN -
PLICT. DEPORTEMENT VAN GnEVIUS. 253
voor de predicatie" — de gemeente
2j ierind belet gedaen ende feijte-
Paulus Gerritsen Keyser, die handig
iydels" zieh. meester maakte, en Jan
, lie maar eenvoudigweg zijn hoed
, als de Greeffs diakenen, ,beyde in
hevieheyt". Dirk Goossens nochtans,
] door het inzamelen van Maia aalmoe-
n de voorsegde opgeworpene dia-
predieatie, naer hen genomen hebben" —
n dank der rechtens in dienst zijnde arm-
ook bleek de maat van Grevius' ,onstich-
n" ten boorde toe vol te wezen, of-
j niet. 'ophisld ,.van den predickstoel synen ge-
| kerekenraet tot courage te vermaenen,
! gelaen was, weltelyck was gedaen, ende
n hoger hant, deweleke het wel souden
Ünmiddelljk na het gebeurde met Goos-
is vaardigde Heusdens consistorie zijn
kerk Hewsden, afd. Il, B, a, n*. 39, Nagenoeg. hetzelfdo
us" prediking op 15 Joni 1618.
werd o.a. ook anngehoord door de afgevaardigden van
predikanten Abr. Adriani en Jan Willemsen van Loe-
"ter rechtelijeker instantie wan den heere drosswerdt",
»onder hunne hant" den 154^ Juni 4618, Het-
Cornelis Groen, procureur binnen der stede van
on de Wit". Arch. Here. ker Heusden, al. W,
— CHEESE
954 ZESDE HOOFDSTUK, à -
oudsten, wettig aangestelden diaken, Lambert Jarensen,
af naar de classieale vergadering, die, 1l Juni 1618,
in Vianen stond gehouden te worden, ten einde aan haar
over te leveren ,seecker acte met de weleke Johannes Gre-
vius van sijen dienst was gedeporteert" '; en tevens
haar behoorlijk in te lichten, zoo omtrent den nieuwen
kerkeraad, door de Greeff ,op Dijnsdaechs nae Pinxteren
geproelameert", als omtrent ,het beroep met approbatie
der eers. magistraten gedaen op Cloppenburch" 5).
Na vrij langdurige beraadslaging ?) vond men eindelijk
ter classis goed, dat de predikanten Adriani en van Loe-
nen*) zonden worden afgevaardigd ,omme haer met den
eersten te vervougen tot Heusden, ende aldaer de per-
soonen, die Grevius tot eenen gepretendeerden kercken-
raed voorgestelt ende bevesticht hadde, aen te sprecken ,
ende eernstelyck te vermaenen daer van te desistere,
sonder sick op eenigerlej wijse in qualiteyte als voren
van ijemant te laeten gebruijcken". Wat de Greelf zel-
ven betrof — die intusschen ter vergadering gekomen 5),
*) Bij bedoelde acte was gevoegd de »schriftelycke approbatie der eens. ma-
gistraet toL Huesden", verleend op het deportement van Grevius door dem
kerkernad, Arch. Here, kerk. Heusden, afd. Hl, B, a, n*. 39.
7) Met het oog ón op Grevius' onislag àn op Cloppenburehs heroep, kon.
anders de classis van Gorcum herhalen, wat zij indertijd bred i
voorgehouden: dat die zaak »wel beter nae kerekelijeke ormdeninge
behoort beleijt te wesen". Vgl. hierboven, blz. 99. E
*) Hand. el. Gore, 134—413 Juni 1618. De notulen, toenmaals gehoudon.
ter classis van Gorcum, zijn, woor zoover betreft de kerkelike quaestie
binnen de frontierstad, ook vexiraetsgewijze" opgenomen in Arwh. Herr.
kerk Heusden, ufd. II, B, a, n*. 39 en in de reeds Teerrial En RAE ENMMME
Deductie.
*) Zie hiervoor, blz. 253, aant. 9. E
5) Zoodra Grewius »im de classe" was verschenen, begon hij — seer hy
quam tot apologie" — vier vragen te stellen, welke hij har. t
gelegener tyt" te beantwoorden. Voor een deel golden die vragen
pen tegen de kerkelijke bepalingen, door zijne wederpartijders |
hierachter, bijlage XCVIII. ;
— amm
m—
EEN KERKELIJK CONFLICT. DEPORTEMENT VAN GREVIUs, 255
en ,wejgerich sjne saecke in den classe te laeten ver-
handelen", daaruit straks weer vertrokken was — 2700
werd door de broederen besloten, dat hun praeses Vo-
gelsanek, met Leoninus ", bij de staten van Holland en
West-Friesland ,sehriftelijek ende mondelijek nopende
het deportement Grevii ende.opwerpen van eenen ande-
deren kerckenraet souden remonstreren" ?).
Maar niet enkel de Goreumsche classis, ook Heusdens
consistorie zond, 18 Juni 1618, naar Den Haag, als
nieuw-gedeputeerden ^, den ouderling Walewijn Jansen
en den diaken Lambert Jarensen *), aan wie daar ter plaatse
door hunne Edel Mogenden ,werden in handen gestelt
de stucken van Grevius en de synen, om de selve te sien,
ende daer op te segghen datse goedt souden vinden" *);
blijvende noehtans de Greeff ,als kercken-dienaer tot Heus-
den gecontinueert, gelijjok hy was voor date van 't depor-
tement hem gedaen, tot anders soude zijn gedisponeert" *).
Nog geene maand was sedert verloopen, als op de
J) Cornelius Leoninus, of de Locuw wns predikant te Asperen van 1614
tot 1620.
7) sGelijek mede versehenen zijü de kereken-dienaers van Vyanen ende
. Gedeputeerden van de classe van Gornichem, die by monde ende
geshrifle versochten, de saecke Grevii, al& zijode kerekelijek, by de
te mogen verhandelt worden, seggende op alles soo wel te sullen
ast behooren s41, ende niet eyndelijcks te doen, of haer goedtvin-
à men te brengen, ende redenen daer van te geven tot genoegen
wergaderinge, maer geantwoord dat men op alles hier sal letten,
Haer na niet behoufden te waehten, mner hen wel mogen wervoe-
haer kercken; dat men "t gene goetgevonden sal worden, haer sal
, en doen sddreeseren tot Gornichem", Fesol, Holl, 15 Juni 1618.
hierboven, blz. 250, aant, 1.
Here, kerk Heusden, afl. D, B, a, n*. 39. Hun vvertoogh"
Staten aan Grevius, dien zij tegen 19 Juni naar Den Haag
, ter hand gesteld, ten einde »by monde of geschrifte
seggen". Zie Resol. Holl., 16 en 49 Juni 1618.
5) Zoowel de Greeffs »remonstrantie" als de aanmerkingen daarop gemaakt
"door Voetius staan afgedrukt in bijlage XCIX. Vgl. hierboven, blz. 247, aant. 3.
- *) Zie Resol, Holl, 23. Juni 1618.
LÁ BEES
Bir
tij patientie emi dede nit r
in dese sake, de selye liet staen in
dige terminis, so ten aensien van het.
als het beroep Cloppenburgi". Even
bij de vergadering geen bezwaar, dat He
van laatstgenoemden ,daerentusschen d
gebrujjcken" ?).
Had de Greeff, Hte ME hj i
raad der frontierstad uit zijne b ki
Zondag, 36 Augustus, aldaar iod def. |
diend*) — bij welke gelegenheid ,met
PL ER INR OE UMS SRM CMM er
aie
UN Mon. Hs dit. ond sant, 9.
3) Hand. el. Gore., 46 en 47 Joli 4618. Kort hierna,
dens drost, jonker Rudolph Spierinck van Well,
van der Merwede werd opgevolgd. Zie fiesol. Holl.,
LS ry aer man E. 217, bijlage tot fol, 94.
*) Bij de afkondiging, op 19 Aug. 1618, van het. c
den avondmaal, had de weltig-gekozen kerkeraad tevens t
gemeente gebracht en haar voorgehouden stgene
was alsoo: Geene ledematen, wtgesondert de
stant. veellieht. niet en hebben in de huydendaechsche gecon!
ten, bereyt synde de selve te dragen, ende erkennen
lange sy haer in viantschap tegen de gereformeerde |
en verloopen. Tot welcken eynde de gemeynte gewi
REN KERKELIJK CONPLICT. DEPORTEMENT VAN GREVIUS. 257
Ceerden eenenveertig mans persoonen, soo borgeren als
soldaten" — den volgenden dag werd hiervan rapport
gedaan in de classis te Goreum, die daarop resolveerde
ȟatmen Grevio soude aenschryven, dat hy van nu aen
gesuspendeert werde wt de classieale vergaderinge, tot
dat van synodo particulari (waertoe syne saecke gebracht:
soude werden) de selve soude afgehandelt gyn'") Dien-
overeenkomstig eiteerde hem dan ook den 26*«» October,
.by missive met eenen expressen boode", de provinciale
synode van Delft, ,omme tegen den 29 dito in hare ver-
gaderinge te compareren, ende rekenschap te geven van
&yne gehoudene proceduyren, die by de gedeputeerden
des classis van Gorinechem aen den synodo waren gere-
monstreert" *).
Lid zijnde van bedoelde synode ") verwittigde Voetius
onmiddellik Heusdens consistorie van het schrijven, aan
ziju gewezen ambtgenoot door haar verzonden. Het ge-
wolg was, dat de kerkeraad der frontierstad, ,met cre-
dentie" van zijnentwege, naar Delft afvaardigde Johan-
nes Cloppenburch , benevens de ouderlingen van den Broeck
en Tuelinck, ,omme tegen den selven tyt met Grevio
daer te versehynen". Zoodra beide partijen gehoord wa-
ren, besloot, 1 November 1618, de provinciale synode —
»Op alles, te wedersyden by gebracht, gelet ende over-
lhebben aengerecht", Die waarschuwing was, »in de weecke" vóór de be-
diening zelve, bij monde van Cloppenbureh en Croes, hier en daar nog nader
mangedrongen, Deductie, fol. 218. Vgl. hierboven, blz, 239, aant, 1 en 2,
als ook biz. 259, aant. 1.
X) Deductie, fol. 919. Vgl. Hand. cl. Gorc., 27 Aug. 1618.
3). Deductie, fol, 919.
3) Met Gedeon van Sonnevelt en Edzardus Frederici was ook Woetius
door de Gorcumsche clnssis daartoe jredeputeerd. Men wergaderde, bij die
ii
, in de groote zaal van het voormalige Sint Agathaklooster (ge-
sigan 1394), tegenwoordig de historische zaal in het Prinsenhof
te DelfL. Zie de Oprechte Haariemsehe courant van 90 April 1887.
258 ZESDE HOOFDSTUK.
woogen hebbende in Godes heylige vreese, oock ghehoort
het advys vande E.E. heeren commissarissen" ') — goed
te keuren en te bekrachtigen het deportement door Heus-
dens kerkeraad en vroedschap uitgevaardigd ; , verelarende,
dat de voors. Grevius sich van alle kercklicke diensten
soude onthouden ter tijt toe, hij behoorlijeke satisfaetie
soude hebben gedaen" *). En waar, bij de behandeling van
dit conflict ter Delftsche synode ,mede mentie was ge-
maeckt van sekeren kerckenraht, die Grevius ende de sijne
hadden vercoren ende bevesticht", daar achtte voornoemde
vergadering ,deselve verkiesinghe gantz onwettelick ende
teghen alle ordere geschiet te wesen, ende dat dien vol-
gende deselve personen voortaen souden desisteren van
ulle kereklicke bedieninghen" ?).
Nadat eindelijk te Heusden, op Zondag, den 44 No-
vember, beide synodale ,acten'" door Cloppenbureh, in
de Catharijne kerk, aan de verzamelde gemeente der
Gereformeerden waren medegedeeld — ,vandem selven
predickstoel, dien Johannes Grevius na syn deporte-
ment hadde geusurpeert"; van welke plaats hij tevens
.syne opgeworpene ouderlingen ende diaconen hadde
geproclameert ende bevesticht" — richtte de kerkeraad
der frontierstad een sehrijven aun de classis yan Gor-
7) Deductie, fol. 919.
7) Evenwel verkreeg hij nog van de Staten deze gunstige beschikking:
»Johannes Grevius, gheweesden kereken-dienoer tot Heusden, by de pro-
vineiale synode tot Delf vanden selven synen dienst gedeporteert, is uyt.
bysondere consideratien sijm ordinaris stipendium van kereken-dienaer voorex..
gecontinueert tot het scheyden van de synode nationnel, ende den ontfani-
ger Koolwijek geordonneert, hem daer na te reguleren", Ztesol, Holt, 9 Nov.
4618. Vgl. daarmede die van 18 Oct. 1617. p
3) Zie ari. 49 en DO der »Acta des Suydthollandtschen synodi gehoudeu.
"innen Delfft, begonnen den 8e» Oct. ende geeyndiget den 6e» Novemb.
naestvolgende a?. 1018", Oud. Synod, archief, XE, 20, II. Vgl. dr. Reitema.
en dr, van. Veen, Acta der provinciale en. particuliere synoden, Groningen,
1892, dl. IHE, blz. 900 en 310. "us
1]
pna
EEN KERKELIK CONFLICT. DEPORTEMENT VAN GnEviUs. 259
eum, ,waer inne deselve versochten, dat het beroep, dat
sy eertyts op d. Cloppenburgium gedaen hadden, by de
broederen mochte ingewillicht worden". Zooals dan ook
gesehiedde '), eenstemmig, den 20*« November 1618.
Met Johannes Cloppenburch, den beproefden vriend en
geestverwant uit Leidens staten-collegie *), ten nauwste
vereenigd, werkte Voetius nu volijverig voort aan den op-
bouw der hun toevertrouwde gemeente ^), en zou hij later,
te Heusden, op dankbaar-bljden toon eens getuigen 5):
,Üns behoort te beweghen die versche weldaet van als
een tweede of vernieude reformatie (soo men '£s00 noe-
men mach) die ons neffens andere oock in dese plaetse
ghesehiet is. Wanneer door quaden raedt en misleydinghe
dat verdrietelijek jae ende neen, dat hevigh twisten
en teghenspreecken der ghenaemder Remonstranten
alhier ter vensteren ingekomen was, ende daer door dese
stadt ende ghemeynte in d'uytterste swarigheydb ende
perjekel, ende by nae in een ongheneselijcke scheurin-
ghe ende combustie was ghesteldt: wanneer de goede
saecke tot wanhopens toe verwerret ende verloopen was,
Y) Hand. cl. Gerc, 20 Nov. 1618, Vgl. daarmede Arch. Hervi kerk Heus-
den, afd, Il, B, a, n*. 39.
?) Zie berboven, blz. 77, 111.
*) Die gemeente in nu, met den toenmaligen pruldichter, meer stekelig
dan fraai,
S nen ben iek een Hollants stadt,
In mijn wapen voer ick een radt.
Dat dou ick aen mijn waghen sonder troeren,
Om den Arminiaen uyt het lant te voeren".
Vie ANieu reken-boeck, op den. Arminiaensen ker[-stoch , eertijts g hemaeckt
Aot spi! wan de Gereformeerde ehristenen, met. het advijs van alle steden
xmde schanssen die den prince Maurits ende de. kerck des. Christen ghe-
loofs toegedaem. zijn ende, getrowwieheyt ghesworen. hebben, elek int. par-
diculier ghestelt als volght. By een ghestelt door een. boer uyt de venen
wel. ghetrowwer 100r 't lant, als den balansemaecker met al zijn werstandt,
Dordrecht. (- n, v.dr.), 1618, blz 3. Vgl. daarmede bijlage CI.
4) Voet,, Afscheydt-predicatie, blz. 32, 33.
[n
260 ZESDE HOOFDBSTUK.
s00 heeft onsen Godt terstont nae mijn inkomste alhier
uyt die duysternisse het light ghegeven, ende die ghe-
trouwe ende troostelijeke leere van Godes allenthalven
ghenadighe ghenade veel heerlijcker als te vooren doen
schijnen. Hy heeft dat kostelijck pandt der leere, 't ghene
men dese sijne ghemeynte by nae ontnomen of verwis-
sell hadde, aen haere herten by occasie van het tegen-
spreecken klaerder vertoont, stercker verseeckert ende
vaster ghestelt. Hier door zijn de verdeylde ende ver-
stroyde ghemoederen wederom tot onderlinghen vrede,
tot kerckelijoke eenigheyt in een en 't selve gheloove ge-
bracht. Veler oogen die te vooren schemerden zijn ver-
claert; veler verstanden, meest aller herten zijn gheopent,
dat sy met andere kennisse, in een ander conscientie,
in ander weerde, met ander hertelijckheydt en liefde,
met andere omsichtigheydt ende op-merckinghe tot andere
eynden ende beter ghebruyck de Gereformeerde religie
omhelst ende bewaert hebben".
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Op ring, classis en synoden,
Van de vier onderscheiden ringen of ,quartieren",
waaruit toentertjjd de Goreumsche classis bestond, was
er ook een ring genoemd naar Heusden "). Tot zijne leden
behoorden de predikanten der frontierstad, met die van
iwintig, ten deele gecombineerde en binnen haren naasten
omtrek gelegen dorpen *).
Aanvankelijhk kwamen de broeders , elken tweeden Dins-
dag der maand, beurtelings ten huize van een hunner
bij elkaar. Was er 's Woensdags daarop biddag, dan werd
de vergadering om die reden eene week uitgesteld. Later
yond men evenwel goed ,geen ring te leggen op voor-
gestemden tij" en had de samenkomst plaats, wanneer.
,eenige wetteljjeke oorsake sulx was vereijssende" ).
De werkzaamheden, die hier werden verricht, stonden
*) De andere ringen waren die van Vianen, Arkel en (het land vam)
Altena. Op den inventaris van het archief der Hervormde gemeente »Heusden'"
, onder afd. I, C, n^. 76, als folio zonder band, vermeld het fing-
Of acten der vergaderingen des rings van. Heusden, aumvangende
2 October 1619 (Ices: 1620), eindigende den 4 April 1095,
Tie bieracbtor, bijlago CII,
Riíngb. Heusd., 8 Sept. 1031. Ook werd bij die gelegenheid »voorge-
worpen", en later op »een grootor vorgaederinge" besloten: »datmen tot
geval van de onwrije broeders d. Voetius, d. Slaetius ende d. Wyckentoorn ,
op dat die mede op den ring souden kunnen verschijnen, altijt te Hensden
soude te saemen comen."
18
En
262 ZEYENDE HOOPDSTUK.
allen min of meer in verband met het kerkeljjk gemeen-
schapsleven. Immers omvatten ze: het houden van toe-
zicht op een uitgebracht, soms op een nog uit te brengen
beroep; het gereed maken van de lijjst voor het bedienen
der binnen Heusdens ring vaceerende predikantsplaatsen;
het instellen van een onderzoek naar het al of niet trouw
behandelen der catechismus-afdeelingen in den Zondagmid-
dagdienst, alsmede naar het waarnemen der ten behoeve
yan de combinaties vastgestelde preekbeurten!) Verder
beraadslaagde men, zoo noodig, over den meest geschik-
len tijd voor het vergaderen der classis en over de gra-
vamina, welke men aan haar oordeel dacht te onder-
werpen; terwijl door de broeders ook, bij gelegenheid, het
rapport werd aangehoord van de beide ringdeputaten , die
in last hadden, zorgvuldig te letten ,op de swaricheden,
welcke in haer quartiere soude mogen voorvallen".
Gisbertus Voetius nam als predikant, eerst te Vlijmen
en daarna te Heusden, wanneer maar de omstandigheden
het toelieten, ernstig en jjverig aan dien arbeid deel en
poogde bij de vervulling der opdrachten, hem met een
of meer zijner collega's in het belang van den ring ge-
daan*), zich het geschonken vertrouwen steeds waardig
te toonen.
Nu en dan gebeurde het echter, dat hij op de maan-
delijksehe vergaderingen werd gemist"). Daartoe mag,
7) Zoo had, naar jonker Rudolph Spierinck als drost aam de Staten be-
richtte, Samuel de Prince »in jaeren ende dagen gheenen kerckendienst en
gedaen inde eappelle vanden Klshout, gelyek hy by eombinatie behoorde te
doen", Briew en pap. Al. Gorinchem.
3) Zie b.v. Ringb, Heusd, 97 Dec. 1693; 43 Febr. 4624; 14 Aug. 1690;
9 Oct, 1028; 22 Juli 1631; 23 Sept. 1032.
3) Volgens het Heusdonsehie ringboek bleek Voetius, van 42 Oct, 1620 af
iot den 94e» Jan. 1634 incluis, vierentwintig keer afwezig bij de &Enen-
tachtig vergaderingen, welke er gedurende dat tijdsverloop gehouden werden,
- -——
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 268
buiten wettige verhindering, allicht de min-vriendschap-
peljke verhouding, waarin hij tob. sommige ringbroeders
stond, aanleiding gegeven hebben. Telde Voetius onder
hen hooggeschatte makkers uit den academietijd, als van
der Hosieren, Cloppenburch en Seroyen, of wel besliste
geestverwanten uit later dagen, als du Piere en Snoeck,
Adriani!) en Loor*), Menningius?) en Havius*) — tot
Heusdens quartier" behoorden evenzeer Samuel de Prince,
Cornelius Drongelensis en Abrabam van de Velde: drie
ambtsbroeders, met wier handel en wandel hij zich on-
mogelijk kon vereenigen.
Omtrent de Prince waren, reeds spoedig nadat deze
Joannes Andelius te Baardwijk vervangen had *), uit een
vroeger gedebaucheerd leven bijzonderheden aan het licht
gekomen, die voldoenden grond opleverden om Princius
voor de Gorcumsche classis in staat van beschuldiging te
stellen ). Desniettemin bleef hij dwaselijk volharden bij
zijj» ,frivool ende onbandig" gedrag?), wat hem eene
!) Zie Voetius' oordeel over Adriani en van der Rosieren in bijlage LXXX.
*) Zije gemeente, die van Hedikhuizen en Herpt, roemde Loorius als
»eenen persoon geleert ende geoeffent inde spraken om de Papen dem mont
1e xtoppen". Hand. cl. Gorc., 24 Juni 1619.
7) Bij zija peremptoir examen voor de classis, hem door Voetius afgeno-
men, gaf Arnoldus Menningius aan de vergadering »suleken contentement",
dat de broederen »den Heere danckten over sijne bequaemheyt". Hand. el.
Gore., 10 Nov. 1620.
3) Matthims Havius was de eerste predikant der gemeente to Crevecoeur,
en, naar de aanteekeningen van Nicolaas Voet inhielden: »een geleert,
sroom ende yeverich man", Kist en Moll, Kerkhist, arch, dl, I, blz, 310.
5) Zie hierboven, blz. 141, aant. 4.
*) Wegens »het oneerlyck attentaet Princii op de huyswrouwe vanden
secretario tot Halteren" was bij indertijd, als proponent te Roemerswaal
xijnde, door de classis van Tolen »geremoveert". Briev. en pap. kl.
Gorinchem, Vgl. Hand, cl. Gore, 30 Oct. 1617.
*) Tot bewijs kan o. a. dienen, dat, volgens eene, door twee van Heusdens
schepenen afgelegde, notarieole depositie, bewaard bij de Briev, en pap. kl,
Gorinchem, Samuel de Prince, naar getuigenis van jonker Joris van Cuyck,
beer van Herpi; »ter woonstede van den corporael Bronckhorst hadde laten
NE
264 ZEVENDE HOOPDSTUK.
drie maanden lange suspensie berokkende !), gevolgd door
zijn deportement?) Hetzelfle lot haalde zich van Dron-
gelen op den hals. Diens ,excessen ende misbruyeken",
door de vergaderde broeders telkens weer ,voor eene
reyse oversien ende vergheven", werden nochtans zoo
ten eenen male onstichtelijk *), dat de classis het vervul-
len van zijn ambt hem niet langer kon toevertrouwen;
maar eindigde met voor Drongelensis aan de edel mo-
gende heeren Staten, in verschoonende taal: ,ten opsichte
van sijne loshoofdiceheijt", een jaarlijkseh onderhoud te
vragen*". En wat betrof Abraham van de Velde — die,
nog eer hij in den dienst bevestigd was, zijn huwelijk
al ,onordentelycken" begonnen *) en zich voorts met zijne
comen dríe roemere met wijn, waer mede hij brochte ende seechde dat hij
dronck den Vader, den Zoon ende den Heijligen Geest, ende dat hij Prince de.
selve roemers cock uijtgedroneken hndde, maer dat bij hem, heere van Herpt ,
sulex niet gedaen was; waer op Willem Tenling seechde, dat het droef-
felyck was dat suleke leeraers de heijlige drievuldicheyt soo lichtveerdelijcken
müsbruijekten". Vgl. Hand. el. Gore. 20 en 21 Nov. 1617; Voet,, Dispp.
select, t, IV, p. 508—515.
7) Hand. el. Gore. 93 en 94 April 1618.
2) Dr. Reitsma en dr. van. Veen, a. w., dl. III, blz, 354,355. Vgl. Hand. cl.
Gorc, 9 Sept. 4619, Zelfs zijn eigen partij had lutte! met Prineius op. Zoo
»griefde het Wtenbogaert, dat Prince, die in 1021 wit de gewangenis
te Amsterdam had weten te ontvluchten, drie jaren daarna wegens dief-
stal werd gegrepen". Op Loevestein gedetineerd, xocht hij er eveneens te
ontenappen, maar »verdronk in de gracht", Zie dr. Rogge, Wienb, dl.
AI, bl. 91, en aant. 2 aldaar.
*) Uit de interrogatorién door Gorcums classis aan van Drongelen woorge-
houden, alsmede wit zijne volstandige bekentenis ter vergadering.
bljkt, dat hij herbaaldelijk zijne huisvrouw sloeg, die, op hare beurt, hun
beider goed naar den lommerd bracht; ook, dat hij onderseheidene keeren.
in het openbaar gevochten had; en wel »eenmael tegen drije huijslieden",
die hem als predikant »de quoten"' moesten ter hand stellen. Hand. el. Gorc.,
24 Sept. 1618.
4) Zijne laatste levensjarem besteedde Drongelensis in den schooldienst te
Oudheusden, Zie fíngb. Heusd , 14 Maart 1623. Aan zijne vrouw, die
wroeger te Housden hetzelfde had willen doen, werd indertijd gelast sdaer-
van te supersederen". Hand. cl. Gorc., 29 Juni 1620,
3) Hand. cl. Gore, 94 Juni 1619.
k ——BR
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 205
huisvrouw aan verschillende grove fouten had schuldig
gemaakt") — over hem werden de lidmaten van Veen
niet moede zich te beklagen *), gelj]k ook Heusdens ring
jaar in jaar uit aangewezen bleef, om de geestelijke be-
langen zijner gemeente te behartigen en, zoo mogelijk,
voor Veldiuszelf eene geschikte verplaatsing te zoeken.
Kostte het dikwerf groote moeite de vriendschappelijk-
vertrouwelijke stemming, aan ringsvergaderingen in den
regel eigen, bij den omgang met zulke ambtsbroeders
voldoende levendig te houden — daarover had men zich
op de samenkomsten der classis weinig of niet.te be-
Kommeren, Deze werden viermaal in het jaar ?), meestal
te Gorinchem :gehouden. De eerste, 's Maandags na be-
loken Paschen, was bestemd tot het opgeven, of het met
elkander opstellen van gravamina voor de aanstaande
-Hollandsehe synode. De tweede ging dier vergade-
ring enkele dagen vooraf, ten einde alzoo de bezwaar-
punten te kunnen bespreken door de synodale classis
overgezonden. Spoedig volgde, na afloop der provinciale
synode, de derde classieale samenkomst, en de vierde
d
3) Een ljvige bundel bewijsstukken, loopende van 14 Dec. 1696 tot
en betrekking hebbende op Veldius' geruchtmakende zaak, is
woorbanden in A»cA, Herv. kerk Hewsden, afd. I, C, n*. 80, d, Vgl.
Gorc., 2 tot 5 Oct, 1634.
3) Het eerste der tien vraagpunlen, gesteld aan mr. Huijbert Deckers,
woormalig onderwijzer te Wijk, nabij de gemeente Veen gelegen, en door
dezen vaffirmativelijek" beantwoord, hield in, hoe ds. Rosarius, die gerui-
men tijd bij van de Velde aan huis woonde, hem, Deckers, verecheidene
malen had te kennen gegeven »als dat d. Velden uijt acht ofte thien pre-
dicatien altijts de onderste uijthaelde, ende die also vorvolgons predickte het.
geheele jaer deur". Arch. Here. kerk Heusden, afd. 1, €, n?. 80, à.
Daarop doelde missehien Woetius, Polit. eccles. t. II, p. 00: »similiter si
ánquiritur in quaerelas auditorum , de conclonatare suo per 18. annos prae-
ter propter Mlande suppeditatis ae de verbo ad verbum pronuntiatis septem
mut octo concionibus toties quoties repetitis, munere praedicationis defuncto."
*) Natuorlijk de buitengewone vergaderingen niet medegerekend.
mn
266 ZEVENDE HOOFDSTUK.
had plaats den tweeden Maandag in October. Uit den
aard der zaak waren er op de classis veel meer predi-
kanten tegenwoordig dan op eene ringsvergadering, ter-
wijl ook de onderwerpen, over welke men van gedachten
wisselde, doorgaans een algemeen karakter droegen ').
Omstreeks den tijd dat Voetius tot lid der Goreumsche
classis werd aangenomen, begon zich in haar midden van
lieverle& een degeljker, een wetenschappelijker streven
dan vroeger te openbaren. De voedsterzonen van Leidens
staten-collegie traden bij het vervullen der onderscheidene
vaeaturen steeds beslister op den voorgrond, om straks
de beste standplaatsen in te nemen in het land van Heusden
en Altena, in de ,quartieren" van Vianen en Arkel*).
Geen wonder, wanneer genoemde elassisbroederen —
10 September 1612 binnen Gorinchem vergaderd — maar
aanleiding van een zeggen der Heusdensche ringpredi-
kanten, dat de scehoolmeester uit Drongelen ,een ofte
wee propositien voor haer gedaen hadde , ende dat deselve
maer matelyek goedt waeren geweest", met allen nadruk
opmerkten, hoe men ,niet en behoorde soo liehtelyck
ie komen tot het proponeren van persoonen, welcke
niet en hadden theologiae gestudeert". Daardoor toch
werden vele jonge mannen ,wt den kerckendienst ge-
slooten", die hunne studién op alleszins loffelijke wijze
en met den meest gewenschten uitslag hadden volbracht.
Ja, het predikambt zelf liep gevaar door zulk eene ma-
nier van doen geminacht te worden?)
J) Voor nadere bijzonderheden zie de Wetten, statuten, ende or-
donnantien des classis van Gorinchem, eenpaerlyck gestelt,
beraemt, ende ghearresteert inder classicale vergaderinge
gohouden tot Gorinchem den 14. Octobr, 1619, geplaatst.
het Ringb. Heusd. Vgl. daarvan ook de handelingen op 8 Aug. 1623.
?) Zie hierachter, bijlage CIII.
3) Vgl. Hand, cl. Gore, 30 Oct. 1617. Hoe omzichtig men later optrad,
- — m
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 207
Gaven deze woorden ongetwijfeld het gevoelen ook van
Voetius terug, diens geest sprak evenzeer uit den afloop
van zeker debat, 7 April 1614 op de classis gevoerd,, over
het laten drukken van allerlei godgeleerde werken, rijp
en groen. Als slotsom hunner overwegingen stelden toen
de vergaderden vast, dat men hier te lande veel te veel
sehreef; weshalve ,het beter waere te arbeijden dat
eenige boecken gesupprimeert ende verduyselt werden,
dan wederom nieuwwe aen den dach te brengen"?). Voorts
diende erop gelet, hoe niet ieder tot zulk eene taak
.suffisant" en bekwaam was; alsook, hoe zoodoende de
wederpartij zich dikwerf den weg zag gebaand ,0m haere
chartebellen uyt te smyten" tegen die auteurs onder de
predikanten, wier ,materie en dispositie eeniger mate
slecht ende ongeleert wierde bevonden".
Had nu Petrus Neander, kerkedienaar te Giessen, bij
deze gelegenheid een onbeduidend vlugschrift, door hem
vervaardigd tegen de dwaalbegrippen van het Pausdom,
der classis .,gepresenteert", hetwelk zij, op hare beurt,
»ter visitatie" weer had toevertrouwd aan van der Ro-
sieren en Voetius?), zoo besloten in hunne najaars-
bijeenkomst de broederen, dat men, met het oog op
wat in het voorjaar was vastgesteld, Neander driugend
zou afraden, desnoods ,publica classis autoritate" ver-
welfs tegenover proponenten, die reeds elders hun examen praeparato-
rium hadden aígelezd, blikt uit hetgeen Voetius mededeelt in zijne
Polit. eceles., t. Il, p. 90.
*) wlck ende veele met my souden eer ghevoelen datter al te veel bocc-
ken teghen de Remonstranten gheschreven zijn", lvidt het bij Voetius, in
diens Proews vande cracht der godtsalicheyt, Amst, 4628, blz. 30b. Vgl.
daarmede blz. 34 a.
3) Zoo werd eveneens, volgens de Acía depul, cl. Gorinch., 6 Dec. 1694,
dat kerkelik liehaam ster visie" gegeven aan Gisb. Voetius en Joh.
rem wen tractaat, hetwelk Joh. Spiljardus, predikant te Goreum »wt de
- Engelsche spracke in de Nederduitsehe getranslateert hadde",
268 ZEVENDE HOOFDSTUK.
bieden, ,sijn boeck bij hem gemaeckt" uit te geven ").
Niet minder gestreng zag zich door dezelfle broede-
ren een jaar later, hoewel in eene geheel andere aan-
gelegenheid, Samuel Lansbergen, Arminiaanschgezind
prediker ie Rotterdam, behandeld. Voorzien vam een
geloofsbrief door twee zijner collega's, Albertus Ooster-
wyck en Christophorus Hellerus?) namens meerdere ker-
kedienaren geteekend, was Lansbergen ter Gorcumsche
classis, die 5 October 1615 stond gehouden te worden ?),
afgevaardigd — met bepaalden last, daar zoo krachtig
mogelijk in de bres te springen voor de resolutie, begin
Januari 1614 door Hollands staten genomen, naar dezen
meenden tot bevordering der ,broederlycke liefde ende
eenicheijt" 5.
Voordat Rotterdams gedeputeerde evenwel op genoemde
vergadering te Gorinchem verscheen, wist hij ,seecker
concept van moderatie" — bij hetwelk men zich ver-
bond ,ter oorsaecke van de differenten" iedere scheuring
tegen te gaan en de gemeenteleden te vermanen, dat
zijj eendraehtig der overheid gehoorzamen zouden — af-
zonderljk en in het geheim te bespreken, niet enkel met
zije Arminiaansche partijgenooten binnen de elassis,
maar ook met Contra-remonstranten als Sonneveldius *)
?) Hand. el, Gore, 90 en 91 Oct, 1614.
7) Oosterwyck was predikant te Delít, Hellerus te Rotterdam. Een copie
dier credentie berust o,a. bjj het classicaal archief van Dordrecht, dat be-
waa wordt in de Augustijner kerk aldaar.
3) Zie ook de reeds meerrmalen aangehaalde JDeductie, fol, 18; Woet.,
Polit. eccles, t. WE, p. 43. Vgl. dr. Rogge, Wienb., dl. Il, blz. 997 em
Brandt, a. w., dl. II, blz. 936.
5) Vgl. hierboven, blz. 165, aant. 3 en blz. 169—473.
5) In het classicaal archief van Dordrecht bevindt zich de copie vam dat.
Rotterdamseh eoncept »om eenige onderteeckeninge te becomen, tot appro-
batie vande resolutie der ed. mog. heeren staten van Holland",
*) Zie Driee. en pap. kl. Gorinchem. Ngl. Voet.,, Polit, eceles, tom. T,
pars Hf, p. 575; Brandt, a. w., dl. III, blz. 810.
& —I
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 269
en anderen, van wie men zulks volstrekt niet had
verwacht; en die nu op de bijeenkomst van 5 October
,heftelyck dreven, dat soodanigen formulier wierde aen-
genoomen",
Toch betoonde verreweg het grootste deel der broede-
ren zich in het geheel niet geneigd ,tot onderteykeninge
wan de voorgemelte resolutie". Sommigen hunner ver-
klaarden dat besluit der hooge overheid nooit gezien of
gelezen te hebben '. Anderen hadden het, zooals zij be-
tuigden, nog niet genoegzaam onderzocht en overwogen.
Ook waren er, die zeiden, het stuk der Staten op enkele
punten niet goed te begrijpen, wijl zij oordeelden ,eenige
dingen daerin dubbelsinnigh te weesen, de weleke men
verseheydelye conde wtleggen". Weer anderen maakten
bezwaar, in te stemmen met hetgeen hunne Edel Mogen-
den hier leerden; dat namelijbk God ,tot de salicheyt
geen menschen noodt, die hy ganschelyk beslooten heeft
die niet te geeven". Om a] welke redenen de vergadering
te Goreum aan Samuel Lansbergen deed verstaan, hoe
hij onverriehter zake tot zijne lastgevers had terug te
keeren. Zoo spoedig mogelijk*) teekende vervolgens Voe-
tius ,de partieuliere debatten en repliquen", Rotterdams
kerkedienaar ter classis voorgehouden, in geregelde orde
op; welke ,bedenckingen" — naar hij verzekerde: zon-
der zijue voorkennis — straks met den druk werden
gemeen gemaakt *).
7) Vgl. hierboven, blz. 487.
7) wPost finitum classem postridie summo mane", Voet, Políf. eecles.,
t. II, p. 757.
3) »Quae considerationes à eoncionatore leejézw (naar ik reden heb te ver-
moeden: Johannes Cloppenburch) descriptae aliis quibusdam in Gorinchemensi
e wicina elasse ministris commwunicatae sunt, et hac ratione, me inscio,
typis Amstelodami excusae". Voot, Polit. eceles, t. HI, p. 757. Dat ge-
schrift was getiteld: Bedenckingen, vande waere moderate-broederen inden
classe ean Gorcum, dio de waeve vrede der. gemeynte Christi betrachten ,
WERL. —
210 ZEVENDE HOOFDSTUK.
Groot opzien wekte ongetwijfeld bij alle .goede" browe.
deren, wat er 11 November 1619 gebeurde met de beide
zonen van Gorinchems oudsten predikant, Jodoeus Geiss-
teranus. Nadat diens jongere ambtgenoot, Petrus Theo-
dori Leewius, tegen den winter van het jaar 1617 ge-
storven was, versehenen op de eerstkomende classicale
vergadering twee gedeputeerden uit den Gorcumschen
kerkeraad, die haar vroegen de vacante plaats, e
maanden lang, ten bate der weduwe te willen ,versor-
gen met getrouwe dienaeren, gebleven bij de onde Ge-
reformeerde religie". "Ter voldoening aan dat verzoek,
zouden binnenkort tweeentwintig predikanten wit de
classis"), volgens vastgestelden rooster, ieder hunne
beurt te Gorinehem komen waarnemen, Bij deze rege-
ling was echter éón naam onvermeld gebleven: die van
Cornelius Geisteranus, predikant te Hoogblokland, wiens
gemeente hem sterk verdacht hield mede te gaan met
het nieuwe gevoelen der Remonstranten.
Toen nu den anderen dag vader Jodocus zich beklaagde,
dat men zijn zoon had overgeslagen bij het in orde brengen
der vacatuur-ljjst, gaf hem de classis door haren voor-
zitter Luderus Vogelsanek te kennen, hoe Cornelius, zou
hij daarop nog geplaatst worden, zich vooraf met een
goed geweten tegenover de broederen diende te verklaren
-uwÉ AAA
4
E]
x
d. Samueli Lansbergio voorghedraghen op seecker voorstel van. hem. ghe-
daen inden classe van Gorichem, den 5, Oclobris anno 1015. aengaende
seeckew concept vam wrede, by eenighe particuliere Remonsiranten. ge-
smedel, die hem als haerem ghesant aldaer afgheveerdicht hadden. Inl
jaer ons Heeren, anno 4615 (z. n. v. pl. en v. dr.). Nog in hetzelfde jaar
verscheen daarvan te Enkhuizen onder gewijrigden titel eene iweede, van
drukfouten gezuiverde uitgave. Beide zijn voorhanden op de Amsterdamsehe
universiteitsbibliotheek. Vgl. dr. Rogge, HescAr. catal., st. I, afd. 9, blz. 9.
7) Zonderling genoeg behoorden tot hen ook Grevius en Arnoldus Geíste-
ranus, Zie echter, wat den lantste betreft: Voet, JPolit. eccles, t. WM,
p. 91, alsmede dr. C. D. Sax jr, Carolus Niéllius, Amst., 1896, bir, 198.
in — cat
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 2l
omtrent de vijf Arminiaansche verschilpunten '); aan wel-
ken eisch de predikant van Hoogblokland betuigde, on-
middellijk te willen gehoorzamen. Na derhalve op staanden
voet door den praeses over bedoelde ,poineten" in het
kort ondervraagd te zijn ?), en pleehtig te hebben beloofd ,
dat hij der Goreumsche gemeente bij zjjne prediking
s»Contentement soude geven nopende sijne rechtsinnig-
heit", maakten zoowel de classisbroederen als de twee
gedeputeerden uit bovengenoemden kerkeraad verder geen
het minste bezwaar hem overeenkomstig zijne begeerte
op gemelden rooster te brengen.
Nog waren sedert dit onderzoek geen twee jaren ver-
loopen, of, geheel onverwacht, weigerde Cornelius en
ok Arnoldus Geisteranus, de predikant van Schelluinen,
om, volgens het besluit der Dordtsche &ynode, met hunne
collega's de bekende formulieren te onderteekenen ?).
*) Eene soorigelijke »ondertastinghe" op het punt van Arminianisme had
in de elassis ook plants met Hermannus Nachenius, predikant te Spijk.
Hand, cl. Gorc., 43 Juni 1618. Vgl. daarmede die van 49 Nov. 1619. »Men
vindt haest niemandt — sehreof in zijn Discours, blz. 99, Caspar Barlaeus — of
hy wil een artijckelmaecker ende opsiender van een anders gheloove wesen".
?) sEst. et alius casus, quo concionntor quis examini elassicali subjici potest,
cum ex idoneis testibus cognoscitur heterodoxa aut periculosa et male sonantia
Aliqua illi excidisse; aut eum ipse se scripto aliquo publice edito prodidit,
super quibus a classe aut ejus deputatis cum illo conferri debet. Quando
dico examen theologicum hoc in casu repetendum esse, intelligo eclecticum
in illis loeis dogmatico-eleneticis, quos propius tangunt heterodoxa pericu
losa, et male sonantia ab ipso dicta ant seripta". Voet., Polit. eccles., t. III,
p. 90. Zie voorts hierachter, bijlage CIV.
?) Hoe plotseling beide Geisterani tegenover Gorcums classis van leerstel-
lige meening wisselden, blijkt o. a. nit het bebnndelde ter Goudsche provin-
ciale synode van 1620. »Ende is — aldus luidt het daar in art, 53 der acten —
bij de classe van Gorcom versocht, dat de sijnodns doch haer niet en wildo
voor onlieff nemen, datse inden vooriaenden sijnodo Leidensi van dese
iwee personen (t. w. Cornelius en Arnoldus Geisteranus) goen gewach en
dadden gemaeckt, gemerckt sij geen. fundament en hadden om te dier tijt
wenige wettige clachte, nopende d'onsuiverheit baerer gevoelens, in te
brengen, ende desolvige Geisterani oock so bedeckteliek ende geveinsdelijck
lare personagie toL den eijnde toe hadden weten te speelen, dat veele geen
am
212 ZEVENDE HOOFDSTUK.
Vit dien hoofde werd oogenblikkelijk door de Goreumsehe
classis bepaald, beide broeders over eene maand van-
nieuws in de vergadering te hooren; terwij| dan als
voorzitter zou optreden Gisbertus Voetius, met alge-
meene stemmen daartoe verkozen) Niet lang duurde
het, of bij die samenkomst?) trad ten duidelijkste aan
het licht, hoe Jodocus' zonen volsitrekt niet alles goed-
keurden wat in de canons bleek opgenomen, en evenmin
alles verwierpen wat door deze werd afgewezen, VWVeel
van hetgeen te Dordt met betrekking tot de vijf arti-
kelen ,als principale waarheyt" was vastgesteld, streed ,
naar zij stontweg verzekerden, ,tegen hare conscientie
ende scientie".
Gevraagd door den praeses, sinds wanneer zij zulk
eene overtuiging gekoesterd hadden, en of hun die denk-
beelden reeds bij de aanneming tot lid der classis waren
eigen geweest, antwoordde, als oudste der twee, Corne-
lius Geisteranus?): dat hij de leer der volstrekte verkie-
zing en verwerping ,doen al in't gros tegenstondt", en
onzeker was omtrent ,de crachtige werckinge der genade
ende maniere der bekeeringe, soo de selve nu vande synode
verclaart wierde". Ook twijfelde hij ten eenen male aan
de perseverantie, de volharding der heiligen, En waar
maedencken over hare personen conden hebben, datse de sijle der Remon-
siranten toe gedaen waren, overmits deselve ongeveerlick een halve ubre
ie vooren als sij haer selven openbserden Remonstrants gesint te wesen,
hadden helpen een Remonstrantsen schoolmeester censureren, seggende,
dat hij qualick hadde gedaen, dat hij sodanigen leere ende procedueren,
als der Remonstranten sijn, hadde helpen voorstaen ende maintineren",
Acte syn. part. Z. H., Gouda, 1620, art. 53. De hierboven bedoeldo sehool-
méeeter. was /Heusdeng conrector, Mattheus Petri Verhoeven. Zie Hand, cl.
Gore., 44 Oct. 1619.
*) Hand. cl. Gorc., 14 Oct. 1019. Vgl. Voet., Polit. eccles. t. 11, p. 90, 91.
7) Hand. cl. Gore, 11 en 19 Nov, 1649,
3) Met Cornelius Geisteranus had Voetius voorheen gewoond in Leidens
staten-collegie. Zie hierachter, bijlage XLII,
DP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 213
hem de voorzitter herinnerde, hoe hij op de classis van
21 November 1617 openljh betuigd had, met de Gere-
formeerde kerk éénerlei gevoelen te deelen wat het
Arminianisme betrof, daar verbaasde Cornelius de gansche
vergadering door zulks beslisb te ontkennen *).
Eveneens sprak en handelde zijn jongere broeder. Of-
sehoon den 174e» Juli 1617 door Voetiuszelf — die hierin
was bijgestaan door Vogelsanck en Havius — praeparatoir
geéxamineerd ?), en volgens het rapport aan de vergadering:
.Op de hedendaechse controverse quaestien suyverlyck
bevonden", verklaarde nu Arnoldus, dat hij eigenlijk , reeds
toemn hij tot lid der elassis van Goreum werd aangenomen ,
de Remonstranische meeningen gedeeld, die in zijne pre-
dikatién ten minste nooit had wederlegd. En als zijn vader,
te gelijbk met andere collega's opmerkte, hoe men hem
vroeger?), naar aanleiding van 2 Tim. 2, vs. 19, had
hooren proponeeren juist in tegenovergestelden geest,
zeide Schelluinens kerkedienaar kortaf: ,daer van geen
memorie te hebben".
Nadat Jodoeus, die in bedoelde aangelegenheid met
zijjue zonen niet samenging ^, doch daarover veeleer ten
diepste verslagen en bedroefd was, de vergaderzaal voor
eene wijle had verlaten, ten einde door zijne tegenwoor-
digheid de broederen bij het uitspreken van hun per-
*) Vgl. bijlage CIV.
» eene maand later legde Arnoldus Geisteranus tegenover Voetius,
als voorzitter der classicale vergadering, peremptoir examen af, met dit
gevolg, dat »den praeses ende de geheele classe daer aen een goet genoegen
gehadt heeft", Hand, cl. Gore, 14 Aug. 1017. Wgl. Voet, Polit. eccles,
t. HI, p. 94.
*) Ter inleiding namelijk voor zijn examen peremptorium, Hand. cl. Gorc.,
14 Aug, 1617.
*) Vgl. dr. Sax jr. a. w., blz, 108. Zelís verzekert Brandt, a. w., dl. IIT,
biz. 998, omtrent Jodocus, dat deze »met Gomarus en Festus de predesti-
matie dreef boven den val".
am
274 ZRVENDE HOOPDSTUK.
soonljk gevoelen niet te hinderen, restte der Gorcumsche
classis alleen. maar, onder voorzittersehap van Voetius,
over beide Geisterani ,haer sententie te strijeken". Het
vonnis luidde, dat &n Cornelius én Arnoldus ,onweerdigh
waren langer eenige kerkelieke diensten te betreden,
ende dadelick daar van ontsettet ende ontslagen behoorden
ie werden"
Trachtte Voetius op deze wijze, door een vastberaden,
onverbiddelijk handhaven der rechtzinnige leer, zijne
plichten in het classicaal moderamen naar eiseh te
vervullen?), hij zocht evenzeer door het nauwgezet ten
uitvoer leggen — of zelfstandig of in vereeniging met
anderen — der verscehillende opdraehten, hem yan tijd
tot tijjd gedaan, zich verdiensteljjk te maken jegens de
vaderlandsche kerk en de dikwerf hulpbehoevende ge-
meenten, binnen den kring zjjner naaste omgeving.
Zoo werd hij, met het oog op artikel 34 der Goudsche
provineiale synode van 1620, herhaaldeljjk door de leden
zijner classis geroepen om, samen met Cloppenbureh , ,de
notabelste dingen inden classe van Gorinchem ende inde
kercken onder den selven resorteerende, ende met namen
tot Heusden, voorgevallen" — ten behoeve der kerke-
ljke historie, welke Johannes Latius, ouderling te Lei-
13) Zie Arch. Herv. kerk Heusden, afd. I, C, n?. 79; Acta, sym, part.
Z.H., Gouda, 1020, waarachter gevonden wordt eene copie der wonnissen
»uijtgesprocken bij de classe van Gorcom, teghen Cornelium ende Arnoldum
Geisteranuin"; bij dr. Reitsma en dr. van. Veen, a. w., dl. III, blz, 471—476.
Vgl. Voet., Gatechisatie over. den catechismus der Remonstranten, Utrecht,
1641, blz. 428, en diens Proew vande cracht dar godisalicheyly lx. 35;
maar ook Brandt, a. w«, dl. IE, blz. 927—939,
3) Van 7 April 4614 tot 24 April 1634 is Voetius elf malen praeses, vij
malen scriba eu zeven malen assessor der classis vam Goreum
Bovendien werd hij nog tweeral tot visitator classis verkozen, Voor 't lautete
zie: Aca sym. part. Z. H, Gouda, 1620, art. 114 en id, Delft, 4098,
art, 64.
- — tait
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 275
den, schrijven zou!) — ,bij een te stellen" *). Een ander
mal zond de classicale vergadering hem en Adriani als
hare afgevaardigden naar Onsenoort, toen juist met
Vlijmen gecombineerd?); doch waar elke gelegenheid
voor het houden van godsdienstoefeningen ontbrak; ten
einde bij den plaatselijken ambachtsheer, die, Roomsch-
katholiek, hier ,sijn devoir niet en dede", op verbetering
aan te dringen. Dan weer zag hij zich door de classis
in persoon belast met het stellen van een request aan
de staten van Holland en West-Friesland, waarbij die
Edel Mogenden verzocht werden, de behulpzame hand
ie willen bieden om de gemeente Meeuwen , sedert jaren
tot haar groot ongerief kerkeljk met Eethen verbonden,
yan een eigen herder en leeraar te voorzien *, Of wel,
men vond het noodig, naardien er bij de classicale han-
Y) Acta. syn. part. Z. H., Leiden, 1619, art. 83; Gouda, 1690, art. 34;
Brielle, 4093, art. 14. Vgl. bijlage LXL
*) Hand. cl. Gorc., 2 en 3 Nov. 1620. Vgl. daarmede die van 19 en 20
April 1621, Het onjuiste verhaal van Essenius, Orat. fun., p. 26, 97 —
door mij op goed vertrouwen indertijd overgenomen ; zie School-gezag en Eigen-
onderzoek, blz. 17 — omtrent eene opdracht in 1029 Voetius gedaan door
de particuliere synode van Gorinchem, die hem , onder toezegging der buiten-
gewoon hooge som van zeshonderd gld. en de vooridurende hulp van twee
Ciriiws, alles te bekostigen door HH. Staten, zocht over te halen eene
geschiedenis samen te stellen. der Remonstrantsche geschillen, zal hoogst-
waarsebijnlijk wel beruston op het hierboven in den tekst medegedeeldo,
9) Vgl. bijlage LXVIII.
*) Hand, cl. Gore, 91 luni 1697. Eerst ter ringsvorgadering van 17
April 1629 kon den broederen worden bericht, dat HH. Staten in voor-
moemde scheiding hndden toegestemd. Op dringende aanboveling van Voetius,
werd mu te Meeuwen beroepen Johannes Mylius »dienaer des Woorts om-
frent Franckendael ende inspector van de naburige kercken, onlancks uyt
den Palts geweecken"; een eigen broér van Anna van der Myle, tweede
vrouw van Balth. Lydius, ten wiens huize te Dordrecht logeerende, Heus-
dens predikant dezen hàd ontmoet en leeren kennen. Ofschoon Mylius' be-
roep bleek geschied te zijn »onordentlyck ende met het beswaer van ver-
^, vond de elassis niettemin goed daarop hare npprobatie
te verleenen. Zie /fand. cl Gorc., 93 April 1029. Vgl. Kist en Moll,
Kerkhist. areh., dl. I, blz. 312—315, en hierboven, blz. 106; 9220, aant, 2.
(0 THEE
216 ZEVENDE HOOPDSTUK.
delingen meermalen bespeurd werd ,disordre ende onge-
regeltheyt in verscheyde stucken", eene commissie te
benoemen van vier predikanten, uit iederen ring éón,
die, na ingewonnen advies hunner respectieve mede-
broeders, enkele ,stichtelycke leges souden beraemen";
en men koos voor dat werk, uit Heusdens quartier",
den in vervolg van tjjd eveu bekenden als beroemden
eanonist, Gisbertus Voetius ').
Had Leidens particuliere synode in Augustus 1619 de
Gorcumsche classis aangeschreven: nauwkeurig toe te
zien op de gelden , welke Cornelius Drongelensis twee jaren
lang van Hollands staten genieten zou?), zoo werden
Voetius en Adriani door haar uitgekozen om dat voor-
loopig stipendium als tutores Cornelii" gemeenschappelijk
te besturen "). En toen, weinige maanden later, de naast-
gezeten ambtgenooten van Rutgerus Clock, predikant te
Heikop, maar beroepen te Nieuwerkerk, dezen hoogst
ongaarne uit hun midden zagen vertrekken, toen was
het wederom Heusdens kerkedienaar, die, ofschoon vruch-
teloos, met Jodocus Geisteranus en Dionysius Spranck-
huysen naar den collator Hans Wolphaert, heer van
Brederode, werd gecommitteerd, ten einde voor Clock
iractementsverhooging aau te vragen en zoodoende den
beminden collega in Heikop te houden *).
Het gebeurde in den nazomer van 1621, dat Goreums
classis haren toenmaligen praeses, Gisbertus Voetius, met
*) Hand. el. Gore., 9 Sept. 1619, Vgl. hierboven, blz. 966, aant. 4.
3) Htesol. Holl., 30 Jan. 1619. Vgl, hierboven, blz. 264.
3) Hand. cl, Gore, 9 Sept. 1619. Vgl. die van 14 Oct, 4619,
*) Hand. cl. Gore, 14 Oct. 1619. Vgl. daarmede ook die van 19 April
1632, toen Voetius met zijn ambtgenoot Mylius, predikant te Meeuwen,
maar den heer van Brederode werd gedeputeerd, bij gelegenheid van diens
vreemdsoortige collatie — »genoechsaem een beroep" — gedaan in de vacature
der gemeente Heikop.
m
cm mmmdl
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 2i
Christianus à Porta deputeerde naar graaf Floris van
Kuilenburg, die, ruim een jaar te voren, bij gelegen-
heid eener ringsvergadering, gehouden ten huize van
Billichius, predikant aldaar, zijnen particulieren seere-
taris en den schout van Kuilenburg naar de pastorie .
had gezonden, om ,mede te sitten in de vergaderinge
der broederen ende om haerlieder propoosten aen te
hooren". Dezen noehtans hadden Floris, bij monde zijner
afgevaardigden, te verstaan gegeven, hoe ,de predicanten
haer niet en sochten in te dringen in politycke verga-
deringen", en dus verlangden bij hunne samenkomsten
door de ,politici" eveneens ongemoeid gelaten te worden.
Door dit antwoord, naar zich denken liet, vrij ontstemd ,
deed Zijne Genade kort daarop der classis van Gorinchem
weten, dat hij hare eerstkomende vergadering persoonlijk
wilde bijwonen; over welk plan men zich ten zeerste
bezwaard gevoelde, als strijdig , met alle loffelijcke usantien
ende goede kerckenordere". Bleef Zijne Genade bij haar
voornemen volharden, zoo hadden Gorcums deputaten in
] last, den graaf te verzekeren: hoe men, eerder dan hem
te ontvangen, vast besloten was de samenkomst op te
breken en uit destad te vertrekken, Na echter het dringend
i vertoog van Voetius en diens medeafgevaardigde te hebben
aangehoord, zeide Floris, dat hij de zaak ,in naerder be-
denckinge" zou nemen, en — verscheen niet op de classis !).
*) Hand. el. Gore, 10 en 17 Aug. 1621. Volgens de Acta coetus fra-
drum a lota classe delegatorum, dd. 5 Nov. 1690, viel er blijkbaar met
&raaf Floris niet te spotten. Immers dreigde Zijne Genade de broederen, die
«door Gouda's particuliere synode tot hem waren afgevaardigd, dat, wanneer zij
het waagden xich in zake het beroep naar Kuilenburg van ds. Ravenswaay tegen
zijne plannen te verzetten, en »so iemand hem per force tegen Sijne Genade
soude willen stellen, om te seggen dat bij dat tegen S. G. hadde uytge-
lhouden ende doorgedrongen, dat S, G. dat geensins soude gedoogen, ende
dat daar door soodanige ontstichtinge ende verwerringe soude ontstaan,
dattet soude sijn te beclagen, ende dat hy noijt meer tot Cuylenborch ten
avondmale guan soude",
lu
2'8 ZEVENDE HOOPDSTUK.
Eene lastige quaestie deed zich, sedert half April 1630,
ook voor te Heukelum. Ze betrof het uitoefenen door den
ambachtsheer van zijn patronaatrecht '), tijdens de predi-
kantsvacature aldaar?). Tot, zelfs de hooge regeering werd
in dit vraagstuk gemoeid. Met het, doel de bedreigde rechten
der kerk nadrukkelijk te handhaven, ontving Voetius van
zij»e classisbroederen de opdracht ,wt de vorige aetis bij
een te stellen allet gene eniehsins ter saecke dienen
mochte". Zoodra nu, in de buitengewone vergadering
van 20 Januari 1631, het door hem gemaakte ontwerp
was voorgelezen en goedgekeurd, trokken hij en Henrieus
Boterpot, predikant te Noordeloos, naar Dem Haag, ge-
wapend met eene menigte aanteekeningen, die hunne
Edel Mogenden konden inlichten omtrent den aard en de
strekking van het verschil, gerezen tusschen bedoelden
collator en de classis van Gorinchem. Hoewel later beide
gecommitteerden mna gedaan rapporü, vanwege ,hare
goede besojjen ende devoyren", door de vergaderde broe-
deren ten vriendelijjkste bedankt werden), heeft echter
Voetius geenszins het einde bijjgewoond van den hier ge-
voerden strjjó. Want eerst tegen het voorjaar van 1696
legde baron Thomas van Thienen, als ambachtsheer, het.
hoofd in den sehoot, toen hij, Theodorus Gisberti ,op
!) Zie over het »jus patronatus"; Voet, Polit, eccles., t. Il, p. head
083—602. Vgl daarmede: tom. I, pars I, p. 279, 280;
nationalen synodi inden. name onses. heeren Jesu. Christi, door. psu
vande hoogh-mog: heeren slaten. generael der. Vereenighde. Nederlanden,
gehouden tot. Dordrecht in. de jaren. 4018, en. 1610, na. dat de votheemsche
theologamlen vertrocken waren, gemeynelijek genaemt Post-aeta, ofte.
INa-handelingen, Uyt de. Latijnsche in. de Nederlandtsche tale overgeset.
"s-Gravenhage, 1009, sessie 156 en 157; Acta. syn. part, Z. H., Delft, 4618,
art. 21, en volgende partieuliere synoden, passim; Oud Synod. awehief,
III, 34, n^. 13.
3) Hand. el. Gorc., 48 Juli 1630.
3) Hand. cl. Gore, 98 April 1631.
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 219
sijn presentatie", te Heukelum ,wettelyck" deed beroepen
door den kerkeraad *).
Niet vreemd, dat Heusdens predikant, die de aange-
legenheden?), hem en zijnen medegecommitteerden ter
afdoening toevertrouwd,. steeds met bijzonderen ijver
behartigde ?), zich van lieverle& door het meerendeel der
broederen zag beschouwd als een man van gewicht. Had
die waardeering in vele opziehten voor Voetius hare
aantrekkeljke zijde, dit veranderde, zoodra ze als een
wapen werd gekeerd tegen zijn persoon.
Immers gebeurde het den 34e Juli 1634 — toen hij
de voorlaatste maal ter classicale samenkomst verschenen
was, en men hem met twee zijjner ambtgenooten, Sche-
venhuysen en Lydius, nog ,extraordinarie" had gedepu-
íeerd, om op de particuliere synode, die ruim vweertien
dagen daarna in Den Haag zou gehouden worden ,cau-
sam classis te propugneren ende tegens d. Veldii onrecht-
*) Hand. cl. Gorc., 34 Maart 1636.
7) Tot die aangelegenheden behoorden nu en dan zaken van uiterst
Kieschen aard. Zoo werd Voetius op zekeren tijd gedeputeerd met Guilielmus
Üorsmannus en de predikanten uit den ring van Altena naar Abrabamus
"Torrentinus, kerkedienaar te Uitwiik, om »aldaer volle kennisse ende in-
formatie te nhemen so veel doenlick soude sijn", of het gerucht waarheid
lbevatte, inhondende »dat voorsegde Torrentinus vleeschelick soude hebben
Eeconverseert met Metgen Hendricks, syn meid, die een tijt van twee
jaren by hem hadde gewoont", Gelukkig voor Abraham, konden gedepu-
teerden dat pruatje straks als vuigen laster tegenspreken. ZJand. cl. Gorc.,
97 Jan, 1025. Vgl. die van 7 April 1625.
3) Eene enkele maal werden die ijver en nauwgezetheid in twijfel ge-
irokken. Zoo zagen Voetius en Boterpot, naar Den Haag gedeputeerd om
wen eigen predikant voor Sleeuwijk aun te vragen, zich door sommige
lbroederen beschuldigd »dat sij souden hebben sinisterlijck subreptitieus,
met trouwelijck ofte nae hare commissie gehandelt in het versoecken ende
wercrijghen van die sake". Na een omstandig verhaa! humner bemoeiingen
het ter lezing aanbieden van hun request, HH. Staten overgeleverd,
echter de classis sgoet contentement in hare actien gesehept, ende
ju hare EE. vande vergaederinghe van weghen hare besoignen ende ge-
devoiren bedanekt", Hand. cl. Gore, 10 Juni 1634,
d
a ——
280 ZEVENDE HOOFDSTUK.
vaerdige doleantien te ageren" — dat diezellde Abraham
van de Velde, sedert lang geschorst in zijne betrekking
als kerkedienaar te Veen '), door de eollega's ernstig ter
verantwoording werd geroepen, wijl hij ,bij seker oecasie
hem niet ontsien hadde d. Voetio openbaerlyck end als
in syn aengesicht te verwijten, dat hij was den classis",
Daarover nu betoonden de broederen zich bij uitstek
ontevreden, vooral omdat& Veldius, een jaar vroeger, op
de Brielsche synode en elders, achter Voetius' rug met
blikbare geringschatting hem dien titel had nagehouden.
Door het moderamen ondervraagd, moest van de Velde
hier uitleggen, hoe hij die woorden had bedoeld, em of
hij ze nog gestand deed. Na te hebben herinnerd, dat,
in het aandringen op zijne suspensie en verplaatsing,
Heusdens prediker zich steeds had gedragen als de classis
zelf, zeide Veldius bij genoemde opvatting te bljjven;
ware het ook, dat hij daardoor vroeger meer bepaaldelijk
zijn particulier gevoelen had willen te kennen geven.
De vergadering, wel ver van met die betuiging ge-
noegen te nemen, oordeelde van de Velde's verwijt ,een
notoire onwaerheijt ende groote injurie, streckende niet
alleen tot oneere Voetii, maer oock des ganschen classis".
Deze toch had, bij het onderzoeken zijner zaak, steeds
volgens haar eigen meening en beste inzieht gehandeld.
Zou dus de geschorste kerkedienaar uit Veen geen zwaar-
dere censuur zich op den hals halen, dan diende hij
zije woorden aanstonds terug te nemen en der elassis
genoegdoening te geven. Waartoe Veldius zich ten laatste
vinden liet, door openlijbhk te verklaren: ,dat hij wel
wilde sulx niet geseijt te hebben, ende in toecomenden
tjt hem daernae soude reguleren" ?).
?) Zie hierboven, blz. 265.
?) Hand. cl. Gore, 3 Juli 1634.
mm
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 281
Zoo menigmaal, gedurende de jaren het naast vooraf-
gaande aan de nationale synode van Dordt, de behoefte
zich deed gevoelen bij de Calvinistiseh gezinden om,
door een onderling samenspreken en samenwerken, hun
standpunt te handhaven tegenover de machtige, door
het staatsgezag beschermde Arminiaansche partijj, was
het ook QGisbertus Voetius, die zijne beste krachten
daarvoor inspande.
Hoewel hij, naar het schijnt, niet legenimbordig is
geweest op de Contra-remonstrantsche vergaderingen van
li tot 19 September 1615 en van 26 Juli tot 3 Augustus
1616 binnen Amsterdam gehouden"), waar onderschei-
den broederen uit de Vereenigde Provinción op hunne
eigene verantwoording samenkwamen, om met elkander
maatregelen te beramen in het belang der Gereformeerde
.kercken" — zoo ontving toch Voetius vandaar den
last, nauwkeurig onderzoek te doen naar den toestand
van Hollands doleerenden "). Tevens werd hem opgedra-
gen met de predikanten, inzonderheid van Dordrecht ?)
en Geertruidenberg *), te overleggen, of het al dan niet
geraden was, nog langer met de Remonstranten kerke-
ljke gemeensehap te oefenen?^) En toen er den 6dem
Maart 1617, ook in Amsterdam, eene der dusgenoemde
!J) Nochtans vertoefde Voetius, in den loop van 1615, met eenige rijner
wrienden in de buurt van Amsterdam, te Sloterdijk. Zie Polit. eccles,
tom. I, pars IT, p. 102. Vgl. over die »heimelijke synoden". zooals haar de
Remonstranten noemden, dr. F. L. Rutgers, Het kerkverband der. Neder-
landsche. gereformeerde kerken , gelijk dat gekend wordt uit de handelingen
qut den. Amsterdamschen. kerkeraad in. den aanvang der 17* eeww. Rede,
gehowden bij hel overdragen van. het rectoraat der. Vrije wniversiteil , den
Se October 1889. Met aanteekeningen. en aktenstukken, Amst, 4882,
Jblz. 27, aant. 1; en ook dr. Rogge, Wienb., dl. II, blz, 338—344.
3) Essenius, Orat. fun., p. 97.
*) Namelijk: Balthasar Lydius en Jobannes Dibbetzius,
34) Te weten: Johannes Bisschop of Episcopius.
5) Vgl. dr. Rutgers, let kerkverband, blz. 47——50; 158—473.
283 ZEVENDE HOOPDSTUK,
,Vergaderingen van eorrespondentie" ") gehouden werd*),
bewoog zich te midden der rechtzinnige kerkedienaren,
daar uit Noord- en Zuid-Holland vereenigd , almede
Vlijmens predikant, die bjj deze gelegenheid het verzoek
ontving, om den 124 Maart Rotterdams doleerende
gemeente te willen bedienen ,in de schuere" *).
Maar eerst in volle kracht ontwikkelde zich Voetius"
werkzaamheid op de verschillende synoden?), die des-
tijjijs weder mochten samenkomen, na de laatste tien
jaar door de Staten voorloopig gesehorst te zijn*). Had-
den hunne Edel Mogenden in Augustus 1618 de classis
van Dordrecht belast, overeenkomstig het oude gebruik
eene partieuliere Zuid-Hollandsche synode te beschrijven ?),
Jj Zie dr. Rutgers, Het kerkverband, blz, 59, aant. 1; de
van dr, J. Borsius, in Kist en Royaards, Nederl. archief, dl. III, blz. 195—264:
Oud Synod. archicf, III, 35, I, n?. 45 en n?, 46; Wienbogaert, Vrij-
moedigh ondersoeck , blz. 88. Vgl. daarmet de opmerkingen, door dr. L. A.
van Langeraad gemaakt in het Teologisch tjdschrift, Leiden, 1892,
jaarg. 96, blz. 309—341.
3) Gisb. Voet. Aant. N*. III. Zie voorts bijlage CV.
*) »Ejusmodi conventus imprimis anno 1016. et 1617, primum Amstelo-
dami, ubi tune maxime tutum erat, postea Hague-comitis atque alibi in.
Hollandia habiti fuerunt: ad quos conveniebant delegati, partim classium
quarundam, partim orthodororum ministrorum in classibus jam mixtis",
Voet., Polit. eccles., t. YI, p. 181.
3) Vgl. hierboven, blz. 900. Aan dr. van Langerand dank ik de mede-
deeling, dat Voetius met Johannes Blom, predikant te Meerkerk, afge-
vaardigd door Gorcums classis, evenzeer blijkt tegenwoordig te zijn geweest
op eene vergadering van correspondentie, gehouden in Den Haag, 14—10.
Aug. 1618, »ende reces genomnen hebbende voor vyer dagen, wederomme
hervat den 99 ende 93 desselvigen muents". Zie hierachter, hijlage CVI.
*) Met het oog op sommiger afvaardiging ter synode, in die dagem, is.
niet onbelangrijk wat Voetius schreef: Polit. eecles., t. III, p. 395, 395.
*) Voet, Polit. eccles, t. ll, p. 2960; Wtenbogaert, Vrye aenwysing,
bla. 42 en. Oud. Synod. archief, 1II, 35, II, n*, 98,
7) HesoL HolL, 30 en 31 Aug, 4 en 12 Sept. 1618. Vgl. daarmeé de.
»Memorie" door Festus Homrius, Johannes Episcopius en Henricus Arnoldi
»niet alleenlyck de goede steden, maer oock syn Princel. Ex.&*" ter hand
gesteld, namens de vergadering van eorrespondentie, in Augustus 1618.
te 's-Gravenhage gehonden. Zie Class arch. Dordr,
— ndi
UP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 283
zoo was daarenboven nog door hen verordend, dat die
bijeenkomst uitsluitend zou moeten strekken tot ,pre-
paratie" ') der aanstaande nationale synode.
Van 8 October tot 6 November nam Voetius te Delft
volijverig deel*) aan de beraadslagingen, met dat doel
gehouden door vier en dertig predikanten?) en vier
ouderlingen, die te zamen de elf classen*) van Zuid-
Holland vertegenwoordigden ?. Nadat hier allerlei voor-
bereidingsmaatregelen en besluiten?) in overwegend
Üontra-remonstrantschen geest genomen waren, zagen,
tegen het einde der bijeenkomst , de predikanten Lydius *)
uit Dordt, Arnoldi uit Delft, Hommius uit Leiden en
Voetius uit Heusden?), nevens de ouderlingen Muys van
Holy en Latius, zieh gecommitteerd ") tot de lang ver-
*) Hand. eL Gore, 17 Sept. 4618. Vgl. Aeta syn. part. Z H., Delft,
1618, art. 5.
3) Vgl. hierboven, blz. 257, aant. 3. Zic ook Voet., Dispp. select., t. III,
p. 1408; Poli. eecles., tom. I, pars I, p. 613; t. II, p. 558, 665; t. III,
p. 754, 755.
7) Uit den kring zijmer vroegere studiemakkers trof Voetius hier san:
wan der Rosieren, toentertijd kerkediennar te Woerden, die de synodale
sluitingspredicatie hield; Antonius Plancius, staande te Oosterhout, en den
predikant van Beusichem, Theodorus Boomius, wien, als onwettig gedepu-
teerd en »geen stemme hebbende in dese vergaderinghe", door de broederen
gelast wen »op te staen" en met zijn medeafgevaardigde, Albertus
Hutienus, de eerste zitting de beste dezer kerkelijke bijeenkomst te ver-
laten, Aeta syn. part. Z. H., Delft, 4618, art. 4.
*) Vgl. dr. Rogge, Wienb., dl. I, blz. 102, aapt. 3.
3) Men vergaderde iederen werkdag, van 8—11 wuren woormiddags, en
van 92—5 's namiddags.
*) Acla syn. part. Z. H., Delft, 1018, art. 12, 45, 16, 26, 98, 29, 44,
46, 69. Over al die aangelegenheden moesten de gedeputeerden »gaende nd
synodum nationalem", volgens de hun verstrekte opdracht. handelen.
3) Meta syn. part. Z. H., Delft, 4618, art. 7, 10, 90, 91, 97, 50, 03, 64.
5) Voet., Polit. eccles., t. HII, p. 250.
3) Voet., Polit. eccles. tom. 1, pare H, p. 117.
9) Als maatregel van voorzorg voegde men aan hunne benoeming deze
elausule toe: »denwelcken, indien iemandt derselver door sieckte offte andere
praegnante oorsaeken soude moeten absenteren, gesubstitueert syn, Abra-
"amus Muijsholius, Johannes Becius, ende Johannes Lamotius, respective
Em
984 ZEVENDE HOOFDSTUK.
beide nationale synode, over welke reeds 17 October LL,
bij gelegenheid van den algemeenen vast- en bededag,
in de ,vereenighde provincien, geassocieerde landen ende
steden" vuriglik de zegen was afgesmeekt van ,Godt
den Heere almachtigh", opdat ,alle saecken daer in
moehten verhandelt, ende afgehandelt worden in syne
vrese, tot syner eere, ende conservatie vande ware
christelijeke Gereformeerde religie" ?).
Ruim negenentwintig jaren oud nam Heusdens pre-
diker, Dinsdag 18 November 1618, nadat de hooge ver-
gadering te Dordrecht des voormiddags met twee ver-
schillende kerkelijke toespraken geopend was, zjjne plaats in
op de bovenzaal der stads Doelen, alwaar hij gedurende de
honderdiachtig door hem bijgewoonde sessién*) belang-
stellend ?) nederzat ,ter rechter sijjde van de schoorsteen
kerekendienaren tot Breda, Dordrecht ende inden Haghe". Aefa sym. part.
Z. H., Delft, 10618, art. 70. Volgens art. 00 kregen de gecommitteenden
eene instructie mede, vooraf goedgekeurd door de vergadering, uitgenomen
hare Remonstrantsche leden, welke protesteerden »dat die verschillende leer-
poineten souden in sijnodo nationali werden nffgedaen bij decisio: vorstaende:
sij dat men darin soude handelen naer nccommodatie".
3) Resol. Holl., 3 Oct. 1618.
2) Van al hetgeen er op de nationale synode gebeurde, werd door Voetius.
zorgvuldig aanteekening gehouden, naar hij later berichtte in zijne Polit.
eccles., t. II, p. 239; vgl. Dispp. seleet, t. V, p. 005. Ten zeerste jam-
mer voor onze kennis van wie weet hoe menige bijzonderheid, zijn die
manteekeningen, zooals het schijnt, spoorloos verdwenen! Volgens het mu-
tueel testament door Voetius en zijne huisvrouw Deliana gemaakt —
welk testament bheden ten dage berust in het motarieel archief der
arrondissements-rechtbank te Utrecht — werden »de motulen van de
handelingen des Dordtsehen synodi a?. 1618—4619, by den testateur ge-
schreven in een papieren boeck in 4?.", gelegateerd »aen haer luyder zone
Nicolaus Voet", die ze evenwel niet mocht »veralinperen", Na zijn afsterven
mnoesten ze wsuecederen op syn outsten zone die de studien en geleertheyt
soude hanteren. Ende by gebreecke van eenen gesiudeerden zone pae te
laeten", behoorden »de selve nae Nicolai afllyvicheyt geerft te worden van
haer luyder zone Pauls Voet ofte synen outsten zone gestudeert synde",
Zie voorts bilage CVII.
*) Oude herinneringen aan die dagen en gebeurtenissen haalt Voetius
—
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 285
der saele", tussehen den aanstaanden regent van het
Leidsche staten-collegie, Festus Hommius, en den baljuw
yan Zuid-Holland, Arnoldus!) Muys van Holy.
Natuurlijjk hield Voetius zich vooreerst eenigermate op
den achtergrond; terwijl ziju nog niet ten volle gerijpte
leeftijjd?), gevoegd bij zii min-beduidend voorkomen,
nllicht aanleiding gaf, dat velen boven hem werden uit-
gekozen voor het vervullen van de eene of andere bijzondere
werkzaamheid ten behoeveder synode ?), Zoo bleef hij buiten
de commissie, aan welke de taak was opgedragen ,om
de formulieren der eleyne catechismum te stellen" *), en
zag evenmin zich belast met het in orde brengen der
,canones" over de bekende vijf artikelen ^. Zeker wekt
0.2. op in zijne Dispp. selecL, t, III, p. 692 en t. V, p. 215; Polit. ecclas.,
tom. I, pars I, p. 196, 909: t. II, p. 647 en t. IIT, p. 950.
") hernt Muys van Holy wordt hij genoemd in art. 70 der Acta syn.
part. Z. H., Delft, 1618. In de Acta offe handelinghen des nationalen synodi
inden name onses heeren. Jesu Christi ghehouden door authorileyt der hoogh
moghz heeren Staten Generael des Vereenichden Nederlandts tot Dordrecht ,
anno 1018. ende 4019. Hier comen ook by de volle oordeelen. vande. vif
artückelen, Dordrecht, 1621, blz. 40, staat hij te boek als: Arnoldus
Muys van Holy wbailliu van Suydt-hollant ende ouderline der kercke van
Dordrecht". Die Arend, of wel Arnold Muys van Holy worde echter niet
werward met Hugo Muys van Holy »ridder, &choot der stadt Dordrecht,
ende bailllu vande lande van Strien", politiek. commissaris ter nationale
synode. Zie Hand. nat. syn, blz, 8.
*) Vgl. Gentman, Lyek-predikatie, blz. 24.
3) Als gewoon synode-lid ontving Voetius, op kosten van het land, vier
gulden presentiegeld daaps. Zie Brandt, a. w., dl. If, blz. 660.
5) Hand. ui. syn. blz. 52. Vgl. daarmede de Acta synodi nationalis,
in nomine domini nostri Jesu Christi, autoritate. illustre, et. praepoten-
twm dd. ordinum generalium | Foederati. Belgii. provinciarum, Dordrechti
habitae anno 1018 et 1619. Accedunt plenissima, de quinque articulis,
theologorum judicia, Lugd. Bat, 1020, p. 48: »Ad formulas minorum
caiechesium concipiendas deputati sunt, Fr. Gomarus, Joh. Polyander, Ant.
Thysius, Herm. Faukelius, Balth. Lydius, et Godefr. Udemannus".
5) Hand. nat, syn. blz. 291. Vgl Acta syn. nat, p. 230: »atque ad
hune rem potioribus sulfraziis deputati sunt ex theologis exteris, rever. d.
wpiscopus. Landavensis, d. doctor Scultetus, d. Deodatus, et ex provincinlibus,
4, doctor Polyander, d. Walaeus, et d. Triglandius".
——
286 ZEVENDE HOOFDSTUK,
het eenige bevreemding, dat — toen men in de zesde
zitting had besloten ,een nieuwe ende perfectere over-
settinghe des bybels"!) uit te geven, en hiervoor den
arbeid behoefde van zes Nederlandsche theologen, be-
gaafd met ,uytnemende wetenschap ende godsalicheyt" 2),
aan wie daarenboven uit elke provincie twee ,oversien-
ders" zouden worden toegevoegd?) — Heusdens kerke-
dienaar in de dertiende zitting, op 26 November),
voor geen der genoemde beirekkingen eene meerderheid
van stemmen kon verkrjjgen "), zelfs niet ,naest by"*)
Toeh vond Voetius gaandeweg gelegenheid ter Dordt-
sche synode zijn arbeid te doen uitkomen en waardeeren,
Immers hij stelde het advies?), dat de gecommitteerden
der laatstgehouden Zuid-Hollandsche kerkvergadering , in
den voormiddag van 1 December, hier uitbraehten *) over
Y) Hand. nat. syn., blz. 99, Vgl. Acta syn. nat, p. 21: »Post solennes à
praeside conceptas preces, de nova et aecuratiore translatione Bibliornm ex
linguis originalibus in belgicam instituenda coepit agi".
*) Hand. nat. syn, blz, 25. Vgl. Acta. syn. nat, p. 24; »Perficiendo huic
movae versionis operi, sex theologorum belgicorum operam, insigni et rerum.
theologicarum et linguarum peritia turn pietate praeditorum, adhiberi placuit".
3) Had. nat, syn, blz. 96. Ngl. Aeta nat. syn., p. 25: »Plaenit. etiam,
eligendos esse in hac synodo ex singulis belgicae provinciis recognitores
binos; unum Veteris, alterum Novi Testamenti versionis",
3) Hand. nat. syn., blz. 98. Vgl. Acta. syn. nat., p. 27.
5) Misschien was het zekere gevoeligheid over dut »gepusseerd worden",
die Voetius er naderhand toe bracht, zijn oordeel over de dusgenoemde
Staten-vertaling weinig of niet aan anderen kenbaar te maken. Voor zoo-
wer ik mij ten minste herinner, gewaagt hij daarvam uitsluitend: Polit.
eccles., t. III, p. 276, en Bibl. stud. theol, p. 510.
*) Ter particuliere synode, gehouden te Delft in 1698, werd, volgens art. 3.
der handelingen, met de meeste stemmen besloten, dat, indien Henricus
Arnoldi, predikant te Enkhuizen, mocht komen te overlijjden, Gisbertue
Voetius hem »soude suceederen tot een revisenr versionis Novi "Testamenti".
7) Hand. nat. syn., blz. 52. Vgl. Acta syn. nat., p. 48: »Praelectae sunt de.
hac quaestione theologorutn anglorur, helvetiorum , bremensium, s. theologiae
professorum belgicorum, et synodi zuyt-hollandicae deputatorum sententiae";
*) Bij bovengenoemd advies muwakte Voetius dankbaar gebrnik van hetgoen
de Dordtsehe predikant Joh. Becius omtrent een soortgelijke aangelegenheid
reeds vroeger ontworpen had, Zie Polit, eccles Vom, T, pars Il, p. 117—493.
A
OP RING, CLASSIS EN STNODEN. 287
,de Indisehe vrage", omtrent het toedienen van den
doop aan jonge kinderen, uit heidensche ouders gebo-
. ren?) Verder ontwierp en schreef hij voor dezelfde
deputaten het concept, waarin hun gevoelen werd neér-
gelegd over ,den derden ende vierden artijokel der
Hemonstranten: vanden standt des menschen na den
val" 5); te geljker tijjd aan de reeks bijbelteksten , daar-
voor als bewijsplaatsen bijgebraeht, naar eigen verzeke-
ring opjhet slot twee getuigenissen toevoegende, beide
van den kerkvader Augustinus ?).
Of wel, hij vroeg, enkele dagen vóór het vertrek der
buitenlanders, op last en uit naam van Guilielmus Amesius,
bijj de synode gehoor*) voor dezen Engelschen puritein,
"Vgl Kist en Royaards, Awehief, dl. III, blz. 869; Acta syn. part. Z. H,
Rotterdam, 1621, art. 43 en Voet, Polit. eccles., tom. I, pars 1, p. 064.
?) Dispp. select. t. II, p. 617, schrijft later Voetius: »Sed ego, ut olim
eum potioribus suffragiis censui in synodo dordrae. anno 1019. sess. 19.
sie et nunc censeo non esse [gentilium liberos in familias christianorum as-
eitos mut in potestatem eorum redaetos] baptizandos"; welk gevoelen hij
daar verdedigt tegenover andersdenkenden. Vgl. ook nog t. V, p. 043;
Polit. eccles., tom. E, pars I, p. 657—559.
3) Hand, nat. syn., HT, blz, 215—922. Vgl. Acta. syn. nat., IIT, p. 164—
169 en p. 992 »Reliqua judicii zuyt-holland. de tertio et quarto articulis
pag. 169. omissa".
3) Te weten, uit Augustinus! Epist. 107: »Ad fidem rectam et catholicam
pertinere scimus, gratiam Dei ad singulos netus dari"; en wit diens De
matura et grutia, eap. 26: wSicnt oculus corporis etiam plenissime sanus
nis candore lucis adjutus non potest cernere: sic homo etiam perfectissime
justificatus, nisi aeterna luce justitiae divinitus adjuvetur, recte nom potest
wivere", Vgl. Voet, JDispp. select., t. V, p. 790, en Gentman, a. w., blz. 24.
lotussehen was dat toevoegen van getuigenissen, ontleend aan bewijsplaatsen.
buiten de Schrift, in strijd met den eed, door iederen gedeputeerde, en
dus ook door Heusdens prediker, ter 93*'e sessie afgelegd, om »in dese
guntsche synodale handelinge, in de weleke een ondersoec, oordeel ende
decise, so wel vande vijf artijckelen, ende daer uyt rijsende swarieheden ,
alx ooc van alle andere leer-stucken aengestelt soude worden" uitsluitend te
rade te gaan met »het eenige woort Gods". Zie Hand. nat, syn., blz. 80.
Vgl. Acta nat. syn., p. 64. 05; Voet., Proeve vande cracht der godlsalicheyt,
blz, 33: Dispp. select., t. VI, p. 1103.
3) Hand. nat, syn., blz. 399—331. Vgl. Acta nal. syn., p. 283—986.
288 ZEVENDE HOOFDSTUK.
die, toenmaals zonder ambteljke betrekking, door de
Staten bleek aangezocht, om gedurende de zittingen der
hooge vergadering binnen Dordrecht verblijf te honden
en haren praeses Johannes Bogerman, mocht dit noodig
zijj, goeden raad te geven!) Naar dan ook Voetius meé-
deelde, zou Amesius de afgevaardigden ter synode inlichten
aangaande eenige theses, vroeger door zijn landgenoot
Parker, nog student te Leiden, opgesteld en uitgegeven;
welke theses Amesius wenschte te verdedigen, in het be-
lang van den Franeker hoogleeraar Maccovius ?), tegen de
beschuldigingen van diens collega Sibrandus Lubbertus:
eene ,particuliere sake uyt Vrieslant tot de synode over-
ghesonden" en Donderdag, 25 April 1619, voor de eerste
maal daar behandeld ?),
In samenwerking met het reeds genoemde vijftal zijner
medegecommitteerden deed Heusdens predikant aam de
nationale synode bovendien toekomen ,een corte, waer-
achtighe ende pertinent historisehe verhalinge" vam het
begin en den voortgang der kerkelijjke geschillen binnen
de provincie Zuid-Holland, bestemd tot voorlichting in-
zonderheid der vreemde theologen, te Dordreeht verga-
derd*) En als evenzeer Bogerman het een en ander uit de
3) Vgl. dr. H. Visscher, Guil, Ames, blz. 4&, 49—50.
*) Maccovius en Voetius waren beiden seholastieke theologen; de laatste.
bleek evenwel omzichtiger en minder kras of ruw in zijne witdrukkingen
dan de oerste. Vgl. Voot., Dispp. select, t. V, p. 89.
*) Zie over Maceovius' zank de verhandeling van den Utrechtschen hoog-
leeraar J, Heringa Ez, in Kist en Royaards, Avchief, dl. IlL, blz, 508—
004. De beslechting geschiedde hier »per aecommodationem" en. niet »per.
decisionem" (vgl. hierboven, blz. 283, aant. 10), aangezien ook van dit ge-
schil in het eind mioest verkluard worden: »Et sic gravissima illa lis tunc
sopita ac sepulta fuit"; «a. w., blz, 561.
4) Hand. syn. nat, blz. 464 en. 991. Vgl. Acta syn. nat, p. 196 »Mo-
nitum deinde fnit, quia citati in exhibitis scriptis quam plurimas narra-
tiones, eriminationes, et exeusationes interseruissent, de quarum fide synodo:
ioti ac praesertim exteris theologis nom constaret, annon operae esset pre-
——
m—
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 989
geschriften der Remonstranten had samengebracht, dat,
naar hij meende, zoo goed en getrouw mogeljjk de Avmi-
niaansehe opvatting van de leer der predestinatie teruggaf,
waren het Voetius en zijne medegecommitteerden, welke
&an de synodale broeders, door daarvan proeven bij te
brengen, het bewijs leverden, hoe zulks beter en nauw-
keuriger had dienen te geschieden '). Nog eindelijjk gaven
dezelfde deputateh, toen onder de bekende postaeta ook
de aanvrage voorkwam tot het veranderen van artikel
22 der Nederlandsche geloofsbelijdenis *), als hun gevoelen
zéór beslist te verstaan, dat in deze wijziging volstrekt
niet kon getreden worden, naardien zij een dergelijk ver-
zoek even ontijdig rekenden als ongepast ?).
Uit het aangevoerde bljkt ten duidelijkste, hoe Gis-
bertus Voetius, door de partieuliere synode van Zuid-
Holland naar Dordrechts ,ceumenisch concilie" *) afge-
vaardigd, zich aldaar én persoonlijjbk en in vereeniging
met anderen genoegzaam heeft weten te onderscheiden ?),
tium, plenius de hisce rebus erudiri synodum: placuitque, ut singularum
synodorum delegati, inprimis Geldriae, Australis & Borealis Hollandiae,
ditionis Ultrajeetinne S Transisulaniae, in quibus potissimum res istae eum.
Remonstrantibus essent gestae, brevem, fidelem, et accuratam de ortu et
progressu harum controversiarum et contentionum, quae in singulis accide-
runt provinciis, narrationem historicam conscriberent , synodoque exhiberent"",
Qf. LL, p. 174, sessio 50. Zie ook hierboven, blz. 975, aant. 2.
3) Het bovenvermelde vond plaats in de tweeenvijftigste sessie, 10 Januari
4019, voormiddags. Vgl. dr. Sax jr., a. w., blz, 82.
3) Ter 472** en 173** sessie van de »Na-handelingen", gehouden 93 en
94 Mei 1019, werd door de binnen Dordt overgebleven synode-leden de
"wenschelijkheid besproken en verworpen, om voor de uitdrukking der Neder-
landsche geloofsbelijdenis: en soo veel zijn allerheylighste wercken
die hy voor ons gedanen heeft, den meer algemeenen term in de
te stellen: ghehoorsaemheyt Christi.
3) Vgl. Voet., Polit. eccles., t. III, p. 59—57.
4) Gentman , a. w., blz. 24.
— 5) Hadden de »uitheemsche theologanten" van staatswege een gouden
herinneringsmedaille meézekregen bij hun vertrek — als een der »inlandtscho
-kerkeliken" ontving ook Voetius dienzelflen gedenkpenning in het zil-
-
cOm-—
290 XEVENDE HOOFPDSTUK.
om, geljk later een zijner lofredenaars betuigde, in die
vergadering te worden medegeteld!) ,onder het puik der
geheiligde geleertheid van gantseh t' christenryck" ?).
De inlandsche leden der nationale synode, die een-
drachtig hadden verklaard, wat henzelf betrof, bij het
belijden van de nu voorgoed vastgestelde rechtzinnige leer
geirouweljk te willen volharden, haar jjverig te zullen
prediken en onvervalsceht bewaren ?) — zij mochten tevens
zich overtuigd houden, dat de staten der Vereenigde
Provineién voortaan bedoelde leer binnen de vaderlandsche
kerk, door hun gezag als overheid, ongeschonden zouden
ver. Op de voorzijde ervan was de vergaderde eynode afgebeeld, met im het
rond deze woorden: »Religio asserta". terwijl de aebterkant te zien guf
den tempelberg, fel bestormd uit de vier windstreken, doch overstraald
door Jahwe's heerlijkheid ; waaromheen deze verzekering: »Erunt sicut. mons
Sion". Zie mr. Gerard van Loon, Beschryving der Nederlandsche hixtorie-
penningen, enz., 'sGravenhage, 1726, d]. II, blz, 105 en Th. M. Roest,
Catalogue du cabinet numismatique de la fondation Teyler à Harlem,
p. 26. Vgl. daarmede Brandt, a.w., dl. MI, blz. 014, 661, en Voet,
Polit. eccles, tom I, pars II, p. 48Á.
*) Daar vele gedeputeerden op de Dordtsche synode gewoon waren bun
medeleden ten nandenken het invullen van een albumblad te vragen, wer-
den er voor dit doel onderscheidene blaadjes ook door Voetius met de eene
of andere spreuk gesierd, Zie zulk een bewaard gebleven albumblnd hier-
achter afgedrukt in bijlage CVIII.
3) Gentman, aw. blz 24. Nog jaren later trad Voetius steeds vastbe-
raden in het krijt. tegenover iederen aanval op de Dordtsche vaderen ge-
richt, Toen dan ook Bern. Dwinglo, als Arminiaan ter synode ingedaagd.
en veroordeeld, met seherpe pen een pamflet had gescehreven, onder den
titel: Grouwel der verwoestinghe (vgl. hierboven, blz. 199, aant. 3), stond.
de Utrechtsche hoogleeraar Voetius zijn voormaligen Leidschen wriend en
medebursaal kort, maar krachtig te woord , Polit. eccles, t. TIL, p. 939—350.
Zie ook Voet., Dispp. select, t. IV, p. 649; Catech. der Remonstr., blz, 430
en dr. Rogge, Wienb., dl. HII, blz. 33.
3) Door Heusdens magistraat werden aan beide hare predikanten, Voetius
en Slatins, de »Acta synodalia" vereerd, Oud-arch. Heusden, E. 947, hij-
lage tot fol. 46 verso der gemeenterekening over het jaar 4699, ok
waren ze, in. Nederduitsche vertaling, ongotwijfeld aanwezig ter consistorie-
kamer binnen de frontierstad. Vgl. Voet,, Polit. eccles, t. Il, p. 277, en
Ovd-arch. Heusden, E. 216, bijlage tot fol. 47.
— d
OP RING, CLASSIS EN SYNODZN. 391
handhaven em bevestigen "). Reeds terstond was daarvan
het gevolg eene algeheele zuivering?), Maandag 6 Mei
1619, begonnen in de Groote kerk te Dordrecht, zoo met
het veroordeelen der vijf Remonstrantsche artikelen ?)
als met het afkondigen der sententie, geveld over de
dertien ingedaagde Arminiaansehe leeraren , en nog dat-
zeltde jaar voortgezet op de provinciale synode, welke
gehouden werd te Leiden van 23 Juli tot 17 Augustus
incluis.
Üok naar deze vergadering had de (oreumsche classis
Heusdens prediker afgevaardigd*), die er verscheidene
1!) Hand. nat. syn., blz. 346. Vgl. Acta mat, syn., p. 998: »Unnnimiter
quoque declararunt provinciales, statutum sibi esse, in hujus doctrinae
orthodoxae professione constanter perseverare, eamque in hísce belgicis
provinciis pure docere, sedulo propugnare, atque incorruptam porro per
lbeaignitatem Dei conservare, Cui et pro amabili illo in docirina tam exter-
morum quam provincialium consensu gratias egerunt, rogaruntque illustres
delegntos, ut ecclesiarum belgicarum nomine, apud illustriss. ac praepotentes
dà. Ordines Generalez, intercedere dignarentur, ut iisdem illustribus dominis
placeret orthodoxam hanc doctrinam in belgicis ecclesiis sartam porro ac
tectam autoritate sua. tueri ac stabilire".
3) Merkwaardig is, in verband met die »zuivering", wat Voetius schreef
op van Exens albumblad. Zie bijlage CVIII. Vgl. daarmec zijne Dispp. select.,
t. d, p. 812, 843.
?*) Bijkans veertien dagen te voren, en wel in de 138" zitting, was de
confessie zoo van Voetiua' vroegeren studiemakker, Johannes Geisteranus, als
wan dieus broeder Petrus Geisteranus — de eerste predikant te Allimaar,
de laatste te Egmond — beiden door hunne classis gedeputeerd, ter Dordtsche.
synode opzelezen »ende met de hoochste verfoeyinghe van allen verworpen
ende verstooten". Dut ook Heusdens kerkedienaar aan dit vonnis zijn zegel
heehtte: »andere souden 't boofdigheyd, vijsigheyd, ongevoegelijekheyd,,
onrekkelijckheyd genoemd hebben", betuigde later Gentman, a. w., blz. 191,
»en dat son 'tgeweest hebben, als "tin sijn eygen sake geweest ware. Maer
mu was 'tin de sake des Heren, in commissie hem toevertrouwt , daer konde
hy miet in geven noch nemen. Daer in was hy seer vasthoudende, met
Moses niet een klau toe-revende aen de Egyptenaren". Toch moest nader-
hand, bij de herinnering aan dat gewezen vonnis, een virgiliaanseh »animue
Tneminisse horret luctuque refugit" Vootius uit de pen. Zie Polit. eccles,
t. H, p. 45, 46. Vgl. hierboven, blz. 109 en 110, aant. 2.
3) Hand. el. Gore, 16 Juli 1619. Vgl. Voet., Polit. eceles., tom I, pars I,
p. 49; t. II, p. 300; t. III, p. 250; Essenius, Orat. fun., p. 27.
ia—
292 ZEVENDE HOOPDSTUK.
van zjjne vrienden en bekenden terugvond, uit vroe-
geren of lateren tijd. Een deel hunner, zooals Lydius en
Latius, Rosaeus') en Hommius, Gosuinus Buytendyck*)
en Petrus a Nyenroy was hier met hem neérgezeten ter
verdediging der Dordtsehe eanones; terwij| een ander
deel, Remonstrantsch gezind, zich derwaarts van lieverle&
zag opontboden om óf de voorgeschreven acte van stilstand
te teekenen?) of, bij weigering, door heeren Staten te
worden gebannen uit de Vereenigde Provincién. "Tot die
groep Arminianen, naar Leiden geciteerd, behoorden,
nevens zes van Voetius' voormalige studiemakkers in hel
Collegium theologicum), ook sommige zijner door de
kerkelijjke censuur meer of min getroffen elassisbroederen,
waaronder Joannes Grevius*).
Niet tevreden deze en nog andere kerkedienaars uit
hunne betrekking ontzet te hebben, gingen de afgevaardig-
den ter Leidsche synode, in aansluiting bij daartoe reeds
van te voren getroffen maatregelen, vervolgens over tot
Y) Vgl. hierboven, blz, 198, aant. 3.
?) Buytendyck, met Voetius een der onderteekenaren van het in 1604
aan Bertius gerichte adres (zie hierachter, billage XLIID, werd naar Leiden
afgevaardigd door de Brielsche classis en stond te Goedereede. Op de particuliere.
synode van Den Haag in 1624, was hij, xls predikant der gemeente Delit,
wederom met Voelius samen.
*) Zéér ernstig werd in deze synode, em ook in sommigo latere, gedebat-
Veerd over het weder opnemen van Remonstranten binnen de Gereformeerde
kerkgemeenschap. Vgl. Voet,, Polit. eceles., t. III. p. 375, 376.
5) Te weten: de la Faille, van Galen, Oostenharen, Sopingius, Swanius,
en Velsius. Zie hierboven, blz. 199, aant. 4 en hierachter, bijlage XLIL.-
5) Die classisbroeders waren: Spudaeus, Drongelensis, Tamerus en Princius.
"Teekenden drie hunner de acte van stilstand, zulks werd echter beslist ge-
weigerd door de Prince en Grevius. Merkwaardig ongetwijfeld. blijft de brief,
waarin de Greelf afwijst het voorstel hem gedaan door zijn zwager Bernardus.
Brant, prediker te Wezel, om zieh te voegen bij de Contra-remonstrantsche
partij. Beider schrijven is opgenomen in de Praest. vc erud. viror. epial,
p. 695, 626, Zie, voor de Greeffs verdere lotgovallen — verbanning naar
Waalwijk, gevangenschap te Amsterdam en zwerftocht in Duitschlund —
Glasius, a. w., dl. 1, blz, 559—901. Vgl. ook Jesol, HolL, 10 Sept. 1619.
f f t
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 293
het zuiveren of reformeeren der universiteit). Alsnu
versehenen voor Voetius en zijne medegedeputeerden, om
zich wegens hun afwijhen van de Nederlandsche geloofs-
belijjdenis te verantwoorden: de gewezen regenten van
het Staten-collegie, Bertius*) en Vossius ), met Caspar
*) Het gold hier niet alleen de godgeleerde faculteit, maar, door middel
der buitengewone gernachtigden van Hollands staten, ook elke andere.
Misschien zelfs hadden de synodale broederen, reeds een half janr vroeger,
zijdelings invloed geoefend op het ontslag der curatoren jhr. van Mathenesse
en jhr. van der Mijle. Ale theologisehe professoren werden straks daarop te
Leiden beroepen: Petrus Molinaeus, die nu ten tweeden male bedankte, en
Antonius Walaeus; terwijl Festus Hommius tot regent, Daniel Sinapius tot
subregent werd benoemd van het Staten-collegie aldaar. Acta syn. part. Z. IT.,
Leiden, 1619, art. 3 en 4. Vgl. daarmede art. 82. Zie ook M. Siegenbeek ,
Gesehiedemis der Leulsche hoogeschool, vam hare oprigting in den jare
1575, tot hel jaar 1825. Met. portretten, Leiden, 1829, dl. I, blz. 107, 108.
3) Wel bleken de hekken verhangen, waar Voetius fip mede had te
oonleelen over zijn voormaligen leermeester. Hoe zal het Heusdens kerke-
diennar wel te moede zijn geweest, toen hier Bertius, ten aanhoore der
wolle vergadering, betuigde »dat hij niet veele dertele daeghen int' collegie
gehadt hadde, ende dat hem niet vrolickerer in sijn leven gebeurt was als de
ontslaeghing van het regentschap". Acta syn. part. Z. H., Leiden, 1619, art. 73.
Vgl hierboven, blz. 90—496. Ten jare 1619 ook ontzet uit zijn ambt
ais professor in de zedenleer, ging Bertius naar Paris en werd daar
Roomsch-katholiek, Vgl. dr. Knuttel, a. w., dl. T, st, II, n*. 3920. Samnel
Naeranus, Remonstrantsch predikant to Amersfoort , zelf te Dordt gevonnisd ,
sehreef over dat treurig feit aan Conr. Vorstius: »Bertius quam sibi inussit.
ignominiam, nobis aspersit, maculam, non facile eradet et eluet", Praest. ac
rud. viror. epist, p. 644; en Voetius doelde daarop, Dispp. select., t. Il,
p. 771: »Ita ut apostasia sanctorum , quam Remonstrantes cum postea a postath
"d Papismum Petro Bertio buccinarunt, sit merum commentum, novo gratiae
foederi et euangelio repugnans". Vgl. Acta syn. parl. Z. H., Gouda, 1620,
art, 96, 103; Rotterdam, 1621, art. 23. Van Bertius' vier zonen, die, even-
vens Roomsch-katholiek geworden, allen tot den geestelijken stand hebben
Pbehoord, onderseheidden zich meer bijzonder: de jongste, Jan de Bert, prior
dn het Karmelietenklooster op Malta en de oudste, Abraham de Bert,
anissionaris der Karmelieten te London, Vgl. dr, R, Fruin, De wederopluiltings
enz, in »de Gids", 1804, dl. I, blz. 284.
7) En Vossius had zich steods zoovec| moeite gegeven, om althans
den sehijn van rechtzinnigheid te bewaren! Getuige zijn brief aan Hugo
Groüius, waarin hij, na diens boekje »Der HII Staten godts-diensticheyt"
(zie hierboven, blz. 469, nant. 3), geprezen te hebben, aan het slot
schrift: »Velim, vir amplissime, apud neminem de literis aut judicio meo
30
co—
294 ZEVENDE HOOPDSTUK.
Barlaeus?), nog kort geleden subregent dier instelling;
terwijl de hoogleeraar Cunaeus, eveneens van Árminia-
nisme beschuldigd, krachtens synodaal besluit werd aan-
gemaand om, bij de eerste gelegenheid de beste, sehrif-
telijjk ,reparatie" te doen van de ergernis?*), die
bovenal met zijne satiren, gegeven had).
Ook buiten de muren der Leidsche vergaderzaal*) zag
facias mentionem, Minus enim, si suspectus esse coeperim, prodero bonae
causae". Praest. ae erud. viror. epist, p. 371. Zie ook Voet., Dispp. select.
t. Il, p. 707, 718; Polit. eccles., tom. I, pars T, p. 084; Resol, HolL,
49 Aug. 4690. Aeta syn. part. Z. H., Leiden, 4619, art. 74; Vgl. Siegen-
beek , a. w., dl. T, blz. 114, 112.
J) Zie hierboven, blz. 110. Barlaeus weigerde »de kercke satisfaetie te
doen", maar teekende de acte van hunne Edel Mogenden — »in het
wijtgaen allen ende een ieder in de vergaederinge wenschende een gemoet,
dat nae waerheit ende vrede Lrachtede", Acta syn. part. Z. H., Leiden,
1019, art. 72. Vgl. die van Rotterdam, 1691, art, 22; Voet., Polil. eccles,
t. III, p. 383. Siegenbeek, a.i, dl. I, blz. 190.
7) Bedoelde ergernis had Cunaeus vooral opgewekt door de witgave zijner
Sardi venales. Satyra. Menippea in hujus seeuli. homines plerosque. inepte
eruditos. In. fine seorsim. addita. est ex: ejusdem interpretatione d. Juliani
Imperatoris salire in principes romanos. Ex officina. Plantiniana, 1612. Zio
Auelie-catal., pars IT, mise. in duodecimo, n?. 17. Omtrent dit hekelschrift
berichtte hij 20 Dec. 1612 aan Conr. Vorstius: »0mnes eruditorum familias
atque ordines perambulavi: ot quia theologi hodie maxima. pars sunt ineptien-
tium, sane continere me non potui, quin saepe illos, et non uno loco, in hanc
satyrae nostrae scenam introducerem". Praest. ac. erud. viros, epist, p. 837.
In de »Praefatio" zelve zijner »Sardi venales" schrijfü Cunmeus, p. 18,
aan Rumoldus Hogerbetius en Apollonius Scottus — »Supremae Curiae
in Batavis senatores" — wien hij dat boekje opdroeg, het xolgende:
»Omnes eruditorum familias, et genera diversissima attigi; ne de ipsis
quoque theologis, penes quos esse nunc regnum et summa
creditur, non pauca dixi, sed ea lenitate et modestia, quam eL tu, divine
Mogerbeti, a me exegisses, si consilium tibi exposuissem meum, et tu,
Scotte maxime, jam certe non improbabis, qui antea illum ordinem praeteriri
a2 me potuisse existimasti", Vgl. dr. Rogge, Wtenb., dl. IL, blz. 304; Siegen-
beek, a. w., dl. I, blz. 121, 122 en de noot akdaar; Voek, Dispp. select.,
t. III, p. 685, 1273; t. IV, p, 946,
3) Zic Canaeus! xir] over Voetius, in mijn Sehool-gezag en. Bigen-
onderzoek , blz. 91, aont, 4.
5) Te oordeelen naar wat opgeteekend staat, Acla aend, L. B.
Tol. 178, 179, werden die synodnle samenkomsten hoogstwa
houden in het toenmalige »auditorium juridicum" van Leidens academie,.
all
OP RING, OLASSIS EN SYNODEN. 295
zich Voetius in die dagen geroepen tegen de Remonstranten
op te treden. De doleerende gemeente van Gouda, lan-
gen tijd ten achteren gebleven met eene behoorlijke
verzorging harer godsdienstige samenkomsten, had —
nadat er uit de classis drie leden waren afgevaardigd
,Om haer aen te porren ende moet te gheven" — onder
medewerking der Staten en van zijne excellentie den
Prins, eindeljk gedaan gekregen, dat voor haren open-
baren eeredienst de Gasthuiskerk zou worden ingeruimd ").
Toen men nu ten jare 1619, bij het deportement van
"Theodorus Herberts en diens Arminiaansch gezinden
kerkeraad, hier een tweeden Contra-remonstrantschen
predikant wensehte te beroepen: iemand, goed onder-
legd in de theologie en in de talen; bij machte ,den
weederspreeckeren den mondt te stoppen, alsoo de stadt
vander Goude altyt was geweest het rattenest ende den
dreckwaghen van alle ketterijen" ^) — zag zich het eon-
sistorie onverhoopt gedwarsboomd door de plaatselijke
overheid, die, in strjd met het uitgedrukt verlangen
der Gereformeerde gemeenteleden, de predikantskeuze
wilde doen geschieden volgens de kerkorde van 1591.
3) Vgl. Oud. Synod. avehief, III, 85, TI, n*. 54, en Brandt, a. w., dl. II,
biz. 883. Dat inruimen der Gasthuiskerk ten beboeve der Gomaristen
geschiedde 9 Dec, 1618, toen Gonda's predikant, Eduardus Poppius,
mis geciteerde naar Dordt vertrok. Hij en zijn collega "Thombergen, ook
Arminimanseh gezind, werden beiden afgezet en verbannen. Bartholomeus
Nicolai, een Contra-remonstrant, trad later, met approbatie der magistrat,
in Geuda als kerkedienaar op. Zie Acla syn. parl. Z. H., Leiden, 1619,
art. T6, en de »Acta classis ordinariae" van 8 April 1610, vermeld op den
dnwentaris van het archief van de classis van. Gouda, blz. 40, n?. 37.
Gedurende het tijdsverloop nà Thombergens ontzet en vóór Nieolal's optreden,
wend de dienst alvast in Contra-remonstrantschen geest te Gouda waar-
genomen door vier ter nationale synode van Dordt gedeputeerde predikanten
uit Zuid-Holland, onder wie zich ook Voetius bevond. Essenius, Orat. fun.,
p. 20. Vgl. Acla syn. part. Z. H., Leiden, 1019, art. 99,
*) Hand. el; Gouda , 16 Jan. 1619.
296 ZEVENDEB HOOFDSTUK.
Daarom besloot Gouda's kerkeraad, op aandringen der
ie Leiden nog steeds vergaderde provinciale synode, het
voorgenomen beroep wat uit te stellen en zieh den
eersten tijjd te behelpen met ,leeninghe".
Als echter de gemeente van Delft bezwaar maakte,
haren herder en leeraar Sonneveldius tot dat doel af te
staan'), zonden de Leidsche synodeleden uit hun. mid-
den twee gedeputeerden, Swalmius?) en Voetius?), naar
de stad Gouda, ten einde er met consistorie en magistraat
in vreedzaam overleg te treden. Nauwelijks hier geko-
men bemerkten beiden al ras, dat de gemoederen juist
niet kalm gestemd waren. Zelfs ging het den volgenden
Zondagmorgen onder de predikatie van Sonneveldius *),
wien Delft ten langen leste verlof gegeven had Gouda's
gereformeerden te helpen, zeer rumoerig toe. Evenals
zijn medeafgevaardigde was ook Voetius getuige, hoe
men met steenen wierp op het voorportaal der kerk;
hoe er messen werden geslepen, banken verzet, honden
bij de staart genomen en ,in het singen eijsselick tegen-
geschreuwt"*). Daarbij liepen de drie gecommitteerden ,
toen zij na geéindigde godsdienstoefening buiten geko-
men waren, groot gevaar door de woelige volksmenigte
7) Acla. syn. part. Z. H,, Leiden, 1619, art. 51.
*) Eleazar Swalmius was predikant te Schiedam.
3) Voetius kwam hier dus om opnieuw dienst te doen. Zie hierboven,
blz. 995, aant. 4,
*) Sonneveldt, opgetreden in de Groote kerk, terwijl Nicolai preekte in
de Gasthuiskerk, had bij die gelegenheid tot tekst gekozen: Matth. 9,
vs. 37, 38.
*) Toen Sonneveldius in zijne predikatie zeide: »Laet ons Godt danken,
die sijne kerke, welke soo lang verdrukt is geweest, wer heeft wrijme-
maekt, en de waerheit op veele plaetsen, en ook hier, als een mieuw
licht op den kandelaer gestelt", hieven sommige hekelaarsters — wvrou-
wen, die het vlas bereiden — zingende aan: »Het daeget uit den [s
y
het licht sehijnt over all" Zie Brandt, a. 1:0. dl. HII, blz, 819, 813.
Em
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 291
onder den voet te worden getreden ) Ofschoon van
plan, volgens den hun opgedragen last, 's namiddags
wederom dienst& te doen, lieten zij op aanraden der
overheid dat voornemen echter varen. De synodale broe-
deren trokken zieh terug — om den eerstkomenden
Zondag, 4 Augustus 1619, gesteund door brieven van
zijne Prinseljke excellentie en heeren Gecommitteerden ,
het gestoorde werk binnen Gouda met gunstiger uitslag
ie hervatten *).
Niet altoos gelukte het Heusdens prediker en zijnen
mededeputaten het doel hunner zending, gelijk hier, te
bereiken. Dit was onder andere het geval, toen de
Haagsche synode van 1624 Voetius met Henricus Arnoldi
en Luderus Vogelsanek naar Hollands staten afvaar-
digde in zake de kerkorde. Op hum verzoek, om, over-
eenkomstig het besluit van voornoemde synode, provi-
sioneel te mogen blijven bij de ordonnantie van 15806,
tot die van 1618 en 1619, te Dordrecht, gearresteerd ,
door HH. Staten, met of zonder daarin aangebrachte
weranderingen, zou zijn goedgekeurd, liet het antwoord
zich wachten?); zoodat Voetius genoodzaakt bleek zijn
lastgevers te berichten, hoe men ter dagvaart hunne
resolutie ,noch approbeerde, noch improbeerde" ").
T) Im Essenius, Orat. fum., die hierop doelt, staat p, 29: »ne die quodam
gravissima quaeque nostro (n. Voetio) ab urbis (n. Goudae) sentina immine-
bant, nisi consul Valck duobus stipatus Hictoribus propre templi fores ad-
fuisset et coeptum jam tumultum sedasset".
7) Aeta syn. part, Z. H., Leiden, 1610, rk. 59. Vgl. Voet., Polit. eceles.,
i. H, p. 491; t. IH, p. 497. Brandt, a. w., dl. III, blz. 814, schrijft:
I en sin medebroeders predikten toen in beide de kerken, die
net solüeten wmeren beset".
3 Ofschoon door onderscheiden Hollandeche synoden bij herhaling daartoe
wangezoeht, stellen hunne Edel Mogenden eene beslissing hierin gedurig
wit, Vgl. dr. H. G. Kleyn, a. w., blz. 164.
4) Acla syn. pari. Z. H., Den Haag, 1624, art. 4. Vgl, daarmede die
xan Gouda, 1620, art. 12, 91; en dis van Rotterdam, 1621 , art. 38.
Em
398 , "EVENDE HOOPDSTUK.
Beter gevolg had daarentegen het bezoek, in opdracht |
derzelfde vergadering, door hem en zijne beide geest-
verwanten, Arnoldi") en Buytendyck, te Leiden afge-
legd bij Gerardus Johannes Vossius*) Naar aanleiding
van diens geschrift over Pelagius") verzoehten zij den
hoogleeraar zich ,tot contentement des sijnodi" nader
te willen verklaren *) — zoo voor den kerkeraad der
Leidsehe gemeente als voor de professoren der theolo-
gische faculteit — omtrent eenige punten in het gemelde
boek, tegen welke, volgens het oordeel der gezamenlijke
broederen, maar al te gegronde bedenkingen warem in-
gebracht. Zonder aarzelen beloofde Vossius, dat hij aam.
het door hen uitgesproken verlangen zoo spoedig moge-
lik zou gehoor geven; waarom dan ook de Haagsche
vergadering hoogst tevreden betuigde: met Leidens pro-
fessor in de rhetorica ,ten vollen gereconeilieert te sijn" ?).
!) Acta. syn. part. Z. H., Den Haag, 1624, art. 39. Essenius, Orat. fun.,
p. 27, laat ten onrechte, in plaats van ArnoMi, den Schiedamschen predi-
kant Nathanael Marlandus met Buytendyck en Voetius naar Leiden trekken.
Vgl. Siegenbeek, a. w. dl. I, blz. 121.
3) Vgl. hierboven, blz. 993. Die onderhandeling met Vossius hield wer-
schillende provinciale synoden bezig, van 1010 af tot 1628 toe. In de
aeten van laatetgenoemde vergadering, te Delft gehouden, staat. art, 40,
vermeld: »Betreflende de saecke d. Vossii, uijtgedruckt. art, 11. (t.w. der.
vorige part. synode) hebben de gedeputeerde des sijnodi verelaert, dat d.
Vossius belooft heeft dat hij bij alle gelegentheit. sal bethoonen, dat hij
staet int gexoolen vandoe gereformeerde kercke, Waerbij de sijnodus goet
gevonden heeft dese saeke te laeten blijven".
3) »G. J. Vossii historiae de controversiis, quas Pelagius ejusque reliquiae.
moverunt, libri septem. Lugd. Bat. 1618". Vgl. dr. Rogge, Beschw. catat.,
st, I, afd, I, blz. 278, en Voet, Dispp. select, t. II, p. 718.
*) Het »eort project" dier nadere verklaring was, om hierin zeker te
gaan, alreede voor Vossius »by forme van apologie" ontworpen en gesteld.
door de broedoren Arnoldi, Marlandus, Nienrodius en Voetius. Aeía sym.
pari. Z. H., Den Haag, 1624, art. 10.
5) Acla syn. pari. Z. H., Den Haag, 1624, art, 39, Vossius was, met
het einde van 1632, door HH. Curatoren der Leidsche universiteit benoemd
tot gewoon hoogleeraar ín de welsprekendbeid en algemeene chronologie;
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 399
Niet minder naar wensch slaagde Voetius bij zijne
commissie '), eveneens op dien tjj] ontvangen, met be-
trekking tot de schriften en papieren der Dordtsche
nationale synode. Immers was het de prijzenswaarde
bereidwilligheid hunner Hoog Mogenden, welke hem en
zijie mededeputaten, na daartoe gedaan verzoek, in
staat stelde, bedoelde documenten behoorljk te bergen
en voor het vervolg tegen mogelijke schade of verlies ?)
te beveiligen ?. Vermeerderd met nog enkele andere
geschriften, werden alle synodale stakken .in seventhien
voluminibus bij malcanderen gebonden" — weggesloten
in eene kist, die te 's Gravenhage, onder de hoede der
Staten Generaal, trouw bleef bewaard ^).
Vier jaren later, in 1628, door Gorcums classis afge-
vaardigd naar de provineiale synode te Delft*), hoorde
VWoetius de broederen uit Gouda zich daar ten zeerste
beklagen over de ,stouticheit", met welke de Armi-
niaansche partij het hoofd weer begon op te steken,
niet alleen binnen de eigen stad, maar tevens in de
ten jare 1025 werd hem, as het vertrek. van Meursius, nog bovendien op-
pis het onderwijzen der Grieksche tual. Siegenbeek, a. w., dl. IT,
blz. 1
) m dier commissie was ook Petrus à Nyenroy »geassocioert met eenen
gedeputeerden uijt elcken (nl. correspondeerenden) sijnodo hier teghenwoor-
dich"; alzoo met een afgevaardigde der Geldersche, Noord-Hollandsche ,
Utrechtsche en Groninger-Ommelander synode. Acta sym. part. Z. H.,
Den , 4624, art, 21.
?) Indertijd waren de »Postacta synodi nationalis" geruimen tijd zoek.
3j Acta syn. part. Z. H., Den Haag, 1624, art. 41 en 43,
*) Aeta syn. part. Z. IL, Woerden, 1695, art. 1&, Volgens art. 39 der
particuliere synode van 1628, zagen hare afgevaardigden zich belast
s»de gedeputeerde van d'andere provincien te verechirijven, ende gesamentlick
men de hoogh. mog. heeren Staten Generael ernstlick te versoecken , datse nu
wederom mochten inspeetie nemen van de voorsejde schrifften, om te
wernemen oflse niet vervuijlden, ende van t'gewormte beschadight waeren".
5) Hand, cl. Gore, 3 Juli 1698. Vgl. Voet, Polit, eceles., tom, I, pars 1,
p. 49; t. HII, p. 375.
im
300 ZEVENDE HOOFDSTUK.
gansche provincie Zuid-Holland '. Ter vergadering be-
sloot men een uitvoerig bezwaarschrift op te stellen en
aan de Staten over te leveren. Een en ander geschiedde,
mede door toedoen van Heusdens prediker?. Weldra
kwamen nu commissarissen van het Hof zich op de
Delftsehe synode persoonlijk vergewissen omtrent enkele
bijzonderheden ,in de voorschreven remonstrantie ge-
mentioneert" ") Als naaste gevolg van dat bezoek, werd
Voetius ten tweelen male naar hunne Edel Mogenden
gedeputeerd*); eene zending, ook door hem vervuld —
ter wille dierzelfde aangelegenheid — in 1629, op last
der Leidsche en in 10630, op last der Sehoonhovensche
synode ?).
Nog is hiermeé de reeks van kerkeljke bemoeienis-
sen, waarbij Heusdens predikant, meer of minder be-
slist, zin invloed gelden deed, niet volledig aange-
1) Acla syn. pari. Z. H., Delft, 4698, art. 4. Vgl. oet, Dispp. seléct,
t, V, p, 403.
7) Voetins' medegecommitteerden tot het opstellen der remonstrantie
waren de synodale gedeputeerden. voor dat jaar, Rosaeus en Niennodius,
aleook Henricus Nolthenius, predikant te Bommenede, en. Petrus Vliegerius,
predikant te Liselstein; terwijl naar de Staten afgevaardigd werden: hijrelf.
en Nolthenius, met dé ouderlingen de Vries uit Delft, en Huygensen uit.
Scehoonhowen. Zie ook Kesenius, Orat. fum. p. 297; Voet, Polit. eceles., t. T,
pars IL, p. 532; diens Awctieccatal, pars Il, theol in quarto, n?. 132,
»Verseheyde stucken der Remonstranten en Contra-remonstranten ete, in
het jaer 1628. aen de heeren staten van Hollandt overgegeven. Met een
voorreden Legen de conseientie dwanck"; dr. Knuttel, a, v. dl. I, st. Il,
n*. 3926 en n?. 3969.
3) Acta. syn, part. Z. H., Delft, 1628, art, 37, 40.
*) Met. hem gingen, als afgevaardigden der Zuid-Hollandscbe synode mede:
Nolthenius en Rombouts de Vries.
5) Vot, Polit. eccles, t, Ill, p. 932, Vgl. Polit. eccles, tom, T, pars Ly
p. 49, 538; dr. Rogge, Wienb, dL llf, bl. 181—184; Exsenius, Orat.
fun. p. 98, Eveneens poogden Voetius en de zijnen toentertijd. »de
"amsche zwarighedon" onder de aandachL te brengen der HH. Statem,
dr. Rogge, Wienb,, dl. MH, blz. 920; dr, Bnuttel, a. w., ài I, st IE
blz. 151—458: 170—473.
OP RING, CLASSIS KN SYNODEN. 301
geven. Op de Brielsche synode, ten jare 1623, toen
hijzelf het seribaat vervulde ') aehtte Voetius zich mede
gerechtigd zéór nadrukkelijk te vorderen, dat de theo-
logische professoren van Leidens hoogescehool?) zouden
vermaand worden, aan ,de goede intentie" der nationale
synode te beantwoorden, door niet langer de ondertee-
kening te weigeren der bekende rechtzinnigheidsformule,
in den vorm, waarin deze, ook ten hunnen aanzien ?),
binnen Dordt beraamd was: ,vervattende beloffte van
subjeetie aen den sijnodum provincialem" *. Immers
behoelde .geen van bedoelde professoren, volgens het
oordeel der vergaderde broeders, die onderteekening na
te laten uit vrees, dat zoodoende het kerkelijk gezag
een niet gewenscht overwicht zou verkrijjgen op de be-
oefenaars der godgeleerde wetenschap en ,praejudieeeren
de vrijheijt ende authoriteijt allen Gereformeerden acade-
mien van godtyruchtige princen ende magistraten vergunt".
Als echter Leidens hooggeleerden te kennen gaven, hoe zij
onmiddellijk stonden onder HH. Curatoren; terwijl ook
de staten van Holland en West-Friesland hun verboden
hadden zulk eene belofte af te leggen , meenden de toen-
malige handhavers van het kerkelibhk gezag — en der-
halve ook Voetius — zich voorloopig niet langer met deze
zaak te moeten inlaten; hare oplossing verschuivende
,ien minsten tot den naesten nationalen sijnodum" 5).
3) Voet, Dispp, select, t. IH, p. 304, Vgl. Polit. eccles, tom. I, pars T,
p. 49.
*) Namelijk: Ant, Walaeus, Ant. Thysius, Joh. Polyander a Kerkhoven en
Andr. Rivetus. Laatstgenoemde werd in 1632 »professor honorarius" en in
1694 door Jac. Triglandius opgevolgd.
3) Acta. -- part. Z. H., Rotterdam, 1621, art. 61.
*) Acta sym. part. Z. H., Gorcum, 1022, art. 11.
5) Aeta syn. part. Z. H., Briello, 1623, art, 9. Vgl. daarmede die van
Den Haag, 1024, art. 9: die van Schoonhoven, 1630, art. 28; alsook
Hand, el, Gore, 48 Juli 1620; Siegenbeek , a. wc, dl. I, blz, 194, 120.
—OCUEENNN
9302 ZENENDE HOOPDSTUK,
Van zuiver-praetisehen aard bleek het werk in 1628
door de Delftsehe synode aam Voetius, samen met Hugo
Beyerus, predikant te 's-Gravenhage, en anderen opge-
dragen. Hun toch werd gevraagd maatregelen te willen
beramen, waardoor sommige oefenaars of ,exercenten"
te Hotterdam — gewoon, na elke openbare samen-
komst, in de bijzondere vergaderingen van het eigen
,eollegium", Paulus' brief aan de Romeinen te lezen — met.
sgoede ordere" die leetuur konden voortzetten "). Ofschoon
nu het reglement op genoemde ,onderwijsinge", den broe-
deren binnen Delft in handen gesteld en door hen goed-
gekeurd, wegens ,sekere missverstanden" over de inter-
pretatie ontstaan, op de Leidsche synode van 1629 nog
nader moest ,verclaerb ende geamplieert" worden *),
beleefde echter Voetius van deze opdracht meer genoe-
gen dan van den hem verstrekten last om, ook weer
te Rotterdam, het heftig en hooggaand versehil bij te
leggen, daar ter stede gerezen, zoowel tusschen mà-
gistraat en consistorie als tusschen de predikanten onder-
ling. Toegerust zelfs met ,ordinare sjjnodale macht" ?),
gelukte het noeh aan hem noch aan zije medeafge-
vaardigden hier hun doel te bereiken*); wat enkele jaren
*) Acla. syn. pari. Z. H., Delft, 1628, art. 91. Vgl. daarmede die van
Leiden, 1699, art. 34 en Hand. cl. Gouda, 3 Juli 1628. Zie ook Voet,,.
Polit. eccles., tom. 1, pars I, p. 881, en dr. J, Hania Pzu, Wernmerus
Helmichiws, Utrecht, 18905, blz. 53,
3) Zie hierachter, bijlage CIX.
3) Zijne medeafgevaardigden bij die gelegenheid waren: dr, Joh, Polyander,
Henr. Arnoldi, Joh. Bocardus, Arnoldus Swalmius en Reinerus Berckelius,
Essenius, Orat. fun., p, 98: »d, Polyandro praesidis, ac nostro (n, Voetio)
scribae partes sustinente",
5) Te Rotterdam stonden Peir. Nieuwenrode en Jac. Leeuwius met vier
ouderlingen lijnrecht tegenover hunne ambtgenooten nldaar: Henricus Alu-
tarius en Benjamin van Rijswijk. Het verschil tusschen magistrant en kerke-
rand liep »over het stuck van de correspondentie in beroepinge"; eene
gewone quaestie in die dagen. Zie cia sym. part. Z. H., Leiden, 4699.
*
—
pu
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 303
later evenmin het geval was, toen Heusdens predikant
als buitengewoon afgevaardigde op de Haagsche synode
van 1634 zoeht te bewerken, dat voor Abraham van
de Velde bjj HH. Staten ,een tytlijjok onderhout" zou
worden aangevraagd, ten einde met die schikking de
gemeentenaren van Veen!) ,de facto van d. Veldio te
ontlasten" ?).
art. 39: die van Schoonhoven, 1630, art. 18: en, na afloop der commissie.
aan Woetius opzedragen, die van Schiedam, 1031, art, 34, 48, 51, 56,
58, 60, 69, 70, 78; die van Goreum, 1632, art. 4, 32, 35; die van
Buielle, 1633, art, 29; die van Den Haag, 1634, art. 37. Vgl, daarmede
dr. Rogge, Wienb., dl. III, blz, 937; Oud Synod. archief, XXE, 89, III,
en Auche-catal., pars IE, misc. in quarto, n?. 982 »Verklaringe van eenige
motulen in May 1630, gestelt by de kerken-raed van Rotterdam, aengaende
de acte van suspensie van vier predikanten en eenige ouderlingen aldaer.
Nevens antwoort op "Lselve door Rijswijck, en Alutarius"; dr. Knuttol , a. u.,
di E, st. Hf, blz. 176, 194, 195; Louis D. Petit, Bibliotheek van Neder-
landsche pamfletlen, Verzamelingen van de bibliotheek van Joannes Thysius
en de bíblotheek der rüks-universiteit. t&. Leiden, 's-Gravenhage, 1882,
dl. I, n*. 1720.
13) Voetius had familie wonen te Veen, namelijk Jan Campen, en kwam
"waarschijnlik zoodoende geheel en al op de hoogte der ongerechtigheden
door Veldius bedreven. Zie DBiüjdr, en med. dl. XIl, blz. 344. Vgl. hier-
boven, blz 964, 278—250. Ook pleit het voor de onpartijligheid àn vau
Heusdens prediker &n der Gorcumsche classis, dat door geen van beiden
lier in aanmerking werd genomen Veldius' kerkelijk-leerstellige overtuiging,
die tot hun partijgenoot hem maakte.
3) Acta syn. part. Z. H., Den Haag, 1634, art. 44, Vgl. daarmede die
wan Brielle, 1633, art. 40, 53 en die van Woerden, 1635, art. 26. Niot
zonder dat door Gorcums classis een scherp protest werd ingediend (zie
hieraehter, bijlage CX), strekkende om de handelinzen der Haagsche go-
committeerden, gewone en buitengewone, in »de saecke d. Abrahami Veldii'"
beslist af te keuren, besloten hare gedeputeorden, van wie nu Vootius langer
geen deel uitinmakte, ter provinciale synode binnen Woerden, op de vraag:
of zij in de gevallen uitspraak berustten on afragen van hun protest, »nae
langhe ende verdrietighe onderhandelinge", eindelijk te antwoorden : »dat sij
haer het oordebl des sijuodi off de gedaene uijtspraecke oónderwierpen, dat
sij voor haer particulier het protest lieten vallen ende dat sij goede devoiren
souden doen, orn den E. classem oock daertoe te beweghen". Sedert bleef.
wan de Velde geníeten »de beneficie van relevatie hem in sijnodo Brielana
geaccordeert" en derhalve predikant te Veen. De Gorcumsche classis echter
"Weed jn hare acten van 18 Aug. 1630 aanteekenen: sOpt stuck van Veen
a
304 ZEVENDE HOOFDSTUK.
Glansrijk, aan den anderen kant, mocht buiten twijfel
de overwinning heeten voor Voetius weggelegd op de pro-
vinciale synode te LIselstein, in Hooimaand van het jaar
1626. Door dezelfde Rotterdamsche gemeente, die vroeger
meermalen het bewijs had geleverd, hoezeer ze zijne pas-
torale werkzaamheid op prijs wist te stellen, waren sedert
kort, bij monde vooral van hare kerkedienaren, allerlei
geruchten uitgestrooid, strekkende, naar het scheen , om.
Heusdens predikant ,tot gyns persoons ende diensts achter-
deel te diffameeren voor een Sabbataris" ". Om zijn goeden
naam te vrijwaren en ,tot voorstant syner onnoselheyt",
had Voetius aanvankeljk in de Goreumsche classis drie
,interrogatoria" gesteld?) van plan het daarop verkregen
untwoord, te geljk met een schrjjven zijner stedelijke
overheid, te ,exhibeeren" voor de binnen IJselstein ver-
zamelde synodeleden ).
Hier nu trad al spoedig aan het licht, dat dezaak ,van
bedenekinge soo breet niet en was", als men Voetius had
verteld; terwijl het hem bovendien weinig moeite kostte
en Velden is geresolveert (dewijle de elnssis van haer protest niet en can
desisteren) t'selve stuck te lnten staan, daar het staat; sonder de gedepu-
teerde te geven eenigen last, darvan te spreken",
!) »Ratio communis a posteriori desumitur ex doctrina et facto apostolorum
atque apostolicae ecelesiae, quod diem illum (sc. sabbathum) nec mandato nec
exemplo suo observari voluit; sed contra abolevit: et loco ejus diem Dominicum
servare coepit, Aliae rationes, si quae adferuntur, non videntur esse dvaugíg8eres.
Est autem haec et antiqui et praesentis universi Christianismi sententia,
À quo qni discesserunt. (ut. Ebionaei, Cerinthiani, Nazaraei, Apollinaristae),
Juduizantes et Sabbatharii dicebantur", Voot, Dispp. select, tom. Hi,
p. 1232. Vgl. ibidem, p. 1242, en van de Posí-acta, sessie 164.
3) Hand. cl. Gore, 22 en 23 Juni 1626. Zie ook bijlage CXI.
3) Acta syn. part. Z. H., lJselstein, 1626, art. 32. Vgl. Jüesol. Holl,
23 Juni 1026 en Voet, Dispp. select, i. IV, p. 192—414, 700; t. III,
p. 1227—1281, wooral p. 1207—1272. Ook Spiljardus betuigde op boven-
gemelde synode, dat hij wgeresolveerb was nopende de practycque des
sabbaths, alle Jootsche superstitien, ende tegen Gods woort strydende
singulariteyten ende precijsheden tegen te gaen".
- —-—
OP RING, CLASSIS EN SYNODEN. 305
uit de meégebrachte bewijsstukken aan te toonen, hoe hij
omtrent de Zondagsviering nooit iets had geleerd, voorge-
Staan of verricht, strijdig met het algemeen gevoelen der
kerk. Zoo kon dan zijne rechtzinnigheid volkomen onver-
dacht blijven, en de scriba der vergadering in hare acten
opteekenen het feit: ,dat d. Voetius ende de eerwaerde
predicanten van Rotterdam met malcanderen door hant-
tastinge broederlyck over dit misverstandt versoent waren".
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Buiten en binnen Den Bosch. Strijd met Jansenius.
"Tot de huishoudeljke aangelegenheden, die destijds op
classes en synoden ernstig ter sprake kwamen, behoorde
almede het afvaardigen van ,gequalificeerde" predikanten
naar de troepenmacht der Vereenigde Provineién ". Men
volgde hier het voorbeeld door de ,uijtheemsche" natién :
zwitsers en duitschers, engelschen em franschen gege-
ven); welk gehuurd krijgsvolk — nog steeds het belang-
rijkste deel der Staatsche gelederen — voor elk regiment
zijj» eigen veldprediker had.
In aansluiting bij deze goede gewoonte werd dan ook
door de Goreumsche classis geresolveerd, hun Edel Mogen-
den langs synodalen weg het noodige tractement te vragen ,
ten behoeve van ,een ordinaris praedicant", wien zij ge-
noemde betrekking voor vast wenschte toevertrouwd te
zien, en die aldus des te beter kennis kon maken zoo
met ,de humeuren der soldaten" als met ,de abnijsen
onder hen in swang gaende"; terwijl bedoelde man-
schappen tevens minder gevaar liepen ,sonder onder-
wijsinghe ende vertroostinge daer heenen te sterven" ?).
*) Hand. cl. Gorc., 30 Mei 1622; Acta syn. part. Z. H., Gorc., 1022, art. 46,
7) Vgl. Voet., Polil, eccles, tom, IIl, p. 445.
3) Acta syn. part. Z. IL, Woerden, 1625, art. 42; Hand. cL Gowe,
7 April 1625.
-—EN
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUSs. 37 -
Voorloopig evenwel zou men het oude gebruik blijven
volgen en toezien, dat iedere classis van Zuid-Holland
beurtelings!) één harer predikanten deputeerde, om, vrij-
willig eu buiten ,besondere" vergoeding ?), een jaar lang
bij de troepen ,den kerckendienst" waar te nemen.
Hoe nuitig, ja onmisbaar dergeljke maatregel hee-
ten mocht, bleek inzonderheid, toen Frederik Hendrik,
24 April 1629 ,met sijnen train" uit Den Haag ver-.
trokken?), weinige dagen later was aangekomen vóór
'e-Hertogenbosch; als kapitein-generaal der Unie het
bevel voerende over meer dan veertig duizend krijgers,
die, in zes legerkwartieren afgedeeld, straks gereed
stonden daar ,den Meij-boom" te planten*); de onge-
3) Acta. syn. parl, Z. H., Brielle, 1623, art, 24. Die »gebeurten" werden
bepaald naar de rangorde door de verschillonde elasses ingenomen, en vermeld
man het begin der acten van elke provinciale synode-bijeenkomst; te weten :
Dordrecht, Delft, Leiden, Gouda, Rotterdam, Goreum, Brielle, Den Haag,
Woerden, Buren en Breda.
3) Acla: en. parl. Z. H., Delft, 1698, art. 96.
3) Sené-boher. Brandende-bosch uyt welekers voncken, d'over-groote wietarie
mande siercke stadt s'Herloghen-bosch , door. Gods sonderlinghe ghenade ,
op den 47. Septembris, 1029 (lot onser aller vreughde) ontstaen. is, Met
een. vriendeljcke onderwiüjsinge, ende noodinghe aende selve burghers, tot
de gemeenschap des waren. g heloofs, met ons, Door Daniel Souterius, d. des
qodi. woorts, inde ghemeynte Christi, tot Hacrlem, Haarl, 4630, blz. 18.
Vgl. daarmede het in Latijnsehe hexameters geschreven boek, over het eigen
onderwerp , van denzelfden auteur: Hemek-beracha,, vallis benedictionis. Sive
Belgidos magnique illius el memorabilis bells; (quod anno Domini millesimo
sereentesimo vigesimo nono, in Belgio a belgis confoederatis , cum mirabili
successu, el manifesto summi. favoris et benignitatis divinae £ndicio , gestum
es) narratio eucharistica ; in sex libros digesta, et edita a Daniele Souterio ,
Harlemi, 1034 , p. 11—14. Zie Auctie-catal., pars I, mise. in quarto, n?, 130,
3) Naszouscehe lauren-kranze, voor den. hoog-geboren , ende doorluchtigen.
vvorst Frederick-Heynrick, van. Naszou, prinze van Oranjen, etc. gouverneur,
Kapiteyn, ende admirael generael der. Vereeniqde erije Nederlanden, van
wwgen de werowringe der groote magtige ende sterke stad 's Hertogen-
bosch, milsgaders de geluckige verloszinge der oud-beroemde stad. Wesel.
1n. Nederduytschen. rm geslochten, ende bearbeyd door Samuel. Ampzing ,
bedienaer des Goddelijken woords in de gemeynte des Heren binnen Haerlem,
Haarl, 1699, biz. 12. Vgl. J. van Vondel, Zegezang ter eere van. Frederik
-—
308 ACHTSTE HOOFPDSTUK.
repte ,maagdenstad" !), met aanwending van allerlei vaak
zeer vernuftige middelen, te dwingen tot overgaaf.
Binuen hare muren gebood de gouverneur Antony
Sehets, baron van Grobbendonck; een man, schier ver-
grijsd in den oorlog, dapper en beleidvol?); niet vrij
echter van misplaatste zuinigheid, die tot inhaligheid
soms oversloeg?) Hem stond met raad en daad ter zijde
Miehael Ophovius, geboren Bossenaar, uit de orde der
predikheeren, bisschop van ,kleyn Romen" *), hetwelk
toen de Prins lie& omsingelen ^) Ten einde de burgerij,
herhaaldelijk geroepen tot een niet alledaagschen pionier-
arbeid, welgemoed en ,couragieus" te houden, verordende
Ophovins binnen de wallen der stad , onder het luiden van
de grootste klok der Sint Janskerk, nu en dan"), eene
Hendrik, Boseh-dwinger, Wesel-winner, prince van Oranje. In de ultgave
van dr. J. van. Vloten, Schiedam, 1864, dl, I, blz. 271.
7) Vgl. dr. Rogge, Wienb., dl. IE, blz. 908; alsook den Catalogus wm
de tentoonslelling ter. herinnering aan den 300jarigen gebooriedag wan
Constantija. Huygens, 's-Gravenhage, 1896, blz. 64, n*. 500.
3) Mémoires de Frédéric Henri prince d'Orange. Qui contiennent ses
vapéditions militaires depuis 1691. jusquá l'année 1646, Amst., 1733, p. 63.
7) Ophovius, hoewel Grobbendonck persoonlijk genegen, betuigde echter
»dak den gouverneur niet ghedaen hadde so hy schuldich was, maer hem
selvon met zijn kinders hadde ghesocht rijek ende groot te maken", Die
karakterteekening wordt bevestigd door het feit, dat Grobbendonck, toen
zjne vrouw den S Augustus — dus nog staande het beleg — »van
eenen jongen soon" bevallen was, niet schroomde 400 gld.
hem als pillegift geboden namens de »congratuleerende", doch ook fel | we
ieisterde stad. Zie de door dr. C. R. Hermans bezorgde Verzameling wam
oorkonden betrekhelijk het beleg. van 's Hertogenbosch in. den jave 1699.
Uitgegeven door het. provinciaal genootschap van Kunsten en We «
im Noordbrabant, Den Bosch, 1871—1873; st. I—II, blz, EM
blz. 50, 346.
4$) Pünaem van "s-Hertogenbosch in die dagen, Zie Ampzing , dw bis. A.
Vgl. hierboven, blz. 437.
*) Souterius, a. w., blz. 14. Eene duidelijke kaart der belegeringswerkeu
rondom Den Boseh komt o.a. voor in D. Heinsius, Herum ad Syleam-dueis |
atque alibi in Belgio mw & belgis anno 1629 gestarum historia. Cum.
privilegio, Lugd, Bat, 1631, p. 26.
*) Voetius schreef, Dispp. select., t. II, p. 1090, stellig minder juist: »quotidie",
—
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANsENIUS. 300
algemeene processie rond ,het gewanthuys" ; God vurig
biddende om ontzet; waarbij dan werd vooruitgedragen
het mirakelbeeld Onzer Lieve Vrouwe van Den Bosch?)
Middelerwij| had op Dinsdag, 22 Mei 1629, door het
kloek beleid Zijner Excellentie de aansluiting plaats der
vele ,geinventeerde", nog nooit ,ghepractiseerde" ver-
schansingen, en opende, vau een dier opgeworpen bat-
*) Zie v. Oudenhoven, Silva-Ducis, p. 97, 133; mr. v. Heurn, a. w., dl. H,
Vbiz. 490; Verz. v. oork., st, I—II, blz. 14, 58, 3460, en Vondels Zegezang,
án diens a. w., dl. T, blz. 274. Merk waardig is het, onder den titel: Sylva-
ducensium tempore obsidionis precatio, in druk uitgegeven gebed,
opgesteld door bissehop Ophovius, naar de »preces, quas olim Coloniensis
clerus adhibuerat dum. urbi sune Gebhardus "Truchsesius cum infesto exercitu
wiolenter immineret". Verr, v. oork, st. I—lL, blz. 123, 188—190. Vgl.
daarrmede, als in tegenstelling, Jac. Plancius: »Een aendachtich ghebedt tot
Godt, sanghs-wyse ghestelt orn syn-genadige bystant in ons leger, en om
een gewenschte vietorye der stadt van ^s Hertogen-bosch", Kampen, 1629.
Zie L. D. Petit, Bibl, v. Nederl, pam[L., dl. I, n*, 1572.
?) Voet., Dispp. seleet., t. III, p. 423,*bericht aangaande dat mirakelbeeld :
»Eandem fortunam 8. Johannes, praesumtus patronus sylvaeducensis, a. 1629.
io eubiisset [er wordt bier namelijk gehandeld over het veranderen
wan beschermheilige], siquidem urbs ab obsidione per Mariam sylvaeducensem,
'eonfraternitate sua et cultu, et, miraculis (quae jesuita Zylius libro complexus
est) celebratum, liberata fuisset. Sed quia per ipsius imaginem tempore
obsidionis toties circumgestatam , clavesque argenteas repraesentantes claves
urbis, (metonymice scil. significantes eustodiam urbis) dictae imagini appensas,
et vota de sacello Mariae Liberatrici in memoriam beneficii erigendo, nulla
Wiberatio obtineri potuib, non magis quam ab antiquo patrono et divo
tutelari Johanne; decollavit et spes et consilium de novo principalis patroni
muperinducendo patronatu: Diva enim haec post captam urbem adytis ex-
cessit, imaginemque ejus domicella quaedam Ilium in exilium pprtans
vwictosque penates cum luctu et lachrymis Bruxellas transtulit; ubi ab
wrehiducisss Isabella (uti ferunt) obviam ei procedente religiose excepta
est". Zie ook o.L, t. II, p. 1026. Vgl. daarmede Verz. v. oork., st. 1—II,
biz 84, 100, aant, 374—382, passim; J. C. A. Hezenmans, De St. Jans-
kevk te "s Hertogenbosch en hare geschiedenis, Den Bosch, 1866, blz. 335;
0. Zylius, Verhaal wan ecenige hemelsche. qunsten. bekomen. door de ver-
&ering wan het beeld van O. L. V. eam Zoetigheid im de hoofdkerk wan
St. Jan cvangelist te "s Hertogenbosch. Naar het latin met een. inleiding
ewer de gesehiedenis van het beeld. A. M. D. G., 's Bosch (s, j.); zie den
»Catalogus der boekerij van het provinciaal genootschap van Kunsten en
in Noord-Brabant", 's-Hertogenbosch, 1885, 24^ gedeelte,
biz. 416, n?. S49 en R4Qa.
2
—— :
-———
ierjen, begin Juni, de achttienjarige Turenne!) het vaur |
tegen de fel bedreigde vest. Uit Oranje's kwartier voerden |
versehillende loopgraven naar de beide forten: Sint Án-
thonis en Isabella. Uit de legerplaats der graven Ernst
Casimir?) en. Willem van Nassau?) werd, bij laag water
»geapprocheert" naar de Hinthamer- en de Ortenpoort;
uit die van Johan Wolphaert van Brederode bestookte
men met goed gevolg de Pettelerschans*) Aldus zag
,kleyn Romen" zich welhaast het eene hoormwerk na -
het andere ontstreden en ,kroop de Prins tot in
de wal" *),
Stond derhalve de kans op vermeestering van 's-Her-
togenboseh blijkbaar zeer gunstig — met zulk eene hoop
voor oogen meenden de vaderlandsche Calvinisten bijtijds.
maatregelen te moeten nemen, om van bedoeld wapenfeit
alle gewensehte vruchten te plukken. Op voorstel der
Bredasche elassis besloot de provineiale synode, im Juli
1629 te Leiden vergaderd, bij hunne Edel Mogenden krachtig
aan te dringen ,dat in.de stede van s' Hertogenbosch
ende in de dorpen daeronder resorterende de Paepse
affzoederijje geen plaetse hielde, in gevalle het Gode soude
moghen gelieven haer met de victorie van die stadt te
begnadighen"*). Daarenboven gaf dezelfde synode aam
Gisbertus Voetius — straks ook benoemd tot afgevaardigde
1) Henri de la Tour d'Auvergne, vicomte de Turenne, diende van 1624 tot
1630 achtereenvolgens onder zijne beide ooms, Maurits en Frederik Hendrik.
*?) Ernst Casimir was een broeder van graaf Willem Lodewijk, Na diens
dood werd hij stadhouder van Friesland,
3) Willem van Nassau, kleinzoon van Jan van Nassau, voerde als gouver«
meur het bevel over do frontierstad Heusdon. Vgl. Owd-arch. Heusden,
E. 66, fol. 29, en verso.
5). Verz. v. 00rks, st. TL, blz. 21. Zie ook: Catal. prov. gen. N-Bra, 94e gods
blz. 293, n*. 362.
5) Ampzing, a. 1. blz. 40.
*) Zieh als aansluitende bij dien wenseh, zong toentertijd- Tacobos: Revins,
k ———
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUS. 31]
naar het leger vanwege de Gorcumsche classis!) — als
haren gedeputeerde in last, zich te gelegener tijd naar
'sPrinsen troepen vóór Den Bosch te begeven en daar
deze zaak met de meeste nauwgezetheid te bevorderen ").
Dinsdag, 7 Augustus 1629, reisde Voetius volgens
gemelde opdraeht naar het Staten-leger af. Aangekomen
onder hevige stortbuien, welke reeds dagen lang geduurd
hadden?), vervoegde hij zich zonder uitstel tot graaf
Willem van Nassau*), wiens kwartier stond opgeslagen
teu noordoosten van Den Bosch, in de nabijheid van
Orten, eene plaats, onder het kanon van den vijand
gelegen 5. Bij hem en zijne soldaten deed hij voor-
iaan als veldprediker dienst"), te zamen met Petrus
predikant te Deventer, in zijn »Gebedt voor de belegeringe van 's Hertogen-bos":
laget eenmael wt den Bos
Beyde wollef ende vos,
Sehiekt daer uwe trouwe knapen,
Weydet de verdoolde schapen
Mot u goddelijeke leer.
Wilt ons horen lieve Heer.
Zie Revius, Over-ysselsche sangen cn dichten, 94e druk, Leiden, 1034,
biz. 968 (lees: 302). Vgl. dr. E. J. W. Posthumus Meyjes, Jacobus Revius,
zijn levwn em werhen, Amst. 1895, blz. 259, 202,
7) Hand. cl. Gorc., 6 Aug. 1629.
3) Acta syn. part. Z. H., Leiden, 1629, art. 05. Verg. Voet., Dispp, selecl.,
; p. 283: sPracterea in exercitu Sylvamducis a, 1629. obsidente, vi
mnissionis synodi zuyd-hollandicae et classis gorinchemensis, aliquamdiu
sacro ministerio funetum".
3) Verz. w. oork., st. YII, blz. 84.
*) Voet., Polit. eccles. t. III, p, 327, 828; Dispp. select, t. IV, p. 837;
Essenius, Orat. fun., p. 99. Ook ten jare 1639 deed Voetius »ultra sesqui-
measem" als veldprediker dienst bij de troepen van graaf Willem, gedurende
diens werpeditionem Flandricam", Dispp. select, t. IV, p. 983. Zelfs be-
tuigde Essenius im zijne lijkrede, p. 30: »Taceo secutas tres alias missiones
castrenses ",
t
z
3) Verz. v. oork., st. III, blz. 5.
*) In Voetius' bibliotheok bevonden zich, blijkens den rmeergenoemden
muctie-eatalogus, ook krijeskundige werken. Als zoodanig komen ilaar voor:
»Vegelius, De re militari, Romae, 1404; Frontinus, Strategematicon, Romae,
1494; Aelianus, De instroendis aciebus ; Modestus, De vocibus rei militaris;
Polgbius, Castrametatio romanorum cum comrmentarüs Stewechii, Plant.,
312 ACHTSTE HOOFDSTUK.
Strijthaghen ", die de geestelijke aangelegenheden behar-
tigde van het regiment duitschers, waarover eveneens
graaf Willem bevel voerde. En zoo dikwijls zich nu de
gelegenheid aanbood tot het volbrengen van den bijzonderen
last, door Leidens synode hem toebetrouwd, maakte
Voetius daarvan onmiddelljk gebruik, den Prins en Ge-
committeerden Raden onder het oog brengende: hoe eene
christeljke overheid, in den oorlog door haar gevoerd
ter wille vàn religie en staat, veel minder diende te
letten ,op eonquesten van landen ende steden", dam ,op
de uytbreydinge van des Heeren woordt, ende de voort-
plantinghe van zijn kercke" *).
Niet lang nog had Heusdens predikant dezen tijdelijken
werkkring aanvaard, toen het treurige nieuws, dat de
graaf van Montecuculi ,lichtelyck" en zonder eenigen
weerstand te ontmoeten Amersfoort veroverd had ?), groote.
verslagenheid teweegbraeht in het Ortensche legerkamp.
Gelukkig volgde een paar dagen later de blijmare der
verrassing van Wezel; eene gebeurtenis, allerwege in
den lande met uitbundige vreugd begroet*), en waarbij
ook de Staatsche troepen in geestdrift niet te kort
sehoten, hoewel zij juist veel te verduren hadden van
4592" (Auctie-catal., pars 1, misc. in oet., n*. 19); — »J. Walraven, De eer-
waerdige achtbaerheyt van een soldenier, in 't engels en nederduytech (Ahuetie--
catal, pars I, mise, in quarto, n", 71); — »Simon Stevin, De sterctenbou-
wing, Leyden, 1594" (Awelie-catal., pars Hl, misc. in quarto, n9. 96); —
»G. Melder, Korle en klare instructie der regulaire en inreguluive fortificatieu:
met haere buytenwerken, Utrecht, 1058". (Auctie-catal., pars IL, mise. in
oci, n? 591) Vgl. Voet,, Bibl. stud. theol., p. 400, 401.
*) Vgl. Acta. syn. part. Z. H., Leiden, 1629, art. 77. Johannes Vogelsangh,
predikant te Vianen, en derhalve een classisbroeder van Voetius, deed, volgens
dezelfde acten, dienst bij de troepen, gekomtmandeerd door Johan Wolphaert.
van Brederode. Ook bevond zich nog in het leger d. Hornhowius. Zie Vers.
v, o0rk., dl. IV, blz, 277.
?) Zie hieraehter, bilage CXII.
J) Verz. v. oork., st, III, blz. 90.
*) Zie dr, Knuttol, a. w., dl, I, st. IL, n*. 3872—3878.
: — c-—À
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH, STRIJD MET JANSENIUS. 313
,de subite ende bezwaerlicke zieckte haer onlangs over-
comen"') Te midden dier ,generale kranekheid", waar-
door sommige eompagnieen tot de helft gedund werden,
zoodat Frederik Hendrik meer dan eens bij de Staten-
Generaal ernstig moest aandringen ,op een goet supplement
van volek", vond Voetius ruimschoots gelegenheid zijne
herderlijke zorg en ijver ten toon ie spreiden ?).
Een nieuw getroffen maatregel verplichtte graaf Willems
veldprediker om dagelijks, tegen schemertijd, wanneer
de wacht- en verdedigingsposten betrokken werden, voor
het front der gelederen het dusgenoemde ,avondt-gebedt'"
te verrichten, bestaande uit eene korte toespraak, in-
geleid door vurig smeeken tot God, en besloten met het
aanroepen van 'sHemels zegen over wie zich opmaakten
hun werk te doen, vol moeite en gevaar?). Bovendien
leverde de onverwachte inname van Wezel aan Voetius
als vanzelf overvloedig stof voor eene buitengewone en
zéér op prijs gestelde dankzegging *), die — eerst door
3) Werz. v. oork., st. III, blz. 102.
7) Voet, Dispp. seleet,, t. IV, p. 983, Als Frederik Hendrik , na het belegr
wan Den Bosch, zijne troepen te Vught bijeeentrekt »uute quartieren van
gr. Ernst, gr. Willem ende den heere van Brederode", blijkt hij vooraf roeds
wier duirend »krancken" te hebben weggezonden. Verz, v. oork., st. NIT,
biz. 113. Naar Essenius meldt, Orat, fum, p. 37, werd Voetiuszelf door
ziekte overwallen »in castris ad Sylvam-ducis".
3) Voet., Poit. eccles, t. III, p. 445. Vgl, daarmede tom, 1, part. I, p. 400.
3) Niet iedereen, en vooral niet de eerste de beste, wus volgens Voetius
geschikt voor legerpredikant. »Perperam nonnulli opinantur, qualescunque
econeionatores ad conciones inter arma coram militibus habendas sufficere.
Sed illi non cogitant, esse inter milites, imprimis inter praefectos militares,
jm doetrins et pietate Ohristiana eximios et perfectos, Accedit, quod non
tantum conciones concionatori castrensi habendae: sed et data occasione com-
pellandi viri principes, illustres, nobiles; et visitandi aegroti, vulnerati,
moribundi, ad eapitale supplicium damnati; quibus opportune et prudenter
instructiones in doctrina secundum pietatem (si rudes sint) adhortationes,
orreptiones, consolationes subministrari non possunt, nisi a viro rerum divi-
marum et humanarum perito, prudente, in pietate firmato", Polit. eccles.,
t. III, p. 410. Vgl. biermede dr. C. Sepp, Predi&kantenlewn, blz, 901—893.
314 ACHTeTE HOOPDSTUK.
hem in het leger gehouden — op verzoek der prinses
van Oranje, Amalia, welke zich toenmaals te Crevecoeur
bevond, voor Hare Doorluehtigheid in hoofdzaak her- |
haald werd ^. |
Twee maanden reeds had binnen Den Bosch het vuur |
der belegeraars groote sehade berokkend aan tal van
particuliere woningen, aan kerken?), kloosters em open-
bare gebouwen, terwij schier alle buitenwerken der
vesting den Stantsehen in handen waren geyallen?). Hoe
dapper en trouw de burgerij haar ongewone taak ook
verrichtte, eindelijk begon zij toch den moed te verliezen.
Tot overmaat van ramp verzekerde Grobbendonek aan
enkele gecommitteerden *), die hem zulks op zijn geweten
en onder eede kwamen afvragen: dat de voorraad bus-
kruit nauw voldoende kon geacht worden om er nog
tien dagen mede rond te komen *).
Toen dus Dinsdag, 11 September 1629, 's morgens
vroeg, door het springen eener mijn aan de Vughtscehe
poort, daar ter plaatse eene groote bres was ontstaan
?) Essenius, Orat. fun., p. 29. Met het oog allicht ook op bovenvermelde
gebeurtenis sehreef naderhand Paulus Voet, ter wederlegging van de be-
sehuldigingen door Maresius tegen zijn vader aangevoerd, in zijne Append
apologelica, p. 270: »Quid, si rever, meum parentem principi Mauritio.
gratissimum fuisse, depraediearem , et ad colloquium familiare saepe mdmis-
sum: nonnunquam bono ecclesiae, cum celsissimo Frederico Henrico sermones.
miscuisse: a celsissima. prineipe Aemilia, Heusdà ad castra , Ultrajecto Bram,
evocatum fuisse per ecclessixe ministros; quod parentis concionibus apprime.
delectaretur."
7) Zoo teekende 0,2, een onbekend gebleven burger van Den Bosch inzin
»journael oft dach-register" op 2 luni 1629 aan: »De geusen hebben aen
S. Jans kerck veel fraye buyten-wercken af-ghesehoten". Vers. v. oork., st. L—II,
biz, 68.
3) Verz, v. oork., st, I—II, blz. 61.
*) Te weten: aan den bisschop, den nbt, den deken, den president (der
schepenen) Gestel, aan de schepenen G. Loeff en Robbert van Voorne (schrijver
der hier gevolgde oorkonde) en aan den pensionaris van "s-Hertogenboscl.
Verz, w. oork., 8t. I—lI, blz. 59.
3) Verz. v. oork., st. I—II, ble. 406.
à — —H
r-—
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUS, 315
en 'sPrinsen troepen zich gereed maakten ,voorder in-
yasie te doen", aehtte bisschop Ophovius, na overleg zoo
met de Bossche magistraat als met den bevelhebber
Grobbendonck , het, oogenblik tot onderhandelen gekomen,
wanneer maar Üranje aan burgerj en geesteljkheid
redeljbe voorwaarden wilde toestaan: vrije uitoefening
van den Hoomsch-katholieken godsdienst in alle kerken,
kloosters en kapellen der stad, die, wat haar zelve be-
trof, de oude rechten en privilegión moest blijven ge-
nieten !). Ofschoon het eerste door de gemachtigden van
hunne Hoog Mogenden en van Zijne Excellentie onver-
biddelibk werd afgeslagen, wisten echter beide partijen
ten slotte een verdrag te trefTen, dat op het , Heym-huys"
bij Vught, waar Frederik Hendrik resideerde, van weérs-
zijden geteekend werd *).
Merkwaardig zeker mocht het schouwspel heeten, waar-
van Voetius — nog steeds veldprediker bij graaf Willems
troepen — op Maandag, l7 September 1029, een belang-
stellend getuige was "). Onder den toevloed van duizenden
3) Vgl. mr, van Heurn, a, w., dl. II, blz, 439—444. Nauwelijls was men
mit Den Bosch met parlementeeren begonnen, of graaf Willem van Nassau
zond kapiteim Hendrik de Leeuw naar Heusden, om namens hem als gou-
werneur der frontierstad, san de magistrant die heuchelijke tijding over te
brengen. De Leeuw kweet zich naar behooren van dien last en ontving
Maarvoor ter vereering »een oiexooft wijns tot 36 gld. 14 st." Oud-arch.
Heusden, E. 219, bijlage tot fol. 30 verso der gemeenterekening over 1029,
3) De zevenentwintig artikelen van bovengenoemd verdrag zijn opgenomen
0.a. in de Verz. v. oork., st. I—1I, blz. 283—993, en bij mr. van Heurn,
a. w., dl. IV, blz. 285—997. Die verovering van 's-Hertogenboseh deed, naar
te verwachten was, de vaderlandsche zangers jubelen. Als gelegenheidsvers
blijkt niet onverdienstelijk Revius' »Triumph-liedt", een. »gesanck, soo wat.
ma gehootst op de oden van Pindarus". Vgl. dr. Posthumus Meyjes, a. w.,
liz, 263, 204. Zie voor verdere dichtproeven: dr. Knuttel, a. w., dl. 1, st. II,
"blz. 449 147, passim: 164, 162; Catal. prov, gen. N-Br., 9^ gede,
biz. 400—445, passim; Petit, Bibl. v. Nederl. parl, dl. I, n*. 1578—1587,
n?. 1020—1023.
3) Dispp. select. t. IH, p. 577, maakt Voetius melding van amuletten,
üjd amngetrolfen bij sommige soldaten in Spaansehen dienst,
316 ACHTSTE HOOFDSTUK.
nieuwsgierigen, uit de zeven provinción saàmgestroomd,
wier menigte de Staatsche legerkwartieren met geen
mogelijkheid bevatten konden), rukten twaalf com-
pagnieén, belast de orde te bewaren en toe te zien dat
aan niemand eenig leed geschiedde, door de Janspoort
Den Bosch binnen; en uit de veste toog daarop eene
breede schaar van priesters en andere Roomsche geeste-
ljken, meerendeels gezeten op wagens door Zijne Exeel-
lentie te hunner beschikking gesteld *), met zich voerende
allerlei schatten en kleinoodién, haastig uit de verschillende
kerken en kloosters gelicht?). Hen vwolgden, eveneens in
wagens, de zieken en gekwetsten van het garnizoem *);
Grobbendoncks familie; drie bataljons voetvolk met vlie-
gende vaandels en slaande trom; eindelijk, op een schimmel,
de overwonnen commandant der stad. Niet zoodra was
laatstgenoemde in de nabijheid gekomen van Frederik
Hendrik, omstuwd door meer dan veertig hooggeplaatate
*) »De herbergen binnen Gorinchem , Bommel, Heusden, en andere
sen waren opgepropt", zoo verhaalt mr. van Heurn, a.w., dl. IT, blz, 444;
nan welk bericht van Oudenhoven, Sylra-ducis, blz. 224, toevoegt: »datter
inde stadt vanden Bossche veel geen broot voor gelt conden krijghen,
ende des nachts op de straten moesten blijven"'.
3) Kene geheel andere gezindheid dan die hier door Frederik Hendrik werd.
betoond spreekt uit den aannhef, tevens titel, wan dit kreupeldicht: ^f Ge-
klagh der geestelijckheyt, van de gheschoore-bollen , sal « werden werhaelt,
met al haer droevigh lollen: van. het Baals gebroet, "twelk zy hebben
gedaen , doen uyt. S' hertogenbosch,, onghetroost. mosten gaen, Dordrecht.
L. D. Petit, Bibl. v. Nederl, pam/l., dl. 1, n* 4576.
3) sMune — aldus sehreef in zijn dagboek bisschop Ophovius — compa«
ruerunt currus 1200: ego accepi quatuor et in duobus posui dua& magnas
caseas, in quibus posui clinodia ecelesine S. Joannis majora, et S. Joannem.
argenteum etc. [tem argentea nostra cum pedo et mitra pretiosa episcopatus,
item aliqua argentea ex altari s. s. Sacramenti, à d. L. Leemputio accepta,
et statuas David et Moysis aeneas in duobus curribus: comitatus est Hen«
ricus frater et d. Dominicus Broechoven". Vewz. v. orit, st. I—II, blz. 358.
"Vgl. Hezenmans, a. w., blz. 294.
4) »Dls nous asseurerent qu'ils avoient perdu plus de mille deux cents
hommes et autant de blessés, dont l'on en voyoit quantité", Mémoires, p. 144.
- NH
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUS. 917
personen uit Duitsehland, Frankrij en Engeland — of
de Prins roemde met luider stem diens houding tijdens
het beleg; waarop Grobbendonck als in scherts antwoordde:
,dat hy vernesteld was", en wegreed naar Diest ').
Van het torenkruis der Sint Janskerk waaide nu spoedig,
ten teeken der behaalde overwinning, eene groote Oranje-
vlag lustig uit?); terwij| binnen dat heiligdom zelf,
woorshands ten ruwste van sommige daarin nog achter-
gebleven ,ornamenta ende poppe-dinghen" ?) gezuiverd,
Conradus Markinius*) op Woensdag, 19 September, de
eerste toespraak — tevens eene feestrede *) — hield, over
!) Vgl. Mémioires, p. 113—115; mr. van Heurn, a. w., dl. II, blz, 443—446,
Den 113 Juni 1850 stelden de Leidsche studenten bij hunne maskerade
*oor: den intocht van Frederik Hendrik binnen 's-Hertogenbosch, Zie ook
Verz. w. oork., st. IV, blz. 301, 302.
?) Souterius, a. w., blz, 988. Een oogenblik meenden nog de Remonstranten,
dat het hun missehien gelukken zou, om, gesteund door den Prins, binnen
de wallen van 's-Hertogenbosch mede de vrijheidsvaan te ontplooien, Zelís
was Grevinchoven »in dat goed vertrouwen" reeds tot Loevestein genaderd;
doch zag zich weldra jrenoopt onverrichter zake terug te keeren en zijn leven
der ballingschap woort te zetten, Vgl. dr. Rogge, Wtenb., dl. III, blz. 908,
909 en dr. Sax jr., a. w., blz. 220—929.
3) Den 4^e^ Juli 4630 teekende Ophovius aan: sAdfuit in prandio praetor
in Roy et mihi retulit, quod d.d. status Sylvaedueis illi dixerint, &e nihil
praetendere de s. Joanne et ornamentis, quia concessum erat in traditione.
civitatis, datse alle ornamenta ende poppe-dinghen souden mee
draeghen". Verz. v. oork., st. I—II, blz. 380, 387, Vgl. met. die uitdrük-
king: »poppe-dinghen" de vraag, door »Constanter" in zijne Heylig he daghen
tot Tesselscbade gerieht: Is de afgelockte ziel jn 't poppe-goed verwart?"
Zie het opstel over Constantijn Huygens van J^. de Vries in. Eigen Haard,
4896, blz, 570.
*) Over Markinius handelen 0.a. ook de Geschiedkundige aanteekeningen
omtrent Frederik Hendrik, zjnen tijd en de voornaamste krijgsbevelhebbers,
staatsmannen enz., in botrekking tot het beleg van "s Hertogenbosch, gedurende
Aet jaar 1629, Uitgegeven door de commissie lot regeling der maskerade,
Leiden, 1850, blz. 133—135, en dr. O. Sepp, Predikantenlewn, blz. 198,
5) De grondtoon van Markinius' rede zal wel in overeenstemming geweest
zijn met regelen als deze, uit het reeds vroeger vermelde kreupeldieht van
Samuel Ampzing (blz. 47):
»0 God! wy danken dij voor dit genaden-teken,
Dit gansche jaer aen ons so wonderlijk gebleken,
—
318 ACHTSTE HOOFDSTUK.
Jesaja 45, vs. 1 toi 4; met psalm 98 als voor- en. psalm
24 als nazang *).
Had men vroeger, tijjddens de jaren 1566 en 1578,
onderscheidene pogingen nangewend om 's-Hertogenbosch
voor de Reformatie te winnen, doch zonder blijend te
kunnen slagen *) — thans, gesteund door de medewerking
hunner Hoog Mogenden, werd die arbeid met grooter
vertrouwen en, zooals later bleek, met betere uit-
komst beproefd. Hoe zeer het den Staten-Generaal ernst
was ,alle afgoderyen ende superstitien" uit ,Roma bel-
gica"?) te bannen, viel genoegzaam op te maken uit
het tweede punt van bovenvermeld verdrag, hetwelk
bepaalde ,dat de ingesetenen hun souden dragen volgens
de plaecaten vanden lande, mits genietende de vryheydt
van eonsceientie, gheljjek sulex alomme wiert gedaen",
Ook moesten alle ,gheestelicke ende religieuse mans-
persoonen" binnen een tijdsverloop van twee maanden
de stad verlaten hebben; waarbij het hun overigens
geoorloofl was meubelen, beelden, schilderstukken ,ende
andere kerkelijcke ornamenten" mede te nemen *).
Verlost dijn arme kerk wan haere swaere plaeg,
En grüjpt den Antichrist al voorder by de kraeg!"
Ook deze »Antichrist" is synoniem met Spanje en den paus. Vgl. dr. Sax jr.,
a, w. blz 2.
?) »Haeretiei acceperunt possessionem ecclesiae et hora 99 concionati", luidde
Ophovius' verzuchting, in zijn dagboek aangeteckend. Verz, v, oork., st. I—H,
blz. 359. Zie mede Sonterius, a. w., blz. 206—268, en Voet,, Dispp. select,
t. TV, p. 844. In nog twee »cleyne kercken" werd er op dienzeliden dag dankzeg-
ging gehouden »over de groote genadige victorie vande veroveringe der stadt",
Verz. v. oork., st. ITI, blz. 147. Naar ik vermoed, geschiedde dit in de Sint Pieter
en in de Kruisbroederskerk. Vgl. mr. van Heurn, a. w., dl. II, blz. 453.
7) Zie van Oudemhoven, Sylvg-ducis, blz. 135—149, 153—159, en. hien-
boven, blz. 20.
3) Bijnanm van "s-Hertogenbosch. Vgl. hierboven, blz. hri aant. 3.
*) Van die vrijgevige bepaling maakten niet weinigen misbruik, Immnens
winden wij in een sehrijven aan hunne Hoog Mogenden, gedateerd 31 Oet,
1629, deze mededeeling opgenomen: »De geestelycke albier hebben selsaem
—
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. BTRIJD MET JANSENIUS, 319
De plaats dier priesters en monniken zou, hoopte men,
z0odra mogeljk vervuld worden door te 's-Hertogen-
bosch gevestigde eigen herders en leeraars. Voorloopig
reeds hadden vier broederen van elders, daartoe beschreven
door de Staten, en afgevaardigd ieder door zijne gemeente !),
zich bereid verklaard, binnen het vroegere , Nederlantsche
Romen" met vereende krachten ,een Gereformeerde kercke
te fundeeren" ?), Allen waren het , wel-spreeckende mannen,
ende machtich in de Schriften; onderwesen in den wegh
des Heeren, ende vyerich van gheeste, om neerstelick
te leeren van Jesu Christo, ende het woordt Godts be-
scheydentlijjek uyt te legghen"*); te weten: Bernardus
Bushoff van Utrecht, Gisbertus Moringius van Bommel,
Johannes Spiljardus van Gorinehem en Gisbertus Voetius
van Heusden*) Te zamen met den vasten legerpredikant
Markinius vergaderden zij, 9 October 1629, voor de eerste
maal als ,consistorie" der Bossehe hervormden ?) en be-
met hare goederen, die selve woor sooveel de meubelen aen-
gaet vercocht en verbracht tot clocken, orgels, croonen, yserwerck, loot,
stoelen ende bancken eneluys waer sy gecost en gemocht hebben, selifs
tomen wy nu eyntelyck in ervaringe, dat de jesuytem ses ofte seven dagen
voor 't parlementeren haer geheel elooster voreocht ende voor schepenen go-
transporteert hebben ende de penningen by wissel overgemaeckt", Veyz. v.
vork, st, IIT, blz, 121.
3) Zie bijlage CXIIL.
*) Zoo werd, gelijk zij het uitlrukten, »de goede ghemeynte binnen den
Boseh voor desen tijdt hare cudde, volgens haren last van gheestolijeke ende
politycke overste". Zij deden daar dienst, minder als »pastores" dan wel
als weunngelistae", Voet., Polit. eceles., t. II, p. 366, 4314.
3) Sonterius, a. ux, blz. 253.
4) Voet, Poli, eceles., t. Il, p. 397. Vgl. t. II, p. 434—433. Voetius'
maam en persoon was den Bossenaren niet onbekend:; naar hijzelf schreef:
quod ecclesiae Vlymensis uno a Sylvaducis lapide distantis ministerio per
sexennium functus essem, et ea occasione urbem illam ego et domestici
mei frequentassent", Dispp. seleci,, t, IV. p. 837.
5) Zie de »Acta wande consistorie der gemeijnte Jesu Christi tot "s Her-
togen-Bossehe", loopende van 9 Oct. 1629 tot 23 April 1636, en voorhanden
in het kerkelijk arcbief der Hervormde gemeente aldaar, onder n*. 90.
320 ACHTSTE HOOFDSTUK. "
raadslaagden bij die gelegenheid, hoe het best den uit-
geschreven biddag te houden), welke — madat hij door
de goede zorg der Gecommitteerde Raden was afgekondigd
z00 in de kerk als van het stadhuis *) — daags daaraan ,met
sonderlinge vrucht ende stichtinge" werd doorgebracht.
Immers, niet slechts dat men den Heer der heirscharen
dankte ,over die voorname onverdiende weldaden, waar
door Hij had gestuijt de groote crijghsmaght, daar meede
de vijand na alle apparentie door-geborsten soude hebben,
tot in't binnenste van't hert vande Vereenighde Provin-
cien, met beroovinge van goed ende bloed der ingesetenen,
mitsgaders vande vrijheijd, rechten ende privilegien";
maar men smeekte ook God almachtig ,dat Hij den in-
gesetenen van 'sHertogen-bosch wilde geven de waare
kennisse des heyligen euangelijj, ende tot dien einde
uijtsenden oprechte dienaaren, die den selven hare gayen
in liefde, discretie, ende sachtmoedigheyd mochten meede-
deelen" ?),
Ondertusschen begonnen Voetius en zijne ambtgenooten
alvast verschillende maatregelen te nemen, die, naar
men zich overtuigd hield, binnenkort zonden leiden tot
een welgeordend gemeenteleven. Zoo besloten zij, om
met elkander bjj de Bossche magistraat en, indien noodig,
bij Gecommitteerden te velde of bij Zijne Excellentie zelf
aan te dringen, dat de parochiekerken *) van Sint Jacob,
?) Resol. Holl, 94 Sept. 1099. Vgl. dr. Rogge, Beschr. catal, st. TI,
blz. 47, en Catal. prov. gen. N.-Br., suppl. 1, blz. 145.
7) De gecommitteerde raden Nic. van Bouehorst en P. de Roovre beriehtten
8 Oct. 4629 den Staten-Generaal uit. 's-Hertogenbosch dit , zeer zeker, vreemde
geval; »Wij hebben bevonden dat abusief hier geen brieven van de biddach
syn gecomen". Verz. v. oork., st. III, blz. 411.
*) Kerkl. arch. Den. Bosch, n?. 20, fol. 4.
4) Zie over de versehillende. parochiekerken van Den Bosch; van Ouden-
hoven, Sylva-ducis, blz. 93.
— -—
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUS. 921
Sint, Pieter en die der Kruisbroeders, ten spoedigste werden
»geruymt" — de eerste van een aantal soldaten, waar-
meé Roomsehe fouriers het gebouw tegen wil en dank
der Gereformeerde burgers hadden opgevuld '); de beide
andere van meel en soortgeljken mondvoorraad, deel
uitmakende van 'slands provisie en hier buiten voorkennis
der afgevaardigde predikanten weggeborgen?). Evenzeer
moest men uit genoemde kerken, bestemd om er bij
beurten ,voor de nederlanders" op te treden, alle outers ,
beelden en verdere overblijfselen van het Pausdom weg-
nemen) tevens zorgdragende, dat daarin voor de Her-
vormde toehoorders behoorlijke zitplaatsen werden aan-
gebracht. Ook bestond er grooteljks behoefte, zoo ,om
de menighte der burgerye" als ,om het stercke garnisoen",
aan ten minste twee ziekentroosters, die, bij eene allicht
karige bezoldiging,, hun bestaan zouden kunnen verbeteren
door in deze of gene kerk het voorlezere- en voorzangers-
ambt te bekleeden *).
Nauw waren voornoemde aangelegenheden in handen
gesteld der, sedert, 25 September 1629, binnen 's-Hertogen-
bosch door Geeommitteerde Raden verzette Wet*), of
de vijf predikanten ad interim regelden tjjd en duur der
Y) Voet.,, Dispp. select., t. IV, p. 839.
13) Vgl. hier de Verz. v. oor^., st. I—II, blz. 183.
3) »Secundum reformatam religionem, imagines ex publicis templis auferre,
non est negotium aut officium ecclesiasticurn, sed per se et formaliter politicum",
"Woet., Dispp. select. t. IV, p. 844. Vgl. t. III, p. 998, 301, en Polit. eceles.,
tom. L, pars II, p. 890, 920.
4) Kerkl. arch. Den. Bosch, n*. 20, fol. 2, 3.
5) De nicuwe sehepenbank in Den Bosch bestond uit twee leden der vorige
regeering, Robbert van Woiren of Voorne (rie hierboven, blz. 314, aant. 4)
en Jun Pelgrom, beiden »hertelyck'" Roomsch-katholiek. De zeven overigen
waren Gereformeerd; t. w. de president-schepen Henrick Kuysten, Joris van
Bernage, Gijsbert Pieck van Thienhoven, David Sweerts de Weert, Herman
de Bittere, Cornelis Baccaert en Jan van der Meulen. Zie van Oudenhoven,
Sylea-ducis, blz. 73, en mr, van Heurn, a. w,, dl. Il, blz, 456—460,
uen.
323 ACHTSTE THOOPDSTUK.
openbare godsdienstoefeningen. Door hen werd bepaald,
dat er op den dag des Heeren, 's morgens om negen uur,
in twee kerken te gelijjk zou gepreekt worden, en wel,
naar verkiezing der broederen, over ,dominicalia euan-
gelia"?), of over ,andere texten". Hetzellde moest des
namiddags om twee uur geschieden; doch daarbij diende
een begin ook gemaakt met ,het verhandelen" vau den
Heidelbergschen catechismus. Wat de weekbeurten betrof,
deze zouden plaats hebben op Dinsdag en Donderdag te
vier uren in den namiddag, op Woensdag en Vrijdag te
negen uren 'smorgens; terwij die samenkomsten niet
langer dan een uur mochten aanhouden, onder verbeurte
van vier stuivers, wanneer het een kwartier over den
tijjàà was — ,ende voorts na advenant verdobbeleert" ?).
Daarbij rekenden de predikanten nu het oogenblik ge-
komen om uit den aanvankelijk mog zéér bescheiden
kring van ,vrome ende getrouwe ledematen Ohristi",
binnen 's-Hertogenbosch woonachtig, een kerkeraad te
benoemen ?). Zoodra dus deleden derzichallengs vormende — «
*) Den 29*«» Mei 1030 bepaalde de Bossche kerkeraad: »Euangelia domi- — —.
micalia sullen voortaen, om de gemeynte te gerieven, die daerna verlangt, — 4
in de vroech-predicatien, ende 's winters in het avontgebedt des Sondaechs —4
verclaert worden: beginnende vanden eersten sondach naer Trinitatis", Kerkl. —73&.
arch. Den Bosoh, n*. 20, fol. 25. Zie ook Voet., Polit, eccles. tom, l, parsL, 3E
p. 607—014. Vgl. hierboven, blz. 150, aant. 4.
3) Kerkl. arch. Den. Bosch, n*. 90, fol. 9. Vgl. met. laatstgenoernde bij — i3
zonderheid deze bepaling, opgenomen in de kerkeraadsnotulen der Hervorrmdeese-ll
gemeente van Gorinchem: »Is gesproocken datter verseheijden claechden daltz-aeen
de broederen de predicanten somtijts haere predicatien wat te lanck maeclten, aet
ende hebben de voornoemde broeders geerne op haer genoomen sieh daerinam—mE—7
te reguleren na den santloper ende maniere van anderen". Acta kewckr.— 7
Gorinchem, 20. Aug. 1630.
3) Tegen den arbeid door Voetius en zijne medeafgevaardigden ten behoevese
der »wordende" Gereformeerde gemeente in Den Bosch verricht, werd toen———
Tnanls door sommigen geprotesteerd. »Haec missio ad primum et provisio——.
nale ministerium in urbe illa obeundum, et ecclesiam colligendam non vide——
batur alieni synodi zuyd-hollandieae pro tempore deputato, ordinata esse 5
ÉmmT—-
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUS. 323
gemeente, Zondag 21 October, nu afgeloopen voormiddag-
dienst, in tegenwoordigheid van Zijne Excellentie, Heeren
Gecommitteerden en onderscheidene magistraatspersonen,
behoorlijk waren aangezocht, zich te beraden op het
verkiezen van vjjf ouderlingen en vier diakenen !), ver-
schenen den 26st" daaraanvolgend ter consistorie enkel
de manslidmaten, die er, 6ón voor óén ,met cedulkens"
hunne keurstemmen uitbrachten *).
Maar ook andere belangen eischten dringend voorziening.
Daartoe behoorde: het aanstellen van nieuwe bestuurders
over de te 's-Hertogenbosch vrijj talrijke gestichten van
liefdadigheid *); het hervormen van het groote gasthuis,
met verwijdering van den inwonenden priester en afschaf-
fing van ieder dienstbetoon door Roomsche meiden en
quod tolum hoc pertineret ad synodum, hoc est ad synodi deputatos, qui
synodum (ipsius judicio) repraesentant, Is duobus condeputatis, in senten-
tiam suam pertractis, exhibita remonstrantia illustr. et praepot. dd. Ordinibus
Generalibus sententiam et eausam suam exponebat, sperans aliquam mutationem
fore: sed frustra". Daarop volgt dan het beslist verdedigen zijner kerkelijke
wending door Voetius. Zie Polit, eccles, t. III, p, 327—399. Vgl. Acta sgn.
part. Z. H., Schoonhoven, 1630, art. 40.
*) Tot ouderlingen werden gekozen, de schepenen David Sweerts de Weert
en Herman de Bittere, de auditeur Jacques Essingh, de convooimeester Ploos
en Jan Mertensen; tot diakenen de schepen Cornelis Baccaert of de Backer,
de pensionaris mr. Lazarus van Zonst, Cornelis van Jissen en Simon Govertsen.
Laatstgenoemde werd, 21 Mei 1630, in eene extraordinaire" vergadering
tot »ordinairo" bookhouder nangesteld, op een tractement van 900 gld. en
een wrij, proper »wooningxken': terwijl men hem uitzicht gaf op eene ver-
lheogde bezoldiging, »de middelen vande diaconio gesegent werdende, ende
lmsteu verswaerende". Kerkl. arch. Den Bosch, n*. 90, fol. 4, 5, 94
en 29, Hoc de tijdelijke predikanten zich te 's-Hertogenbosch wisten te be-
lhelpen wóór het in dienst treden der diakenen, zie Voet, Polit. eceles.,
tom. I, pars I, p. 933.
1) Door let eonsietorie werd 99 Mei 1630 geresolveerd, »overmidts de
diaconen clachtich waeren, dat deu dienst vanden armen haer te lastich
wiel met haer vieren", om san dit getal nog drie nieuwe broeders toe te
woegen, Kerkl. arch. Den Bosch, n*. 90, fol. 24.
?J Zie over de verschillende »godts-huysen" te 's-Hertogenbosch: van Ouden-
oven, Sylea-ducis, blz. 194—129; mr. van Heurn, a. w., dl. II, blz. 460.
324 ACHTSTE HOOFDSTUK.
knechts"); het benoemen van ,scholarchen", gehoudersm-—
namens de kerk toezicht te oefenen op alle inrichtinger-m- 3
wan openbaar onderwijs?); het, bij de bedeeling hunneme —3
wederzijdsche behoeftigen, in gemeensehappelijk overlegcemses
treden der stadsarmverzorgers en. ,blockmeesters" ") meig--*
de, 11 November 1629, bevestigde diakenen, opdat geer——9*
nooddruftige ,tusschen beijden onbedient soude blijven". 7^:
en zooveel doenlijk mocht worden geweerd ,alle confusie e -
?
fraude ende schandelijcke bedelrije"; het verleenen van --
volle vrijheid aan de bagijnen*), die haar hof verlaten
wilden, om te doen en te gaan ,soo ende daerhethaeren 9
raet gedraecht"; het opnemen, zonder hun veel last of E
moeite te veroorzaken, van Calvinistiseh gezinde vreem-
delingen onder de poorters en gilden te 's-Hertogenbosch,
opdat versehillende huisgezinnen, der Gereformeerde religie
toegedaan, zich metterwoon binnen hare muren mochten
vestigen; en, ten laatste, het hervormen der Meierj,
waartoe door de naburige predikanten .op eenige notabele
plaetsen de kercken souden worden in possessie genomen"'s).
1) Kerkl, arch. Den Bosch, n?. 90, fol. 4. Vgl. daavmede fol. 94—96,
passim. Zie ook Catal. prov. gen. N.-Br., 29* gede, blz. 447, 448, han-
delend over het Groot gasthuis te 's-Hertogenboseh; over zijne bezittinged.
en fondsen, alsmede over de vraag, wien het bestuur daarvan toekoml.
3) Kerkl, arch. Den Bosch, n?. 90, fol. 7. In de k:
wan $ April 4630 »sijn tot seholarehen verkoren (nevens de scholarehen by
de magistraet gesteli) d. Voetius ende Swalmius, die dien last ten Ujdtmmes
haerer tegenwoordicheyd alhier van wegen de kercke sullen dragen", fbiderremmes,.
fol. 16.
*) Den Bosch was in negen »blocken" of »gebuerien" verdeeld, waarws*—m
elk zijn eigen blok- of buurtmeester had, die, onder meer, gehouden wez9me*
»de nelmoessen te versamelen, ende den armen van sijnen block. uytte declex ^ -
Van Oudenhoven, Sylea-ducis, blz 31—33. Voor het huisbezoek te
togenbosch, bij loling vastgesteld, was nan Voetius met den ouderling B 9»?
-
"
"
Mertensen ten deel gevallen »het derde quartier, vervatende de Mocken e 29^
30, gi, mw 7
"t Orten-eijnde ende de Visch-rnerckt". Kerkl. arch. Den Bosch, n*.'
4) Over de bagijnen in Don Edwh, har klooder en groo-bof, sie vem
Oudenhoven, Sylva-ducis, blz. 493. .
3) Kerkl, arch, Den. Bosch, n*. 20, fol, 4. pm
—€— JN
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSEN]US, 325
Midden uit die beslommeringen zagen eerst Bushoff!)
en Spiljardus, daarna Voetius en Moringius, door hunne
respeetieve gemeenten zich opgeéischt?). Wist men, wat
Spiljardus, Moringius en Voetius betrof, het vroeger
gegeven verlof, ten dienste der ,aan-comende kercke",
nog enkele weken verlengd te krijjgen?) — de plaats
van Bushoff, een man ,met singuliere gaven", moest
voorloopig onvervuld bljven*) Natuurljk werd door dat
gemis bij de Bossche gemeenteleden het verlangen des
te sterker om, minstens, drie eigen predikanten daar
ter plaatse te hebben, die dan later met het consistorie
de twee overigen konden kiezen?) Ter bespreking en
vaststelling van het tractement dier toekomstige kerke-
dienaren ging straks Voetius met dem diaken Baecaert
naar 's-Gravenhage op reis *).
Den 124& December 1629, na eene afwezigheid van
ongeveer drie weken, in Den Bosch teruggekomen, be-
groetten daar sommigen zijner vrienden Voetius, tot
diens groote verbazing, als ,eenen schoonen dooden" 7);
terwij| zij hem meédeelden, hoe niet sleehts binnen de
vesting, maar ook rondom in de Meierjj het gerucht had
!) De gecomrüitteerde raden Olfert Barents, Rembs Jensema en Johan van
Goch sehreven, 31 Oct. 1629, uit Den Bosch aan hunne Hoog Mogenden : »De
predicanten alhier by leeninge tot noch toe geweest synde beginnen te
spreecken van verireck, ende speciaal Bushoff van Utrecht (die singuliere
gaven heeft en hier veel goets doet sulex dat het te wensche ware dat hy
nog een tyk mogt continueren) sey£ geen verder verblyfT vande kerckenraet
te hebben als voor se& weecken". Vers. w. oorf., st. IIl, blz. 124.
?) ie bijlage CXIV.
?) Tie bijlage CXV.
*) »Van gelijeken sal geschreven worden aanden kercken-raad van Utrecht,
dat sij d, Bushoff, dien sij maar 6 weecken hadden gestelt om hier te blij-
ven, weder gelieven te senden". Keri. arch. Den Bosch, n*. 20, fol. 6.
Op dat verzoek werd echter blijkbaar afwijzend beschikt.
JDen. Bosch , n?. 20, fol. 7—9.
Den. Bosch, n*. 20, fol. 10.
5) Kerkl. avch.
*) Kerkl, arch,
Y) Voet, Dispp. "select, t, IV, p. 837, 838.
326 ACHTSTE HOOFDSTUK.
geloopen, dat hij, tot straf voor zijn heftig uitvaren
tegen het koperen kruis, geplaatst boven het Janskerkhof ?),
zoowel als tegen het houten crucifix, opgehangen in de
cathedraalzelf*), kort daarma ,subytelijck" gestorven waa).
Ten einde dat zot geklap voorgoed de wereld uit te helpen
en het lichtgeloovig Roomsch-katholieke volk te 's-Her-
togenbosch van zijn welstand te overtuigen, wandelde
Voetius onmiddellijk de wallen en straten der stad op
en neér: eene bewijsvoering, die aan duideljbkheid niets
te wenschen overliet *).
*) Bij het verlaton van Den Bosch op 17 Sept. 1629 had bishop Opho-
vius ook dat kruis willen meénemen en met de andere kerkschutten naar
het predikheeren-klooster te. Antwerpen, vroeger door hem bestuurd, ovor-
brengen — »maar zijn gewicht was te groot". Hezenmans, d.w., blz. 994.
Vgl. hierboven, blz. 310, aant. 3.
*) Bedoeld »crux triumphalis", vervaardigd door den vant yesnijder"", meester
Antony van Helmont, uit Antwerpen, moest indertijd door zeventien ge-
zellen »om hoogh opt oxaol" worden gebracht. Hezenmans, a. w., blz. 949.
*) Ofschoon het, naar Voetius, Dispp. select., tom. IV, p. 841, verzekerde,
zeer wel mogelijk was, in de Janskerk »stante ligneo illo crucifixo concio-
nari et coenam domini ibidem celebrare", en hij eveneens betuigde: »nec
concionatorum ingressum in templum, et ex eodem egressum impediebat
vasta illa moles aenei crucifixi in coemeterio splendens", zoo werden toch.
beide skerckelycke ornamenten", zonder twijfel op aandrang der vier sge-
leende ministers" en van den verderen Gereformeerden kerkeraad , tusschon.
B en 12 Dec. 1629, door de Bossche mngistraat verwijderd; waaromtrent
Ophovius den 49/4 December in zijn sdiarium" opteekende: sScripsit d.
Leemputt, quod pridie conceptionis haeretici deposuerint crucem meneam
ex coemeterio, et ante octo dies crucem ligneam ex oxsali". Verz. w. eor,
st. I—IE, blz. 372. Vgl. Voet., Dispp. seleet., t. IIT, p. 53, 301, 901—905,
915—918; t. IV, p. 840.
*) Toeh kreeg die legende nieuw voedsel, toen in 1632 te Granada bij
den Spaanschen uitgever Miguel de Lorenzana een boekje verscheen , getiteld :
Relatio mirabilium signorum, quae evenerunt SyIcae-ducis, et poenae, quam.
Deus dominws noster maledictae sectae concionatoribus immisit, wwaarin
boveagenoemd vertelsel vannieuws werd opgerakeld, Voetius getroostte sich
later de moeite, om dat libel te wederlegren door een afzonderlijk gesehreven.
»Examen hujus novellae mirabiliariae de horrendo interitu, etc.", afgsdrukt.
in de Addenda" zijner Dispp. select, t. IV, p. 838—843, Ook kwam er
wan gemelde sRelatio" eene Nederlandsche vertaling uit, rami
Calvinistisch spotdieht, in kreupelrijm: naar later Utrechts hoogleeraar ber
d—D
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUs. 327
Met het voorjaar van 1630 kwamen Samuel Everwijn
uit Dordt, Henricus Swalmius uit Haarlem en Godefridus
Udemans uit Zierikzee drie maanden lang de plaats in-
nemen?), reeds sedert eenigen tijd door Bushoff, iets
later door Moringius, en nu onlangs door Spiljardus
opengelaten?). Die broederlijjke hulp bleek des te ge-
wenschter, omdat er een ernstig confliet dreigde tusschen
twee machten, uit den aard der zaak tot onderlinge
samenwerking geroepen. De wijze, welke hunne Hoog
Mogenden te 's-Hertogenboseh wilden gevolgd zien in
het beroepen van vaste predikanten, stond lijnrecht tegen-
over ,de practycke ende ordre vande Gereformeerde
kercke". Immers verlangden zij, dat door het eonsistorie
aldaar, met advies der gecommitteerde raden Bruininex
en van Goch ?), bij meerderheid van stemmen ten spoedigste
,Soude gedespieieert werden naer seven, acht ofte negen
personen, wel geleert, goet van leven, begaeft ende van
vriendelicken ommeganck". Uit die nominatie*), door
een der broederen hun aan te bieden, zouden alsdan de
in rijne Dispp, select., t, III, p. 906, »addito abaliquo ex nostris epigrammate
fabulam Papistieam non inconcinne exsibilante", onder dezen titel: Vertooninge
des leugenachtigen miraeckel-geest, ofte wonderlijche teeckenen. die gebeurt
soude zjn binnen de stad! van s Hertoghen-Bos. Wt het. Spaens originael
in 'tnederduyts. ghetrouwelijck overgheset. Na. de copije, met licentie ge-
elruekt binnen. Granada, ten. huyse van. Miguel de Lorenzana. Nono 1632.
Vgl L. D. Petit, BibL. w. Nederi. pam[L, dl. I, n?. 1814. Zie voorts hier-
mehter, bijlage CXVI.
3) Kerkl. arch. Den Bosch, n?. 90, fol. 14 en 17.
*) Busshoff schijnt terstond na de kerkeraadsformatie, begin November
1629, uit Den Bose vertrokken te zijn. Van Moringius wordt door de con-
mistoriale notulen het laatst melding gemaakt op 14 Dec. 1629. Spiljardus
is den 209» Maart 1630 voorgoed binnen Goreum terug. Vgl. Voet., Dispp.
select, i. IV, p. 838: »reliquos concionatores prima illa plantatione sylvae-
suconsi defunctos, jam pridem salvos et sanos inde discessisse". Zie ook bij-
lage OXVII.
7) Ridder Johan van Goch was tresorier-generaal der Unie, Veve. w. ors,
328 ACHTSTE HOOFDSTDK.
Staten-Generaal vier of vijf predikanten kiezen; daarbij
lettende ,op de genegentheyd des kerekenraeds tot de
eene ofte d'andere".
Maar langs dien weg, zoozeer afwijende van de ge-
bruikeljke voorsehriften '), kon men, volgens het Bosscehe
consistorie, onmogelibhk hopen een goed en mauwgezet
predikant te bekomen; weshalve er werd geresolveerd
om Voetius, Everwijn en Swalmius, met den ouderling
de Weert?), naar HH. Gecommitteerden aftevaardigen
en dezen te verzoeken, dat zijj de bezwaren des kerken-
raads wilden ter kennis brengen van de Staten-Generaal,
opdat der kerk het recht verbleef tot het doen eener
beroeping. Zij, van hun kant, beloofden dan bij de aan-
staande keuze geen acht te zullen slaan, op wie den
Algemeenen Staten of heeren Gecommitteerden Raden
mochten ,tegen de borst sijn" *).
Nadat nog Everwiji, met den ouderling Herman de
Bittere, te 's-Gravenhage de Staten-Generaal vruchteloos
hadden pogen af te brengen van hun vroeger genomen be-
sluit, als zijnde ,een exempel van quade ende schadelicke
consequentie voor andere kercken" *), legden beide par-
tijen zich ten laatste neér bij een soort van compromis ?),
hetwelk bepaalde, dat de beroeping der predikantem dit-
maal zou plaats hebben ten overstaan van de Gecom-
mitteerden hunner Hoog Mogenden, op denzelflen voet
*) Zie bierboven, blz. 194, aant. 4 en blz. 195, aant. 5,
7) Aangaande David Sweeris de. Weert schreef later Voetius in zijne Polit.
eccles, t, HI, p. 421: »uti memini per viginti annos consulatum Maroci gestum.
fuisse ab ampliss. eL prudentiss, Davide de Weert, mihi amico et familiariter
noto, eum anno 1629. inter primos scabinos urbis sylvae-ducensis post urbem
in potestatem Foederatorum redactam ab illustr. et. praepot. Ordd. Gene-
ralibus constitueretur". Vgl. hierboven, blz, 391, nant. 5 en blz, 393, aant. 4;
?) Kerkl, arch. Den Bosch, n*. 20, fol, 46, 47.
4) Kerl, arch, Den. Bosch, n*. 90, fol. 93, 96. -
*) Kerkl. arch. Den Bosch, n*. 90, fol. 94. Vgl. bijlage CXIX..
— —]
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUSs. 329
als waarop te voren de ,denominatie" was geschied ").
Dienovereenkomstig werden nu, in samenwerking met
de heeren Bruyninex en van Goch, 18 Juni 1630, door
den kerkeraad bij meerderheid van stemmen tot predi-
kanten van 's-Hertogenbosch gekozen: Gisbertus Voetius,
Johannes Spiljardus, Everhardus Schuylius, Nicolaus
Antonii van der Delión en Franciseus Nicolai de Wael,
Eerstgenoemde echter had, ter vergadering tegenwoordig,
mitdrukkeljk verzocht, hem in de electie voorbjj te
gaan, daar Heusdens gemeente en magistraat met zijn
vertrek zeker geen vrede zouden hebben, en hijzelf die
keuze onmogelijjk kon inwilligen ?).
Evenals Voetius, toen men hem later in wettigen
vorm het beroep aanbood, vast besloten bleef ,bij sijn
gemeijnte te leven ende te sterven", zoodat hij met recht
,nijet erijgelyck" mocht gerekend worden?), bedankte
Johannes Spiljardus mede voor de op hem uitgebrachte
electie, welke moeite Heusdens predikant, daartoe nevens
den ouderling Essings gecommitteerd, bij zijmen Gor-
cumschen ambtgenoot en diens kerkeraad ook aanwendde,
om beider goedkeuring te winnen?) Derhalve werden
enkel Schuylius en de Wael, respectievelijk uit Schiedam
en Almkerk overgekomen, Zondag, 4 Augustus 1630,
tot predikanten van Den Bosch bevestigd. Eerst den
184 hierop, geschiedde hetzelfde met van der Delien,
uit, Nieuwerkerk *).
1) Zio hierboven , blz. 327, aant. 4.
7) Kerkl. arch. Den Bosch, n?. 90, fol. 99,
3) Kerkl. areh. Den Bosch. n*. 20, fol 35, 38. Wat voorts betrof het
werkiezen der twee predikanten, later te beroepen in plaats van Voetius en
Spiljardus, zoo wesolveerde het consistorie, 94 Juli 1630, dat men daarbij
xou aanvragen »de approbatie vande achtb. magistraet, ende dat simpelijck
330 ACHTSTE HOOFDSTUK.
Bij de ,jonge, teere, aenwassende" gemeente vertoonden
zich, ontegenzegljk, nu en dan teekenen van helang-
stelling in het werk der reformatie". Immers werden
onder hare leden ,goede ijveraers" aangetroffen, die, na
getindigde godsdienstoefening, door den predikant, welke
daarin was voorgegaan, zich verschillende vragen —
,raeckende eenige controversen" — lieten opgeven ,om
haer alsoo te stercken tegen de wederspreeckers" *), Toch
viel er over het algemeen op den gang van zaken niet
ie roemen. Nog altijàd bleven de parochiekerken van Sint
Jacob, Sint Pieter en die der Kruisbroeders wachten op hare
inriehting voor den Gereformeerden predikdienst, en zag
zich het Bossche consistorie uit dien hoofde genoodzaakt,
11 Mei 1630, zin praeses Everwijn met den ouderling
de Bittere aftevaardigen naar de reeds 3 November 1629
door het nieuwe stadsbestuur aangestelde kerkmeesters
.vande religie"?); met verzoek, voornoemde inri
eindeljk eens ter hand te nemen, overmits deze hoog
noodig was ,tot de stichtinge der gemeijnie Jesu Christi,
ende met cleyne costen conde gedaen worden" *). Als hierop
volgens de kerckenordre van het synode nationael 1586: sonder eenige andere
correspondentie, ofte oock met ijemant anders verder in te willighen of te
houden". Kerkl. arch. Den Bosch, n?. 20, fol. 34. Vgl. echter fol. 44.
*) Kerkl. arch. Den. Bosch, n?. 20, fol, 21.
3) Vgl. Kerki. arch. Den Bosch, n*. 90, fol. 23; alsook hierbovon,
bir. 302.
3) Kerkl. arch. Den Boseh, m*. 90, fol. 9. Vgl. mr. van Heurn, a, wu
di. 1L, blz. 460.
5) Zoo bevond zieh in de kerk der Kruisbroedors, Sint Catharina geheolen,
tot veler ergernis, mog steeds het beschilderde glasvenster van Gisbertus
Masius, waarop die bisschop was afgebeell, knielende tussehen Jezus en
Maria, terwij de eemste hem zocht te laven met een stroom bloed uit
zijne zijde (hic a sanguine pascor), de laatste hem wilde drenken znet een
stroom melk uit hare borst (hic ab ubere lactor), en Masius zelf betuigde:
»ik sta in het midden, en weet niet waarhe?n mij te keeren'' (positus in medio,
quo me vertam nescio), Kort na de verovering vans Hertogenboseh
onder deze schilderij een onbekende: »O groote sot, keer "u tot Godt". Zie
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUS. 331]
hun boekhonder Willem Hendriks'), onder verwijzing
naar het sober inkomen van bedoelde drie kerken, het.
consistorie den goed-gemeenden raad gaf bij de Staten-
Generaal in persoon aan te dringen op eenige onder-
steuning tot herstel dier gebouwen, wilden de broederen
zulks wel doen, maar met uitdrukkeljk beding, dat
heeren kerkmeesters de ,ornamenten ende superflui-
teijten", waaraan men als Gereformeerden volstrekt geene
behoefte had, onverwijid zouden te gelde maken *).
Ofschoon bij het overgaan van Den Bosch onder de
punien des verdrags de bepaling was opgenomen, dat
alle Roomsche geesteljken de stad binnen twee maanden
moesten verlaten hebben, bleek aan die voorwaarde door
slechts weinigen voldaan"), en werden hunne Hoog
Sonterius , a. w., blz, 299, 300. Vgl. Kist en Royaards, Archicf, dl. IV, blz, 134,
aant, 29, dr, Knuttel, a. w., dl. 1, st. II, n*. 4113, en Owud-arch. Heusden,
FE. 56, fol. 99 verso.
*) Hezenmans, 4, tw, blz 9929, noemt hem: Willem Hendrikx van
Hoate.
3) Kerhl. arch. Den. Bosch, n?. 20, fol. 36. Tot die »superfluiteyten" naar
Gereformeerde schatting behoorden in de Sint Janskerk: het vsanetuarium""
of »sacramentshuysken" (na de beeldstormerij van 15006 door Jacob Mathijssen
omstreeks 1614 gerestaureerd); de vier onderste beelden van het oksanl;
die boven den preekstoel, het orgel en de doopvont; Maria »metten engol-
kens" boven het hoogaltaar: de boom »Jesses", zijnde een fresco schildering.
der geslachtstafel van Jezus, volgens het Mattheusevangelio, en »staende
tegen den pylaer omirent het L, Vrouwe choor". Naar Hezenmans, a. w.,
bir. 278, mededeelt, zou Voetius, in een schrijven van 9 Febr. 1634, den
rad hebben gegeven aan de Bossche vroedschap, om dat alles &wech te
memen"; hetgeen toen niet, maar enkele jaren later, grootendeels geschiedde.
"ie hierover in het breede Hezenmans, a. w., blz. 270—293. Vgl. Voet., Polit.
eceles., tom. I, pars Il, p. 920.
3) Naar het getuigenis der vier predikanten »by leeninghe" was de Katho-
lieke geestelijkheid tijdens die dajgen in Den Boseh zoo sterk vertegenwoor-
digd, dat.de straten »daer van krielden". Ook vergaderde in »kleyn Romen"
mog altjd het scapitulum" en de »clerus" der toenmalige »cathedralis
eeclesine", terwijl, wie danrtoe behoorden, »hare vryheyd soo verre ende
onbeschroomt ghebruyckten", dat zij zich als zoodanig »in openen druck lieten
intituleren". Vgl. Hesol. Holi, 11 Juli 1630.
UE
332 ACHTSTE HOOFDSTUK.
Mogenden ten laatste gedrongen, strenge maatregelen
tegen de achterbljvers te nemen. Dit geschiedde) bij
plakkaat van 3 Januari 1030. Ook achtte zich de kerke-
raad verplicht bij de vroedschap een ernstig vertoog in
te dienen, naar aanleiding van onderseheidene ,Paepsche
stouticheden ende exorbitantien". Als zoodanig wees het
consistorie de magistraat op het jaarlijks planten van Mei-
boomen en de ongebondenheden, welke daaruit telkens
weer voortvloeiden *); op de bagijnen, die in het stedelijk
gasthuis nog altijd hare diensten bewezen; op zoo menig
kind, dat iengevolge van den drang der Roomsehe
geestelikheid, door bloedverwanten of vrienden uit het
weeshuis was teruggevraagd *); op de tegenwerking bij
allerlei maatregelen steeds van Katholieke zjjde door het
schooltoezicht ondervonden*); op het aanbrengen wan
zoogenoemde ,mutserden" vóór de sterfhuizen der be-
middelde ingezetenen*) — ,stouticheden", waaruit ten
duideljkste bleek, hoe in ,kleyn Romen" den Ualvinis-
lisehen beginselen wel ,een groote deure" was geopend,
1) Zie mr. van Heurn, a. w., dl. Hf, blz. 467. Vgl. ook dr, W. P. €. Knutel, |
De toestand dex. Nederlandsche katholieken ten tide der republiek, 'sdim-
venhage, 1899, dl. I, blz, 940—912, 916—918. |
3) Kerkl. arch. Den Bosch, n?. 90, fol. 21. Vgl. Acte» KAewhr. Gon.
48 April 1098.
3) Ophovius teekende 98 Febr. 1630 in zijn dagboek aan: »Reecepi ase-
nissima S, Celsitudine (t. w. de aartshertogin Isabella, die te Antwerpen
rezideordo) litteras ad civitates antverpiensem , mechliniensem et lovaniensum,
quatenus reciperent ex orphanis, in civitate buscoducensi relictis, et natis
legitimis parentibus, qui cogebantur nd heresim, octo aut deeem puer d.
puellas", Verz. v. oork., st. I—II, blz. 379.
5) »Dedi litteras ad d, vicarium et d, Leemputt, (quod) nullo mode per-
mitterem, ut catholici ludimagistri doceant a. b. c. haereticorum.
varias causas, quas addidi: 19, quia non sequuntur in Patre mostro, decem
praeceptis et aliis versionem vulgatam, nec partitionem Desi
Ave Maris, Benedicite baeretico more etc", Uit het dagboek
Verr. v. oor, st. I—II, blz. 387. Y
5) Voet,, Polit, eccles., tom. 1, pars Il, p. 271.
BUITEN kN BINNEN DEN BOSCH. STRJJD MET JANSENIUS. 393
maar hoe zich daar evenzeer nog bevond eene menigte
van ,tegen-sprekers" !).
Om nu dien laatsten den mond te snoeren, deelde
Voetius als voorzitter van het Bossehe eonsistorie, 3 Mei
1630, im eene buitengewone vergadering aan den kerke-
raad mede, dat de vier tijleljke predikanten samen
ontworpen hadden zeker programma of biljet, hetwelk ,
na met goedvinden der stadsregeering te zijn gedrukt en
aangeslagen, bestemd was ,de leere ende eere" van de
ehristelijke *) Gereformeerde kerk alsook die harer dienaren
krachtig te handhaven tegenover ,de grove tastelycke
leugenen ende calumnien, seer onbesehaemdelyck vande
Papen ende Paeps-gesinde achter haer rugge wtge-
stroeyt"^) Immers eischten bedoelde predikanten alle
*) Ook. met de hervorming van de Meierij, ging het nog niet naar der
Gereformeerden wensch. Zie 4cía syn. part. Z. H., Den Hang, 1634, art. 58.
Vgl. duarmede Verz. v. oor/t, st. I—1I, blz, 365—400, passim; Ftesol. Holl.,
41 en 15 Juli 1630, 4 en 17 April 1631; dr. Knuttel, De foest. d. Nederl.
kathol., di. 1, blz. 213—216; 919—221.
3) Later sprekon de vier predikanten met voordacht van de »Catholijcke
ghereformeerde kercko binnen 's Hertogenbosch".
3) Als wstaelken" van dat »vuyle ghesnater", sommen Voetius en do
zxijmen in een hunner vlugsehriften op, hoe er door de Roomschen binnen
en buiten Den Bosch werd rondgestrooid: »dat eene van haer, die sy seggen
dat teghen het coperen cruüys, dat op Sint Janskerck-hof gestaen heeft,
geprediekt hadde, korts daer aen subytelijck ghestorven i$; — dat een ander
wan haer, naer Breda was over-gheloopen , ende aldaer sijn geloove versaeckt,
ende nende Paepsche catholijcken binnen dese stadt gheschreven hadde, dat
&y doch constant souden blijven in haer oudt gheloove; — dat de predikanten
selve niet en gelooven, dat sy leeren, ende datter niet eene van alle do
predikanten sijne ziele daer voor soude derven te pande stellen; — datter
niet een vande predikanten is, die tegen hare priesters soude derven in
dispuyte comen, overmidts sy haer met weynigh woorden souden den mondt.
sioppen; — datter geene luyden met eeren in haere kercke en komen,
maer een hoop soldaten, ende anders niet vele bysonders". Geenszins achter
bun rug, maar als in het aangezicht der Bossche predikanten, verzekerde
Jobannes de Gouda, pater-jezuiet, in een ten jare 1630 uitgegeven libel:
»Sylvamducis cum templis et bonis ecclesinstieis a. dorninstionibus ipsorum
tanquam a fure ei rapiore fuisse occupatam". Zie Voet, Thers, heaut.,
p. 945; vgl. Dispp. select., t, IV, p. 842.
m—
9334 ACHTSTE HOOFDSTUK.
priesters en monniken, welke vroeger te 's-Hertogenbosch
de Roomsch-katholieke belangen hadden voorgestaan of
zulks nog deden, daarbij ten stelligste op, om, binnen
eene maand na afkondiging van het manifest, hum ge-
drag te komen rechtvaardigen ,voor de volle ghemeynte,
of ten minsten voor den achtbaren magistraet'", die hiertoe
wijze, tijd en plaats behoorlijk zou vaststellen. Versehenen
de gedaagden niet ,ter vriendelijeke conferentie", dan
rekende men hen geenszins bij machte ,haer stuck te
verandtwoorden" ").
Nadat over bovengenoemd program door het consistorie
ernstig beraadslaagd en daarin tevens was opgenomen
de uitdrukkelijke verklaring, hoe ,de ministers by lee-
ninghe" tot heden niets hadden geleerd en, op ver
beurte ,haerder zielen salicheydt" *, evenmin van plan
waren, den burgers ,der loffelijjeke ende wijt-beroemde
stadt van 's Hertoghen-bosch" iets anders voortaan ie
leeren als ,het out apostoliseh, catholjck, christeljck
geloove, naer ghelaten van onsen ghetrouwen salich-
maker, ende oppersten herder Jesu Christo, door sijne
heylighe propheten ende apostelen", werd deze Ver |
daginghe?) den 15de Mei 1630 op het raadhuis de |
schout em schepenen geapprobeerd, en den volgendn |
dag — maar eerst nog door Voetius, Swalmius, Udemans
9) Kerkl, avch. Den. Bosch, n*. 90, fol, 99.
3) Voet., Dispp. select., t. TII, p. 1447. Zie ook hierboven, blz, 339, aunt. V-
3) Het sprogramma", 16 Mei 1630 »publijckelijek ghenfligeort", beitond
wit een blad in-plano, met, tot inleiding, aan het. hoofd de woorden ; »Allt
den ghenen, die dese letteren sullen sien of hooren lesen , ghenaede:
van Godt den Vaeder, ende onsen Heere Jesu Christo". Het werd. ukt»
de copije, tot 's Hertogenbossche by Jan van Turnhout, indem Bijbel, san?
4630". Later kwam datzelfle program wit onder den titel: Verdaginjhé
van. Gereformncerde vier predicenten van s Hertoghenbosch, aen alle Galho-
lüeke leeraers, tot bewijs van de ware Christelijcke rveligie. (2. n. v. pl. e v. dr).
41038. Ook bezorgde Jansenius daarvan eene uitgave in 'tframsch.
'
—
pum :
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUS. 325
en Everwijn ter oorkonde onderteekend — hier en daar
in de stad aangeplakt ').
Niet groot bleek, althans voorloopig, het begeeren
der Roomsch-katholieken om den hun toegeworpen hand-
schoen op te nemen *). Sleehts met vicaris van den Leem-
putte, die, kanunnik der Sint Janskerk, zije prebende
in Den Bosch genietende daar ook mocht verblijf houden ?),
sprak Voetius eene enkele maal over het aangeslagen
manifest; evenwel zonder dat van den Leemputte of
zijne medegeesteljken zich bereid toonden den vier pre-
dikanten te woord te staan *. Nadat dezen bijkans eene
maànd lang vrucehteloos hadden gewacht en verlangd,
werd er den 14de» Juni 1630, 'savonds om negen uur —
dus nog binnen den gestelden termijn — vanwege jonker*
Filips van "Thienen ?), kommandant over de garnizoenen
3) Kerki. arch. Den Bosch, n?. 90, fol. 23, en mr. van Heurn, a. w.,
dl, II, blz, 468.
3) Toch bevat Ophovius' dagboek daaromtrent het een en ander. Hij tee-
kende aan, op den 1945» Mei: »Detulit quidam copiam citationis ad dispu-
tandum in civitate buseoducensi ridiculum ete," — op den 969 Mei:
apologium contra quatnor praedicsntes buscoducenses super sym
lolum"; — op den 28**» Mei; »Dimisi fratrem Andream conversum Busco-
dueum, qui Lovanio venerat missus a. p. m. Ryder cum litteris, quod facultas
theologica judicet, rescribendum edicto vel provocationi haereticorum ministro-
rum: buscoducensium: ego illum remisi eum responso nostro ad provocationem.
eL cum seripto super symbolum contra haereticos etc. Reliqui judicio facul-
tatis, et seripsi litteras ad faeuliatem ut ipsi ordinarent, mutarent ete".
Werz. w. oork., si. I—1l, blz. 385. Ook wermeldt de muctie-catalogus van
Woetius' bibliotheek, pars II, theol. in oct, n?. 257, een repliek, getiteld:
sBolognini wederlegginge tegens het manifest van de vier predicanten van
den Bosch", Zie daarover Voet, Polit, eccles, t, III, p. 438.
3) Het voormalige kapittel der Sint Janskerk telde dertig kanunniken,
san wier hoofd een deken stond. Hezenmmns, a.w., blz. 299, aant, 1, en
do erste bijlage.
4) Kerkl. arch. Den. Bosch, n*. 20, fol. 25,
5) Niettegenstaande graaf Willem van Nassau, nog vóór het capituleeren
der stad, zich bij de Staten-Generaal al toekomstig gouverneur van Den
Bosch had aanbevolen (zie WVerz, w. oork., st. HI, ble, 107), was Joban
Wolphaert, heer van Brederode, »een vertrouwt ende ghequalificeert. per-
Wu
CHEER
936 ACHTSTE HOOFDSTUK.
200 te 's-Hertogenbosch als op de omliggende forten, bij
elk hunner een pakket thuis bezorgd, hetwelk voornoemden
bevelhebber dien eigen middag door zekeren trompetter
uit Diest overhandigd was, te geljk met een schrijven
van den ritmeester in Spaansehen dienst, Bousbeke
Vol vertronwen, dat nu eindelijk de uitdaging zou zijn
aangenomen *) opende ieder predikant belangstellend het
hem toegezonden pakket; doch vond daarin ,veel papiers
ende weynich bescheet; veel woorden ende weynich re-
denen; vele bravaden ende rodomontaden, maer gheene
leeckenen van eene rechte couragie, om desen geeste-
lijeken strijdt tot ondersoeck der waerheydt aen te gaen" *),
Voor de priesters en paters van Den Boseh, die de
' Gereformeerde ,ministers", wat zij ook deden, maar tot
geen spreken of confereeren konden krjgen*), traden
hier — door hunne oversten gelast — met een in het
sonagie, inboorlingh van dese landen, op wiens vromigheydt, dapperheydt,
ende getrouwigheydt men sigh badde ie verlaten" (zie Ztesol. Holl., 47 Dec.
1629) door hunne Hoog Mogenden tot die betrekking geroepen. Daar hij
echter meestal in het leger te velde of in Den Haag verbleef, voerde jonker.
van Thienen, luitenant-kolonel bij Brederode's regiment, namens hem het
bevel over de militairen te 's-Hertogenbosch en in den omtrek, Hezenrnans,
&, w., blz. 984.
!) Bousbeke was tijdens het beleg van Den Bosch hopman of kapilsin
eener afdeeling garnizoensruiterij, en bij de overgave dier stad met har
naar Diest vertrokken. Mémoires, p. 113; mr. van Heurn,, a. w., dl. 1H, blz 4i.
?) Reeds twee dagen later, den 104e» Juni 1030, schreef Ophovius in 1j
dagboek: sAecepi a seulteto van de Velde citatorias et responsum ad di
iorias quatuor praedieantium buscoducensium", Verz. v. oor, st, Il
blz, 380.
*) Zie. Naerder openinghe van de manifeste, enz., 9Ne druk, Amst., 15
biz, 2, 19.
*) Zelfs werden sommige Roomsehe geesteliiken Le 's Hertogenbosch doit
de predikanten »in haer logement" opgerocht en ter. conferentie uitgenodlipl:
andere »in "t particulier, daer toe vriendelijek ghebeden". Zie Nani
openinghe, blz, 94. A] dat pogen was evenwel tevergeefs, waarom Vols
dan ook in zijn Philonium romanum correctum , p. 03, verklaavde: »Oiis
aquam ex pumice, quam ex illis verbum aliquod ad emo
nationem, aut suae defensionem eliceres",
|
BUITKN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIZD MET JANsENIUSs. 337
latijn, franseh en duitsch gescehreven ,cartel" ") als advo-
eaten op ?), twee doctoren in de theologie: de kanunnik
der collegiale kerk van Sint Pieter te Leuven, Guilielmus
ab Angelis?, en de koninklijke professor ,van de heylige
Sehriftuer" aldaar, Cornelius Jansenius *).
Reeds aanstonds maakten Rome's geestelijken in hunne
Daechs-vaerdicheyt) spottend gewag van vier pre-
dikanten der Bossche ,synagoge"*), die, verlaten door
T) Het Latijnsche en Duitsche (— Nederduitsche?) cartel werd te Urussel
bij Jan Pepermans gedrukt, het Fransche te Leuven bij Jan Oliviers en
Coenesteyn. Van laatstgenoemd cartel is een exemplaar aanwezig ter Ond-
roomsch-katholieke pastoriebibliotheek, in den Hoek van St.-Marie, te Utrecht.
Het wordt voorafgegann door eene vertaling, in "t fransch, van het »pro-
gramma" der vier predikanten,
3) Elders heeten zij: »vooghden ende procureurs over de arme onmondiyge
weesen, de geestelijekheyt vanden Bosch",
*) Willem van Engelen, 1 Sept. 1583 te 's-Hertogenbosch geboren, stond.
in hoog aanzien bij de pausen Urbanus VIII en Innocentius X. Sedert 28
Mei 1639 professor aan de Leuvenscehe universiteit, trad hij daar op als een
krachtig bestrijder der denkbeelden van zijn vroegeren medestander Jansenius,
in diens »Augustinus" nebrgelegd en ontwikkeld. Zie over hem Ag. Nederl.
familieblad, dl. VII, blz. 177.
*) Vgl Voet, Dispp. select, t. IV, p. 849; Polit, eccles, t. I, p. 945.
Geboren te Aequoy, bij Leerdam, werd Jansenius in 1630 hoogleeraar te
Leuven, en in 1630 bisschop te Yperen, alwaar hij 6 Mei 1038 aan de pest.
overleed,
5) Het Fransche pamflet had iot hoofd: »Response des Catholiques au
tarte| des ministres de Bois-ledue. A tous ceux qui verront ces présentes
lettres ou oiront, salut, et lumiere du 8. Esprit pour recognoistre la vérité".
Later verscheen dat vlugschrift onder den titel: Daechs-vaerdicheyl om alle
Catholijcke weder-partyen te. beantwoorden, Op. het ghene, dat xy. teghen.
de GCatholjeke religie souden willen opwerpen (z.n. v. ple, v. dr.), 1033.
Een nadruk van het program en het daarop ingekomen antwoord was reeds
ten jare 1630 uitgegeven als: Tooneel van de moedigheydt van vier predi-
eanten binnen 8 Hertog hen-boseh, Ende elocckveerdicheyt wtr, tuee Catholijcke
projfessoren. binnen. Lueven.. Aengaende een. openbare wt-daginghe om op
Het siuck van twaraehtieh gheloove een "tsamen-spreeckinghe ende oprecht
ondersoeck te doen. Na. de copye, gedruct tot s' Hertogen-bosch by Jan van
Turnhout, ende tot. Brussel, by Jan. Pepermans, 1630, Zie dr. Knuttel,
Pamjt., di. 1, st. II, n^. 4100, Gatal. prov. gen. N.-Dr., 23« gede,, blz. 421.
5) Naderhand, in zijn. Breeder antwoordt, enz, gewangt Jansenius onom-
wonden van een »synagoge des satans".
i—
cmm
338 ACHTSTE HOOFDSTUK.
het meerendeel hunner toehoorders ), met. ,alle ende een
yegelyck", inzonderheid met ,kerckelycke persoonen",
wilden handelen over het oud, katholiek, apostolisch, en
christeljk geloof — ,dat sy haer beroemden te belyden",
zonder het te bezitten?). Toch waren ab Angelis?) en
Jansenius, naar zij verzekerden, niet ongenegen den
strijd aan te binden met Voetius en Udemans, Swalmius
en Everwijn, mits dat men ten platten lande, tusschen
de twee ,frontieren", zou samenkomen; op eene plaats,
volkomen vrij en voor beide partijen even gemakkelijk
le bereiken. Ook moest er óver en weer hoegenaamd
geen krijgsvolk te duchten zijn *); geen magistraatspersoon,
eenzijdig en bevooroordeeld, moest het godsdienstgesprek
leiden; niemand, in geestelijke zaken onervaren, moest
recht spreken over de wederzijdsche geschilpunten; ter-
wil, als laatste voorwaarde, van den tegenstander alle
behoorljhe zekerheid en van de hooge regeering het voor
de conferentie vereischte verlof moest gevraagd en ver-
kregen worden ).
1?) Aldus het. Nederduitsche cartel; let Fransche hooft: »d'auditenrs Catlo-
liques". Verklaren straks de ministers: »Wy hebben door Godts zeghen
ioe-hoorders, oock Catholijpke toc-hoorders, geboren Bossenaers, mans em
vrouwen, so vole, datse des Sondaeghs de helft niet sitten en. konnen" —
z00 vali in die beiuiging zekere grootspraak niet te ontkennen, lmmert
klaagden de predikanten, toen zij hun manifest lietem nanslaan, dat de.
goede ghemeynte binnen s'Hertoghen-bosch van "t gehoor seer jamruerlik
wierdt afgheschrickt", Verdaginghe, blz. 9.
3) Vgl. G. ab Angelis »Den deckmantel des catholycke naems aígerud
van de leere die de Calvinsehe predieanten poogen 'sHeriogenbüsch (sd)
in te voeren, Loven, 1030". Zie den Catal. prov. gemoots. N.-Brulunl,
Als: god*., blz, 951.
3) Buiten twijfel onderteokende ab Angelis de Daeche-euerdicheg v
opzet als »borgher van s' Hertoghen-bosch".
*) Gelijk in Den Boseh, waar een sterk garnizoen lag.
5) »So hebben dese Yen nosiri den wech fijnkens met doornent
goheynt, op dat wy daer niet sonden door-eruypen, om els cot
verzekerden, naar aanleiding van die voorwaarden, de G Ormet
dikanten; terwij later Voetius, in zijjne Polit, eccles, t.- 1il,| » 0
BUITEN KN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUS. 939
In een wederantwoord, gedagteekend uit Den Bosch,
24 Juni 1630, en verschenen onder den titel: Naerder
openinghe van de manifeste "), gaven Voetius en
zijne ambigenooten ruimschoots lucht aan de niet geringe
teleurstelling, bij hen verwekt door het gemeenschappelijk
sehrjven der twee Leuvensche magister. Dezen toch
hadden ,so vele noten op haren sanck", dat ,het aecoort
qualjck te vinden was". Liefs& voor wind en stroom
zeilende, schenen zij van eene aanstaande samenkomst
geen profiji, maar wel sehade te wachten en namen,
missehien juist daarom, hunne toevlucht tot eene reeks
van laffe verontschuldigingen; tot allerlei ,geraepte grieven
ende swarigheden", die geheel ongegrond waren — echte
».doeexkens" tegen het bloeden.
Hoewel de vier predikanten binnen 's-Hertogenbosch
sommige der door Jansenius en ab Angelis gestelde voor-
waarden niet uitvoerbaar rekenden, en andere als dubbel-
zinnig of onbillijk besehouwden , wilden zij echter toonen
,voor een cleyn gheruchte niet vervaert te zijn". Uit-
tuigde: »Cleriei sylvae-ducenses publico programmate a quatuor ministris tune
Sylvae-ducis in nove plantatae ecclesiae, rigatione el ordinatione occupatis
provocati, excitabant duos theologos lovanienses , qui se ad collationem paratos
histrionice simularent".
!*) De volledige titel is: Naerder openinghe van de manifeste by de vier
predicanden. binnen. S' hertogenbossche den 16. Maij wytgegeven. aen. de
geesteljekheyt aldaer, Tegens seecher. cartel den 44. Juni by Iwee doctores
lof Lowen den woorz. predicanten toeghesonden. Jerem. 8. 9. Wamt wat
tonnen sy gocls leeren, da wyle sy des. Heeren. wordt. verwerpen, Tertul-
Jianus noemt de ketteys lucifugas scripturarum, dat is, die het lieht der.
Sehriftueren vlieden. Gheprent tot. S! hertogenbossche bj my Jan ean Turn-
Aout Iden Bübel Anno 1630. Nog in hetzelfde jaar verseheen daarvan
te Amsterdam, gedrukt »met consent" van Jan van Turnhout, bij Marten
dans. Brandt eene tweede, door de sauthours" vorboterde nitgave: met
wen breedvoeríg nasehrift »aende achtbare burgers van 's-Hertogenbossche",
en eon vee| korter woord ter inleiding bij de genoemde Bossenaars, be-
movens een »translaet uyt het latijn" der door ab Angelis en Jansenius den predi-
kanten toegezonden Daechs-caerdicheij. Zie voorts hierachter, bijlage OXXII.
"EN S—
gaande van het beginsel, dat bij geloofszaken geen
andere toetsteen mocht gebezigd worden dan het woord
Gods, in wet en evangelie ten volle geopenbaard , gold
hun noch de Katholieke overlevering, noch de Hoomsche
kerk of paus, maar enkel het bijbelboek als ,pilaer
ende vastieheyt der waerheyt". Hiermede gewapend,
betuigden de Bossche kerkedienaren ad interim, bij hum
dupliek, den Leuvenschen ,vooghden ende procureurs",
dat zij ganscheljjk ,bereydt ende overbodigh waren, om
met haerlieden in conferentie te komen" ; — alleen diende
het dispuut plaats te hebben in het openbaar '), en moesten
niet zij, maar hunne tegenpartijjders aan de overheid
vragen, daarvoor zoo spoedig mogeljk met wederzijdsch
goedvinden de noodige maatregelen te nemen.
Naar zich verwachten liet, bleef die herhaalde ,ver-
daginghe" zonder eenig gevolg. Ook zagen drie der onder-
ieekenaren van het manifest: Voetius, Eyerwijn en
Swalmius — reeds bij herhaling huiswaarts ontboden —
ten laatste zich gedrongen tot hunne respectieve gemeenten
terug te keeren?) Dientengevolge werden bedoelde pre-
dikanten in de vergadering van Woensdag 14 puc
?) Met betrekking tot zulke publieke en private disputaties, zie Vot,
Polit. eceles., t. UL, p. 055—657. Als »historiseh overzieht" niet onbelang-
rijk is de »Index collationum seu disputationum de religione", gegee
p. 607—679.
2) Den 6: Juli 4630 teekende Ophovius in zijn dagboek aan : »Praedicnte
quatuor, qui provocarunt Catholicos sacerdotes eum indignatione DD, (sdl.
Statuum) revocati fuerunt ex Sylvaducis et alii substituti", Weys. w. Url»
st. I—II, blz, 387, Ten onrechte, Immers was door scliepen Herman de Biltart,
in zijne betrekking als ouderling der Gereformeerde gemeente, den 4d» Juni
1030 ter vergadering van het Bossche consistorie meégedeeld »dat hy hudfe
becomen brioven van haere H. M. aende respective magristraaten van Dordredls
Haerlem, Heusden ende Ziericzee, om te obtineren continuatie voor ad
olf ten minsten ses weken, vande praedieanten die hier
(t. w. Everwijn, FLA Yoetius en Udemans)". Kerkl, arch. Den Bosh
n?. 90, fol. 26. Maar zie ook hierachter, bijlage CXXIII. P
m
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANsENIUS. 341
1630, na voor hunne goede en getrouwe ') zorgen hartelijk
te zijj bedankt, uit hun tijjdelijken werkkring ontslagen
met ,eene loffelycke attestatie in de beste forme, om
haer in het toecomende te dienen daert behoorde"; —
een ontslag , schier onmiddellijk gevolgd door de dringende
bede ten afscheid, om toch bij voortduring het wakend
oog gevestigd te houden op ,dese teere gemeynte" van Den
Bosch, in welke, naar zich het consistorie vleide, Voetius
,.uls de naeste gesetene" groot en blijvend belang stelde).
Reeds spoedig na zijne tehuiskomst zag er, met op-
dracht aan de Bossche magistraat en burgerj, van
Heusdens kerkedienaar een Latijnseh boekje het lieht,
Philonium romanum correctum getiteld?). Door
Voetius opgesteld onder medeweten zijner voormalige
!) Zie bijlage CXXIV.
3) In zijne hoedanigheid van geleend predikant was Voetius, sinds 9 Oet.
1029 tot 29 Aug. 1630, alzoo ruim tien maanden, te 's-Hertogenbosch werk-
zamm. Aanwezig ter gewone kerkeraadsvergadering, op Woensdag 21 Aug.
1630, deputeerde men hem daar nog met Udemans, juist &én dag vóór zijn
vertrek, naar de magistraat, Wanneer derhalve Voetius, Dispp. select., t. IV,
p. 283, sehrijft: »Adhaec Sylvà-dueis jam oceupatà ibidem novem mensibus
operam meam commodasse", telt hij van zijn verblijf in Den Bosch waar-
sehijnlijk den tijd af, dien hij doorbracht te midden der Heusdensche gemeente.
Vgl. billage OXXIV.
3) Hoewel in de voorrede, gedagteekend op 98 Aug, 1630 uit Heunsden,
door Woetius nadrukkelijk was verklanrd: »Tardius forte, quam nonnulli
putaverant, in lucem prodeunt (n. hae notae); sed in causa fuit typographi
defectus, ita ut editionem post reditum ad ecclesias nostras differre coactus
sim", en hoetzelfle jaartal ook op den titel voorkwam, had hot geschrift
wan Heusdena prediker: Philonium romanum correctum. Hoc est, notae et
E rcwatsni in declamatiunculam | Cornelii. Jansenii theologiae doctoris ,
et professoris. lowaniensis, titulo »Alezipharmaei civibus buscoducensibus
qpropinats, eic, editam", Dordr., 1630, naar Jansenius beweerde »niet en connen
"wolmaeckt worden, dan ontrent de maent van Februarius van dit teghen-
»woordich jaer (t. w. 1631)". Ook onderstelde hij, dat er voor die vertraagde
witgave nog wel andere redenen zouden bestaan hebben dan »'tghebreck
datter 'tvoorgaende jaer aende boeek-druckers in Hollandt was ghewoest",
Met dat al, teckende Ophovius reeds den 24**» Januari 1621 in zijn dag-
boek aan: »Misi Lovanium libellum Voétii eontra. Jansenium a fiscali missum
Sylvaducis", Verz, v. oork., st. I—1I, blz, 394.
25
-—
343 ACHTSTE HOOFDSTUK.
ambigenooten te 's-Hertogenbosch ', was het meer be-
paaldelijbk gericht tegen zeker pamflet van Janmsenius:
Alexipharmaeum civibus sylyaeducensibus
propinatum ?), hetwelk deze eertijjds had toegevoegd
aan de uit Diest overgezonden afdrukken der ,Daechs-
vaerdieheyt" ^). Met dien Preservatyf-dranck, gelijk
de vertaalde titel luidde *), bood Leuvens professor, vol-
gens zijn zeggen, den Roomsch-katholieken in Den Bosch
een heilzuam middel ,tegens den toover-gift-dranek van
de Ghereformeerde ministers aldaer"; zoodat genoemd
vlugschrift dan ook te recht kon worden aangemerkt,
als eene ,corte beantwoordinghe op het beroep-boeexken"
der tjjdelijke predikanten van 's-Hertogemboseh 5).
7) »fta hae notae de consilio rever. collegarum conscriptae sunt". Voet,
Phil. rom. corr, p. MI, praef.
*) Opgenomen in Voetius' »Philonium: romanum eorreetum", svaaraan bet.
" onmiddellijk voorafgaat, heeft het geschrift van Jansenius tot titel : Aleriphar-
maeum civibus sylvaeducensibus propinatum adwersus vinistrorum suoni
fascinum. Hoc est responsio brevis ad libellum provocatorium ministrorum
sylvaeducensium, Lovan, 1630. Het oordeel der Katholieke censuur, ge-
plaatst achter dat boekje, luidde: »Bibite hoc ab experiente medico pro-
pinatum alexipharmacum, o cives, et inolfensam, à prima Sylvae veste
plantatione, fidei Catholicae sanitatem retinete; bibite ministri, wt für
sani, ]ta voveo, et in praelum mitto. Lib. Fromondus, s th. in acd
lovan. doctor, et prof. ord., archiepiscopalis per dioeces. mneclim. libr. censor.
Die 4 Junij, anno 1630". Bij Jan Oliviers en Coenesteyn verscheen, even-
oens in 1630, eene Fransche uitgave van hot »Aloxipharmacum" bes.
door Pues achter welke gevoegd waren les lettres de desfy de pa
et d'autre"; hierboven vermeld op blz, 334, nant. 9, en ble, 397, manL 5.
3) Zie hierboven, blz. 336. Den 174e» Juni 1630 teekende Ophovius in ijt
dagboek nan: »Recepi a d. decano et pastore eyndoviensi responsum lntinnm*
Alexipharmacum ad provocationem quatuor ministrorum
sylvaeducensium". Verz, v. oork., st. I—II, blz, 380.
*) Catal. prov. gen. N.-Br., 9* gede, blz. 491.
*) Zoo was allengs eene vschriftelijcke conferentie" in de plaats gelredet
van het mondeling dispuut; iets, waartegen de vier predikanten werkluar-
den geen bezwaar te hebben, mits daarbij zou gebezigd worden *
nederlandtseh, dat de gemeynte verstaet"; alsook, dat men over
elkanders boeken zou mogen lezen ssonder verhinderinghi.
openinghe, 91* druk, blz. 44.
E
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUS. 343
Buiten twijfel verried Jansenius' pleidooi eene niet
geringe mate van heftigheid, zich openbarende in breed-
sprakige, sterkgekleurde, nu en dan zéér holle rhetoriek.
"Tegen Voetius en zjje medestanders werd uitgevaren
. als tegen ,waggelmutsen", die voortdurend de waarheid
zoehten en haar nimmermeer vonden'); — ,woorden-
pronckers", die met mooie praat de onkundigen misleid-
den ?); — ,lant-roepers van nieuwigheden ende lap-cramers
van 't gheloof"*) . Door opgeblazen verwaandheid en
,kittelachtighe onruste" vervoerd, beeldden die vier
,Gommariste ministers" zich dwaselijjbk in, dat zij der
bevolking van 's-Hertogenbosch het oud, apostolisch,
katholiek ehristendom konden brengen; zijj, die wat ze
nog goeds bezaten aan Rome's kerkleer te danken had-
den. Dat derhalve die opgeworpen herders ,ad interim",
hunne zending en macht om te reformeeren eens voor-
af met onweérlegbare bewijjzen staafüen — de katho-
lieke geestelijkheid van Den Bosch zou, im dit geval tot
wijken gedwongen, de schapen harer kudde willig hun
overleveren.
Met geen andere bedoeling onderwierp dan ook Voe-
tius den ,Preservatyf-dranck", dien hij liever ,Laudaensch
slaep-eruyt" heette*), aan een afzonderlijk, zéér nauw-
keurig onderzoek, dat wel grootendeels zich aansloot bij
hetgeen door de ,Naerder openinghe" gemeenschappelijk
*) »Audiunt illum (n. Paulum apostolum) cum admiratione detestantem
vertumnos illos, qui semper inquirendo discunt, et nunquam ad scientiam
veritatis perveniunt", Jansenius, AlexipA., p.4. Vgl. Preservatyf-dranek, blz, 3,
*) Jansenius, Alexiph. p. 9. Vgl. Pres.-dranck, blz. 7.
7) sAvdiunt illum adversus hujusmodi praecones novitatis, et. interpola-
lores veritatis terribili severitate intonantem". Jansenius, Aleriph., p. 4
Vgl. Pres.-dranck, ble. 3.
4) Alexipharmacum, cum ex ingredientibus pharmaeum hoc soporiferi
generis esse deprehendatur, praestitisse isto titulo insigniri: Laudanum
opiatum", Voet, Phil, rom, eorr. p. 4.
E
c"——
044. ACHTSTE HOOFDSTUK.
was im hel licht gesteld'), maar het reeds opgemerkte
niettemin uitbreidde ), of bevestigde door tal van plaatsen,
ontleend aan bijbel, kerkvaders en latere HRoomsch-
katholieke schrijvers, inzonderheid Bellarminus ?); daarbij
den tegenstander voor oogen houdende, hoe sommige
uitspraken verkeerd door hem waren toegepast *), andere
ten halve aangehaald of geheel uit haar verband gerukt 5.
Volgde Heusdens prediker in zijne bestrijjding zoo trouw
mogelik den niet zeer logischen gedachtengang van het
.Alexipharmaeum" — hij liet tevens geene gelegenheid
ongebruikt om, nu eens schertsenderwijs*), dan wweer
bitter en streng ?), den Katholieken hoogleeraar te wijzen
op diens woordenpraal en gebrek aan methode").
*) Soms verwijst Voetius zijne lezers naar die »declaratio belgica". Zie PAil.
rom. corr, p. 69, 72, 73, 76, 79.
7?) Zie Voet., Phil. rom. corr. p. 16—20.
3) Zio Yoet., Phil, rom. corr., p. 7, 9, 20, 40, 44, 49, 57, 00, 09, 75, 78, 79.
Ook dat hij vroeger het »eMysterium iniquitatis" van Du
wlijtig had bestudeerd, kwam Heusdens prediker nu goed te stade; ibidem,
p. 66, 69, 89, 95. Vgl. hierbovon, blz. 103 en 164.
5) Zoo bv. heet het van eene bewijsplaats, uit Augustinus anngelnall:
»Quid haec ad nos, qui fidem hanc de trinitate, et persona Christi sartam
tectam iuemur; aut quid haec ad Papae dominium temporale et spiritoile.
totumque illud papalitatis chaos, quod nos impugnamus? Sed parum sem-
tentiae erant ostentandae apnd imperitum vulgus, (ut tu buscoducene
mppellas) atque hoc mangonio phaleris exornata magna mater Cybele romans
in pompam quasi cireumiducenda", Voot., PAil. rom. corr., p. 9t, 99. Vgl. pA.
5) »Utinam buscoducensibus et lectori cuivis integrum esset ipsum.
traetatum legere; videret procu! dubio eum dolore ot indignatione lunbi-
fragium ipsum hie passum et alibi erurifragium a Jansenio, Contenti erint
antecedentia et consequentia descripsisse". Voet, PAiL vom. corr, p, S.
5) »Nunc vero, dum instar rhetoricae classis discipuli, quasi pro.
et loci victoria stylum exemeere, et in re tam grawi plua quam puerilitr
ludere visum fuerit, nihil spei aut. occasionis ad illustrandam veritatem quin
tum in ipso est nobis reliquum facit". Voet., Phil, rom, corrs | eos
vgl. daarmede p. 22, 98.
1) »Quam stupea et stupida haec connexio aut consequentia |
logicam tuam et regulas eonsequentiarum d. Janseni. Ubi serio tenta
quid intersit inter probationes et rhetoricationes". Voet., PA. is,
*) »Qualem hanc esse d. Jansenii in buscoducenses ministros |
Im
-—
BUITEN XN BINNEN DEN BOSCH. STRIJD MET JANSENIUSs. 1245
Jansenius, door die ceritiek ten zeerste geprikkeld,
nam opnieuw de pen ter hand en schreef zijne Notarum
spongia '), in het nederlandsch overgezet als Catho-
lyeke uyt-wis-spons?); een werk, dat — ,toeghe-
eyghent" wederom aan de Hoomsche bevolking van Den
Bosch?) — het ,breeder antwoordt" bevatte op de aan-
merkingen door ,den Ghereformeerden predicant Gisbertus
Voetius" tegen den ,Preservatyf-lranck" uitgegeven ").
Onder vermelding der , onhebbelijekheyt", waarmeé, zooals
Jansenius zocht aan te toonen, zijn schrijven daar behandeld
was, verzekerde hij, in de voorrede van bedoelde ,Uyt-
wis-spons", ditmaal alle ,ghecierde ende vloeyende woor-
den" ter zijjde te hebben gelaten, om, in ,stillicheyt des
ghemoets" en zonder ,groote kyvagie", uitsluitend zich
licet erebrioribus patrum sententiis vermieulatam, cuivis ex notis et casti-
gutionibus nosiris mox constabit. In quibus, quod inviti secuti fuimus ipsius
duetum, et methodum 4g4$ejey, non nobis sed ili impntandum est", Voot.,
Phil. rom. corr., p. M & Ill, praef.
Y) Notarum spongia quibus aleripharmacum civibus sylvae-ducensibus
mwper propinatum aspersit Gisbertus Voetius minister sy lvaeducensis authore
Cornelio Jansenio episcopo iprensi, s. th. doctore et sacrarum lilierarum
quondam (n ucademin lovaniensi professore vogio. Exitio tertia. Cum Alezi-
pharmaco, Lovanii, apud. Petrum Sassenum et Hier. Nempaeum. Anno1066,
Bedoelde »Notarum spongia" js o. a. aanwezig, in de boekerij van het prov.
genootsch, van Kunsten en. Wetensch. in Noord-Brabant; zie Catat., 44e gede,
Mjiz. 955, n?. 105, Vgl. voorts hieraehter, bijlage CXXV.
3) Catholycke uyt-wis-spons over de aenmerckinghen,, die Gisbert Voetius
heeft ugt-qhegheven teqhen den Preservaly[-dranek. Toe-qhecyghent de qodt-
aweesende. ende mannelijche Catholijcke burgeren van den Bosch. Ghemaeckt
door Corneliws Janssenius van. Leerdam, doctor. inde. godtheydt, ende ko-
mincklijcke majesteyts. professor win. de h. Schrifture. Over-gheset wyt het
latjn inde Nederlantsche tale, 't Antwerpen, 1633, Zie, voor den inhoud
van dit boekwerk: dr. Rogge, BeseAr. cafal., st. H, afd. TE, blz. 118. Vgl.
Voet, Thers. heawt, p. 237, en bijlage CXXVI.
53) Den Boseh wordt hier door Jansenius genoemd: »de heerlijexste endo
christelijoxste stadt".
*) Den 23«» Aug. 1631 sehreef bisschop Ophovius in zijn dagboek : »Respondi
4. ex, m. Jansenio et gratias egi pro edita spongin contra Voetium", Verz. v.
oork., st. I—II, blz. 399.
a
CHNENN,
346 ACHTSTE HOOFDSTUK.
bezig te houden met het onderzoek der ,oprechte"
waarheid !),
Hiertoe besprak hij allereerst eenige ».buytenpropoost-
vraghen", door Voetius in diens ,Philonium" aange-
stipt; ging dan over tot het naar Roomsch-katholieken
trant verklaren en verdedigen der kerkeljke zending
of roeping*) zoowel als successie of opvolging ?); terwijl
het slot zijner breed uitgewerkte ,Spongia" enkele be-
sehouwingen inhield omtrent de disputen met ketters
ie voeren, omtrent de leerstellingen, gehuldigd door de
Calvinisten en — wat inzonderheid merkwaardig mocht
heeten, als gevloeid uit Jansenius' pen — omtrent ,het
ondwaelbaere meester-schap" van Rome) aan welks
voorliehting de tegenpartij zich volgens hem tot haar
groote sehade onttrokken had.
!) »Denique quia nihil magis animum disputantis perturbare solet, quam
fervor is qui e nimia contentione oboritur, opusculum hoc quam maxima
fieri licuit, animi Lranquillitate pertexui: u& nusquam misi in ipsa sincwse
veritatis indagatione defixus, tanto expressiorem eam oratione promerem
quanto a nebulosa hujusmodi perturbatione puriorem", Jansenius, Nola.
spong., p. 3. Vgl. Cath. ugt-wis-spons, blz. 36.
7) In. xijne beantwoording, Nolar. spong« p. 386—923, »De missione
ministrorum" (vgl. CaíA. uyt-wis-spons, blz. 94—489), volgde Jansenius,
xoo trouw mogelilk, het betoog voorkomende bij Voet., Pil, rom. wT«
. p. 92—37.
*) Met. dit gedeelte van zijn boekje, Notar. spong., p. 093—133, »De sut
sione ministerii et ecclesiae rorranae" (vgl. Cath. uyl-wis-spons, blz, 489—990).
zocht Jansenius o.a. te wwérlegren, wa Voetius geschreven had; Phil.ymm«
corr. p. 971—406, Vgl,,in zake dier successie, Brandt, a. v0, dl, EV, blz, 037—899,
alsook hot vlugsehrifn van Jacob Batelier De
achtich verhael, van een disputatie gehouden te Berckel.
6 Jan. 1634 met een Roomseh-Catholyk priestor. Mot Rer
discoursien over de successie vande pausen van Roomeh
beschroven door een dienaer der gem. J. Chr. by don Remon-
siranien, Rotterdam, 1634. Zie L. D. Petit, Bibl. v. Nederl. pom
di, I, n?. 188.
*) »De disputationibus cum haereticis, de doctrina calviniana, hebr |
romana, eatholiea, et infallibili ejus magisterio"; Jansenius,
p. 133—246. Vgl. Cath. uyl-wis-spons, blz. 255—440. |
1
BUITEN EN BINNEN DEN BOSCH. STAIJD MET JANSENIUS. 347
Ook nu bleek het voor den Leuvenschen professor on-
twifeld ,een kleen vermaeck", over de hoofdpunten des
geloofs van gedaehten te wisselen met menschen, die,
geljk hij opmerkte, ,d'uytspraecke van de Scehrifture,
na de maniere van haer eyghen goetduncken wilden
afmeten, verwerpende het oordeel ende de authoriteyt
yan de algemene kerck" '. Evenmin als vroeger, ontbrak
het bij deze gelegenheid aan tal van krasse uitdrukkingen
door Jansenius den vier predikanten, en niet het minst
Heusdens kerkedienaar, voor de voeten geworpen; waar
hij laatstgenoemde volkomen te recht verweet, dat zijne
woorden vaak werden ,gheput uyt de duysterste holen van
het latijn" *), of dat hij Rome's pausen en leer somwijlen
sanblafte met een ,hondtsehe wel-spreeckentheydt" ?).
Niet verdiend daarentegen mocht de beschuldiging heeten ,
dat Voetius ,met dubbel-Iuydinghe van woorden" de groote
menigte trachtte te bedriegen, of dat diens ,Philonium
romanum correctum" eerder ,een onghebonden besem"
dan ,een beknopte reden-kavelingh" geleek *).
Afgezien evenwel van zulke ongerechtigheden, kon
Jansenius, het einde zijjner ,Uyt-wis-spons" genaderd,
er in waarheid op wijzen*), hoe hij de beweringen der
^) »Etsi tenuissimae voluptatis est de religionis dogmatibus cum iis homini-
dus welitari, qui communis sensus fidei velut expertes, opinionum suarum
modulo christianae fidei scripturaeque sensa metiuntur, et universalis ecclesiae
judicio authoritateque repudiata, suo tantum se duci spiritu, suoque quodam-
modo genio indulgere gloriantur". Jansenius, Notar. spong., p. 1. Vgl. CatA.
wytwis-spons, blz. 33.
3) Vgl. Voet, Dispp. select., t. Il, p. 554.
3) Jansenius, Notar. spong. 6, 19. Vgl. Cath. wyt-wis-spons, blz, 49, 53.
"Wat betreft het rechtmatige van laatstgenoemd verwijt, zij hier slechts
mangehaald; Voet,, PAil. rom. corr, p. 49, »Papatus est, qui ex haereticorum,
judaeorum, gentilium stereoribus et putri materia scarabaei emersit",
4) Jansenius, Notar. spong., p. 14, 8. Vgl. Cath. wyt-wis-spons, blz. 56, 45.
. 9) Jansonius, Notar, spong. p. 946, 947. Vgl Cath. wyt-wis-spons,
348 ACHTSTE HOOFDSTUK.
tegenpartj ,met een stercken arm" had pogen te ver-
zwakken; al zou ook geen harer woordvoerders zijne
betuiging overnemen: dat hij die ,volkomentlijjck ende
overvloedich" had omvergeworpen. Voetius ten minste
gaf zich nog geenszins gevangen. Later trad hij bij ver-
nieuwing tegen den koninklijken professor in het krijt —
doch toen niet meer als Heusdens predikant.
NEGENDE HOOFDSTUK.
In eigen kring. Tot hoogleeraar geroepem. .
Niet alleen buiten, maar ook binnen de grenzen van
zijn persoonlijk arbeidsveld , openbaarde Voetius eene sehier
rustelooze, steeds meer omvattende werkzaamheid.
Was het eerste anderhalf jaar van zijn verblijf als pre-
dikant te midden der Heusdensche gemeente grootendeels
voorbjgegaan met ,strijden ende swarigheden'"; onder
een gedurig ,waecken en braecken" ") — welhaast scheur-
den die wolken en mocht hij, na afloop der Dordtsche
synode in zijne vaderstad teruggekeerd, ,de lieffelijcke
sonne der bevredinghe" hoe langer hoe kraehtiger zien
doorbreken. Zelis een der jjverigste Remonstrantschge-
zinden te Heusden, de conrector-voorlezer Mattheus
Petri Verhoeven?), die zich eertjjda met zeker vertoon
aan Grevius' zijjdde had geschaard, de tegenpartij dikwijls
&pottend ,suyvere broeders" genoemd en, naar hij open-
Mjk verklaarde, vanwege ,het different" in geen negen
3) Voet,, Afscheydt-predicatie, lx. 78. Vgl. Polit. eccles, t. VL, p. 997:
»Vivum ministromachine in Belgio nostro exemplum dederunt tempora re-
monstrantiea", en hierboven, blz, 946—960.
*) Verhoeven was gewoon de quitantie voor zijn traktement »ter causse
van een vierdendeel juers sehooldienste" met zekeren zwier te onderteekenon
ais: »moderator sive conrector ecclesiaeque praelector hujus oppidi Heusdani".
Dud-arch, Heusden, E. 915, bijlage tot fol, 28 der gemeenterekening over 1017,
a —
mm
350 NEGENDE HOOPDSTUK.
maanden deelgenomen had aan eene avondmaalsviering ,
weigerde nu niet langer de formulieren van eenigheid:
eateehismus, eonfessie en canones, te onderteekenen als-
ook den Heusdenschen kerkeraad en der classis vau
Goreum ?) zijn ,hertelyck leetwesen" te betuigen over de
»quaede proceduren, voorhenen in altereatie geschiet''*).
Nauw genoot echter Voetius een weinig van die kalmte
en rust, of er dreigde opnieuw gevaar. De met 700.
groote inspanning verkregen ,ruymigheyt des levens'
kon lichteljk schade berokkenen aan de vaste .ordre,
tucht ende diseiplyne" der van Remonstrantsche bestand-
deelen nu gezuiverde gemeente. Ook zouden ,vleeschelijcke.
ende wereldtsche" gewoonten zijne Calvinisten — rots.
de gezonde leer hun gepredikt — missehien verlokken toi
»libertjnsche kerckeljekheydt", zoodat zj zich tewrelen |
stelden met een ,fuweelen euangelium" en een ,ge-
mackelijek christendom", niettegenstaande hij zich alle
moeite gaf hen te overtuigen, hoe het wezen der Gere-
formeerde religie geenszins bestond im eem streven eu
strjjden louter met woorden; in een krachtig veri,
zonder meer, tegen de ,dwalinghen ende fuetien" vun
wie eigendunkelijk buiten ,Godes kercke" zich hadden
geplaast, of in hare nabijheid nog immer ronddoolden.
Dit ware, om zoo te zeggen, slechts de voorste bolwerken
verdedigen; het eene geschil uit het andere Rhe
de eene schermutseling na de andere aam
men jammerlijk verzuimde te letten op hetgee
de vestingmuren plaats vond; in gebreke
1) Blijkens een nog voorhanden kwijtbriefje, gaf' de s
bij deze gelegenheid aan Verhoeven het noodige geld w
Gorcum te reijssen". Oud-arch. Heusden, E. 216, bijlge.
der gemeenterekening van 1619,
m—
IN EIGEN KHING. TOT HOOGLEERAAT GEROEPEN. 351
allernoodzakelijbhsten kamp te voeren: dien tegen zich-
zelf en de velerlei ,abuysen" in eigen kring ').
Uit dien hoofde ging Voetius onafgebroken voort, in
de door hem te Heusden gehouden predikatién, zijne
toehoorders ernstig te vermanen, dat zij zich toch niet.
nitsluitend zouden ,weyden ende vermaecken" met de
hun hier of daar geboden sierljjke beschrijvingen van de
,verborghentheden der saligheydt", om dan verder ,sor-
gheloos ende onbekommert" hunnen weg te gaan. Zulke
neutrale" Calvinisten met ,mom-aengesichten en bulle-
backen van godtvreesentheydt" herinnerden, maar al te
sterk, aan het voormalig geslacht der farizeón — die
gewitte wanden en ontrouwe dienstknechten! Ook waar-
schuwde hij de leden zijner gemeente, niet ,te hincken
aen beyde zyden"; niet, als , modderaers in de practycke",
angstvallig hun hart te verdeelen tusschen God en de
wereld; tussehen hemel en aarde, licht en duisternis,
Veeleer dienden zij gestadig toe te nemen in ,vyerigheyt
ende strackheydt" des christeljjken levens; zieh voort-
durend te oefenen in een scherp ,oppassen"; in een streng
de wacht houden over hunne minste handelingen; hun
slapen en waken, hun eten en drinken, hun spreken en
zwijgen, hun opstaan en nederliggen, Eerst door zulk
*) »Ghy die de verschillen in de religie weet te ontleden tot de minste
Stucken toe, en ontledeot ghy w« eyghen eonseientie niet? vruagt Voetius
zijm Heusdensche gemeente, om straks daaraan toe te voegen, deze, zeker
hoogst merkwaardige woorden: sDe levendighste overtuyginghen, de sterekste
dispuyten zijn, met der daedt ende met sijn leven te disputeren; de vey-
NMighste ende vruchtbaerste overwinninghe is met weldoen de lostermonden
te stoppen - — de kladden ende lasteringen op onse heylighe professie van
den Remonstranten ende andere geworpen, met de suyverbeydt
*des levens af te wissen ende uyt te vaghen". Voot., Afs.-pred., blz. 43, 44.
"Ngl. daarmede blz. 441—79, passim; Dissp. select, t, Il, p. 793; »Ita haere-
Licis disputantibus contra fidem, pro fide non tantum disputare docebuntur
wrihodoxi, sed et vivere, ac luce bonorum operum adversariorum nebulas
eene ,precijsheyt" ") zouden zij
boven ,den slendrium ende
Jacobus 2, vs. 12: ,Spreect so,
door de wet der vryheyt sult |
jare 1628 verschenen. Ook daarin
diker zich geroepen, waarschuwend e
ie treden tegen sommigen zijner
.segghers, ende gheen doenders", voor
meenen met den ,dienst der kercke",
ghewoonte" of ,om der opvoedinghe
anderen, oogenschijnlijk beteren, die, ,e
eourantiers van de religie", er staag op uit?
iets te hooren en af te weten, maar
woort Godis" te gelooven of ter harte te
verdouwen, ende te keeren tot voetsel
legen nog anderen eindeljbhk, die, echi
van het christendom geen hoogere ged
3) Van die »precijsheyt" kende en besehreef Vo
lende soorten. Vgl. dr. R. Fruins opstel: »De
sebap van de Goreformeerde kerk van Holland":
v. Nederl, kerkgesch., dl. V, blz. 7, aant. 2.
3) Voet, Afs.-pred,, bla. 16—34, passim.
3) De volledige titel luidt: Gisberti Voetii ym
der. godtsalicheydt of der gocder werchen: $00 die.
Gereforieerden. voleke. voor-gehouden wert , nejfens.
waren onghevalschten geloofs, den. Remonstranten ei
kereken twisten, lot onparlijdige proewe, den.
schiüjn-heylicheyt, item schadelijcke vysheyt ende:
wpyt Jac. 9, vers 12. Amst., 1698. Op twee kolon
IN FIGEN KRING. TOT HOOGLÉERAAR GEROEPEN. — 353
dan dat het bestond in een ,uyterlijeken kerck-ganck";
voletrekt niet beseffende, dat men zijn geheele leven
door, bij het dagelijksch verkeer, in handel en wandel,
in alle ,particuliere beroepinghen, ampten ende han-
teeringhen", religieus en conscientieus zich gedragen
moest, !).
Op deze wijze poogde Voetius, ruim zeventien jaren
lang, jjverig en trouw, in volkomen ,eenparigheydt met
de christeljjeke Gereformeerde kercken", tot Heusdens
gemeente te brengen, wat bij hem gold als ,de oprechte,
suyvere, evangelisehe leere, geklaert van menschelijcke tra-
ditien ende van den ouden suerdeessem des Pausdoms" *).
Aan gelegenheid om openlijk in dien geest te getuigen, ont-
brak het hem allerminst. De reeks toch der onderlinge
samenkomsten binnen de frontierstad — twee keeren iederen
Zondag en even dikwijls gedurende de week — werd, schier
onmiddellijk nadat Cloppenburch er den arbeid met Voetius
deelde, door nog ééne samenkomst uitgebreid. Verder
bleven Heusdens predikanten, als vroeger, belast met
het voorgaan op Zondag, 'smorgens en 's middags, bij
de godsdienstoefeningen te Nederhemert; terwijl daaren-
boven de bezetting van het kasteel steeds najjverig hare
rechten deed gelden op eene afzonderlijbke toespraak.
Aldus hadden beide kerkedienaren, in zeven dagen tijds,
te zamen acht preekbeurten te vervullen?) Hierbijj kwam
3) Voet, Medit, blz. 19—18, passim.
7) Voet, Afs-pred., blz. 12 en B1. Vgl. Polit, eccles, tom. I, pars I,
p 607—631,
?) Onjuist is de voorstelling bij C. Burman, Traj. erud., p. 398 — vroeger
door mij overgenomen in Sehoel-gezag, blz. 16 — die Voetius all&én »octo
conciones per quamque hebdomadem" laat houden. Ook de hoogleeraar
N. C. Kist dwaalde, naar het mij thans voorkomt, met zijne verzekering
in De Christ. kerk op aarde, 299 uitg., dl. IL, blz. 131: »Van Voetius is
het bekend, dat hij, als predikant te Heusden, gewoon was dagelijks in
het openbaar te prediken". Missehien gaf tot zulk vergissen aanleiding het
kerk — van vier tot half zes voo
volgens tot zeven uren "s avonds s
minderd het bijbellezen op enke
geoefende lidmaten !).
Betrekkelijk kort — drie jaren
Voetius de medehulp van zijn
Reeds in Januari 1021 waagde Go:
mislukte poging, om Cloppenbureh ,
teranus en Johannes Spiljardus, als
voor die gemeente te verkrijgen ?, toen.
Amsterdam, welker alumnus hij eertjj
inet het begin van Maari beslag ki
persoon; een beroep, door Cloppenburch c
gestelt" en 17 Juni 1621 opgevolgd ?).
dusgenoemde »avondt-gebedt", dat Voetius op '
verrichtte, als legerpredikant. vóór 's-Ho c
1) Essenius, Orat. fun., p. 23. Vgl. Hand, nal. sy
Voet., Dispp. select., t. TII, p. 799, 94; Polit. eccles.,
?) Vgl. hierboven, blz, 441.
7) Door gedeputeerden der classis was ten zeerste a
waarop zich Gorcums consistorie hij het 7
oordeelde namelijk die znak met »al te groote verha
abuijsen" geschied, daar bedoelde kerkeraad, buiten.
poteerden, alsook zonder voorkennis der broederen.
over het uit te brengen beroep reeds »met
lhadden geweest", Deze, toentertijd lid van den Ga
putatorum" en, door bedoelde vergudering »gesondeert"",
zich naar Gorcum te verplnatsen , betuigde bij d
»dat de voors. abuijsen hem waren onbekent grewe
de selve onschuldich was", Acta dep, el. Gorinehes 4
hierboven, blz. 949, aant. 3.
3) Zie Merboven, blz. 141, aant. 3.
3) Acla dep. el. Gorinch., 8 Maart 1691;
April 4694; Arch. Here. kerk Heusden, afd. I,
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN. — 355
en partijgenoot?): de theologiseh zoowel als literarisch
goed-onderlegde predikant van Sehoonerwoerd, Johannes
Seroyen ?), werd daarna Voetius' ambtsbroeder te Heusden.
Booze geruchten, omtrent dezen uitgestrooid, als koes-
terde hij ,een vremde opinie int point van den sabbath",
deden de Gorcumsche classis besluiten, in hare zomer-
vergadering Seroyen eers& nog sommige vragen ter be-
antwoording voor te leggen ?), eensdeels, ,om hare eon-
scientie te voldoen", anderdeels, opdat daaruit zijn onschuld
zou kunnen blijken, en hij ,de classi contentement geven"';
wat dan ook tot aller genoegen plaats vond *).
Negen maanden slechts had Seroyen binnen de frontier-
stad het herders- en leeraarsambt bekleed, toen hij, na eene
korte ongesteldheid, stierf *). Als zijn opvolger werd, half
Juli 1622, bevestigd Johannes Slatius "), die zoodoende zijne
3) Vgl. hierboven, blz, 158, aant. 9.
7) Oud-arch. Heusden, E. 216, bijlage tot fol. 43, vermeldt deze quitantie:
»De wethouderen ende regeenders der stede van Heusden ordonneren Jan
Franssen vanden Broeck eerste ende opperste borgemeerster deser stede,
le betaelen aen Goossen Janssen Hagesteyn, de somme van acht car, gulden,
over gelijeke somme, hem geaccordeert ende belooft voor dat hij de meu-
belen ende ander huijeraedt vanden predicant Joannes Seroij, van Schoon-
mewoerde, binnen dezer stede met sijne schuijte gelost heeft, die nlhier be-
roepen was, etc. Actum 20 Dec. 1021".
3) Vgl. hierboven, blz. 304.
*) Hand. cl. Gorc, 12 Juni 1621. Zie ook bijlage CXXVIII.
5) Tegen het einde der vaeature, door Seroyens overlijlen ontstaan,
bepaalden de ringbroeders »aengaende de bedieninge tot Heusden", dat,
»om haere kercke te bequamer mede te versorgen, sij alle met. gebeurten
woortewen den dienst souden waernemen tot Hemert, ende Voetius alleen
Heusden soude bedienen". Ringb. v. Heusd., 14 luni 1622.
5) Vgl. hierboven, blz. 210, aant, 4. Op de rinjrsvergadering in Eethen
gehonden, had Voetius den broederen me?gedeeld: »hoe dat de kercken-
raedt binnen Heusden willende procederen tottet beroupen van een nieuwen
Wienaer inde plaetzs wande overleden Seroyen, haer ooge badden geslagen
op broeder d. Slatium, maer dat zij de beroupinge noch nict hadden voltroc-
ken, mits dat zij alvoren eenige verseeckeringe wilden hebben vande ma-
gistraet van Delff, wiens alumnus hij was geweest, ende voorts gevraecht
hadden het advijs vande broederen dienaeren alhier", Eenstermmig verklaarden
—CENNEM
356 NEGENDE HOOPDSTUK. C-—
eerste standplaats Vljjmen — evenals indertijd Voetius —
met Heusden verwisselde '). Hechtte reeds die betrekking op
dezelfde dorpsbewoners beide ambtgenooten spoedig aan el-
kaar — de hoogachting, welke Slatius koesterde voor de per-
soonlijke gaven van zijn ouderen collega.*), maakte hunno,
door niets gestoorde, samenwerking uiterst bevo
den bloei der Heusdensche gemeente?), bij welke alleng
dezen »daer tegen niet te hebben". Ringb. Hewsd., 40 MANC UESE
Hand, cl. Gorc., 30 Mei 1622. 3
sprake pes
') Nadat de dimigsie van Slatius op de classis was ter
en in rondvraag gebracht, »ofte daer oock emant waere die die vaceerende
plaatse tot Vlymen begeerde te betreden, ende van alle jegenwoonlige
broederen nemant wierde bevonden", zag men uit naar een entes |
z00danig werd, »nae dat de kereke lange gevaceert hadde",
te Vlijmen beroepen een aanverwant van VWoetius, "Theodorus. Groen. (i
bilage LXX) die den 2996» September danrop trouwde met »)
Lamberts van Bueren, weduwe van Johannes Seroyen, s.g." Hand. el.
Gore, 97 Juni 1022 en 1 Mei 1023, Vgl. hiermede die van 43 Fehr. e
06, 7 Juni 1693, Zie verder de Acla dep, cl. Gorinch, 7 Nov. 4629; Owl-
arch. Heusden, T. l4 en Kerkl. arch. Viijmen, 472. fol. 6, 7 L
2) Wanneer later Voetius hoogleeraar i$ in Utrecht, en Slatius' zoon nur
de aexlemie gaan zal, verzoekt Heusdens predikant, wien door de stele-
lijke regeering het witzicht was geopend op diens plaatsing als alumnas íü
het staten-collegie te Leiden, bij request aan »drossardt, schepenen enl
borgemeesteren", dat het hem »liberalyck" moge vergund worden, ondet
toekenning eener peldeliibe bijlrage, in plants der »burse veadtio
collegio theologie tot Leyden", zijn »soontien" te »bestellen'"" D eide |
hoogeschool, wijl de jonge Slatius »aldaer sall genieten de liefde.
lycke sorchvoldicheyt van d. Voetius". De magistraat bewilligt
wrage en beschikt Slatius' zoon te Utrecht »tot syn onderhout
van twee hondert vyftich guld. jaerlicx", Qud-arch. Hein.
*) Macht en invloed der »Arminiaansche factie" waren
woorgoed gefuuikt, zoodat Voetius, die de synode te Dé in 4638,
en zich daar duchtig weerde — o.a. bij het stellen der
Hollands staten (zie hierboven, blz. 999, 300) — over de
behoefde te klagen. Immers kon hij, in de voorrede zijner t
gekomen Proewe eande eracht der godtsalicheyt , blz. X,
oogen selfs der gener die onder haer waren afgedwaell
heuchelijken waren verlieht geworden; also dat hij in den
roemen, datter sijnes wetens als gene ghevonden werden
mateu ofle oock toehoorders, die de selve waerheyt nu
en beleden, ofte immers beloofden sulckx te sullen doen'
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN. 357
,veele morshoecken van oude abuysen, versuymenissen,
vleeschelijeke quade ghewoonten, wereltsche vonden ende
practijcken, ydele wandelinghen van den vaderen overghe-
gheven ontdeckt, ende ten deele door des Heeren ghenade
uytghesuyvert waren" !),
Üngeacht de verschillende predikatién en catechisatién,
die hij wekelijks in de frontierstad of daarbuiten behoorde te
houden, had Voetius zorg te dragen voor nog menig ander
deel zijner pastorale werkzaamheid. Zoo moest hij van tijd
tot tijd de aankomelingen ten avondmaal ondervragen en
hunne geloofsgronden toetsen; vóór de bediening dezer
plechtigheid, bjj de gevestigde lidmaten telkens opnieuw
huisbezoek afleggen; de namen der communicanten als-
mede die der gedoopten en gehuwden opteekenen in
daartoe bestemde registers ?); kennisnemen van de nooden
der armen ?) en de behoeften der kranken *). Voorts diende
hij, evenals zijn ambigenoot, nauwkeurig toe te zien op
het leerstellig gehalte van het schoolonderwijs daar ter
stede?^) er getrouw de kerkelijke samenkomsten bij te
wonen, en met het consistorie ,in goeden orden de chris-
telycke disciplyne te betrachten". Ook was hij verplicht,
geholpen door broeders-ouderlingen, zooveel doenlijk van
*) Voet, Proew, voorrede, blz. XI.
3) Vgl. Voet, Polit, eccles. t. HI, p. 978.
*) Om aan de behoeften der armen Legemoet te komen, ontving Voetius
van tid tot tij een »subsidium" uit de gelden en opbrengsten van het
Sint klooster. Zoo werd hem, 96 Oct, 1023, op last der vroed-
schap daartoe uitbetaald 72 guld. Oud-arch. Heusden, E. 215.
4) Vgl. Voet., Polit. eccles, tom. L,"pdts 1, p. 930—953.
5) In 1627 was Voetius wdirector scholae" o.a. met jonker Caspar van
Eyck, drossiard, en met Gerard Bruynincx, oud-burgemeester van Heusden.
Jn 1633 bekleedde hij het seholasterambt met den oud-sehepen Dingman
Adriaansen (ten onrechte door van Oudenhoven, Beschr. v. Heusden, blx. 167,
vermeld als gestorven 14 Juni 1029). Voctius' opvolger in deze werd ten
jare 1634 zijn collega Slatius. Zie Oud-areh. Heusden, E. 218, bijlage tot
fol 49; E. 221, bijlage tot fol. 97 (rek. 1033), en si abo 1624).
-
uum
9358 NEGENDE HOOPDSTUK.
de .kudde des Heeren" alle ergernissen weg te nemen;
de zwakken te steunen; de gevallenen te vermanen;
de ongeregelden te bestraffen; bovenal, met de meeste
behoedzaamheid, te streven maar het bijleggen van
iweedraeht en (wist onder ,het volek" der Gerefor |
meerden !).
Bijzondere omstandigheden waren oorzaak, dat Voetius
zich nu en dan inliet met dingen, niet rechtstreeks lig-
gende op zijn weg. lets dergelijks deed zich voortenjar |
1622, Dirk, zijn oudere en eenig overgebleven broeder,
die, na eerst in Vlijmen onderwijs gegeven te hebben?,
later de familie naar Heusden was gevolgd en aldaar,
4 Maart 1618, plaatsvervanger geworden van Arceríu,
rector der Latijnsche school"), had sedert, onder zjne
leiding, zich zoeken te bekwamen voor den predikdienst.
Hoewel nu genoemde Diederieus, volgens het oordesl
der Goreumsche classis, niet meer dan redelijk ,propo-
neerde"*), en hij — wat als erger besehouwd werd —
buiten haar ressort, in de classis van Breda, praeparatoir
examen had gedaan?), maakten toch de broederen tegen
!) Zie met betrekking tot Voetius' werkzaamheden, hierbovez»
opgesomd, de Forme der inspectio over de gliemeene kercke zm
te houden, volgende de resolutien van beyde de generale ty
noden, ende verscheyden particuliere van Suyt-Hollands-
Waer van ghewach wort ghemaeckt artic. 40 der acten sy
nodi Suyti-Holl, gehouden tot Rotterdam, anno 1021, in.
geplaatst achter de »acta" der Heusdensche ringsvergadering van. PE e
en die der Gorcumsche classis van 18 April 4033. Vgl. Kist en ' »
E di. VI, blz. 143—146; Ringb. Heusd., 8 Aug, 1693 ;
Gorc, 5 April 1622,
3) Zie hierboven, blz. 154.
7) Zie hierboven, blz. 926, aant. 1, en. Oud-arch. Heusden, E.
5) Hand. cl, Gore, 2 en 3 Nov. 1620, Vgl. Voet,, Poll.
pars I, p. 884. Vgl. hierboven, blz. 266.
*) Te Breda was Diedericus ook getrouwd, in de eerste dagen w
1618, met »Claerkon Caleyt, jonge dochter". Oud-avch. Heusden
Vgl. hierboven, bla. 9.
: pat inco ituecisó qii
af van ongewone geestkracht blijk. Immers
te voren, zoo binnen als buiten zijne wo-
npen gehad met ziekte en zorg.
den winter van 1621 door eene schier
eid aangetast, was daarvan wel ge-
; zéér vermagerd en verzwakt, in af-
vterpésiqen mati
voortaan eensurabel zou zijn. Acía syn. part. Z. H.,
CXXIX,
jeus, ook wel genoemd Theodorus Voetius volgde in Dussen
op, die naar Heinenoord vertrok. In 1034 werd hij
t, Regíster, in. voce.
[es ie Oud-arch. Hewsden, E. 217, fol. 19 verso,
d PUEURS bL 2) venu. In het wel
Naetop DO: Aug; 4023 getrcawd, técudd; AUi
steunpilaar
d, was reeds in Januari 1620 gestorven. Vgl.
4, en van Oudenhoven , Bexchr. v. Heusden, blz. 166.
p. 36.
8s
360 NEGENDK HOOFDSTUK. —— —
roepen werd hare plichten te vervullen jegens een doch-
tertje, Elisabeth !'), toen ongeveer vijf jaren oud, en twee
jongens, van wie de een, Paulus), nog geen drie jaar,
de ander, Nicolaas?), nog geen zes maanden telde*) |
Hierbj kwam, dat Voetius, nauwelijks zelf van eene
ernstige ongesteldheid opgekomen?) en over het gehed
zich vrij maehteloos gevoelende, ter wille vam Seroyen,
zijn zieken, straks stervenden collega *), dubbelen arbeid
moest verrichten, die hem uitermate inspande, en waar- —
van hij pas ontheven werd door Slatius' overkomst. Toclh
wist Voetius aan alle tegenheden moedig het hoofd te '
bieden en toonde, door eigen ondervinding geleerd, zich
maderhand ook des te zorgvuldiger bedacht op middelen,
geschikt om anderen onder soorigelijke omstandigheden
bij te staan. :
Dringend vooral openbaarde zieh deze behoefte aun
JY) Zie hierboven, blz. 155, aant. 7, alwaar voor: sdie pee in
hare jeugd, gelezen worde: »die eveneens pee o
?) Geboren te Heusden, 7 Juni 1619, en genoemd naar
van vaders zijde. Het doopregister, loopende van 1618 tot m. dd.
arch. Heusden, J. E, 6), vermoldt met do hand van Gur
datum gedoopL: »Paulus soone van Gisbertus Voetius predicant tot Heuslems
ende Delia Jans". Vgl. de geslachtlijst bij Isaac Le Long, a,ww blz RO
en Essenius, Orat. fun., p. 17.
*) Den 749» October 16021 ook te Heusden geboren, en ;
grootvader van vaders kant Nicolas geleeten. Bli aanteekening in.
daareven vermelde register, werd hij 8 Oct, gedoopt, Vgl. Tena MES
biz. 80. »
5) Naar het schijnt stierf Nicolans spoedig, althans vór
Essenius, Orat, fun., p. 17.
*) »Noster (n. Voetius), quantumvis ex morbo debilis ,
sacri et instantis tunc coenae Dominicae conscius, per viros d
totus pallio involutus, sic capite etium obteeto, ad templum dedu
cionem publicam tamen habuit die Veneris; sequente fere
paratoriam ad s. synaxin; et die Dominieo rursus, 1
mento conveniebat: sed Dominus inter concionandum is L
corroboravit. Ad collegam suum, per idem tempus moribi
ut potuit", Essenius, Orat. fun., p. 80, 37.
") Zie hierboven, blz. 355.
s het aantal noodlijdenden te Heus-
ien, en bleken voor Voetius en Slatius
| dermate verzwaard , dat, hunne andere
'den sehade te lijjden. Wilden zij toch
e bewegen tot de hernienwde uitzending
"kranekenbesoecker", inzonderheid voor
post finitas inducias ab anno 1621, denuo circum-
.1700 ofte 1800 mannen, behalven vrouwen ende kin-
ven, Beschr. v. Hewsden, blz 18, maakt gewag van
r mm
362 NEGENDE HOOFDSTUK.
de garnizoensbevolking. Aldus werd aan beide bovenver- |
melde predikanten geen geringe verlichting bezorgd, en
konden zijj ,met meerder couragie tot de andere deelen
haeres diensts vaceren". v
Buiten twijfel had Voetius die ,couragie" MET
noode, ten dage dat het vuur der pestilentie brandde en
blaakte binnen de muren zijner vaderstad; toen daar,
gelijk voorheen in Egypte, schier geen woning ,sonder
klaghe" bleef'; toen Heusdens vroedschap, naast den
reeds uit, Delft, overgekomen ziekentrooster*), nog twee
afzonderlie pestmeesters, kort op elkaar, moest aan-
nemen, ten einde wie besmet waren bij te staan *); toen
zoowel Slatius als diens beide kinderen door ,de gru
serende contagieuse sieckte" overvallen werden en laatst-
genoemden daaraan stierven; toen ook Deliana vannieuws
op het krankbed lag meérgeworpen, even madat haar
jongste zoontje, Johannes *), droevig bezweken was onder
,het tempeest" van den Almachtige*); toen aan Voetius,
als kerkedienaar, weer een poos lang bij uitsluiting de
herderljke zorg bleef opgedragen, en hij niet afliet, van
morgen tot avond, zijn beangsten gemeenteleden hulp,
troost en verkwikking te brengen*), terzelfdertijd dat
3) Voet,, Afs-pred. blz. 34, Vgl. van Ondenhoven, Beschr. v. Heumk,
blz 180: sAnno 1624. en 1625. storven hier eenighe weecken lar j
den twintigh ende dertigh persoonen; eude bleven seer 1
de stadt van die sterfte vry"*.
3) Oud-orch. Heusden, E. 64, fol. 95. Vgl. daarmede bijlage C)
3) Gillis Aertssen, linnenwever, deed den eersten tijd als pesti
en wel van 9 Oct. tot 14 Dec. 1024. Op hem volgde mr.
die 60 gld. ontving boven zijn gewoon traktement »voor
uit Bommel sende anderssina". Oud-areh. Heusden, E. 64,
5) Johannes, nanmgenoot wan zijn grootvnder aan d
98 Januari 1624 te Heusden geboren, en, naar Voetius zelf
opteekende, den 1**e» Februari dnaraanvolgend gedoopt..
3. 1 6. Vgl. Essenius, Orat fwn« p. 47, en Le Long,
5) Voet, Dispp. select, t. TV, p. 824. Vgl. Essenius,
f) »Siquidem pastores ecclesiarum non possunt se si
E.
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROkPEN. 363
Heusdens gouverneur?, door de ,tambourijns" van het
garnizoen, hun, die met ,de gave Godts" bezocht waren,
bij trommelslag deed aanzeggen, deuren en vensters goed
gesloten te houden, op ,seeckere poene", door de vroed-
schap volgens ordonnantie vastgesteld ^).
Niet tevreden, zijjne zwaar bezochte Calvinistische ge-
loofsgenooten in dagen van benauwdheid en druk krach-
tig gesteund te hebben, rekende Voetius zich later even-
zeer verplicht tot samenwerking , toen Heusdens magistraat,
— madat met December 1625 de pest had uitgewoed —
megrotorum, multo minus licita ipsis fuga est, aut importuna ministerii
desertio", Voet, Dispp. selecl, t. IV, p. 313. De disputatio, verdedigd ondor
het praesidium van Utrechts hoogleeranr, waaraun bedoelde gevolgtrekking
(eonsectarinm) is ontleend, voert tot titel: De peste seu pestis anti-
doto spirituali, en mag, ter kenschetsing zoo van Voetius' denkbeelden
over — als van zije gedragingen onder die beemettelijke ziekte, buiten
twijfel merkwaardig heeten. Vgl. daarmede het gedeelte uit. Wtenbogaerts
preek over de pest, aangehaald door dr. Rogge, Wienb,, dl. I, blz, 129—14;
en J. B.(everwyck), med,, Bericht van de pest. 4. Dat de pest besmetlelick.
ix. 2. Middelen om de selve voor te komen, 3. ende te genesen, Dordrecht,
40636. Zie dr. Knuttel, Catal. pamfl, dl, I, st. TI, n*, 4454. Vgl. hierbij het
opste| van dr. C. E. Daniels over »de pest" in Eigen Haard, 1897,
blz, 196—198 en 916—220.
J) Willem Adriaan de Hornes. Zie hierboven, blz. 156, aant, 5.
?) Nog werd door Heusdens magistrant aan de dienaren der scriminele
justitie", wegens het afmaken, in die dagen, van negentien honden — op
haar bevel, om besmetting te weren, »doot geslagen ende voor des scholtes
poorte gebracht" — eene som uitbetaald van 4 gld. 15 st. Zie Oud-arch.
Heusden, E. 604, fol. 28 en 48. Al dergelijke handelingen strookten echter
weinig met Voetius' inzichten, meégedeeld Dispp. select., t. IV, p. 999: »Cru-
deles sumus in animas et corpora eorum, qni ipsi aut quorum aedes peste
infectae sunt, eum sani omnes una cum aegri istius familiae , domibus undique
arctissime occlusis includuntur, et quidem saepe integro trimestri ant sernestri
mut ampliue"; aleook p. 320: »Erit ergo à publico omnino abstinendum etiam.
eum ex civitate infecta profugimus, nec sufficiet illud: cito, longe,
tarde: nam semper metuendum et cavendum, ne pestis ex civilate, quam.
reliquimus, aut ex remotiori aliquo terrae angulo nos afflet. Haee dico, ne
mámis anxie si non superstitiose cautelis illis ad vitandum quodque vel
romotissimum contagium dijudicandis, et observandis nos exeruciemus, etiam
wsque ad negligentism caritatis et officii ergn. Deum et proximum; atque
ita bis, terque miseros nos faciamus ante tempus".
CHEM
er ernstig over daeht om, in plaate van het oude gast-
huis, dat sedert jaren véél te klein bleek, een nieuw en
grooter gebouw te stichten, waarbinnen alle kranke en
hulpbehoevende burgers zouden kunnen ,logeeren" !), be-
nevens een niet gering aantal zieken en gekwetsten uii
de voorbjtrekkende legerafdeelingen , die doorgaans kwa-
men ten laste der frontierplaats.
Op de classisvergadering te Gorcum en op die te Gonda
stelde daarom Voetius, zoo mondeljk als bij missive,
met klem van redenen in het licht, hoe zijne stadgenooten
aan anderer hulp en milde hand groote behoefte hadden;
den broederen dringend verzoekende deze zaak, een ieder
binnen den kring der eigen gemeente, ,op het favors
belste te recommanderen" ?). Geen wonder, of Heusdens
vroedschap nam gaarne de gelegenheid waar, toen aen
Voetius, 7 Februari 1627, opnieuw een zoon was ge-
boren?) om, staande over dien doop, in den vorm eem |
pillegift van honderdvijftig gulden *), den hooggesehaiten |
prediker haren dank te betuigen voor ,de goede dijensten
de stede gedaen, dat hij diverse magistraten ende andere
eollegien gedisponeert hadde tot liberaele giften, gesm-
ployeert tot opbouwinge vanhet nieuw gasthuijs" *).
!/) Vgl. van Oudenhoven, Beschr. v. Heusd., blz. 18.
3) Hand. cl. Gorc, 22 en 23 Juni, 5 en 6 Oct. 1626; Hand, cl. Gouda,
91 April 1626.
7) Wederom werd nu overgrootvader Nicolaas vernoemd.
Voetius aanteekende in het daartoe bestemde register, doopte | Fes
bruari zijn jonggeborene, Zie Oud-arch. Heusden, J. I, 6. Ook deze Nicolaas-
werd niet oud, naar Essenius meldt, Orat. fum, p. 1
infantia, vel prima adolescentia, obierunt". Vgl. Le Long, a. w,, |
hierboven, blz. 360.
*) Oud-areh. Heusdem, E. 66, fol. 30. Zie voorts bijlage
5) Aun Slatius schonk de stad in 1030 eene pillegift. van
met nog tweeendertig gulden daarenboven, den minister"
eenighe goede ende getrouwe diensten ende debuoiren bij hi
gedaen", Qud-arch. Heusdem, E. 990, bijlage tot fol. 34.
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN. — 365
Nochtans, niet minder dan de zaken voor algemeen
nut, vonden ook de belangen van bijzondere personen
in Heusdens oudsten kerkedienaar steeds een machtigen
en vriendeljjken beschermer. Zoo geschiedde het door zijne
bemiddeling dat Teunisken Huyberts van der Plas — wier
echtgenoot Jan Tielmansz. van Walraven , gestorven
31 December 1630, bijkans dertig jaren lang als onder-
meester, met groote moeite en hoofdbreken, den school-
dienst had waargenomen") — haren ,beswaerden staet" ?)
aanmerkelijk verlicht zag, doordat haar, boven hetgeen zij
rechtens kon vorderen, nog drie maanden traktement met
vijftig gulden woninghuur bij apostille werden toebedeeld *).
Dergeljke ,nae-gagie" wist Voetius op het raadhuis
eveneens te bedingen voor de weduwe van Philippus
Breberenus*), ten jare 1626 als rector Leenaertsen op-
gevolgd"), Ook bood hij haar, toen zij zieh zoo goed
mogelijk traehtte te ontdoen van Breberenus' boekerij,
gaarne de behulpzame hand, door, met verlof van bur-
gemeester Beelaerts, allerlei literarische en philosophische
werken daaruit aan te koopen voor den ,stadts alumnus"
Tielman Jansen van Walraven ").
?) Zie hierboven, blz. 17, aant. 2.
3) Het request, door Voetius ten behoeve van Teunisken gesteld en ge-
schreven, is nog voorhanden in Oud-arch. lleusden, E. 990, bijage tot
fol. 43 der gemeenterekening.
7) Jan TTielmansz. had aanvankelik een tractement van 125, later van
450 gld. 'sjaars: doch geen vrije woning. Hij moest onderrieht geven in het
»schrijven ende cijferen", en bovendien »lesen in de kercke".
*) Voor de apostille der magistraat en de quitantie van Teunisken, zie
Oud-arch. Heusden, E. 220, t. a. p.
5) Eigenli]h heette hij Phil. Breb. van Dyck. Zijne weduwe, Geertruyd
Heemskerek, eene Heusdenscehe, bleef tegen den winter van 1633 met twee
kinderen onverzorgd achter. Zie het request door Voetius ook voor haar
im gereedheid gebracht, Oud-arch. Heusden, E. 921, bijlage tot de rekening
van 1634, fol. 31. Vgl. daarmede J. I, 1, op 12 Nov. 1627,
*) Vgl hierboven, blz. 359.
?) Tielman Jansen van Walraven was de zoon van bovengenoemde Teu-
um
|
366 NEGENDE HOOFDSTUK.
Inzonderheid ging aan Heusdens prediker ter harte al
wat beirekking had op lot en vooruitzichten der studee-
rende jongelingschap zijner kennis. Vandaar, dat hij niet
zelden vol toewijding zich bezighield met het besturen of
verbeteren hunner geldelijke aangelegenheden. Zulks kwan
onder anderen Ambrosius van Houweningen !) en Johannes
Sylvius uitnemend te stade. Zelfs schreef Voetius voor
laatstgenoemde een kort en bondig request, waarbij deze —
nadat hij als Heusdens bursaal te Leiden zijne studién bad
voltooid — drost, burgemeesters en schepenen der frontier-
stad beleefdelijk verzocht, hem de noodige middelen te
willen aanwijzen voor eene reis naar Frankrijk , Engeland
,ende andere plaetsen"; en dit, niet slechts tot eigen
profij, maar ook tot eere van wie jarenlang ,syne ge-
trouwe voetster-heeren" zieh betoond hadden ?).
Wat natuurlijker, dan dat verschillende Gereformeerde
gemeenten iemand als Voetius om strijàd aan hare be-
langen zochten dienstbaar te maken. Reeds spoedig na
zijn optreden binnen Heusden, werd hiertoe eene poging
gedaan door de hem, uit vroeger dagen, welbekende
calvinisten te Rotterdam, alwaar de regeering ?) bij plak-
kaat van ] November 1618 bepaald had, dat — onder-
wij de staten van Holland en West-Friesland de ,dif-
ferenten", gerezen bij ,die van de zelve religie", in eene
provinciale en nationale synode deden examineeren —
nisken Huyberts. Op die wijee steunde Voetius de eene weduwe, door hare
belangen aan die der andere te verbinden, Qud-arch. Heusden, E. 291. ME
Vot fol, 38. verso.
1) Zie Oud-avch. Heusden, E. 09, fol. 30 verso, Vgl. hierbovon, blz. 175, aant.3
3) Oud-arch. Hcusden, E. 219, bijlaze tot fol. 40 verso der gemeeute-
rekening. Uit de apostille, geplaatst aan den kant van Sylvius" verzoelkschrift,
blijkt, dat hem door de magistraat, »voor den tijt van twee eerst com
ende den anderen volgende jaeren"', eene subsidio van 250 glld.
?*) Twee dagen te voren, had Maurits in Rotterdam »de-
Brandt, a. w., dl. E, blz, 864,
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN. — 367
beide partjen, zoo Remonstranten als Contra-remon-
stranten, elk vertegenwoordigd door het eigen consistorie,
op de gewone plaatsen der openbare samenkomst beur-
telings hare godsdienstoefeningen zouden houden
Van deze vrijgevige bepaling zoodra mogelij gebruik
makend, vervoegde zich, 6 November, bij den kerkeraad
der frontierstad Petrus Nieuroy *), ten einde op last der
Hotterdamsche calvinisten hun geestverwant Voetius
daarheen te beroepen, en tevens den eerwaarden broe-
ders in herinnering te brengen, hoe, vóór anderhalf jaar,
bedoelde gemeente — ,als eerst hebbende gesproken" —
haar recht op Vlijmens predikant aan Heusden had af-
gestaan; nochtans ,niet sonder belofte van t'syner tijt
oock haer te accommodeeren". En dat oogenblik rekende
men toen gekomen ?).
Ruim vijf maanden later*) verscheen dezellde Nieuroy
3). Placcaet ghepubliceert den 1. November, 1618. By myn hecren, schout,
ende sehepenen der stadt Rotlerdam. Tot Rotterdam, by
Matthijs Bastiaensz, boecwerkooper opt Steygher im Josephus, 1618. Vgl.
daarmede Resol. Holl, 9 en 10 Mei, 8 Juli 1619.
3) Nieuroy, beroepen »in de dolerende kercke tot Rotterdam", was, sinds
het voorja, uit de gemeente Zijderveld schriftelijk door zijne classis ge-
dimitteerd. Hand. el. Gore, 23 April 1648. Vgl. hierboven, blz. 209, aant. 1.
3?) Zie Briev. en pap, hl. Gorinchem. Vgl. Voet, Polit, eccles, i. IIl,
p. 952, en hierboven, blz. 900—903. Wijl Voetius niet hesluiten kon tot
eene verplaatsing, vroeg Rotterdams gemeente aan die te Middelburg, voor
den tijd van twee maanden »by leeninge den dienst d. Telingii te moghen
". Ofschoon het zeer bezwaarlijk viel — »twee dienaren wesende
absent inde synode" — hier ook nog Willem Teellinck te missen, meende
echter de kerkerauad van Middelburg dat verzoek der Rotterdamsche cal-
winisten, om gewichtige redenen, te moeten inwilligen. Vgl. Acto consist.
ecclesiae. Middelb., 10 Nov. 1618.
*) Binnen kort zouden te Rotterdam de beide Arminiaanseh gezinde pre-
dikanten, Franeisens Lansbergen en Christofle| Hollerus, door de magistrant
gedeporteerd worden en wachtte hun op Leidens provinciale synode »het
ontzet van den kerkendienst". Zie Brandt, a. w., dl, III, blz. 792; Kist en
Royaards, Archief, dl. VIT, blz. 39. Vgl. daarmede fiesol. Hol, 22 en 30
Juli, 9 Sept. 4619,
a
CHEM
368 NEGENDE HOOFDSTUK,
met enkele gecommitteerden uit het consistorie op de
elassis te Gorinchem , die daar namens ,de gemeijnte" van
Rotterdam in het licht stelden, hoe zij ,over langhe d.
Gisbertum Voetium tot haeren praedicant geroepen hal.
den", en reeds onderscheidene malen te Heusden waren
geweest — den laatsten keer zelfs voorzien van een aan-
bevelend schrijven, hun verstrekt door zijne excellentie,
prins Maurits, alsook door het moderamen der Dordtsele
nationale synode') — om zijne dimissie te verkrijgen
van den kerkeraad; doch zonder te slagen. Gevraagd door
de aanwezige broederen: ,hoe hij hem hier toe gevoelde
in sijn gemoet ende conscientie", bleek Voetius van oor.
deel, dat hjj Heusdens gemeente ,die seer veel met hem
hadde wtgestaen, ende die hij wiste dat hem in geenderleij
manieren ontslaen wilde", niet mocht verlaten; ofschoon,
aan den anderen kant, overtuigd ,dat die van Rotterdam
wel behoorden geholpen te worden?), ende hij aldaer
meerder stichtinghe soude connen doen") Eenstemmig
besloot hierop de Goreumsche classis, Rotterdams ge-
deputeerden aan te zeggen: ,dat, hoewel dese vergude-
ringhe was genejjeht haer alle hulp ende bijstant te be-
thonen", zij niettemin met een goed geweten
kon overgaan tot Voetius' losmaking. Terwijl Heusdens
oudste predikant van heeler harte berustte in de resolutie
*) Essenius, Orat. fun, p. 90. Voetius bevond zich ——
Dordrecht op de nationale synode, in welker tweede zitting gekozen '
Bogerman tot praeses, Rolandus en Faukelius iot canem ror DAS
mius tot seriba's.
?) In de voorrede zijner reeds meer vermelde Proeve , blz. VI, merkt V
op, dat te Rotterdam »de waerheyt, die na de godtsalicheyL i8, bowen.
andere plaetsen onzes vaderlants op het hooghste ende seer |
ghelastert wordt, tot jammerlyeke verstroyinghe vam weele
*) Vgl. echter Voet., Polit. eccles., t. II, p. 003, waar
ontkennend deze vraag wordt daatwodrd: »An major et freqt
majorem aedificationem inserat, et consequenter majoritas illa.
ralio, transitus et translationis ministri à sua ad majorem.
. IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROZPEN. — 969
door de broederen geuomen, toonden de Rotterdamsehe
afgevaardigden zich daarover grootelijks misnoegd ";; wat
echter niet belette, dat zij reeds in 1621 wederom het-
zelfde verzoek deden?) en — hetzelfde antwoord ont-
vingen.
Weinig beter ging het ,andere goede gemeynten", die
haar ernstig verlangen te kennen gaven, met Voetius'
persoon en bekwaamheden voor hare leden winst te
doen). Daartoe behoorde al aanstonds het rechtzinnige
Dordrecht, waar zoowel ziju vroegere Leidsche mede-
bursaal, Gosuinus Buytendyck*), als zijn collega en
geestverwant uit lateren tijd, Balthasar Lydius ?) vruch-
teloos Heusdens prediker de plaats wenschten te zien
vervullen van den gematigden, zéér practisch gezinden
contra-remonstrant Johannes Becius*), 26 Januari 1626
overleden?*) Dan volgde tegen het einde van genoemd
jaar Den Haag, dat, na het afsterven van Wilhelmus
7) Hand. el. Gore, 45 April 1619,
3) Zie Essenius, Orat. fun., p. 30, waar sprake is van een: biennio
post. Vgl. Soermans, Acad, veg., blz, 137, 138, — Le Long, a. w., blz. 89,
dbericht evenwel: »Vier jaaren daar na (1623) versocht hem de magístrant
van Roiterdam van nieuws, "t geene hem nochmaals door den gemelden
Prins wierdt aangeraaden; doch hy wees het wederom wan de handt".
"Noetiuszelf laat den duur van het Lijdsverloop onbeslist , wanncer hij schrijft,
Polit. eccles, t. Hl, p. 252: »Quod eum tune temporis (n. anno 1619) non
successisset, aliquamdiu post idem denuo tentarunt", Vgl. Proeve, voor-
rede, blz. VIL, en fesol. Holl, 90 Sept. 1624. De Handelingen van het Rot-
terdamsche consistorie kunnen bij deze quaestie geen licht aanbrengen,
"wijl de ondete kerkeraadsacte dagteekent van 5 Januari 1639.
3) Zie Voet, Prorw, voorrede, blr. VIII; Paulus Voet., Appendir apol.,
p. 270; Soermans, Acad. reg., blz. 137, 138 eu Le Long, a. w., blz. 89, 90.
*) Zie hierboven, blz. 111, aant. 5.
5) Zie hierboven, blz. 283, aant. 8.
5) Vgl. hieracbter, bijlage LI.
3) Acten. kherkr. Dordt, 7 Juli 1025; 18, 20—25 Aug. 1026. Daur er »geen
was van d. Voetius te krijghen", beriep men , 5 Sept. 1625, Samuel
-Eserwijn, die zich de keuze liet welgevallen. Vgl. hierachter, bijlage CXX III,
*en hierboven, blz, 327,
Gecommitteerde Raden, nochtans door
gemeente ,ten vriendelickste'"
lot trof later de aanvraag van Hi
»kercke". Uit een genomineerd |
daar omstreeks het midden van Juni
deliberatie" en bij stemming ,int
volger gekozen van Johannes Acronius!
wisten zoomin Swalmius als Henricus Geisi
dikanten binnen de Spaarnestad *) en door.
mede afgevaardigd om Heusdens kerkedi
met diens verkiezing het beroep-zelf
te bewerken, trots ,alle instantien aen
daen", dat deze er voorloopig in toest
3) Aclen. kerkr. Den. Haag, 19 Now. 1690. Vgl. E
7) Te weten: de predikant Johannes Lamotius,
Hondius en de diaken Cornelis Soetens, Vgl, bijlage CX
3) Eerst den 14^ November 1627 werd in.
vervuld, door de overkomst vit Wijk bij Duursted
Laurentius Modaeus (Modet).
4) Aclen kerkr. HaarL, 5 en 493 Juni 1698.
5) "Te Haarlem was ook predikant Voetius voorni
altijd hooggesehatte vriend, Josephus van der Rosieren. Zie ;
19 Juni 1628, Vgl. hierboven, blz. 197 en 983,
d Bij hooge uitzondering, en orn hem toch
ie krijgen, wenl door het consistorie »eendi
men Voetius niet vragen zou, ótu clas iN
eigenlike beroeping aldaar eerst »sijn gaven te wi
kerkr. Haarl,, 90 Juni 1628.
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN, — 371
siellen" *), ten einde men in een hoogere kerkeljke ver-
gulering nauwgezet zou mogen overwegen — ,de redenen
n die van Haerlem gebalanceert synde tegen de redenen
"an Heusden" — wat voor de eene of de andere ge-
zmeente de meeste stichting opleverde ").
Het pleitte, ongetwijfeld, zoowel voor Voetius als voor
ce Üalvinisten zijjuer vaderstad, dat hem het scheiden
"tkenmale te moeieljk viel; terwijl ook zij, van hun
Junt, evenmin besluiten konden, ofsehoon herhauldelijk
*daartoe aangezocht, met zjj» vertrek vollen vrede te
"Noehtans, niet enkel op die wijze, openbaarde zich de
-batuustelling der gemeente in Voetius' arbeid en person.
"Was het Heusdens prediker, gelijk hij ronduit verzekerde,
rij wel onverschillig. ,of men hem veel aenhaelde en
Cresseerde, veel eere ende beleeftheyt bewees, veel te
Erust of ten bras noodde" " des te hooger schatte hij de
| C€mumiskenbare blijken van ,goetherticheyt" aan vrouw en
|. Kinderen geschonken; waar magistraat en kerkmeesters *)
ZAch bejverden zije pastorie — staande in de Putter-
ul
* Acten kerkr. Haarl., 29 Juni 4698, Vgl. Voet., Proese, voorrede, blz. VIIT,
7 at ick in het minste my in myn ghernoet niet hebbe connen ghenezhen
'O»f ghelaten stellen, im andere beroepinghen aen te gaen". Zie ook hier-
"chier, bijlago CXXX
€ Vil. nog ues. biz. 329, het bercep naar Den Bosch, insgelijks
| *Ecor. Vostius loetins ontvangen en afgeslagen. Volgens Essenius, Orat. fun., p. 30;
(XX Long, a.w., blz. 89, en anderen, zou hij ook bercepen zijo te Mid-
| Sleiburg. De acten van den bijronderen kerkoraad dier gemeente over de
I ren 41018 tot 1634, door mij nagezien, en alleenlijk voorhanden ín den vorm
. JM?Rh pen memorial of kladboek, bewnren daaromtrent het stilzwijgen ; wes-
I Tray, jc wermoed, dat het hier, evenals te Dordt, gebleven is bij een »eon-
here" — — hoogstens een »besenden" van Heusdens predikant.
- Woet, Afs.-pred., blz. 69. Vgl. Polit. eccles., t. Il, p. 306, 499.
: *) Toenterujd Wareno,2. kerkmoesters: Willem Tuelinck en Johan Bee-
"Woorts zaten in den schepenstoel meestendeels Voetius' bijrondere
Xie Oud-arch. Heusdem, E. 217, bijlage tot fol 17 verso, en
fol. 95 verso; van Oudonhoven, Dido: v. Heusd., bla, 105—108,
"m
972 NBGENDE HOOFDSTUK. -
siraat, ,neffens die huysinge der jonge schutters"*) —
200 goed mogeljk te onderhouden en haar in menig
opzieht zelfs te verfraaien , door, overeenkomstig Deliana's
wensch, nu eens de levering te gelasten vam ,seven
ellen blaeu laecken tot becleedinge der mueren", dan
. weer ,een luyfken te verordineren boyen die yoor-
deure, met een koedtsken voor de kynder"; of wel zorg
te dragen, dat ,den put wat verhoecht wierde", als
veiligheidsmaatregel ten behoeve der jeugdige kleinen:
Nicolaas?), Daniel?) en Anna Voet *).
Wat hem persoonlijk betrof, zoo zag hij vam stade-
wege, tegen Kerstmis 1620, bij de nog kortelings zóér
verbeterde woning eene gehoel nieuwe kamer aangebousd,
met ,een portaele van schreynwerek inden inganck,
mitsgaeders een spijndeken, dienende tot zyne geriefT" *).
In dit ,museum ofte studoir" kon hij van nu aan zieh
1) Oud-arch. Hewsden, E. 915, bijlage tot. fol. 42; E. 218, bijlage tot fol.
19. Nadat zijn broeder Diedericus tot rector te Heusdeu was aangesteld,
verwisselde Voetius van pastorie (vgl. hierboven, blz. 296). Ook de toen
door hem betrokken woning — vroeger »by den ure xa; Niclaes van
Houweningen gebruyckt", en gelegen »achter dio kereko", was sta a
dom; de kooppenningen daarvoor waren indertijd tegen seven percent op-
genomen, zoodat er 'sjaars 63 gld. aan interest moost botaald worden.
Hiervan vergoedde de landsregeering 00 guld. Voorts kwamen alle onder-
houdskosten ten laste der stad. Zie Oud-arcA. Heusden, E, 214, bilage tot
fol. 38 verso; E. 62, fol. 18 verso; E. 63, fol. 27 verso; E. 65, fol 15.
3) Zie hierboven, blz. 364, aant. 3.
*) Op. Nieuwjaarsdag van het jaar 1630 doopte Voetius den Jonggeboren
Danidl; aldus genoemd naar zijn grootvader van moederwijde. Oud-arch.
Heusden, J. Ll, 6. Vgl. Esenius, Orat. fun., p. 17, en Le Long, a, w., blz, 89.
5) Gedoopt «den 21 lannery 1633, Anna, dochter van d. ! ;
Delia Jans". Oud-arch. Heusden, J. k, 6. Vgl. Essenius, Orat. fet
Le Long, a.w., blz, 89.
*) Volgens het bestek zou Voetius' studeerkamer worden: aid s
de mueren achtien voet, ende wijt tussen de mueren seventien woeL, |
hooch twee verdiepinghe; de eerste tien voet, de ander PAGS
kwam er nog vier voet bij de lengte. Het werk moest wvoltrocken
tusschen 4 Aug. en 25 Dec. 1020. Oud-arch. Hewsden, 5d,
fol. 36.
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN. 378
]
ongestoord bezighouden met het verrijen zijner kennis
en het daarvan meédeelen aan anderen.
Had er voor Voetius, tijdens de jaren zijner aeade-
müsche vorming, maar weinig gelegenheid bestaan om
arabisch te leeren , en was hij eerst in Vlijmens pastorie
begonnen zich op genoemde taal meer ernstig toe te
leggen*), — later trachtte hij dat zelfonderricht aan te
vullen, door, gedurende hun vaeantieweken, den omgang
te hernieuwen met sommige, hem goed bekende Heus-
densche bursalen "), die, studecrende aan Leidens hooge-
school, gaarne vertelden, wat zij hadden gehoord op de
collegebanken bjj Erpenius*. Hiermeé niet tevreden,
reisde Voetius nog bovendien in eigen persoon naar de
vroegere ,alma mater", ten einde daar den wijd en zijd
beroemden professor mondeling te raadplegen over de
leermiddelen voor?) en de uitspraak van het arabisch*).
Op zijee beurt wederom gaf Heusdens kerkedienaar,
hetzijj gemeenschappelik, hetzij afzonderljk, — behalve
in enkele theologische vakken, in latijn em grieksch, in
oratorie en poózie, in muziek en arithmetiek, in logica,
physica en metaphysica — ook onderricht in de Oostersche
talen: hebreeuwsch, syrisch en chaldeeuwsch , aan enkele
*) Vgl. hierboven, blz. 78.
3) Vgl. hierboven, blz. 159.
3) "Te woten: Joh. Wyckentoorn, Ambr. van Houweningen, Theod. Groen,
Joh. Sylvius, Cornelis Schnlken en David du Piere, jr; zie Oud-arch.
Heusden, E. 215 tot E. 221, passim.
*) Thomas Erpenius (van Erpe), geboren te Goreum den 114e» Sept. 1584,
was, sedert 1619, hoogleeraar te Leiden in het arabisch, en later ook in
let hebreeuwsch. Hij stierf aldaar, 13 Nov. 1624, aan de pest.
*) Tot die, voor het arabisch, aanbevolen leermiddelen zullen wel be-
hoord hebben: »Erpenii Pentateuchus sive quinque libri Mosis, arab., Lugd,
Bat, 1692" (Auctie-catal, pars |, theol. in quarto, n. 116), en »Erpenii
rudimenta linguae arabicae et ejusdem praxis grammatica, et consilium de
studio arabico felieiter instituendo, Logd. Bat, 1620" (Auctie-catal., pars I,
theol in oct, n*. 242), Vgl. Voet., Bibl. stud. theol, p. 303.
9) Exsenius, Orat. fun., p. 94.
CENE
314 NEGENDE HOOPDSTUK.
vrienden en bekenden, zoo ouderen als jongeren "). Tot
hen behoorden zijn broer Diedericus, rector der ,groote
schole"; de predikant Seroyen, zijn medearbeider binnen
Heusdens gereformeerde gemeente; Samuel Batcheler,
hun eollega bij de Engelsche huurtroepen aldaar), en,
om meerderen hier niet te noemen, Jacobus van Ouden-
hoven, een zijner tijjdelijke huisgenooten ?).
Voor eigen oefening bestudeerde Voetius maandenlang
het boek ,Job"; daarbij raadplegende sommige, toen
zeer gezochte gau *), alsmede verschillende over-
zettingen: Fransche en Engelsche*), Spaansche en lali-
1) Bedoeld onderricht, werd, naar zich verwachten liet, door Voetius echt-
methodisch gegeven; zie dan ook: »Galenus Pergamenus, Do optimo docendi
genere, Genevae, 1i 1021" (Auctie-catal., pars I1, misc. in fol, n*, 4).
In zijne Polit. eccles, t. II, p. 419, antwoordt Vootius bevestigend op de
vrang: of een predikant privaatles mag verstrekken? waar hij sehrijft: »Si
absque neglectu, imminutione, praejudicio officii eL operis pastoralis, acces-
sorio hoc opere fungi possit et velit". Vgl. hiermede le, p. 490—499.
3) Batcheler was garnizoensprediker, ten dienste der Engelsche soldaten.
Meostal begiftigde het burgerlijk bestuur van de versehillende frontierplaat-
sen zulke »uytheemsche predicanten" — doch zonder dat gunstbetoon »in
consequentie te trecken" — met enkele simmuniteytan ende profüten" op
zieh nemende hen »jaerlycx van brandt te versien ende excempt te houden
van stadis acsijs". Dit viel o. a, te beurt ook aan "Thomas Barkley, den voor-
ganger in Heusden van Bateheler. Oud-arch. Hewsden, E. 216, bijlage tot
fol. 49 der gemeenterekening van 1019. Zie hierachter, büjlage |
3) Zooals van Oudenhoven in de opdracht zijner BeseAr, v. Heusd., uitgxve
van 1651, aan de magistrant aldnar herinnerde, was hij, snaer dat hij
sine stadiorum eursum in de academie van Leyden gheabsolvoert badde,
ten huysen van d. Gisbertus Voetius, doen predicant tot Heusden, komen
woonen, om des selvers private institutie te genieten", Vgl, Jüngb. Heusd,
10 Juni 1025 en 92 luli 1031; Hand. cl. Gorc., 27 Jan, en 23 Juni 1035.
Tie voorts, meer in het Vijeonder, over dien geschied- en oudheidkundigs,
Jacob van Oudenhoven, en zijne werken: dr. C. R. Hermans, Geschied. mengelu.,
di. I, blz, 132—148. pA
4) »Joan. de Pineda, In Jobum. Antwerpiw, 1612, 2 volum.", en
Mercerus, Commentarii in librum Job, Adjecta est Th. Bezae epistola, Genevae,
1573", Zie Auctie-catal., pars L, theol. in foL, n*, 69; 14, theol, in fal,
n?. 160, Vgl. Voet., Bibl. stud, theol, p. 524. us P
5) wJob translated and brought on to dialogue and | D
calal., pars II, theol. in quarto, n*. 621. Vgl. Voet., Hibl,
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLKBRAAR GEROEPEN. — 9375
mansche!); dit laatste, om zijn nieuwere talen naar be-
hooren te onderhouden of er zich hoe langer hoe verder
in te bekwamen?) Voorts las hij uit de breede rij van
oud-christeljike geschriften: Tertullianus' scherp, maar
boeiend betoog ,Apologeticus", met de verklarende noten
van Desiderius Heraldus *); diens geestig ingekleede zelf-
verdediging ,De pallio" en, ten deele, het eenzijdig-
dogmatische, reeds echt-katholieke tractaat ,Adversus
haereticos". Van Gregorius Nazianzenus leerde Voetius
op zijn ,studoir" kennen de veelgeprezen ,Oratio apolo-
getiea de fuga sua"*), benevens enkele homilién, door
den grooten Cappadociér gehouden; van "Theodoretus:
het wijsgeerig boek ,Graecorum affectionum curatio" ?);
van Minucius Felix: diens helder-geschreven, zaakrijken
sOctavius" ?; van den vorst der Latijnsche kerkvaders,
Xm »La sacr biblin tradotta in lingua italiana e commentata da Giov.
Diodati". Auctie-catal,, pars II, theol. in quarto, n?. 185. Vgl. Voet., Bibl.
stud. theol., p. 514.
*) »Te deser tijdt (nl, 16 Febr. 1019) begost Deodatus, professor te
Geneven, alle Donderdaegen in 'titaliaenseh te prediken — sehrijft Brandt,
aw. dl TIL, blz, 448 — om de synode (t.w. die, binnen Dordrecht) daer
door te meer luister to geven. Dit duurde de geheele wasten. Doch daer
waeren soo weinige, die 't italiaens verstonden, dat men geen leser, noch
wooranger, noeh medesingers kon vinden, en de predikatien sonder lofsan-
gen moest doen, regelrecht tegens den Gemeefschen stijl. In d'eerste preeke
wueren slechis ses of seven maonnen, en eene vrouw, die hem boorden".
Naar ik vermoed, behoorden tot dat weinige publiek o.2. Anna Maria van
Sehurman en Voetius, Ook de Engelsche godsdienstoefeningen zal hij toen-
maals wel hebben bijgewoond. Zie Voet., Polit. eccles, tom. l., pars I, p. 487.
3) »Q. Sept. Flor. Tertulliani apologeticus, et M. Minucii Felicis Octavius.
Desid. Heraldus emendavit, comment. et notas addidit, Lutet. Paris., 1613".
7Zie Auctie-cataL, pars I, theol in quarto, n*. 86. Vgl. Voet., Bibl. stud.
dheol., p. 608.
4) »Gregor. Nazianzeni apologeticus, cum scholiis et ex interpretatione
Julii Gabrielis Eugubini. Plant". Zie Auctie-caal, pars LII, theol, in oct.,
m?. 547. Vgl. Voet., Bibi. stud. theol, p. 606.
5) »Theodoreti episc. Cyrensis Graecorum alfectionum curatio. Graece et
latine reeognita opera Frid. Sylburgi vet, Heidelb., 1592", Vgl. Voet,,
(0 CENE
316 NEGENDE HOOFDSTUK.
Aurelius Augustinus: diens uitvoerige ketterlijst ,De
haeresibus" *); van Ignatius: de zeven, aan hem toege-
kende , Epistolae", door Vedelius verklaard*); van Irenaeus:
diens overgebleven vijf boeken ,Adversus haereses", en
van Clemens Alexandrinus: de belangrijkste stukken uit
diens ,Opera", ge&mendeerd door Frederieus Sylburgius
en Daniél Heinsius ?).
Op het onafzienbaar veld der kerkelijke en wereldsche
historién, tot nog toe weinig door hem betreden, ver-
diepte zich Voetius nu eens in Carranza's ,Summa con-
eiliorum et pontifieum""), dan weer in diens ,Codex
canonum ecelesiae universae" en ,Codex canonum eeclesiae
afrieanae", laatstgenoemde werken door Justellus met
aanteekeningen voorzien*). Ook hield Heusdens prediker
zieh bij tjjd en wijle bezig met Capellus' ,Historia sacra
et exotica"" *); met het , Chronicon Carionis", oorspronkelijk
uitgegeven door Melanchton, en door diens schoonzoon
!*) Aanvangende bij de Simoniani, en eindigend bij de Pelagiani, somt
Augustinus hier achtentachtig verschillende soorten van ketters op. Met
eene »peroratie" besluit hij zijne lijst.
*) »Ignatii quae exstant omnia, in II lib. distincta, graece et latine. Cum.
XIL exercitatt, in eundem, auctore Nic, Vedelio. Accessit apologia pro lg-
natio, etc., Genevae, 1623". Zie Auctie-catal., pars I, theol. in quarto, n^. 259,
Vgl. Voot,, Bibl. stud, theol., p. 607,
3) »Clementis Alexandrini opera, graece et latine, quae extant. Dan. Hein-
sius emendationes adjecit, Accedunt diversae lectiones ek emendationes x
Frid. Sylburgio collectae, Lugd. Bat. 1610". Zie Auetie-eafal., pars I, theol.
in fol, n^, 47, Vgl. Voet,, Bibl. stud. theol, p. 605.
*) »Carranzae Mirandae summa conciliorum et pontifieum a Potro usque
ad Julium III, Paris. 4560". Zie 4uctic-catal., pars L, theol. in duod., n*. 30.
Vgl. Voet, Hibl. stud. theoL, p. 609.
?) fie Auclie-catal, pars L, misc. in oct, n?. 28, Vgl, Essenius, Oral.
fun, p. 25.
*) »Jacobi Cappelli historia sacra et exolica ab Adamo usque nd Aogustun.
Demonstrationibus mathematicis fulta et documentis ethnicis.
Sedani, 4013". Zie Auctie-cataL, pars I, theol. in quarto, n9. 36. Vgl. Vost
Bibl. slud. Iheol, p. 328, --
—
hut
IN RIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN. — 377
Peucerus voortgezet"); met Sleidanus' ,Commentarii de
statu religionis et rei publicae Carolo quinto caesare" *);
met de ,Historiae sui temporis" van Jacobus Augustus
Thnanus ?); met Perrins ,Histoire des Vaudois"*) en
Matthieu's ,Histoire de France" *); met de overbekende
,Mémoires" van Philippe de Commines*); of wel, hij
volgde belangstellend, wat een vroegere stadgenoot,
Nieolaas Jansz. van Wassenaer?), had bijeengebracht in
zij omstandig ,Verhaal alder ghedenekweerdichste ge-
Schiedenissen, in Europa en andere waerelddeelen voor-
gevallen". Toch werd het eigen volk ter wille der vreemde
*) »Chronicon Carionis, expositum et auctum, ab exordio mundi usque
ad annum 1612, a Phil. Melancthone et Casp. Peucero. Postr. editio cas-
ligat, Genevae, 1617". Zie Auctiecatal, pars II, misc. in oct., n*. 294. Vgl.
Woet,, Bibl. stud, theol, p. 697.
*) »Joa. Sleidani de statu religionis et reipublicae, Carolo V caesare,
commentarii, Argentorati, 1555". Zio Awuclie-catal, pars Il, mise, jn oct,
n*, 248, Vgl. Voet., Bibl. stud. theol., p. 336.
3) »Jac. Aug. Thuani historiarum sui temporis ab anno 1543 usque ad
annum 1007, libri CXXXVIIL Quorum LXXX priores multo auctiores , reliqui
vero nunc primum prodeunt. Accedunt commentariorum de vita sua libri VI
haetenus inedita, Aurelianae et Colon, Allobr., 1626—1630". Zio ook Voet.,
Bibl, stud. theol, p. 444.
*) Voetius las bovengenoemd werk waarsebijlijhb in deze vertaling:
»L. P. Perrin, De historie vanden Waldensen ghedeelt in drie deelen enz.
m de Fransoysche tale overgheset door J. M. V. Hier is noch by ghevoecht
daer in aengewesen wort, wner de suyvere kercke geweest
es voor de tyden der Waldensen enz. Ghestelt by Balth. Lydius, Dordrecht,
1694". Zie Auetie-catal. pars I, theol. in quarto, n*. 78. Vgl. Voet, Bibl.
stud. theol, p. 651.
5) »Histoire de France et des choses memorables advenues aux provinces
estrangeres durant sept années de paix du ràgne du roy Henry IV, 1598—1604,
par P. Matthieu, Paris, 1607". Vgl. Voet., Bibl. stud, theol, p. 665.
5) »Les mémoires de Phil. de Commines sur les principaux faicts et gestes
de Loys XI et Charles VIII, etc., Gen&ve, 1604", Zie Auctie-catal;, pars I,
mise. in duodec, n*, 4. Vgl. Voet., Bibl. stud. theol, p. 336.
*) Yan Oudenhoven telde »Nicolaus à Wassenaer, doctor medicinae tot
Amstemdam" bij de »geleerde ende vermaerde mannen" der frontierstad.
Beschr. v. Heusd,, bhz. 189. Vóór wan Wassenaer zich als geneesheer in
Amstordam vestigde, was hij als docent. verbonden ann Haarlems gymnasium.
Tie dr. Hofmann, a. w., blz. 58.
aim
318 NEGENDE HOOPDSTUK.
natién geenszins door Voetius vergeten, waar hij zijne
leetuur der ,Nederlantsehe oorloghen" van Pieter Bor,
met diens in 1626 te Amsterdam verschenen vijfde folio-
deel, voltooide!), en niet in gebreke bleef Emanuel van
Meterens, op de Leidsehe PE synode van 1619
z00 sterk aangevochten") ,Historie", van het begin toi
het einde door te lezen ?).
Een eerste vrucht dier onvermoeide studie, buiten ziju
gewonen preek- en catechisatie-arbeid om, was de uit-
gave, ten jare 1627, van het vlugschrift: Laerymae
erocodili abstersae *) Daarmede nam Heusdens
prediker persoonlijk deel aan den sabbatstrijd, die, reeds
sedert Dordrechts nationale synode, tal van gemoederen
min of meer heftig had beroerd *). In gemelde ,Laerymae"*)
*) Vgl. hierboven, blz. 58.
3) Acla. syn. part. Z. H., Leiden 1019, art, 83.
5) »E. van Meteren, Historie der Nederlandscher ende haerder maburen
oorlogen ende geschiedenissen tot 1612 met des autheurs leven, etc. Dea
Haag, 1693". Zie Auctie-catal., pars IL, misc. in fol, n*. 9. Vgl. Voot, Bibl.
stud. theol, p. 447, en het opstel van dr. Rogge over van Meteren in Eigen
Haard, 1897, blz, 180—484.
*) Zie Ypeij en Dermout, a. w., dl. II, aant., blz. 46.
5) Vgl. dr. de Lind van Wijagaarden, d. "E blz, 146—442, passim, Zie
ook Crenins, Anim. phil et hist, pars VIII, p. 43—45, wmar 0.a. sint
vermeld dit oordeel, neérgeschreven door Meu Walaeus, oudsten zo
van den Leidsehen hoogleeraar Antonius Walaeus: » Voeti: p
scriptum, Lachrymas crocodili, quo adversarium magis pungere, minus
ecelesia] videbatur nediflcare".
*) In zijn Land v. Rembr., dl, TI, 4** helft, blz. 102, sant. 2, haalt (d.
Bosken Huet o.a. den titel: »Lacrymae croeodilli" aan, als een. van
Voetius' »middeneeuwsch latijn, doorwewen met eene
renaissance-sieraden", Op dat punt, ongetwijfeld, was
geheel en al kind van zijn tijd. Ook herinnert die titel (xie
Wienb., dl. Il, blz, 399) aan cen toenmauls zéér bekenden versregel
»Taferoel" van den remonstrant Reinier Telle: E
»Men vint al somtyts van die hanen,
Die schreyen als sij "t volck. vermanen.
Van d'arme kerck en haren staet;
Maer of "Lgheen crocodylsche tranen
En syn, weet, Godt, die 'tal verstaet.
-——— -
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLERRAAR GEROEPEN. — 970
koos hij beslist partjj voor zijn streng-ascetischem geest-
verwant Guilielmus "Teellingius, kerkedienaar te Middel-
burg'), en maakte met dezen gemeene zaak tegenover
hun beider ambtsbroeder uit Tolen, Jacobus Bursius?),
wiens geschrift: Threnos ofte weeelaghe") onge-
twifeld ten doel had aan te dringen op eene vrijere
zondagsviering dan Teellinck, krachtens zijne beginselen,
meende te kunnen toestaan*) In weerwil nochtans van
den stelregel, opgevolgd zelfs door dusgenoemde , precyse"
7) Willem Teellinck stond te Middelburg van 26 Nov. 1013 tot 8 April
1629, toen hij stierf. Voetius gaf hem den eerenaam van: »theologus srjax-
TeÉrarw", in zijne Dispp. select, t. TIL, p. 1937. Zie over Teellinck ook
nog o.L, t. L, p. 1061; t. II, p. 528; t. III, p. 79, 76, 936, 965, 032.
7?) Jacobus, zoon van den Middelburgschen predikant Gillis Burs.
3) Zie voor den volledigen titel: dr. Glasius, a. w., dl. I, blz. 906. De
muctie-catalogus van Voetius' bibliotheek vermeldt het bedoelde parflet
-— pars B theol in oct, n*. 259 — aldus: »Jac, Bursii wee-klage, aen-
wijsende de oorsmecken van den jammerlijcken stant van het landt, ende
de ontheyliginge des sabbathdaeghs", s
-Evenmin als dr. de Lind van Wijngaarden (zie a.w., blz. 126, aant. 2)
lij machte was een exemplaar van Bursius' »Wee-klage" op te sporen, even-
min gelukte het mij Vootius' »Lacrymae" onder de oogen te krijgen. Den
inhoud echter van laatstgenoemd tractaat leerde ik eenigermate kennen
wit sommige fragmenten, welke den Groningsehen hoogleeranr Martinus
Schoockius tot bewijsplantsen moesten dienen bij de verdediging eener dispu-
tatie »De die dominico", opgenomen in zijno Exercitationes variae, de di-
versis materiis. Edit. nova, Traj. ad Rhen., 1003. Vgl. daarmede van den-
zelíden schrijver: De bonis eeclesiasticis dictis, in quo agitur de canonicis
in genere, ete., Gron., 1651, p. 3 der »pruefatio".
5) Ten gevolge van Teellincks rusteloos ijveren, zoowel ale op het krach-
tig verioog hij de stedelijke regeering ingediend door Middelburgs kerkeraad
over »de profunatie vanden rustdach ende gods-dienst in de selve", o, a. door
»het duynryden", verordende aldaar de vroedechap sdat do poorten souden
gesloten worden t sondaechs, vande acht uren s morgens tot vier off vyff
wren naden roiddach, Ende de passagie poorten (t. w. die naar Vlissingen)
soudemen gehee! sluyten behalven het clineket". Kladnot. kerkr. Middelb.,
19 Apri 1619. Vgl. daarmede die van 27 Maart 1621 en 10 Aug. 1624.
Zie verder: W, Teellinck, Noodwendigh wertoogh, aengaende den tegen-
woordigen bedroefden staet/ van. Gods. volck, Middelb,, 1627; Auctie-
eataL, pars Hl, theol. in quarto, n^. 195; Voet, Dispp. select., t. TII, p. 59,
68, 1222, 1242; t. 1V, p. 44; t. V, p. 658; Polit. eccles, tom. ], pars 1,
p. 973; t. H, p. 233; t. III, p. 462, 492; Thers. heaul., p. 153.
uid :
380 NEGENDE HOOFDSTUK.
christenen "): dat men den rustdag geenszins ontheiligde,
met dingen te doen, die geboden werden bf door den
drang der omstandigheden, of door de liefde tot den
medemenseh, hielden Voetius' ,Afgewischte krokodillen-
tranen" staande, dat elke bezigheid van hand *) en hoofd "),
die niet rechtstreeks betrekking had op het vieren van
'sHeeren dag, geljk ook iedere uitspanning, in den
vorm van een of ander spel genoten *), alsdan afkeurens-
waardig heeten moest. En, wat betrof den oorsprong
zelven des sabbats — afwijkende van het gevoelen door
zijn grooten leermeester Gomarus verdedigd, zocht hij
dien, met Rivet en anderen, niet in de Arabische woestiju
noch op den berg Sina!, maar, overeenkomstig Gene-
sis 2, vs. 2, reeds bij de schepping *).
T) Vgl. hierboven, blz. 352. Zie ook Voet,, Medifatie, blz. 99 tot 30.
3) »Interim tamen, quae in thesi mon difficulter videntur concedere, in
hypothesi iterum eripiunt. Neque enim sartoribus, sutoribus ei fabris, ete.
hie quiequam concedunt, imo ne quidem bajulis, weetoribus, rhedariis, etc.
wt videre est apud authorem Lachrymarum crocodili, pag. 68". Schoock,,
Exerc. var, p. 107. Zie ook bijlage CXXXVII.
3) »Author crocodilinus literatis hominibus haut magis propitius est, hae
in parte, quam iis, qui artes sellularias exercent, neque enim existimat pag.
RÀ. et seq. eos, qui die Dominico intenti sunt medicationi uc |
medicae, pragmaticae seu forensi, item studiis philologicis
et quidem secreto in museis suis, ubi nullorum oculis sean-
dalum objiciunt, commodius piis exercitiis posse negotiari
salutem suam, quam sartores, sartricos, textores, vietores,
ete. quod nemo non concesserit, si hi musagetae, neglectis exercitiis pu-
blicis, privatisque precibus, et. meditationibus, totum diem Dominicum con-
secraverint sui studii contemplationibus". Schoock., Kxere. war., p. 109.
5) »Quo usque vero hae recroationes debeant extendi, haut. jn proclivi
est. D. Voetius in Laerymis, sui ingenii atque pietatis indicibus, pe t
vult excludi, risus, lusus, hastiludia, venationes, aucup, a, pis
cationes, musicae exercitin, fritillos, lusum scachieum, jac
tum lapidum, lusum globorum, pilae, clayae, certamina
gymnastica, symposia honesta etc, quod eum per ea
non sanctiflcetur, omnino putandum sit, illud ipsum, si quid ho
profanari", Schoock., Ererc. var, p. 143. Vgl. daarmedo Aefa.
Yselstein, 16026, art, 39 en het. cH in den tekst, hierbo:
5) Vgl. Voot, Dispp. selecL, t. TE, p. 1945, en Merbonen
—
IN EIGEN KRING, TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN. 381
Het tweede tractaat door Voetius binnen ziju nieuw
Studeervertrek opgesteld, dat onder het schrijven allengs
den vorm en de uitgebreidheid van een boek verkreeg "),
was gericht tegen Daniel Tilenus. Deze had, nog
theologisch professor aan de universiteit te Sedan, in
1612 eene ,Overlegginghe ofte proeve van t'ghevoelen
Jacobi Arminii"?) het lieht doen zien, welk tractaat
door tal van Gereformeerde kringen, ook binnen de Ver-
eenigde Provincién, bijjzonder werd op prijs gesteld ?).
Zelfs vergeleken David Pareus en Abrahamus Scultetus —
iwee steunpilaren der kerkelijke rechtzinnigheid , uit het
buitenland, op de Dordtsche synode*) — Sedans hoog-
leeraar vanwege zijne verhandeling bij een tweeden Au-
gustinus, die de zuivere leer ,godvruchtichlijek, modeste-
ljek ende grondelijck" in bescherming genomen had tegen .
de aanvallen van Arminius, den nieuweren Pelagius,
aant. 4; Auctie-catal, pars TL, theol. in duodec., n*. 50: sAndr. Riveti
disserlatio de origine sabbathi",
*) Uitgezeven in quarto, telt Voetius' »Proeve" 242 bladzijden, op twee
kolommen gedrukt.
1 Overlegginghe ofte proece van üyhevoelen. Jacobi Arminii, ean. de
ie, van de ghenade Gods, ende van de vryen wille des men-
schen aen de saten van. Hollant ende. West-vrieslandt van hem verclaert.
JDoor. Danielem. Tilenum, professoor inde theologie ofte godtheyt in. de uni-
wersiteyt van Sedan. Wt de Latjnsche sprake im de Nederduytsche tale
ghelrowwelijck owrgheset, Hier achter zijn noch byghevoecht drie brievenz
1. Davidis Parei aen den autheur. 2. Des autheurs aen Parcum. 3. M. Abra-
hami Seulteti, (x. n. v. pl. en v, dr.) 1619. Zie den oorspronkelijken,
Latijnschen titel bij dr. Rogge, Beschr. catal, st. HI, afd. II, blz. 130.
7) Alleezins gunatig oordeelde ook Heusdens prediker over den hoogleeraar
te Sedan, toen deze nog »stont in het ghevoelen" der Contra-remonstranten,
Zie b.v. Voet,, Proeve, blz. 16, 113, 117, 192, 141, 151, 172, Vgl. daarmode
Dispp. selec, t1, p. 1082; t, V, p. 139.
*) Van Pareus, doctor en professor in de theologie aan de beroemde
Heidelbergeche universiteit, werd op de nationale synode te Dordt, tijdens
twee sesión — die van 5 en Ó Maart 1619 — een door hem overgezonden
sehrijven voorgelezen , waarbij Scultetus, zijn eollega te Heidelberg en tevens
hofprediker van keurvorst Frederik IV, in person tegenwoordig was,
m
— CENE
wiens overleggingen ,bequamelyck" door hem waren
,Ontdeekt ende verdestrueert".
Tien jaar later gaf Tilenus een ander geschrift uit ') —
niet zoo breed van opzet, en daarbij in lijnrechten strijd
met zijne vroegere ,Overlegginghe" *) — hetwelk de pu-
blieke kerkleer, vastgesteld op de synoden van Dord-
recht en Alais?), toetste aan de praetijk, door achter-
eenvolgens na te gaan, in hoever deze dienen kom: ter
.bekeeringhe eens vreemdes tot het gheloove"; ter .be-
teringhe van een quaedt christen"; ter ,vertroostinghe
van een krancke, of die andit benaut is" *). Aan
het slot zijner proefneming meende Tilenus met recht
te mogen wijzen op eene negatieve uitkomst. Immers
bleken voorgoed veroordeeld de Contra-remonstrantsche
beginselen, die, in geen der drie genoemde gevallen,
zieh bij machte hadden getoond de begeerde hulp te
*) Bedoeld vlugschrift was getiteld: De leere der synoden van. Dordrecht.
ende Alez ghestell op. de proeve van de practijeque, ofte ghebruych, waer
in onder andere werborgentheden ontdeckl wordt. een. seer. lieht middel, om.
den mensch onslerfljck te maecken in dese werelt, door den. vermaerden
Daniel Tilenus, eertijdts professor der. h. theologie inde Aooghe sehole wan
Sedan: ende mu ghetrowweljck wyt het franscois in onse Nederduytsche
fale owergheset, Na. de copye ghedruekt tot Par(j. Anno 4023. ie woorts
over dat pamflet, ook geplaatst achter Voetius' »Proeve",
blz. 959, diens Dispp. select, t. I, p. 1121; t. III, p. 1407; tV pe 025
Polit. eccles, t. VIT, p. 703; Ters. heaut, p. 90.
3) Aan "Tilenus "lauwboehje over »De leere der synoden wan Dordrecht
ende Alez" ging, twee jaren vroeger, vooraf een door Wtenbogmert maar
het fransch van den Sedanschen hoogleeraar vertaald: Advertisement;
waersehouwingh, over het oordeel, uyt-spraeck, ende den eedt:
nationael. der ghenaemde: Ghereformeerde. kercken. van.
houden tot Alez inde Gevennes, besloten. ende. geavwesteert. den. 6. x
1690. Nopende de wjf artückelen der Femonstranten in.
v. pl. en v, dr.) 4621, Vgl. dr. Knottel, Catal, pam[l., dl, 1, st. Il;
en dr. Rogge, Besehr. calal, st. I, afd, L, blz. 95; st. E, aíd.-
3) In. Alais werd ten jare 1090 eene nationale synode der
vormden gehonden. Vgl dr. Rogge, Wienb., dl. II, ss 67,68.
3) Tilenus, De leere der synoden, blz. 4.
k
IN EIGEN KRING, TOT HOOGLREERAAR GEROEPEN, 383
verschaffen?); die de prediking des woords, het gebruik
der sacramenten en de dagelijksche oefening van het
gebed volkomen onnut maakten; die ,den gantschen
kercken-dienst", bestaande in eene gezonde leer zoowel
als in eene goede discipline, van boven tot onder ,om-
keerden ende om verre stieten" 7).
Alleszins verklaarbaar zeker, dat Voetius ergernis nam *)
aan de wijze, waarop Sedans voormalige professor *, met
zii jongsten arbeid ,gheheel uyt de Ghereformeerde
kercke spriughende" *), Gods eeuwige, onverdiende genade
door ,opgeraepte" vonden zocht ,onbruyekeliek" te maken.
Ook scheen het hem toe, als wilde Tilenus de jezuleten
*) Volgens Tilenus' pamílet had, zoowel ter Dordsche synode als in die
van Alais, voorgezeten een »tuyroel-geest", De theologie en de religie,
aar in praetijk gebracht, noemde hij »monstreus ende wansehapen" Tilenus,
Je leere der. synoden, blz. 16, 17.
3) Tilenus, De leere dew synoden, blz. 49.
3) Ten blike hoezeer Voetius zich ergert aan Tilenus' vlugschrift kan
dienen, dat hij het in zijn Proew, blz. 17, een »horrendum carmon" heot,
en het bij herhaling vermeldt als een »lasterschrift". Die ergernis over
sehrijdt echter nu en dan de grenzen der welvoegelijkheid; o.a. wanneer zij
hem, blz. 123, doet verklaren, dat de tegenwerpingen door Tilenus aan
gevoerd gelijk staan met »oude ende verroite uytspouselen van een ver-
vuylde borst, van een quade maghe met bittere galle overladen". Vgl. daarmede
biz. 24: »Wy sulleu met de hulpe des Heeren betoonen, dat Tileni conse-
quentien niet verveerlijk em zijn door hare sterete mmuer alleen door hare
vuylicheyt ende leelicheyt, ghelijck den mensche eenigh besmettelijck schorft.
of etterbugl".
*) De hertog van Bouillon, tevens prins van Sedan en gehuwd met
Mauris halve zuster, nam het blikbaar woor de Fransche calvinisten op.
Tonder zich het minst daartegen te verzetten liet hij toe, dat Tilenus, zijn
woormalige gunsteling, in den winter van 1019 geheel onverwachls als
hoogleernar werd afgezet. Deze trok toen naar Parijs, waar hij uit eigen
middelen in zijn levensonderhoud moest voorzien. Brandt, a. w., dl. IV,
blz. 143—145.
5) Volgens sommigen werd Tilenus door wat Corvinus tegen zijne
»Overlegginghe" had aangevoerd (zie dr. Rogge, Beschr. catal., st. I, afd. I,
blz. 112) tot het Arminianisme bekend. Anderen wederom meenen, dat hij,
kort vóór dien tijjd, reeds daartoe was gekomen door persoonlijk onderzoek
en nadenken. Brandt, a. w., dl. II, blz. 231. Vgl. Voet,, Proeve, blz. 10—18,
passim; blz. 39, 127, 138, 200.
aM
M
384 NEGENDE HOOFDSTUK.
en huns gelijken in bittere lastertaal nog overtreffen,
door van de Dordtsche canons te getuigen, hoe deze,
aan wie naar hen luisterden, niet anders boden dan
.0f een Epicurus oorcussen, om in vleeschelieke sorgh-
loosheyt te slapen, of een strop van wanhoope, om sich
daer mede te verhangen met Judas"
Oordeelde Heusdens predikant dergeljk geschrift alle
ernstige tegenspraak onwaardig en mocht het bovendien,
naar hij meende, een overtollig werk worden genoemd
»te herseggen, tgene so grondelijjcbk van vele gheleerde
mannen verclaert ende verdedicht was" — toch had men
rekening te houden, zoo met het aanzien, hetwelk Daniél
Tilenus bij tal van lieden genoot?), als met de uitgave
en verspreiding van zijn pamflet in het Nederlandsch.
Juist dit laatste leverde groot gevaar op voor vele een-
voudige, in de waarheid ,niet wel ghewortelde con-
scientien" ", Herhaaldelijk hadden dan ook enkele goede
vrienden reeds bij hem aangedrongen, dat hij de eene of
andere verhandeling zou opstellen, waarin de uitspraken
der Gereformeerde leer zonder vooroordeel aam de prac-
jk getoetst werden, en het blauwboekje van Tilenus,
vol ,desperatie ende atheisterije", in de moedertaal be-
antwoord.
Half-onwilig*) — want hij hield zieh verzekerd, dat
?) Tilenus, De leere der synoden, blz. 41.
?) Somwijlen spreekt Yottíus i in zijn boek over Tílenus als over een »ver-
maert ende gheleert man", die »de maniere van bondigh te disputeren -—
wel] weet". Procve, blz. 31; vgl. daarmede blz. 51.
?) Tilenus' »prejudicien opgelicht ende de saecke inden grondt blooteliten
ingesien sijnde met onse tegen-reden — z00 werzekert Heusdens predikant
en stel hij zijne lezers gerust — sal daer niet over blijwen daer door
yemandt soude konnen merckelijcken opghehouden werden, ten ry dan
lichtveerdighe ende ydele menschen, die als de vliegen in een sbbe,.
in dese t'samenknopinghe der consequentien haer jJaten vangem". !
Procw, blz. 19.
*) »Volens nolente animo". Voet., Proeve, voorrede, blx. V.
| —
nw
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN. ^ 385
700 iets beter ,innerlije in stillicheyt des geestes" gevoeld
en geschat, dan ,uytterlijck" beschreven en besproken kon
worden — had Voetius ten langen leste de pen ter hand
genomen; waarbjj hij nog menigmaal in beraad stond,
of hij, door walging en droefheid aangegrepen, met
schrijven zoude voortgaan. Wijl nochtans de Calvinistische
partijj niet ophield hem ,aen te porren", werd hij wel
genoopt zieh te vermannen en Tilenus' vlugschrift ,tegen
heugh ende meuge" te weérleggen. Zoo kwam in Augustus
1627 Voetius Proeve vande eracht der godt-
salicheyt'), opgedragen aan de magistraat van Rotter-
dam en die van Heusden ?), voor den druk gereed ?), om,
een half jaar later, binnen Amsterdam het licht te zien *).
Waren het, geljk hij met een inleidend woord op-
merkte, ongetwüfeld ,sware ende hoogh-guende stucken",
tot welker behandeling hij zich had aangegord*) — om
bij zijn oordeel hier niet te struikelen, dienden ze nederig,
J) Proeve vande cracht der godtsalicheyt, met. goet ende. christelick be-
scheyt op seker. laster-schrift, hier neffens gaende, by den Bemonstranten
hier te lande int nederduytsch. gestroyt onder. desen titul: De leere der
synoden van Dordrecht ende Alez, ghestelt op de proeve
van de practijeke ofte ghebruyck, etc. Door don voermaerden
Daniel Tilenus, etc. To verdedinge (sic) vande leere der waerheyt
ende ontdeckinge vande kracht der godtsalicheydt aende ontruste conscientien
ingestelt. Door Gisbertus Voelius, dienaer Jesu Christi in sijne gemeynte
tot Heusden, Amst, 4698. De 94" druk: Utrecht, 1656. Bij herhaling maakt.
Yoetius in zijne overige werken melding van dit tractaat ; zie b.v. Dispp. select.,
t. T, p. 1196; t. II, p. 546; t. III, p. 4, 88, 793; Polil. eceles., t. III, p. 703,
3) Wegens die opdracht vereerde Heusdens magistrat Voetius met de
som van zesennegentig gulden, Zie bijlage CXXXVIII.
3) Voet., Proeve, blz. 260.
4) De gang van zaken, hierboven geschilderd, is ontleend aan de voorrede
wan Voetius' »Proeve", twaalf bladzijden groot en gedagteokend uit Heus-
den »desen 31. Augusti 1627".
3) In Tilenus' blauwboekje waren, volgens Voetius, veel dingen »onder
malcanderen gheworpen'", Uit dien hoofde wilde hij, door de uitgave van
sin geechrift, »de waerheyt ende rechtsinnighe practijcke distinctelijek daer
teghen stellen". Voet, Proese, blz. 181.
d
—OCHHNENN
eerbiedig en met kinderlijken schroom te worden in het
oog gevat; onder dure verplichting, zich den heiligen
geest, zooals deze sprak uit Gods woord, gevangen te
geven, zonder ook maar de geringste plaats in te ruimen
aan ,eyghen sinnelijcheyt, wereltsche insichten, of vleesche-
lijcke beweginghen" en, op die wijze, tegen te werken
de gehoorzaamheid des geloofs !).
Uitgaande van deze en soortgelijjke algemeene beden-
kingen?), kwam Voetius daarna, meer in het bijzonder,
tot de wederlegging van Tilenus' ,redenen *) ende conse-
quentien"*), door er tegenover te stellen verschillende ,wel:
?) Voet., Proeve, blz. 4.
2) Bovenbedoelde »bedenckingen" maken, met verschillende »waernemingen,
nenmerckinghen ende waerschouwingen", den inhoud wit van heteerste deal
des tractante, Proeve, blz. 1—98. Onder meer, wil hier Voetius, dat men
bij het behandelen van zulke vragen nanwkeurig zal toezien : of ook ierands
persoonlijk leven hier »mede leere ende spreke"; of hij »die disputeert van
dese stucken, vernomon werde uyt eygen gevorlos te dispateren", Proc,
biz. 7. En dat just ontbrak, nanr hij zich overtuigd hield, bij '
»Hoe lange jaren — zoo vraagt Heusdens prediker in zijn tegenschrifl, uet
het oog op den gewezen professor te Sedan — heeft Tilenus in den. Woorde
ghearbeyt, ende aende conscientien der onwetende, swacke, ghevalle zon-
daers, bedruckte, benaude, stervende, vleeschelijeke belijders, aengevochtane,
in't publijck ende in het besondor besich ghoweest met alderley geestelijcke
remedien? Het is wat anders in de seholem lessen te doen ende dan ín sijne
studien hem te verberghen: ende wat anders in de son ende im het stof
met alderley humeuren van mensehen te worstelen, yeghelijex gobrekon te
draghen, in yegelijx conscientie hem openbaer te da CT
iroublen te zijn beroert, met yeders ergernisse te branden", Voet,, a
bir. 45, 16. Vgl. daarmede blz. 39 en 459, op welke laatste plunte ge-
sproken wordt van Tilenus sonder de scliool-schaduwe", Hiertegenover stelt
Voetius, blz. 908, zijn: »expertus haec scribo", ontleend aam Arminius, -
3) Die redenen van Tilenus noemt Voetius nu eens. »versierde
dan weer »losse ongesouten woordon, phrenetique ende. rji
lingen". Voet, Proeve, blz, 40, TO.
*) De »consequention Tiloni" staan in Voetius' schatting
»grouwelijeke spotterijen", en znoeten »niet lichthandig ;
scrupuleusheyt" worden aangetast. Voet., Proeve, blz, 93. Vg
t. IV, p. 14. Eene enkele maal echter neemt Heusdens »m
een »beestelijjcken ende sotten vont" kortweg een Jojo.
131. Zie verder bijlage CXXXIX.
E
IN NIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN. —— 987
bereyde ende te vorens wel ghekoockte meditatien" "),
in tien hoofdstukken afgedeeld*), die de Gereformeerde
lidmaten van Rotterdam en van Heusden lichtelijk her-
kennen zouden als ,eenighe der concepten", reeds door
zjjre vroegere predikatión onder hunne aandaeht ge-
bracht; om verder, ,met eene beweeglicke toepassinghe,
ofte familiare aenleydinghe", te wijzen op wat dienen
mocht tot vertroosting en verbetering. In het derde stuk
van zijn boek?) trachtte hij dan, uit de binnen Dordt
gevonnisde vjjf artikelen, op zijne beurt aan te toonen,
hoe de Remonstrantsehe leer voor de practijk volkomen
onbruikbaar was*); terwijl, aan den anderen kant, de
!) Voet,, Procve, blz. 5.
3) Tegen Tilenus' beschuldiging, dat de leer der Gereformoerden onmachtijr
Mblijkt een ongeloovige te bekeeren, komt Voetius op in hoofdstuk II—IV
(Proese, blz. 36—580). Tegen diens aantijeing, dat de Calvinistische be-
Einselen niets vermogen om een losbandig christen-mensch zijn leven te
doen beteren, keert hij zieh in hoofdstuk V—VII (Proewe, blz. 81—134).
Kindelijk tracht hij, in hoofdstnk VIIL—X (Proew, blz. 134—186), het
verwijt van den hoogleeraar te wederleggen, dat de canons zoo van
Dordt als van Alis geen Lroost kunnon bieden aan kranken en bedruktem.
3) Het derde deel van Voetius' »Proeve" omvat blz. 187—943,
4) »De pseudopraxi, seu potius 4wyab/e theologine remonstranticae ante
complures annos ex professo scripsimus contra blaspherum libellum Danielis
Tileni vernaculo sermone ox gallico hic in Belgio editum", Voet,, Dispp. select.,
t. II, p. 19. In welken vorm en geest Voetius het Arminianisme bestrijdt,
als voor de praetijk ongeschikt, moge o.a. blijken uit wat hij aanwoert,
blz. 187: »Die leere, die daer stelt een ghemeyne ende alghemeyne ghenade
ende liefde Godes; een genade die overwonnen ende omghestooten kan
worden ende dickwils omgestooten wert; eene genade die ophouden, be-
swijken, ende uytgebluscht kan worden: de genade die Judas, Cain, Saul,
Julianus Apostata ghegeven is geweest; een genade met de weleke s59
wele, jae den meesten hoop verloren gaen: een genade die den mensche
suspens hondt, ende op onsekere condition doet sweven, ja als een koorden-
danser op de koorde waggelen; een genade die daer wort geseyt genoech-
saem te zijn, ende nochtans veeltijts niet en doet dat gene waer toe zy
genoechsaem ende machtieh genoegh soude zijn; een genade, die op ons
herte ofte op onsen wille niet anders in specio en werckt, als den Satan : een.
ghenude die begint, mmer niet eyndight, belooft ende niet on wolbrengt ,
die haer stercte in onse crauckheydt niet en volbrenght, maer alle hare
388 NEGENDE HOOFDSTUK.
waardijj van het Contra-remonstrantsche geloof voor een
beoefenend christendom niet te hoog kon geschat worden.
Heeds was die bestrjjdding van Tilenus' pamflet, ten
gevolge der Bossche verwikkelingen '), min of meer op
den achtergrond getreden, als Voetius, ongeveer half
Maart 1634, uit handen vau zijn ringbroeder Martinus
Lydius*?), predikant te Aalburg, die enkele dagen binnen
Dordt had vertoefd, een omstandig schrijven *) ontving
van Johannes Beverovicius, geneesheer en lid der vroed-
sehap aldaar*) In dezen brief deelde van Beverwyck
aan Heusdens kerkedienaar mede, hoe hij sinds geruimen
tjd bij enkele geleerde mannen, behoorende tot verschil-
lende richtingen op kerkelijk-godsdienstig gebied, onder
wie zich zelfs een pater-jezuiet bevond*), voorlichting
had gezocht omtrent de, naar hij meende, zéér gewichtige
vraag: of men zijn leven kon verkorten en verlengen;
bijgevolg, of het in de macht stond der geneeskunst en
eracht suspendeert nenden verrotten draet van onsen dooden of crancken
vfyen wille: die leere, segge ick, die sulcx leert, so die aenghenomen ende
ioegepast wert, en can tot hot herte niet spreken, noch in allo swaricheden
eenen vusten ende eeuwigen troost het zelve toe brenghen",
T) Zie hierboven, blz. 334—348.
7) Martinus was de tweede zoon van den Dordtschen predikant Balthasar
Lydius, Zie dr. Glasius, a. w., dl. Il, blz. 449.
*) Bedoeld sehrijven is opgenomen in Joh. Beverovicii epistotica. bre
de wilae termino, fatali, an mobili? cum doclorum
editio triplo auetior, Lugd. Bat, 1636, p. 225—934. Ook staat percer
wycks brief achterann in Voet., Dispp, select, &. V, p. 1—10. Het. adres,
"hier vermeld, en luidende: »Gisberto Voetio Me Heusdano, et in ill.
gymnasio Ultrajectino s. s. literarum. professori", eene an-
tieipatie. Voetius" woord tot den lezer, Dispp. iei t. V, aan van Boverwijcks.
schrijven voorafgaande, heldert echter de zaak voldoende op.
*) Zie, met betrekking tot Joan van Beverwyck, de achets wan zijn per-
soon gegeven door Cd. Busken Huet, a.1., dl. IE, 24e helft, blz. 771—893,
en, in het Weekblad van het Nederlandsch lijdschrift voor geneeskunde,
1893, dl. I, blz. 924—932, het opstel van dr. R. Krol, getítold : »dr, Johan.
van Boverwyck herdacht". Vgl. ook hierboven, blz. 309, mant. 6, —— ,»
5) Te weten: pater Mersennus, toentertijd verblijf imc
- A
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR. GEROEPEN. 389
in die harer beoefenaars, door een of ander dieet, iemands
jarental te doen klimmen!!) Dreigde hier de Calvinis-
tische leer, dat tjjà zoowel als wijze van 's menschen
dood, bij goddelijk raadsbesluit, im volstrekten zin was
bepaald?), niet met verlamming te slaan elke poging,
die de medieus zou willen aanwenden om, door zijne
behandeling van den patiónt, bedoelden ,fatalen termijn"
als het ware te verschuiven! ?) Over deze netelige quaestie
verzoekt van Beverwyck Voetius vijne beschouwingen
mede te deelen; onder toezending aan Heusdene predikant
aller, sedert 16 Februari 1632, door hem van anderen
daaromtrent ontvangen schrifturen *).
——
3) »Laudanda proinde est medicorum industria, qui docuere vitam pro-
rogare sortalium, volucrisque fati, ut canit Horatius, tardare alas, dum
maturalem illam siccitatem, quam aetatis decursu sponte oriri diximus, tem-
perant, et modum artemque ostendunt, rite ea adhibendi, quibus natura
sustentatur", Joh. Beverovicius, D vitae term. p. 227. Evenzeer in zijn Schat
der ghesontheyt; vergiert met. historyen, kopere platen, als oock met verssen
wan heer Jacob Cats, enz., 7!^ uitgave, Armst,, 1049, blz, 31—98, handelt
wan Beverwyck in een afronderlijk hoofdstuk over de vraag: »Of het leven
door de konste ofie eenigh middel verlenght kan werden!" Vgl. Rodolphus
Goclenius »De vita proroganda, id est animi et corporis vigore conservando
eb salubriter producendo, Francof, 1008", vermeld door Voetius' bekenden
Auctie-catal., pars Ii, misc. in oct, n*. 130.
3) »Calviniani stataunt enim. Deum absoluto, id est, omnem omnino caus-
sarum respectum excludente decreto, unicuique homini certam mortis ho-
rm, ac certum mortis genus ita detertmuinasse, ut alio temporis articulo ,
*t alio moriis genere interire non possi, nec potuerit, quam quo eum in-
"erire contingit". Joh. Bever.,, De vilae term., p. 930.
3) »Sunt qui hinc inferant; frustra aegrotos adhibere medicum, ut qui
meminem sanare possit, nisi eui jam fato docretum est ovadere", Daartogen-
over echter stond: sPlerisque eorum placere video determinatum vitae ter-
minum non tollere medicinae necessitatem , sed simul stabilire, quasi haec
md illum nos duceret, non tamen ultra illum perduceret". Joh. Bever, De
witae term, p. 233.
*) Die correspondentie hield toenmaals in: een schrijven van Jacobus Cra-
vius »theol et gymnasiarcha Delphensis". van Abrahamus vander Mylius
»patritius, et theol, Dordrecltanus"; van Cornelius Boverovieius »patr., et theol.
Dordr." van Marinus Mersennus »theol. et phil. Parisiensis"; van Johannes
Westerburg »eccl. Dordr. pastor"; van Caspar Barlaeus »med. doet,, et phil,
936
IN KIGEN KRING. TOT HOOGLERRAAR GEROEPEN. — 391
boek, dan van een brief"), bevatte Voetius' antwoord
op van Beverwycks schrijven.
Uitgaande van het denkbeeld, dat den christen-wijs-
geer, inzonderheid den evangeliedienaar, niets zoozeer
voegde als zorgvuldig aeht te geven op het einde, aan
ieders leven gesteld ?), trachtte Voetius door zijn vertoog
het bewijs te leveren, hoe die grens, al naar het daarbij
ingenomen standpunt, veranderljk m onveranderlijk
mocht heeten ?. Onveranderljk was gezegde termijn,
voor wien enkel lette op de hoofdoorzaak: op Gods
eeuwige besehikking en raadsbesluit; veranderlijk daar-
entegen, voor wien ook rekening hield met de bijoor-
zaken?*) En juist deze maakten het den mensch ten
plieht, tot allerlei middelen — in ziekte tot geneesheer
en medicjnen — de toevlucht te nemen ?).
Aan het slot zijner verhandeling, oefende Voetius nog
J) »Habes nunc, vir clarissime, non epistolam sed librum", Voet, Dispp.
select, t. V, p. 135.
?) sNihil magis convenit, christianis philosophis, et inter eos nostri ordinis
hominibus, qnam mortis ueAérw, et dierum vitae indagatio et numeratio",
Voet, Dispp. select, &. V, p. 40.
3) Potest ergo utrumque vere el proprie dici, vitam posse abbreviari
aut produci et non posse, fatum enjuscunque esse mobile et immobile, di-
verso scilicet. respectu", Voet., Dispp. select. t. V, p. 12.
3) »Si enim effeetus comparetur nd causam primam ejusque infallibilem
praescientiam et immutabile decretum, est omnino immobilis imo et neces-
sarius necessitate eonsequentine non consequentis; sin. vero eomparetur mors
foriuila ad causas secundas et proximas sua natura contingentis, mutabiles
ant vertibiles, earumque incertum et mutabilem concursum, mobilis dicen-
dus est", Voet, Déspp. select, t. V, p. 19, 43. Vgl. daarmede p. 14: »Con*
eludimus ad quaestionem de immobili aut. mobili vitae termino tanquam fn-
tnro contingenti a Deo determinato, proprie et distincte respondendum:
Esse immobilem; quamvis alio respectu etiam dici possit mobilis, ut
jam dictum est".
5) »Quamvis homo ignoret intentionem et consilium causae primae, ex quo
pendet eventos, ipse tamen non debet quiescere, nut remissius vilae sune
mitendere aut medin negligere, sed agere quod in se est ex prescripto vo-
lantatis divinae". Voet,, Dispp. selecl., t. V, p. 14; Vgl. hierachter, bijlage CXL.
pe Cu
392 NPGENDE HOOPDSTUK.
met een enkel woord eritiek op den inhoud van som-
mige brieven, hem door Beverovicius ter lezing gezonden !);
om dan bij Dordrechts medieus, en met, dezen bij alle
geletterden, aan te dringen, toch geene moeite te sparen,
opdat er van hun onderzoek over dit en ]
vraagstukken , als resultaat iets blijven mocht, wat beide,
hoofd en hart, bevredigde ?)
Denzelfden dag, dat hij zjne missive aan Joan van
Beverwyek voleindde en afzond"), 12 Juni 1634, trof
Voetius met enkele daartoe gecommitteerde leden der
Utrechtsche vroedschap eene schriftelijke overeenkomst,
voor zijn verder levensgeluk, gelijbk ook voor de ont-
wikkeling en den bloei der Gereformeerde kerk hier
te lande van niet geringe beteekenis, Immers had Heus-
dens predikant, juist drie dagen vroeger*), van gemelde.
stedeljke regeering het beroep ontvangen tot hoogleeraar
in de theologie, alsmede in de Hebreeuwsche en andere
*) Daarbij maakte Voetius tevens gewag van zijn vroegeren
Daniel Heinsius, die — blijkens een Latijoseh en een Griekseh vers door hem.
vervaardigd, en te vinden achter van Beverwycks »epistola dedicatoria", aun
bedoelden Leidschen hoogleeraar gericht (zie Joh. Bever, De. bere.
naar Voetins opmerkte »pugno non Zenonis sed
in gratiam eruditiorum complecti voluit", Voet., Dispp, select, t. V,
3) sAd extremum hoe unice a te et in te ab omnibus literatis
ut in quaestionibus ejusmodi, qualis haec est, post exhaustas 0i
pultationes et sententins, tandem aliquid statuant, quo mens eorum j
veritate conquiescat". Voet., Dispp. select, t. V, p. 196. Zie ook bijlage C3
3) Het jaartal in Joh. Bever, De vitae termi, p. 309, vermeld:-
prid. eid. jan. orooxxxix" steunt blikbaar op een drukfout: 1X-
van iv. Vgl. Voet., Dispp. select, &, V, p. 136.
*) Volgens het mejzedeelde door de motulen der Utrechtsche wm
3 Mei 1634, kwam Voetius voor bovengenoemde betrekking in aan
eerst nadat men zich daartoe te vergeefs had gewend tot H
professor theologiae aan de academie te Groningen. Naar dr.
dl. I, blz 33—95, bericht, had men Alting in 1633, te
eene plaats als hoogleerasr aangeboden; terwij| hjj, tien
eveneens had bedankt voor het professoraat te Franeker, D
zwijgt Glasius,
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN. — 393
Oostersehe talen aan de, 17 Juni daarop, binnen Utrecht.
in te wijden illustre school.
Zag Voetius, ten gevolge dier benoeming, .grooten
arbeydt voor de handt, ende veel wercks op een nien"; —
konden de zoo omvangrijke professorale werkzaamheden ,
met haar ,moeyten ende appendentien", liehteljjk strek-
ken .tot ruyne van sijne ghesontheydt" — toch rekende
hij zich in het algemeen belang verplicht, om, zonder
te letten op ,werelts voordeel of profijten" ), de hem toe-
verirouwde taak met kloeken moed aan te vatten?).
Maar dit, tot ongeveinsd leedwezen der Heusdensche
gemeente. Overwegende evenwel, hoe de ijverige prediker
zij ,ordinairen dienst" begeerde te verlaten ,ghebonden
door den geest ende niet van selfs" ^), gingen magistraat ,
consistorie en classis volvaardig tot Voetius' dimissie
over, onder beding dat hij, alvorens naar Utrecht te ver-
irekken, zorg dragen zou, nog eerst zijn opvolger binnen
de frontierstad schriftelijk te doen beroepen *). ,
*) Ook nu weer (vgl. hierboven, blr. 211, aant. 1, en hierachter, bijlage
LXXXIV) trachtie Voetius zich zelven en anderen later diets te maken,
dat hij, naar het voorbeeld van zijn theologischen mentor en geestverwant,
Calvijn, indertijd weinig of niet zou hebben gelet op het bedrag zijner
Loekomstige jaarwedde als hoogleeraar aan de illustre school, waar hij 0. a-
Polit. eccles, tom. I, pars FI, p. 717 schrijft: »Quod ad me, nunquam
tamen de stipendio meo pro professione ncademiea cum quoquam. mortalium
pactus sum, aut conventionem unquam inivi. Placuit mihi semper sententia.
Calvini, quam profitetur in epistola, qua impudentissimae cardinalis Sadoleti
usen luculenter respondet". Daurmede is echter in strijd, hotgeen wordt
vermeld door de notulen der Utrechtsche wroedschap op 14 Juni 1634.
Zie hieraehter, bijlage CXLII.
3) Voet,, Afs.-pred., blz. 87.
3) Voet, Afs.-pred., blz. 80.
*) Op de classisvergadering, te Gorinchem gehouden, Donderdag 21 Aug.
4034, toen Voetius reeds in Utrecht. was aangekomen, werden 0.4, ook voor-
gelezen: wd'instrumenten belangende de beroepinge d. Gisberti Voetii tot
de professie der h. theologie, ende hebr. taele inde illustre schole der stad
Uytrecht; mitsgaders der dimissie ende attestatie des e. kereken-raeds ende
achtb, magistraeten van Heusden. Waer-meede de classis, siende de wettelick-
Hh
heyt der selíder beroepinge ende de meerder sti
Viel het voor den prediker te bej:
aer wijt te verwachten hadde, heeft d. Gisbertum.
Deeper di n ont Jot rgieteli e afe NE
Acla. syn. part, Z. H., Woerden, 1635, art, 96.
*) Hand. el. Gorc., 91 Aug. 1034. Vgl. ee.
*) Voetius" afchsidapresk, wanrvan een exem
bevindt ter Koninklijke bibliotheek in Den Haag,
recht Jarens, president van schepenen, ende oudt-b j
schepen, ende oudt-borgeimcester; Adriaen Daniéls van |
ende oudL-sehepen; Direk Goossens van der Horden, A
Braeckel, Huybert Walewijns, oude schepenen end
Tansz. Schouwen, ouderlingh tot Heusden". Zij werd dao
Vijdens de wintervacantie van 1635, voor den druk in
om zoodoende »veele vwn deghenernta" hinnend d
en, tegen het eind van Januari 1636, hun
lMijcke vriendtschap" toegezonden. Zie van -
der. voorrede.
3) Voet,, Afs.-pred., blz. 2.
IN EIGEN KRING. TOT HOOGLEERAAR GEROEPEN. — 395
bij eene gelegenheid als deze, zijne redenen niet naar
wenseh kon uitbreiden en ,met schrifturen beves-
tighen"') — voor den pastor bleef er tjjd genoeg over,
om, in het openbaar, de vriendscehappelijke gezindheid
te roemen van Heusdens magistraat, die nog daags te
voren had getoond, op welke ,diepe fundamenten" hare
,.uüffectie" berustte, door, even mild als kiesch, Deliana
een aandenken te vereeren*). Ofschoon vroeger niet van
meening, dat een profeet het meeste nut zou kunnen
doen in zijne vaderstad^), zag de Heusdenaar Voetius
zieh nu genoopt dit oordeel terug te nemen *).
Weemoedig-dankbaar werd, dienzelfden middag, door
hem en zijn gezin de reis naar Utrecht aanvaard.
3) Voet., Afs.-pred., bla, 56. Evenwel is die afscheidsrede nog tamelijk rijk
aan bijgebrachte teksten en aan allerlei uitspraken van kerkvaders (vgl.
hierboven, blz. 375, 376), juist toen door Voetius gelezen of bestudeerd.
7Zie ook hierachter, bijlaze CXLIV.
*) Zie voor dat aandenken, Deliana geboden, bijlage OXLYV.
3) Voct, Afs.-pred., blz. 77.
*) »Similiter Christus inquit Luc. 4. Non est propheta, etc, nisi
in patria. Contrarium tamen aliqui experti sunt: inter eos ego, si quis-
quam". Voet, Dispp. select, t. IV, p. 15.
EiNDE VAN HET KERSTE DREL,
BIJLAGEN.
Ben ik, bij het samenstellen van dit werk, niet weinig verplicht
aan de groote hulpvaardigheid, ter Leidsche universiteitabibliotheek,
mij steeds betoond door de HH. dr. W. N. du Rieu, dr. & G.
de Vries, L. D. Petit, J. P. de Sauvage en P. M. Spille — tevens
breng ik, met betrekking inzonderheid tot het hier volgend bronnen-
material, mijn welgemeenden dank aan de HH. mr. J. 8.D.
van Doorn, gewezen secretaris van curatoren der Leidsche hooge-
School; mr. S. MullerFz., srchiveris der provincie en gemeente
Utrecht; mr. Ch. M. Dozy, gemeente-archivaris te Leiden; P. L.
Honcoop, burgemeester, en H. J. ven Eggelen, secretaris der ge-
meente Heusden; J. A. C. Hezenmans, stadsarchivaris van 'e-Her-
iogenbosch; dr. J. G. R. Acquoy, hoogleersar der Leidsche uni-
versiteit; L. Overman, secretaris van de slgemeene synode der
Nederl. Herv. kerk; D. Wielandt, A. de Pecker en G. O. W.
van Geijtenbeek, Hervormde predikanten, respectievelijk te Heus-
den, Gorinchem en Sleeuwijk.
Allen hebben mij bevestigd in de aa&ngename overtuiging, dat,
waar het geldt een zuiver wetenschappelijk doel, bij elk hunner
krachtdadige steun is te vinden.
BHULAGEN.
Bijlage X (zie hierboven, blz. 7, aant. 1). Voetius' geboortejasr
wordt zéór verschillend opgegreven.
Volens het in druk versehenen 4f/jwm atudiowrum academiae
Jugduno Batavae, Hagae Com., 1875, p. 75, zou hij geboren zijn
in 1587. Dat bericht vindt steun, en lieht mogelijk ook zijne
werklaring, in een naderhand hier af te drukken brief, 25 April
1604 door den Heusdenschen rector Franeo Odolphi gezonden
san de opzieners van het Staten-eollegie te Leiden.
J. Kok, Faderl. woordenboek, Amst, 1793, dl. XXIX, blz. 293;
dr. B. Glasius, Godgeleerd Nederland, 's&-Hertogenbosch, 1856,
dl. HI, biz. 526; dr. W. Moll, Gesch. der Cáriseljke berb, in
laferelen, Amst., 1859, dl. V, blz. 188; dr. J. J. van Oosterzee,
in Herzog's Reul-EncyHopaedie, Gotha, 1803, Bd. XVII, S. 238;
dr. G. J. Vos Az, Gesch. der vaderl. Rerk van 630 fot 1842,
2* druk, Dordrecht 1888, blz. 167, en vele anderen meer, noemen
als Voets geboortejaar: 1588.
Mijne opgave: 1589 is ontleend aan een paar mededeelingen
van hem zelven,. De eerste word gevonden in zijne Dispufaliones
dAeologicae seleclae, Amst, 1007, tom. IV, p. 383, en luidt aldus:
,In civitate Heusdana hostibus proxima, parentibus ejusdem civi-
iatis tune civibus, juxia eum omnibus aliis civibus in medio
praesidiariorum militum, armorum, íumultuum et periculorum
bellicorum degentibus anno 1589. natum me fateor; et quidem
eirca illud tempus, quo comes Mansfeldius copiarum Hispanicarum
praefectus, proximus ommibus castellis occupatis, civitatem illam
obsideret", Vgl. daarmede Voet., Jispp. select., Ultraj, 1659,
tom. III, p. 1030 en zijne Politica ecclesiastica, Amst., 1000, tom.
I, pars II, p. 536.
Het tweede bericht — bij lange na niet zoo duidelik en af-
doende als het eersie — stsst vermeld in eenige familie-nanteo-
ERE.
(capsa iie eee
boven zijn portret in de senaatskamer te
Gisb. Voetius s. s. th. d. et prof. ac
pastor. syn. Dord. patribus omnibus s
stes. nai. V. non. mari. si. greg. an. T
Ook wan juril am, duxi DR r
aangetroffen in de door Andreas Fesenius
in obitum G. Focti, Ultraj, 1077, p. 6
j Aenisae der academie vam Ulrech ,.
Long, Utrecht, 1736, blz. 89; in het bi
Burmannus, Zrajectum eruditum, virorum.
wrhe Trajeco et regione Trajectensi nati |
vilas, fala ct scripta exhibens, Traj. ad. Rhe
let Academisch register van Mart. Soermans,
138; bij C. Q. Jücher, Allyemeines Geh
"in voce" en elders,
BULAGRN. *
XX (blz. 7, aant. 2). ,Hoenrieus Voet discessit in tractum Bra-
bantiae, atque hue veteres sedes transtulit. Ejus nomen oceurrit
iu seabinorum Heusdanorum, Gualtheri Kuyckii et Hackenii in-
Siürumento publico, quod confectum est anno primo superioris
seculi", Aldus bericht Andr. Essenius in zijne reeds genoemde
Orat. fun, p. V.
Het wekt nochians bevreemding, dat Hendrik Voet volatrekt
niet wordt aangetrolen bij de Heusdensche schepenen, gelijk zij
voorkomen op de ,Lyste van de HH. magistresten, die van jaar
lot jaar gediend hebben binnen Heusden, beginnende mot den jara
anno 1908", welke lijst, getrokken uit de stedelijke regristere, zich
bevindt in de iweede, vermeerderde uiigave van de Beschryvinge
der «adi Heusden, door Jacobus van Oudenhoven , 2** druk, Amsl.,
1743, blz. 131—184.
Daar Hendrik Voet in 1480 trouwde met Ida Dirks van Oud-
heusden en die laatste naam, bij herhaling, op bedoelde schepen-
rol vermeld staat, zoo vóór als na 1480 — waag ik de gissing,
dai Essenius hier verkeerd zal zijn ingelicht en dai, wat hij
omtrent het geslacht ,Voet" verzekert, veeleer de familie , van
Oudheusden" moet gelden.
XNX (blz. 7, sant. 3). Op de geslaehtljst bij L Le Long, a.w.,
komt Hadrianus Voet voor als ,prior". Dat is onjuist. In. boven-
vwermelde familie-wanteekeningen noemt Voetius hem, blz. 312,
j»0nder prior in der Wilhelmiten elooster tot 's Hertogenbos". Prior
of overste was toentertijd Simon Pelgromius ,een bekend taal-
geleerde en geschiedkundige", naar C. R. Hermans berieht, die,
in zijn Gesehiedkundig mengelwerk over de provincie Noord-Braband,
'g Hertogenbosch, 1840, dl. I, blz. 63—56, 's mans levensloop
teekent en de lotgevallen van het klooster, dat — eerst buiten,
later binnen Den Bosch gevestipd — in 1966 door de beeldstor-
ruers werd sangetast ,zoodat er van het geheele sticht niet dan
de muren en hei dak staan bleven". Vgl. P. Cuypere-van Veli-
hoven, Jocuments pour servir à ÜAistoire des troubles religieuz du
XFI*" scele dans de Brabant Sepenirional, Bruxelles, 1808, t. T,
p. 72, 411.
Wat de orde rzelve beireft, zoo rangechikt Moll, in zijn Kerk-
geschiedenis van. Nederland wóór de Hervorming, Arnhem, 1867, dl.
H, sí. HI, blz 111, de Wilhelmieten onder de heremieten. Zie
echter ook Herzog, AeaLEmeyH., 1864, Bd. XVIII, 8. 151.
24"" Januari 1594, bij zijne komet in
eum, achttien jaren oud, ,tamelijck g
negen iot vorder siudien" (vgl. 4cfa acad, .
91 & 82, uit het Leidsche senaatsarchief), m
BBLAGEN. vu
Tiehting reeds ongeveer half Januari 1695 verlaten, tegelik met
de dertien andere, daar nog aanwezige kweekelingen. Immers, na
het oproer van 20 Oet. 1594 — wsarasn echter Franco Odolphi,
gehoord ,bij eede", geen deel bleek genomen te hebben —
sloten zoowel Hollands statem als euratoren en burgemeesters van.
Leiden mét de oude toestanden tevens de oude gedenomineerden
wit te bannen, ofschoon erop bedacht: hoe men san sommige der
sldus gelicentieerden ,van goede hoop wesende, ende ten nsesten
tot perfectie gekomen zynde, soude doen eenigh onderstandt om.
haren studium te mogen voltrecken, ende dat alleenlijjek voor
twee of drie jaren" (Jesol. Holl, 27 Febr. tot. 10 Maart 1995).
Uit dien hoofde ontving ,Franciseus Odulphus", gedurende
eenigen tijd, vijf en zeventig gulden voor ,een jaer onderhoudi""
(Hesol. Holl, 22. Jan, 1596). Geen buresaal langer van het Staten-
collegis, woonde hij in bij den predikant Thomas Sprankhuyzen
(Mela acad. L. B., cod. V, fol 97). Misschien heeft hij zijne god-
geleerde studién, ten gevolge van bovengemelde uitbanning, niet
eens aangevangen en zeker niei voltooid, maar zich tevreden ge-
sield met den titel van magister ariium", rechügevende, om
— bij toestemming der Btaten — een rectoraat te vervullen.
Mei zijne beschermers ook later op goeden voet gebleven, be-
toonde Franco ,stil van wesen" zich te Heusden een dier ,,geleerde,
arbeytzame en getrouwe schoolmeesters", die, naar den door
Kuchlinus als regent, bij de inauguratie van het Collegie, uitge-
sproken wenseh ,den kinderen van jongs op de leere der hemelsche
waerheit, ende de grontstueken der Latijnsehe ende Griexsche
iule, der grammatica, dialectica, ende rhetorica" wistem mede te
deelen.
Blijkens de gemeenterekeningen voor de gedsan en
in Heusdens oud-arehief bewaard, genoot Frans src als
rector en ,officiant van der stadt", een tractement van 160 gld.,
met vrijje woning en vijfig ton turf 'sjaars. Hij bekleedde zijn
&mbt tot 6 Maari 1610, toen hij door Abraham Genius daarin
vervangen werd.
"WX (blz. 14, aant. 2). Uit de santeekeningen, opgrenomen in de
JBüjdr. em med. dl. XII, blz. 312—315, waarmede overeenstemt
de geslachtliet bij Le Long, blijkt, dat de familie Voet op ver-
sehillende wijze met de van Steewechs vermaagechapt was, Gije-
berts overgrootvader, Dirk Hendriksz. Voet, tronwde, voor de
gen, ende daer nae íot Trier, daar hij
1584. overleden is, was een man van wegen
heydi en geleerde sehriften seer vermaert". ——
Nog in April 1655, als hoogleeraar te.
ll en Rudolf II, in een puntdicht had verklaam
gemmae, quot tibi partieulae". Voet,, Dispp.
686. Vgl. Thomas Orenius , Animadversiones philol
Legi. Det, 1096—1720, pare IX, p. 486) j
areanis ambitionis, ut omnia ad studia
nomine Lojolitico exstent",
Ook Essenius, Ora, fwm., p. 7, gewag 1
Bteewechius, noemt dezen: ,pairi
virum perquam eruditum, et antiqua familia
baniinis Btewechiis oriundum",
WIX (blz. 14, aant. 3). Hei is mij indertijd
pen een, door den afslager zelven bij ,c
auciie-catalogus van Voetius' bibliotheek ,
gedeelie beireft, 20 Bepi. 1077 (of zooals
BDLAGEN. 3
den titel: ,die 10, Bept. 1677. Bü. vei"), waarns, den 24e» Juni
1679 (,die 2. Junii 1079. Bt. vet."), het tweede gedeelte volgde.
Beide keeren werden gegadigden uilgenoodigd ,'smorgens ten 8. ^
"uren precisó en 'snanoens ien 2. uren te willen present sijn". De
werkooping zou plaats hebben te Utrecht ,in aedibus defuneti by
den Dom". De catalogus, gedruki bij Willem Clerck aldaar, werd
door dezen, tien dagen vóór elke veiling, gratis verkrijgbaar ge-
steld. In zijn geheel omvat hij 4777 nummers, die, wat zóér te
bejammeren is, maar zelden plaats en jaartal der verschillende
witgaven noemenm.
"Toch leveren die twee deelen een vrij getrouw beeld van Voetius'"
geleerd streven, waarom ik er, van tijd tot tijjdó, naar verwijzen
wil Reeds nu merk ik op, hoe — het zijn hoogstwaarschijnlijk
Gijeberts schoolboeken geweest — hier worden aangetroffen: de
latina" en de ,syntaxis" van Simon Verrepaeus,
een Brabantsch seholareh uit die dagen, rector, eerst te Turnhout,
later in Den Bosch, en gestorven in 1698. Ook vind ik vermeld:
,Corderii principia latine loquendi". De juiste titel daarvan is,
volgens de Noweelle biographie générale, Paris, 1806, tome Xl, p.
195: ,Prineipia latine loquendi seribendique, selecta ex epistolis
Üiceronis", 1078, in 8? — het werk ven Mathurin Cordier, den
vwoortreffelijken leermeester van Calvijn, naderhand tot de gods-
dienstige overtuiging zijns discipels bekeerd.
WEE (blz 22, aant. 4). De geldelijke steun door zijns vaders
wrienden, samen met de stadsregeering, Gijeberi Voet verleend,
blijkt o. a. uit dit verzoekschrift, ingeleverd bij de Heusdensche
moagistraat ;
»Aen myne E: heeren den drossarí, schoui, schepenen ende
regeerders der stede Heusden. Alzoo doir aengeven ende ten ver-
soucke sommiger voorbidderen vanden sone zaligher Pauwelssen
Voet met namen Gysberb Voet uwer E: doir singuliere gonste
nu eenen jaere geleden tot supplement zynder cost-penningen hem
gelieft heeft te succurreren, op goeder hope: dat by continuatie
denselven binnen corten tyt totten Leytschen collegie sich zoude
bevlytigen ie wesen bequaem: soo ist dat de supplianten siende
nlsdoen uwer KE: goede affeetie tottem voors. sone (waer voor zy
uwer E: alsnoeh niet eonnen nalaten te offereren behoorlieken
danekbaerheyt) oorsseek genomen hebben aen denselven vorders
de hant te houden, ende oversulex voor de tweede reyse te be-
BHLAGRN.
xr
de voore, somme van twee ende twintich gulden zonder eenige
zwaricheyt in reeckening geleden wordden daer ende also het be-
hooren sal. Gedaen inde raetcaemer der stede van Huesden al
present praeter Bruyninex [.......7] opten lasten daech in Mar-
tio 1601. Oirconde (was geteekend) L. van Haeren". Zie Oud-
arch. Heuwden, E. 208, bijlage tot fol. 41 der gemeenterekening
over 1601.
XX (blz 22, aant, 8). Gaf de wed. van Bteewech zelve een
kwijtbrief voor de gelden van Hollands staten, ten behoeve haars
z00ns, uit handen der Heusdensche magistraat ontvangen, — mot
beirekking tot Gijsbert Voet geschiedde dit door dem rector ,der
Eroote schole", zijn vaderlijken vriend. De hier volgende quitan-
ties leveren daarvan hei bewijs:
»lek ondergeschreven bekenne ontfangen te hebben vuyt handen
joneker Henriek van Outheusden opperste borgemeester der stede
Heusden de somme van tsestich karolus gulden. Ende dat so tot
betalinge van eenen jare monteosten als andere nootlyeke reparatie
vanden sone Pauwels Voet met namen Gysbert Voet, Weleke voors.
penningen den voors. borgemeester vande E; heeren staten van
Hollant zyn tot subsidium ende voorderinge van desselven Voets
studie toegevoucht. Oireonde myn naem, opten 2 in Martio 1602.
(was geteekend) Franeo Odolphi".
»De weder (d. i. de andere) tzestich carolus gulden bekent da
wed*, yan Bteeuwechs ten behoeve van haeren zoen vuyt handen
vanden heere borgemeester Henriek van Outheusden ontfangen te
hebben. Oirconde dese geteeckent opten 16 Martii 1602. (was ge-
ieekend) Gheerbureh Tomas (dochter)'. Zie Owd-arch. Hewsdem,
E. 208, billage tot fol. 41 der gemeenterekening over 1602,
X (blz 27, nani. 4). ,Geconsenteert bij den rade, dat men die
twee burgers kijderen bij de dienaers van de gereformeerde reli-
gie gepresenteert als bequaem ende gequalificeert omme binnen
eorien jaren enigen diens( van hun íe mogen hebben, ioe sal
seggeu een jairliexe pensie alse elex hondert ende vyítich gulden,
daermede zy hun sullen mogeen onderhonden, om in enige bequame
universitgijten te studeren ende sich aldaer te oeífenen ende tot
der kerckendienst ie bereyden, miis dat dselve burgers kijnderen
hun an nyemants anders en sullen mogen verbijnden, dan ande
gemeente deser stadi". Jes raads dagelicz boe, op 4 May 1580.
Jiesol, Holl, 20 April 1805.
XIENE (bl; 91, aant. l) Volgens eene do
,
BILAGEN. xm
dorus Johannes Gays en voegi daaraan too: ,ook genaamd Tiel-
man Jansz". Ypeij en Dermout, Geschiedemis der Nederlaudache
Aervormde kerk, Breda, 1822, dl. II, blz. 120, alemede Boermans ,
4.35, 21e druk, blz. 98, hebben: Theodorus Johannes Goys.
XIV (blz 31, aant. 2). Noch van den dood Theodori, noeh van
het komen en gaan Thomae, staat iets vermeld in de aeten der
elassis van Gorcum, die, gelijk op meer plaatsen, ook hier blijk-
baar een hiaat hebben. Sommige gapingen kon ik aanvullen, door
gebruik te maken van extracten, welke Voeltius, toen bij predi-
kant te Heusden was, eigenhandig uit het elassis-boek afschreef,
bijeenverzamelde en bewaarde: misschien wel in het archief
van den kerkeraad aldaar. Doch zijne uittreksels zwijgen hier
eveneens.
Blikens nog voorhanden bewijsstukken, onderteekende Theodo-
rus Joannis den 209e Aug. 1602 zijne laatste turfquitantie, en
deed Thomas Hessinck — ,by provieie dyenner geadmitteert, inde
kercke Jesu Ohristi tot Huesden" — zulks l1 Januari 1604 voor
de eerste maal. Diens laatste kwijtbrief terzelfüer zake ie geda-
teerd 26 Juni 1604, Daarna worden ,aenden minister Olaes Pe-
terssen", Hessineks plaatsvervanger te Heusden, den 16*" Nov.
1604, wederom op stadskosten zestig tonnen turf verstrekt. Owd-
arch. Meusden, E. 208 en 209. Ziepprecht en Soermans berichten
beiden Hessincks komst te Heusden in 1003, en zijn vertrek naar
Leerdam in 1604. Waarsehijnlijk heeft hij der gemeente gelegen-
leid moeten of willen even, om nog vóór zijn gaan een ander te
beroepen, en diens overkomst ie verkrijgen. Aldus laat zich dan
werklaren hei verhandelde ter classieale vergadering in Juni en
Beptember 1003. Vgl. ook van Oudenhoven, a. w., blz. 216.
XVW (blz 32, sant. 1). Omtrent de eerste sehreden door , Claes
Petarsz."" gezet op weg naar het predikampt, beriehten de Handelingen
der classis van. Gorcum, onder dagteekening van 26 Ang. 1597, het
volgende: ,De classis hoort aen de propositie van Nicolaus Petri, die
hij dede op die voorrede van 't Vader onse, ende is bevonden dat
dieselve wel wat sober was, doch schriftmaticb. Is voort denselven
proponent van die vergaderinge afgevraegt nae die intentie van
syne propositie. D'weleke hy verclaerde te wesen, om metten eer-
sten (indien 't den broederen goet dochte) tot den dienst der ker-
tke gepromoveert te moegen werden, doch by soo verre hy daer-
BIJLAGEN. xv
gelijeke eonsten, al& in een goeden regent van noden waren",
JAEerste. register, not, v, 7 Dec. 1694.
Bij Kuchlinus' benoeming moest Bredius zich tevreden stellen
met het ambt van oeconomus of scehaftmeester, maar zelfs in die
betrekking maakte hij zich onmogelijk. Op verzoek van den terug-
gekeorden Kuchlinus, die ,om seeckere merekelycke reedenen hem
beweegende met Bredio inden Collegie niet en hegeerde te dienen",
werd hij na luttel dienstjaren door curatoren ontelagen. erste
regisler, not. v. 6 Dec. 1595. Vgl. Hesoh, Holl, 17 Febr. 1595.
XWHHE (blz 98, aant. 2). De tweede ,Ordonnantie", gemaakt
door de staten van Holland en West-Friesland ,op istuyr ende
beleyt van í Collegium theologiae" en uitgevaardigd te 's-raven-
hage den llée Juli 1595 — waarbij de eerste ,Ordonnantie", die
van 7 Bept. 1592, helangrijk gewijzigd werd — bepaalde in dl.
Jl, art. 2: ,Ende sullen to& de voorsz. beursen voor al werden
genomineert die binnen die palen van Hollandt ende Wesivries-
landi gheboren zullen zyn, van bequamen oaderdomme, twalek
lem vwerstaet tusschen de derthien ende achtthien jaren, jonger
noch ouder, nyet merckelyck mismaecki van gesicht, spraeck,
off leden, ende hebbende goede ghetuychnisse van haren voorgaen-
den rector off schoolmeester, dai zy syn goet van aeri, begrip,
ende versandt, ín hare studium z00 verre ghecommen wezende,
dat zy bequaem syn tot der universiteyt te gaen, ende zulex de
gemeene lessen met vruehten te hooren". Vgl. Zirieven eam ex ean
Aet. Staten-collegie, Y, 180.
In de ,Ordonnaniie" van 1592 was enkel spraak van ,jonge
gesellen, ten minsten veertien jaren oudt". Zie de Immeleydimge
ende aemvamg vaut Collegie der theologiem , geschiel. binnen. der. atat
ALeydem deem FI. Octobris, 1092, Ten bevele der HLH. curateurs
ende burgermeesteren gedruet tot Leyden, by Frangoys van Raphe-
lengien, drucker der universiteit. Inden jare 1593; blz. 27, of
p. ll der Latijnsche uitgave.
Ten dage van Voets verbljf aan de academie, was er voor de
Studenten ,buiten het Staten-collegie" geen leeftijd bepaald, dien
zij moesten hebben bereikt om te worden ingeschreven. Sommigen,
vooral Leidenaars, deden zich reds als knapen van 6 tot 14 jaren
oud bij den rector magnificus immatriculeeren, Naderhand mocht
die inschrijving niet plaats hebben, vóór men zijn zestiende levens-
jaar was ingetreden. Vgl. 4cía acad. L. B., eod. VIII, fol. 42, 43.
[o
/— XIX (blz. 39, aant. 1). Dat de : red
raeteaumer opt stadthuys binnen der stede v:
Novemb. an. 1605, al present praeter WyfH
dominis euis reverendis, gratiam et pacem a domino Jesu Christo.
Mitto ad vos, viri reverendi, e disciplina mea hune, quem videtis,
nomine Gysberium Voetium, Et alierum mittere prohibuerunt
nulli pareentes illae deae, Peste etenim obiit jam abhinc sex heb-
domadas, aut circiter, et ingressus est caeleste illud beatorum
Collegium, spe jam concepta ingrediendi vestrum, Hune ergo,
quem sistere vobis datur, carum mihi semper caput propter genium
ei ingenium ex eo scintillantes bonos igniculos, oro obiestorque
dignemini excipere gremio vesiro, ad lectiones publicas admittere,
ei in eorum, qui curae vestrae commissi suni numero, contueri.
De aetate non puto fore discrimen; cum jam (quantum ex matre
ejus intelligo adhue supersüite) decimum septimum impleverit
annum. Quod ad studiorum progressum: se ila idoneum , ut spero,
institutioni vestrae ac publicae progressu temporis vobis probabit,
ut aliquando intellecturi sitis hominem mereri supra commenda-
tionem nostram, Opera ac suffragio si indigebit domini Merulae,
is senatui nostro satis favet. Favoremque ejus, amorem ac bene-
ficentiam (quod recordor mente longe gratissima) Leydae ipse sum.
expertus, ubi amicitiae ejus mihi semper patebant fores.
Valete viri reverendi, ac Voetius hie meus vobis eo eharior sit,
quod imbiberit ex me quod ego olim ex vobis. Salveat a me do-
minus Merula. Heusdae 25 Aprilis 1604".
Naar sanleiding van dat schrijven (Bieven Stat.-coll., I, 315),
zij het volgende opgemerkt:
De ,andere" leerling, door Franco Odolphi hier bedoeld en over-
leden aan de pest, was een zoon der weduwe van Bleewech, te
gelijjk met Gijsbert door Hollands staten ondereteund. Vgl. boven,
in den tekst, blz. 22, aant. 0. Had de rectormotaris ook hem
kunnen ,bestellen" in het Collegium theologicum, dan zou hij
daar verblijf hebben moeten houden, óf als ,extraneus" op eigen
kosten, of als ,ordinarius alumnus" op die van bijzondere maece-
naten. De eenige beurs toch, welke toentertijd ter denominatie
sLond van Heusden, als behoorende iot ,de cleijne steden" (zie
4icla acad. L. B., cod. Vla, fol. 91), was door de vroedschap
voor Gijsbert bestemd.
Hoe in bovenstaanden brief, en dat nog wel onder verwijzing
naar eene opgasf zijner moeder, Voets leeftijd onjuist wordt mede-
B. 2
d. Arminiumth., eundem loco Mordis. [onii], Vuleanium , decla-
ravit se animum adjicere velle ad studium theologiae". 4cía acad.
L. B. cod. VIII, fol. 101, Of. fol, 40 & 48.
XXE (blz 4l, aant. 2). De gebruikelijke vorm voor hei
request was deze:
»E. hoochwaerdighe heeren. Alsoo het den eersaemen ende
wysen heeren burgemeesteren ende raet der stéede van (in casu:
Heusden) myne gonstige heeren patroonen ende maecenaten be-
lyeft heeft mij tot onderhoudt mijnre studien te verkiesen ende
te nomineren, omme by uwer E. met een burse in t'Collegie der
theologien tot Leyden versien te werden, ende iek alreede van
HH. professoribus, ende raet der se)ver unyversiteyt. geexamineert
ben, waer van ick u E. geluygenisse miis desen presentere, soo
bidde iek uwer E. zeer ernstelycke mij de selve te vergonnen,
ien eynde op dat iek onder tgoedt beleydt vanden regent ende
subregent aldaer, in studiis linguarum , artium , philosophise ende
theologiae mach toeneemen ende metter tijt de kercke Jeeu Christi ,
ende den gemeenen landen dienstelyck zyn. Verhoopende ende met
Goodes hulpe beloovende niet alleenlyck sulek een beneficium ,
altjt met danckbaerheyt te gedencken, maer oock mij ulsoo te
gedraegen datter uwer E. nimunermeer berouwen sl de eosten
men myn geleyt te hebben". Rers/e register, not. v. 9 Aug. 1695.
XXIV (blz. 44, aont. 4). Op de uitrusting aan Gijsbert mede-
gegeven — in haar geheel ten bedrage van ruim 120 gld. —
heeft het navolgende beirekking :
»Betaelt aen Sebasüaen Beelaeris laeckencooper de somme van
vijff ende veertich gulden acht stuyver, over den coop ende
leverantie van laecken by hem ten behoeve vande voors. Gijebert
Voet gelevert, blijekende by schepenen quitantie hier overgelevert.
Beiaelt aen Huijbertgen Stevens de somme van een ende tses-
tieh gulden sestien stuyver twee penningen, over de leverantie
van diversche waeren by haer ten behoeve vande voors. Gijsbert
Voet gelevert, blijekende by quitantie alhier overgelevert.
Heiselt aen Bartholomeeus Jacopssen cleermaeeker de somme
van seven gulden twee stuyver, over verdient aerbeytsloon, van
sindtswegen verdient te diversche reysen, int maecken vande
elederen vande voore. Gijsbert Voet, blijekende by quitantie hier
[
BULAGEN, XXL
moeten buijten Collegie verreijsen ten eijjnde dat d'een vande
mnoeijten van doceren, ende d'ander vande costen sonde sijn ont-
slagen, Daer uit dan volgen moste dat oock veele bursalen die
geene "i huijscoomen nog ouders en hadden te meermaalen tegens
haren vrijen wille uijtten Collegie verscheijden tot last van d'eene
off d'andere haere vrunden ofte bekenden".
Kuchlinus en van Dobben ter vergadering gecompareerd, ver-
klaarden echter ,dat ingevalle eenige haere quaeigunstige den
eurateurs ende burgemeesteren sulex mogten hebben aengedragen
deselve haer daerinne 't onregt hadden bescehuldigt — aengresien
sij altijts de voors. statutem sulex verstaen hadden dat ij "t ver-
reijsen off niet te verreijsen beboorden te laten in den wille van-
den bursalen ende dat sij oversulex niemant ter eake van sijn
blijven te onvrundelijeker hadden aengesien, versoeckende dat de
eursteure ende burgemeesteren sulex van hen luijden niet en souden
willen presumeeren". Kerste registevz, not. v. 8 en 0 Now. 1597.
XXWH (blz. 51, aant, 3). Blijkena het Tweede register raeckende
de wwiverwiteyt binnen. Leyden, begint den lle October 1989, eyn-
dieAt den 28. December 1595 — welk tweede register, evenals het
eersto, berust op het gemeentearchief aldaar, en waarin de ,Han-
delingen'" der euratoren-vergaderingen vermeld staan — werd Vul-
eaunius indertijd zoowel ernstig aangemaand ,beeter op sijne lessen
ie willen passen" (3 Nov. 1999) als, wegens ,de goede faam ende
daet van sijn geleerthejt, daermede hij de univ. vermaart hadde
gemaackt", bij zijn vijfentwintigjarig fest vrijgesteld ,om meerder
lessen ie doen, dan sijn gelegentheit soo van lighaem als van
sijne studien souden ioelaten" (8 Febr. 1607). Ook werd toen
besloten hem boven zijne wedde voortaan jaarlijks honderd gulden
te vereeren.
Begin November 1614 hield Petrus Cunaeus, hoogleeraar in de
Latijnsche taal en de staatkunde te Leiden, op Vuleanius — tegen
wil en dank — eene lijkrede. 's Mans eruditio, quae summa in
illo fuit", met de loffelikste bewoordingen roemende, bewaarde
hij nochtans een diep stilzwijgen over zijne godsdienstige denlwijze
en gevoelens. In dit opzicht stond de overledene bij velen slecht
aangeschreven. ,Vuleanius est de la religion des dez, et des car-
les", verzekeren de Sca/igerama, Cologne, 1695, p. 414, Ook be-
iuigt genoemde lijkredenaar, in een brief aan jonkheer Corn. van
der Myle gerieht (Epistola LXV): ,,Novimus nos, noverunt caeteri
3
BILAGEN, XXHI
formas et similitudines, quae conceptus dieuntur, percipiat, et hi
conceptus sint occultissimi, nec alii aliorum mentes inspicere quea-
xus, utimur voce ad tales conceptus explicandos, quam Aristo-
teles aptissimo vocabulo ipasweíow vocavit, librumque de ea serip-
sit subtilissimum nimis, et per varias formas rationesque (ul cum.
ledoro loquar) comiissimum; ad «eujus introductionem nos pau-
cula in medium allaturi, explicabimus 1, ordinem sive cohaeren-
liam. 2. vocem ipsam, qua insoribitur. 3. objectum. 4, differen-
iiam, qua hie liber tum à praecedenti, tum a sequentibus trac-
iationibus distinguitur. 5. deinde ipsam definitionem leviter deli-
bamus", TAeses (ogicae, n?. 104.
XXX (blz. 60, aant. 3). Op die ,gravitas morum", door Trel-
catius jr. geprezen, wordt door dr. G. D. J. Sehotel, .De academic
fe leiden im de Oe, Ve em 18e veww, Haarlem, blz. 281, nogal
iets afgedongen, wanneer hij — maar zonder de bron waaruit hij
puite te noemen — schrijft: ,het is bekend, dat Kuchlinus en
Bredius zich aan dronkenschap overgaven". In zijm boek Kem au-
dentem-oproer im 1594, Leiden, blz. 21, luidt de mededeeling
zachter. ,Hij (Kuchlinus) hield — zoo lezen wij — van een goeden
dronk en goede eier". Is hier soms van toepassing he: fuma
ereseit eundo? Stud-opr. versehen in 1867, De aeademie in 1870.
Tevens verzekert Schotel in het laatsigenoemde werk, blz, 232
— ook nu zijn zegsman onvermeld latende — dat Kuehlinus de
slgemeene achting genoot en van H.H. euratoren herhaalde blijken
hunner tevredenheid ontving!
Hoe Bastingius (regent van 1593 tot 1595) en Bertius (sub-
regent zoo onder hem. als onder Kuchlinus) elkaar wederkeerig van
dronkenschap besehuldigden, blijkt uit des lantsten verdediging, na
het bursalen-oproer van 1594, aan curatoren overgeleverd, waarin
lij o.a. doelende op BDastingius vraagt: ,Quo ore ambitionem
reprehendet ambitiosus? qua fronte inertiam, iram, invidiam,
ebrietatem, qui vino, inertiae, irae, invidiae est deditus?" ter-
wij| hij, met het oog op den, zoo mogelijk, voor het Staten-
collegie ie herwinnen Kuchlinus, schrijft: ,Deligite vobis aliquem
virum gravem, modestum, sobrium, diligentem , qui ei ante
scholae alicui cum laude praefuerit, et ipse nonnihil habeat in
vultu dietisque austeritas", Kerate register, not. v. 129 Jan. 1595.
In datzelfde register nu wordt geen de minsie aanduiding van
drankmisbruik door Kuchlinus gevonden. Wel echter geeft deze,
CENEEN
iid eener buitengewone vergadering
23 Juli 1595, zije bezwaren te kennen omtrent ,,
tot drien rontsom t'Collegie werden gehouden, soo mite de omii-
narisse dronckenschsp dio daer werdt gepleecht, gestaedich speelen,
800 met t' verkeerbert als anders, twelock daer geduyrlycken werdt
gedaen, oock eulx datmen telappen vande aschyven ende dierge-
lycken spel, oock binnen de Collegie mach hooren, als oock ende
sonderlinge, deur de onbehoorlycke ende ontuehtighe woorden,
reedenen ende proopoosten die (Godi beetert) gewoon zyn in &oo-
danighe huijsen gebruyekt te werden, versouckende dat daer inne
anders mocht werden versien, oock eer eenige buyrsaelen werden
ontfangen". Dientengevolge vonden Gecommitieerde €
en ordonneerden zj: ,dat omtrent den Collegie theologie in
geene huysen aldaer staende binnen den taerlingh daer in "t voorm.-
Üollegie is gelegen, voortaen geenige herberge noch taverne sullen
mnogen gehouden worden". Zerste regier, noi. v. 99 Juli 1896.
Jesol. Holt, 26 Juli 1595. Su
Met dien maatregel in lijnrechten strijd was het an
den schaftmeester Henricus Bredius. , Vermaendt van weegren :
teurs ende burgemeesteren, dai zy bericht waeren, hoe dst iR
cnemer inde jegenwoordige weeck op snaerspel was gedanst (ot
grooter ontstichtinge vande pesti ten eynde hij sorge - hier
ende toesien soude, dat &ulx niet meer en gebeurde opdat
legie niet en soude coomen ineen quaede roep" — zoo
spoedig daarna de regent Bastingius ,dat de oeconomus e
vande buyrsaelen, tot ten minete zes ini geial toe, tot hem. ge-
roopen ende mit de selve tot inde nacht toe greseeten ende ge-
droneken hadde ooek tot dronekenschap toe, hebbende sulx de.
schaffmeester middelen gresocht omme de buyrsselen van hun voor-
genoomen goede vlydt af te locken ende af te treckem tot groote.
ontstichtinge ende opspraeek vant Collegie". Zamd. v. eur., 8 Üet.
1598 en 7 Jan. 1594. EI.
XXXI (blz. 60, aant, 4). Uit het Gerechtulach boeck, Dp—
wezig op het gemeente-arehief te Leiden — in dato 19 Febr, 1
blijkt, dat .Gomarus ,niet jegenstaende zijne profeseie her
dan e lastich viel, nochtans burgermeeeteren gaerna w
lieven op alle predicatien op zijn gebuerte mede te
zoe verre zulex zoude connen geschieden mit goede
kerckenraet ende dezelve hem daertoe ooc zouden ve
BULAGHN. XXV
hy ontslaegen mocht blijven vande comparitien ier consistorien
ende t besoucken vande crancken al twele hem mits tampt vanhet
Tectoorschap ende zijne professie niet wel mogelic zijn zoude wner
ie nemen"; — terwij Kuchlinus ,onverminderi ende voor be-
houden zij diens& daermede hij aen tgemeen landt als regent
ende iot vordernisse stuyr en. beleyt vanden voors. Collegie der
theologijen stont verplicht daer beneffens ooc te vreden was de
kereke deser stede als dienaer des woorts te bedienen ter tijt ende
wijlen toe de kercke alhier van bequame dienaeren uyt den voors.
Oollegie alhier zoude eonnen werden voorzien ende dat hij zulcx
niet allen des sondaechs ende inder weecken telekens op zijn ge-
buerte een predieatie doen mer in t vorder ooc gehouden zoude
zyn tot alle andere kerckelieke lasten ende ouffeningen rit ende
beneffens den anderen dienaeren des woorts mits dat hy alleenlick
- zoude werden versehoont ende ontledicht vande besouckinge der
eraneken",
Ns eommunieatie met en &dvies van den kerkeraad ie Leiden,
werden nu voor een tijdkring van vijftien weken de diensten ge-
regeld, waarbij Treleatius jr, Kuehlinus, Sprankhuyzen, Gomarus
en Platevoet ieder des Zondags eene preekbeurt zouden vervullen
in Bint Pieter of Sint Paneras (thans de Hooglandsehe kerk). Vgl.
evenwel daarmede de 4cía deputatorum. Zuid-Hollandiae et. utriusque
synodi Zuid- el .Noord-Hollandiae (vermeld in het oud Synod, archizf,
III, 31, B. in dato 24 Febr. 1598.
XXXH (bl; 61, aant. 2). De volledige, zéér lange titel van
Kuchlinus' disputaties, eerst na zijn dood uitgegeven, luidt: TAco-
logicae disputaliones de religionis. Christianae capitibus praecipuis : in
Collegio tÀcologico illustr. dd. ordinum. Hollandiae et. Weatfrisiae, ex
moliliss, cwratorum academiae consensu, amplissimorumque reipubl.
Leydemris: cousulums decreto, habilae, Accurata perspicnaque méthodo ,
anie aliquo ammos, erplicalae a reverendo cL clarissimo viro d. Jo-
Aamme Kuchimo, cjusdem collegii. praefecto. digniss. disputalionumque
doctiss, praeside. Nunc primum im unum redactae volumen , cui prae-
fiza esl. amoris in. disputationes suaa brevis praefatio : de ejusdem vita.
et obiln. oratio: capitum sev. disputationum geminus index. Ad calcem
vero accesserunt J. dispudationes quaedam praetermissae. 11. quaestio-
mum et responsionwm catecheticarum, ad. quarum explanationem disputa-
tiones accommodatae eunt, libellus, Apud Samuelem Crispinum. 1613.
In bovengenoemde voorrede, gericht tot de leden der particu-
BULAGREN, xxvn
gesproken synde, selve verclaert hebben, dai tusschen hen en d.
Arminium eenigh geschil is in sommige siucken der leere.
4. Dat Arminius selve verclaert heeft, dat hy sommige stucken
heeft in de leere, waer in hy van ons dissentieert, ende oock
sommige waer in hy iwijffel, ende dat hy in synodo nationali
suleks sal openbaren.
5. Dat Arminius versocht synde tot een vruntlycke ende ronde
eonferentie met de gedeputeerde des synodi, ende oock daerna met
de professoren ende predicanten tot Leyden, door den kereken-
ruedt aldaer, geweyjgrert heeft sodanige conferentie, ende daermede
genoegh te kennen geefü dat hy in sommige stueken der leere
Sodanigh gevoelen heeft, waer in hy sich niet en begeert ronde-
lyek te verelaren.
6, Dat zedert Arminius tot Leyden gecomen is de studenten
1 hooft vol hebben van verscheydene vreemde opinien, ende onder
eleander gedeelt sijn. De professeurs doen lessen tegen maleande-
zen; (sj) in de disputatie verscheyden.
7. Dat predicanten ende professeuren derven rondelyck seggen,
dat onse leere ende met namen onse catechismus moet naerder
gereformeert. worden,
8. Dat deselve derven beschuldigen hare mede broeders, dat ay
een leere voorstaen, die Jlaspheme is, ende waer au volght, dat
God een autheur der sonden is.
9. Dat overal door 't gansche landi vali litmaten om
dese oneensheden van 'i nachtmael afblyven, geergert worden,
ende sommige tot dese nieuwicheden affzetrocken.
10. Dat de vianden der waerheyt hier van sich verheughen ende
roemen, Dat Philippus Nieolai in syn lasterboeck opentlyck roemit
dat Arminius mei de Flacianers in een grevoelen is tegen onse
kereken. Dat de jesuiten van Ceulen schryven in hare brieven dat
het ryek der Calvinisten niet lange en sal bestaen, overmiis de
professoren tot Leyden nu onder maleander beginnen in de leere
oneens te worden.
11. Dat de broeders van Geneve ende uyt Franekryck verclaren,
dat sy de greruehten deser oneenicheyt al hebben verstaen met
groote leetwesen, ende vermanen de broeders in dese kercken
datge de suyverheyt der leere vooral willen mainteneren ete. .
ls goetgevonden ter eerster gelegentheyt de puneten der aws-
rieheden tsamengestelt synde aen de ecurateurs te versoecken dat,
de professeuren daer over sich willen verelaren", — Vergad. van
63, aant. 1) Of B
- Gomarum op ei;
Praestantium.
dolae ecclesiasticae e£ (Àeologicae varii ar
Amst, 1084, p. 143), en juist te acht uren
cla acad. L. B., cod. VIII, p. 74.
nemen leetiones hebraieas, mitsgaders ooek -
graeen et latina in prosa et earmine, end
Bertius sal verwiligen een vande.
daer toe bequaem te sj om waer ie nemen
phis ende datmen daermede inden na
uijtgang van Augustus de lessen weder
erste register, not. v. 8 Aug. 1606.
XXXVI (blz. 66, aant. 4). ,Opt g
curateurs vànde unyversiteyt ende
den getoont ende voorgeslaegen es
tusschen de 21 ende 26 jaeren genaempt.
gesiudeert ende groote vordernisse |
BILAGEN. XXIX
lij begaeft te weesen init een sonderlingh goet verstandt begrip
ende oordeel ten dienste vande unyversiteyt aen te houden ende
ie vorderen, tzy mis denselven in Duytalant daer hij jegenwoor-
delyck es ende sober middel ten onderhout, heeft voor noch seeckere
tyt iot cost ende last vanden universiteyt te doen onderhouden
ende hem daer toe eenige middel te doen hebben mit bevel omme
der unyversiteyiten aldaer te doorreyssen ende hem middeler tyt
oeffenen zoo in den phylosophien als oock ende meest, inder theolo-
ghien den selven sulx allengskens tot de professio der theologhien
alhier op te queecken ende bequaem te maecken, sonderlinge
ten opsicht men niet alleen speurt maer bevindt hoe quaelycken
de unyversiteyt vande selve professie nochitans de meest nodiehste
ean werden voorsien, oock onaengresien oock wat moeyiten ende costen
daeromme tot noch toe zyn gedaen ende uytgeleyt, ende 'i selve
im beraetelaeginge greleyt zynde, es eyntelyeken goedt gevonden
ende bezlooten, den selven te doen aensehryven, dat indien hy
zynen dienst der unyversiteyt alhier begeert toe ta seggen int
gundt daer loe hy jegenwoordelyeken bevonden werd bequaem te
zyn, of mitter tyt te werden alles onder eerlycke ende beboor-
lyeke belooninge dat hij mitten eereten zyn reys herwaertsaen
maecken ende tot (deseen?) eynde tot last vande unyversiteyt in
wissel sal moogen liehtten tzy thien ofte twaelff ponden vlaems of
hondert guldens ten eynde hem taelve daer toe sal ioogen dienen
ioi reysgelt ende datmen metten den zelven daer naer sulx sal han-
delen als den diensi ende vordernisse vander unyversiteyi ende van
zyn persoon uyteysschen zullen". JHand. v. cwr., 8 Febr. 1592,
waarbij de secretaris, Jan van Hout, nog als kantteekening voegde:
»lek hebbe deser saecke aengaende verscheyden brieven aen Ber-
lium affgevaerdicht".
XXXVH (bl; 68, sant. l). Tot hoe ver die ,opspraecke"
ging en hoe snel ze haren weg vond, leeri het volgende:
NNadat euratoren vernomen hadden ,hoe d. Petrus Bertius voor-
gaende onder regent vani voors. Collegie, ende op zyn voorige
inden selven dienst gebleven zynde es in theymelyck
door eenige zyne goede vrunden (0.a. door Paulus Stockius, te
Leiden woonaehtig) gewaerschout, dat hem eenige groove zon-
den, namelyeken soodomijen ende inceste,, achtter de ruggre greseijt
ende nsergegeven werden", — kwamen zij op verlangen des be-
sehuldigden samen, om met Kuchlinus die sanklaeht te onderzoe-
BIILAGEN. XXXI
slle stueken der Christelyeke religie inden catechismo ende 37
artyekelen der Nederlantsehe eonfessie vervattet, ooek niet anders
en kan zien, dan een Godvreesende stiehtelicke —wandelinge,
vergeselschapt met uijiemende geleeriheyt, s00 wel inde taele als
prineipiis philosophiae, niet anders en kan speuren dan een by-
sondere bequaemheyt om in dese wilde oorlochsehe tyden, de
jonge jeueht te stuijeren ende met grooter arbeijt te vorderen
tot alle atillieheijt, eerbaerheijt, liefde tot Godt ende zyn heylig
woordt, reverentie tot haere hooge ende leege overheyt respecti-
velycken, gevoele derhalven desen jongen man (over zyn derüich
jaeren gecoomen zynde) my in dit zwaer werek groote hulp ende
vwerlichtenisse 1e wesen tot vollen ende goede genoegen aller
bursaelen vanden EE. mog. hh. Staeten ons bevoolen ende toe-
vertrout". Kerste register, not. v. 27 Dec, 1595.
XXXIX (blz. 72, aant. 1). Achter de notulen van 8 Januari 1595
— aie erste register — stan bedoeld getuigenis, in dezer voege:
»Cum Ührisiiana charitas jubeat nos et testimonium perhibere
veritati Dei, ei fratrum nostrorum dicta factaque candide inter-
pretari: Nos rogati, ub quid de autore hujus scripti nobis videatur,
quantum quidem ex ejus lectione nobis constare potest, perserip-
lione exponamus: Respondemus, quandoquidem hujus seripti autor
fatetur, se ad hoc scribendum siudio discendi ex fraterna commu-
nieatione adductum esse, et in capite ipso controversiae (quod
tamen per illud tempus quo ista scribebat, non videtur assequutus
plane) nobiscum loquitur, concludens, non ecclesiam seripturae,
med scripturam ecclesiae autoritatem dare; non videri nobis ex
hoe scripto autorem ipsius, vel tantulum faetioni Jesuitarum
addictum esse, qui plane eontra loquuntur et sentiunt. Sed nos
de illo et aliis fratribus nobis dilectis perinde judieium facere,
ae de nobis fleri euperemus , eumque pro germano Ohristi membro
habere ex charitatis lege, et offieio communi nostro. Actum Lug-
duni Bat, die 22 februar. 1595.
Franeiseus Juniua
Lucas Trel(cs)tius
Franciscus Gomarus"",
XL (blz. 72, sant. 2). ,Bene habet — laat Bertius op zijne
sanhaling van bovenvermeld getuigschrift volgen — depulea est
tandem prima et gravissima haereseos calumnia, quam mihi
H à
, abiiiPs." is ^ SRI
58523 $8 lists T7PiNii
IB] urstinin ihid
BIJLAGEN. XXxv
moanitatis studia relinquendo; itaque illa horis succisivis agemus,
reliquum vel maximam pariem temporis theologiae et linguae
hebraieae impendendo, ac tantum hebraicas et theologicas lectiones
audiendo. Ad haec a rev. d. regente petimus, ut honorarium pecu-
miae nostrae dignetur augere, causamque nostram apud ampliss.
d, d. euratores agere. Multi enim ex praecedentibus condiseipulis
nostris, qui tantum biennium fuerant in Colleg: illud a. d. regente
aeceperunt; pars autem nostrum iriennium; bona pars 17J, ; minima
pars biennium. Haec rev. d. regentem pro sua humanitate nobis
subseriptis concessurum plane confidimus. Actum octavo ld. Maj.
». 1607". (Bij de onderteekening, die nu volgde, was tevens aan-
gegeven de datum, waarop, in 1604 en 1605, de supplianten
respectievelik hun eed voor het alumniaat hadden afgelegd; in
dezer voege:)
4A? 1604. 6 Maij Gosuinus H.(enriei) F.(ilius) a. Buytendyck.
14 Dee. Joannes Behellingius (naar ik vermoed, dezelfde
als Joannes Joannis Lissenzis).
1 Maij Gisb.(ertus) Voetius.
9 Sept. Henrieus Yredaeus.
90 Nov. Vietor Rickelsma.
Cornelius J.(odoei) Geisteranus. A* 1605, 23 Martii,
Hieremias Bastingius. 35 Aprilis.
13 Nov. Theodorus Guilielmi Boom",
Van den regent Beriius ontvingen de requestranten het navol-
gend sehrijven :
»Responsum. octo prioribus in seeunda mensa sedentibus datum.
— Omnes ad studium locorum communium et linguae hebraeae
promovebuntur: qui tamen biennium eum semestri nondum ex-
pleverunt, ii lectionum graecarum. repetitiones eum posterioribus
sudient. Honorarium vero quod in prima mensa sedentibus ex
regentis arbitrio pro eujusque meritis confertur, non habebunt niei
qui post examen ad eandem mensam promoti fuerint. Reliquis
immunitatibus instrumentorum musicorum et exeundi fruentur
pari eum majoribus jure. Ad disputationes theologicas (er sehijnt
gestasn te hebben: areheologiens) admittentur juxta Swanium:
Gosuinus, Joannes Joannis, Jeremins Bastingius, et caeteri" (er
stond nog: ,praeter Cornelium Geisteranum", msar dat ie later
doorgehanld). Brievem. Stat,-coll., YI, 16.
XLXW (blz. 82, eant. 5). Ten bewijze, hoe Arminius door de
lorium dacht te houden, kreeg last,
male af te zien, wij| senaat em eur:
leden zooveel mogeli vermijden
onder zijne uitgegeven redevoeringen, ook die oratie opgenomen,
Een koddigen indruk msakt het, nan het slot daarvan te lezen:
Gratias vobis ago quam poseum amplissimae, pariim quod ingenti
irequentia confluxistis ad hane setionem, ut ipsa quodammodo
seademia sedibus suis excita videatur, partim quod eum benignitate
et attentione sum a vobis auditus", Dominicus Baudius, Xipistolarim
cenhuriae ires ; laeunia. aliquot. euppletis, Accedunt ejusdem. orationes,
Lugd. Bat, 1636, p. 820.
XLVWI (blz 87, aant, 3), Wanneer Schotel, in zijne 4eademie,
blz 372, schrijft: , Yan Gomarus wordt gemeld, dat hij nooit een
les verzuimd heeft, 'tgeen de pedellen niet van de overige hoog-
leeraren konden getuigen", dan blijkt uit die aanteekening, hoe
hij de notulen van EH. eurastoren te vluchtig heeft nagezien.
lmmers staat in de J/aud. v. ewr., 8 Aug. 1695, opgeteekend:
ȟ. Gomarus leesende ten 2 wuyren en heeft noyt geferieert (te
weten: tijdens het daar genoemde vierendeeljanrs); d. Baatingius
en heeft geen uyr oock niet geleesen; d. Heurnius leesende ten 8
uyren en heeft noyt geferieert; d. Pau leesende ten 9 uyren en
heeft .noyt geferieert",
Daarentegen verklaren weinige maanden later de pedellen —
door euratoren aangesteld tot dwarskijers der professoren, ten
einde dien hooggeleerden wegens ,het naerlaten van lessen affcort-
linge e doen" — dat: ,d. Gomarus leesende ten 2 uyren epis-
iolas (sic) ad Romanos niet en heeft gelesen 9 ende 5 Rept.";
dat; ,d. Bastingius noyt en heeft gelesen, als geene uyr heb-
bende. Bal oock niet leesen, als int teynde van het termijn den
20** Octobris gestuerven zynde". Zend. v. cur., 9 Nov. 1595.
XLWIE (blz. 90, aant, 3). In de Acla depwi. Zuid-Hol, komen,
blijkens de vele doorhalingen dasrin geschied, deze twee ,con-
cepten" voor, die een eigenaardig licht werpen op de ,slappicheyt",
waarover — naar zijn zeggen — Gomarus door ,verscheyde trouwe
herders" werd bestraft (zie diens Fertooch woor de E. E. heeren Staten
gedaed over de leere ende &eleydt d, Arminii, Leyden, 1609, blz. 6):
»Den 3 Decemb. 1608. D. Gomarus heeft den gedeputeerden
van beyde (Zuid en Noord) de partieuliere Hollantsche synoden
voorgedragen verstaen te hebben hoe dat d. Arminius gehoort is
ireweest inde vergaderinge vande heeren Staten, ende dat eenige
goede politique daerin niet weynich bekommert waren ende ver-
E
R:
L-]
H
33H
E
i
3
de saken seer verscheydelyc werden.
die haer laten voorsiaen dat
82
E
8
ii
bg
$
is
is
?
BULAGEN. XXXIX
ingenomen, als of hy t'onrechte by de gemeene kercken ende
leerners derselve werde gresuspeeteert: Bo hebben wy uwe E. by
desen wel willen te bedeneken geven, of het niet noodieh en
ware, dat uwe E. als syn collega ende medeprofessor, dien syne
partieuliere opinien best bekent &yn, tot verantwoordinge der
ware leere, weleker suyverheyt uwer E. ende ons al te samen op
"t hooehste bevolen is, mede versochte by de voomn. ed. mog.
leeren Staten in sodanige volle vergaderinge van haere Mog. Ed.
gehoort te werden, om der voorn. vergaderinge der ed. heeren
Staten te vertoonen, eenige gewichtige poineten daerinne het ver-
sehil tusschen uwe E. ende syne E. bestaet, ten eynde hare
Mog. Ed. eenige naerder openinge van 'tselve verschill hebbende,
te meer veroorsaect ende beweegt mogen werden, tot wechneminge
van de swaricheden in de kereken deser landen over de leere ge-
resen, de beloofde provinciale synode met den eersten te laten
houden, want wy vastelye vertrouwen dat hare Mog. Ed. uwe
E. suleke audientie niet en sullen weigeren, nadien sy uwen
vollegam. voorn. mei suleke patientie gehoort hebben, ende na-
xien genoechsaem bekent is datter tusschen ulieder versehill is in
verseheydene poineten der leere. Dat daeromme het meer dan
reden is dat uwe E. mede gehoort worde, om te beter alle voor-
oordeel te voorkomen, ende het quaet bedeneken datter by eenige
op de leere der kereke sonde mojren gevallen syn, so vele moge-
lye is wech te nemen. Dwele wy uwe E. by desen also hebben
willen te bedencken geven, dat wy met eenen uwe E. vriendelye
bidden, daerop rypelye te willen letten, ende ten ware uwa E.
eenige gewiehtige redenen ter contrarie hadde, ons voore. adyys
ie willen volgen. Hiermede ete.'"
Dat laatete stuk is gequoteerd: ,B. Minute van den brief der
gedeputeerde van beyde synoden aen doot. Gomar. n?. 40. Oud
Synod. arehief , MI, 31. B.
XLWIH (bl. 95, sant. 4). Hot navolgend request, eigenhandig:
door Voetius geschreven, werd omstreeks de zomervaeantie van
1609 bij Heusdens magistrast ingeleverd:
,Àen myne E. heeren, myne beeren de wethouderen ende re-
geerderen der stede van Heusden. — Remonstreert reverentelyck
uwer E. dienstwillige dienaer ende alumnus Gisbertus Voetius,
dat, dewyle hy nu den tyt van drye maenden, vermite de oor-
saecken uwer E. bekent, hem binnen Leyden is onthoudende ge-
Op den kent van het verzoeksehrift, dor Votis guid,
is deze apostille te lezen:
Dia vana stadi hos wel sy vecsasba inen URDU
gehouden te syn, nochtans omme sekere redenen ende considera-
len hen daer toe moverende hebben den suppliant.
promotie van zyne studien noch toegevoucht de somme van ach-
lentich ka: guldens, Ordonnerende den jegenwoordigen borgremeester.
Geraeri Bruyninex hem de selve somme vuyt stadts penningen.
in twee distincte reysen vuyt to reycken deene helft greet ende.
dandere helft te Meye iersteommende. Ende sullen hem. deselve
inne vuytgeven zynder reeckeninge gepasseeri werden daer ende
soot behoort mits overbrengende dese, met behoorlicke dee mup-
pliants quitantie, Actum inde raeteamer der stede van .
den 5* January 1610 de heeren wethouderen al present.
conde (was gei^. L. van Haeren". Oud-arch. Hewsdem, E. 911.
Bovendien worden, in de gemestenkeing over bo jue 1800,
deze uitgaven voor Voetius vermeld: -
»Betaelt aen Huijberlgen Stevens die somme van | em ende tvi
tich grulden aestien atuyver, over gehaelde waeren by jo
kaerts aldaer, ten behoeve van die voor G. Voe
blijekende by declaratie, ende ordonnantie, alhier overg
Aen Dideriek Voet betaelt de somme van seven
ihien stuyver, over t'maecken van een nieuw clee
WILAGEN. XLL
voors, sin broeder, mitsgaders van het verstellen van sijne andere
cleederen, ende in remboursement van eenige ponden by hem daer
toe verschoten; blijekende by sijne memorie ende schepenen qui-
iantie vanden 14 Octobris 1609.
Noch aende voors, Gisb, Voetio betaeli de somme van twaelff
gulden tot vervullinge vande oncosten by hem gesupporteert int
comen van Leyden binnen deser etede geduerende de vacantien,
ende twederkeeren, blijekende by quitantie vanden 13 Octobris 1609.
Aende heere drossart Nicolaes Blanekaert betaelt de somme van
twee ende twintich gulden acht stuyver twee oort, in voldoeninge
van gelyeke somme, by sijne E. ten behoeve des voornoemde
Voeis verschoten aen een Elisabeth Nicolaes, over leverantie van
sehoenen, Kkousen, ende andere nootliehste behoeften voor de
voors, G. Voetio, ende naerder blijekende by de reeckeninge ende
quitantie daertoe dienende.
Betaelt aen Henrick Lambertssen vander Plas de somme van aex
ende twintich gulden, over den eoop ende leverantie van drije
ellen ende een quart fijn, dubbel &tael, wart laecken, byde heere
drossart Blanckaert ten behoeve vànde voornoemde Voetio doen
€oopen, blijckende by quitantie",
Eindelijk staat nog op bovengenoemde rekening, in verband
met de apostille van Heusdens vroedschap, gedagieekend 5 Januari
1610, het volgende vermeld: ,Alnoch aende voors. Voetio ende
sende voors. heere drossart Blanckaert betaelt de somme van
lachentich gulden, in betalinge van seeckere montcosten, by den-
selven Voetio binnen Leyden buyten den Collegie verteert desen
borgermeester geordonneert in twee distincte reijeen te betaelen,
waeryan bliekende by requesie, ordonnantie ende quitantie, soe
vande woors, G. Voetio, als d'voornoemde heere droseart Blanc-
kaert, die d'een helfie Voetio verschoten hadde". Oud-areh. Heus-
den, K. 61 en E. 211, bijlage tot fol. 41 & verso der gemeente-
Tekening over 1009.
XLIX (blz 96, aant. 2). Te oordeelen naar den inhoud der
ij ten dienste s(aande bescheiden, durf ik met hooge waarschijn-
lijkheid, maar niet met besliste zekerheid, vaststellen, dat Voetius
zijn laatsten academischen studietijd heeft doorgebracht buiten de
muren van het Btaten-collegie.
Lmmers vond ik onder de nog niet geordende paperassen, die
berusten op het Leidsch gerneente-archief, twee bursalen-lijsten ,
zijns zoons Jan Waelwijnsz.
ie veranderen ende daerinne niet en
dat indien govalle sij geloeven voorde r
den voors. Jan Waelwijnssen geduerende
sonde mogen genoten hebben, daer onder aij e
ende verbinden mits desen haere persoen
lende de solvo subject allen rechteren.
benefitien ordinis, divisionis, et & 1
beduijt. der esl rar -vclenziliak onde ER
183, 207, 210, 214» en 214b, 915.
NA. al
3 i
In het begin van Mei tot bursaal
BULAGEN. XLI
Jan Waelwijnsz, volgens bovengemeld lijstje, reeds vóór 8 Nov.
1610 àf het Staten-collegie verlaten hebben, óf gestorven zijn;
terwij nog een derde geval mogelijk ias: dat hij, ala zoon vau wel-
gestelde ouders, (zie de sehepenrol van 1622 en het ,quoyer
vande sehorsteenem ofte haerteteden", Oud-arch, Heusden, O. 10.)
»op sins vaders kosten int Collegie [bleef] genccommodeert" (vgl.
Brieven. Stat.-coll , II, 910).
Aan overlijden valt oogenschijnlik niet te denken; ten minste,
bij de onderteekenaren van zeker adres, in 1618 door Gerefor-
meerde lidmaten der gemeente aan den Heusdenschen kerkerasd
gericht, komt ook voor: Jan Walewijnsze (zie het Acfenóceck van
genoemden kerkeraad op de jaren 1617—1021). Welke nu der andere
twee gebeurljkheden hier aangenomen dient, kan ik niet bepalen.
L (blz. 96, sant. 3). De reeks der insehrijvingsboeken van den
pedel, deel uitmakende van het Leidsehe senaatsarchief — in
welke boeken, achter den noam: Gisbertus Pauli Voetius, tijdens
de jaren 1604 tot 1607, geregeld volgi: ,int Collegie" — is,
jammer genoeg, zéér incompleet. Onder andere ontbreken ook de
»Hollen vande suppoosten ende litmaten vande universiteyt tot
Leyden" loopende over 1608 tot 1611, derhalve juist die, welke
eenige inlichting hadden kunnen geven omtrent Voetius' verblijf
aan de academie, gedurende zijn laateten studietijd,
Evenmin helpt de recensielijt, gehouden door den reetor mag-
nificus (zie owmen I inscriptionum sive calalogus. sludiosorum. aca-
demiae Leydensis, 15795— 1618), ons ontdekken, waar Gisbertus,
na de zomervacantie van 1609 tot aan de paasehvacantie van
1611, te Leiden kamers heeft gehad. En wanneer hij naderhand
zin vriend Cloppenburgius ,commilito et contubernalis'" noemt
(vgl, in den tekst, blz. 111, aant. 4), kan dit evengoed slaan
op een later samenwonen bij een en denzelfden Leidschen parti-
eulier, als op hun beider verblijf binnen het Staten-collegie.
LI (blz. 98, aant. 2). In Prieven Sla£.-coll., II, 173, wordt het
antwoord aangetroffen door Joh. Becius gezonden op een achrijven
vàn Bertius, waarin deze hem 1nededeelt, dat hij binnenkort de
terugkomst vàn diens zoon Aegidius verwaeht, aldus luidende:
»B. Ego vero, mi d. regens existimo te non latere caussam,
quare filium meum haotenus hie detinuerim, Mallem equidem ita
sese rem habere apud nos, ut eum potuissem securus in collegium
A
Quid vero? an tu exisiimas, sud y dem. yi
filius meus iali uiatur praeceptore, a quo
reformatis ubique lorum inaudiia dogma, q
nec mpprobare possum?
Absit mi Berti, ub ego culpa et neglig
conscientia judico maxime adversari gr ,
fidelium in vita et in morte, XDEEr IDEE
religione ad haec velis constringere aut adi,
iuum propositum conveniat cum lege Dei.
tius annon tu ipse in eulpa &i&, quare nequeant.
suia permittere, ui satisfaciant desiderio tuo. er!
qui videri voluisti socero tuo recens defur
ratione instituere juventutem, qua ille,
eam instituit et formavit: nunquam ego ,
filium meum sub tua disciplina reli
magno rei meae familiaris dispendio alia
ne majorem temporis jaeturam faciat. Sed
BIJLAGEN. XLV
nec mihi defore in edueandis honeste et pie liberis meis, neque
communem eeelesine suae caussam deserturum. Vale et lituris,
seriptionique tumultuariae ignosce ob temporis penurism. Datae
Dordreehti 89 Sbris 1609. Tuus J. Beceius". De brief droeg tot
opsehrifi: , Reverendo et doeto viro d. Petro Bertio Collegii d. d.
ordinum regenti, Leydae". Vgl. BHrievem Stat.-coll., II, 86 en 161.
Ümtrent dezen Becius getuigde later Voetius, Polit. eceles., tom. I,
pars II, p. 117: ,Solida eruditione, prudentis ecclesinstien, morum
gravitate, et multorum annorum meritis in ecclesias Hollandicas
apeetatissimus ecelesiastes fuit Dordracenus'.
Naast het hier aangevoerde zou, ter vergelijking, kunnen ge-
legd worden het slot van de reeds vermelde remonstrantie (zie
boven hlz. 98, 99), in Februari 1609 door gedeputeerden der beide
Hollandeche &ynoden — dus ook door Johannes Beeius — aan
hunne Edel Mogenden gerieht: ,Ende also de remonstranten noch
snders niet en konnen mereken, sls dat de voorn. regent als
noch by syne meyninge, daerinne hy van 'tgevoelen der gremeene
kereken versehillend is, persisteert, sulexs dat de oprechte lief-
hebbers der suyvere leere hare kinderen ende alumnos hem. niet
langer en eullen vertrouwen, ende deselve liever thuys houden
ende elders bestellen, den in perikel te stellen, dat sy in hare
jeugt tot suleke nieuwe opinien souden verleydt werden, dat ooc
daer door 'tvoorn. Collegie in een quaet geruehte eal komen by
slle wel gestelde ende grereformeerde kereken, die daeromme
Bwarieheyt sullen maken van de studenten, die also opgevoet
ende onderwesen syn, tot haren dienst te beroepen.
Bo ist dat de remonstranten uwe Ed. Mo. ootmoedelye bidden
hierop rypelye te willen letten, ende sulcke ordre daer op te
stellen, dat alle oprechte liefhebbers der suyvere leere ende alle
de kercken deses lants daer inne goet genoegen mogen hebben,
ende meerdere versekertheyt vande goede opvoedinge inde suyver-
heyt der leere ende gotsalicheyt des levens, dergener die namaels
tot dienst der kereke sullen gebruyct mogen werden. Dwele de
Temonstranten onder verbeteringe achten niet te sullen geschieden,
ten sy 'Lvoorn. eollegie van eenen bequameren regent voorsien
werde, van wiens suyverheyt ende vasticheyt in leere alsooc
gotsalicheyt in leven de gemeene kercken versekert sy, ende die
Tnét betere auctoritheyt die jonge jeugt, die tot dienst van Godea
kereke opgevoet wort, wete te regeren", Acta depu. Zuid-Holl.,
gequoteerd n?, 51, en van dit opeehrift voorzien; ,Aengaende de
BIJLAGEN.
lhandelinge die de gedeputeerde des synodi
Berio 5 1009, 19 fbrar". ————
í
XXE (biz. 99, aani. 1) In het concept
Berüius 19 Febr. 1610 opgesteld, om aan.
ie zenden, staat o.a. dit beklag te le
ernstieh- ande. oar ootmoedioh. biddan wan /mya
haer gelieven zal (omme alle inconvenienten
LXUE (bi. 100, aant. 4). Volgens Gom
zulke onjuiste, z00 niet, beslist onware vc
BIJLAGEN. XLVIL
giae eonseeraneos quaestionum dumetis sese implicare, et neglectis
seripturis spinosa quaedam theoremata et problemata sectari. Hoc
ille malum, re eum collegis communieata, emendare studuit; et
feeit magna ex parte" (Bertius, Oratio ix obitwm rever. et clar.
wiri d. Jacobi Armimü, Lugd. Bat, 1009, p. 30) — de hoog-
leeraar, van zijn kant, verklaarde: ,die (n. Arrminius) oock niet
ons asengesproken en heeft, soo haest als hy in de universiteyt
quam, om de saecke te beteren, maer het teghendeel is waer, dat
hy van my is aengeeproken, als sommighe studenten door de
nieuwieheden beeoren zijude, in onnutte questien haer begosten
te vwerstrieken" (Gomarus, Jedeneken over de Lyckoratie van
meester P. Beriüius, Leyden, 1609, blz. 47). — "Te oordeelen naar
hetgeen bekend is omtrent de wijze van Arminius' optreden ter
Leidselhe aeademie, verdient hier Gomarus eerder dan Bertius ge-
loofü te worden.
LXV (blz. 102, aant. 1). Ook nu weder wijkt Bertius' voorstelling
af van de historie. Zoo herinnert hij in zijne ^em-praeck, blz. 7,
san ,de goede vermaningen die u (t.w. Gomarus) van Francfort
eerstmael comende hier vande heeren (t. w, de euratoren) zijn
ghedaen"; terwijl, volgens het genotuleerde, de verzorgers der
hoogesehool per missive aandringen bij hun medelid Johan vau
der Does: toch haast te maken met Gomarus te verbinden aan
de Leidsche universiteit, daar Amsterdam hem tot predikant
sehijnt te willen beroepen — en dit, onder verwijzing naàr ,zyn
geleertheyt, wel bekentheyt, ervarentheyt niet alleen inden theo-
loghien maer oock inden spraecken en aenhaengende consten, son-
derlinge dat hy inden loogycque 800 niet zyns gelyck ten rminsten
weinich hem voorgaende soude hebben", amd, v. cur., 7 Jan. 1594.
LV (blz 110, aant. 2). Hoewel, behalve in Voet., Polit. eccles,,
iom. IL, p. 406, ook medegedeeld door den hoogleeraar Kisi,
ANieww arcAief voor kerkelijke geschiedenis , inzondereid van .Neder-
laud, Schiedam, 1852, dl. IL, blz. 357, vinde Geisteranus' punt-
dicht, door Voetius zelven gekarakteriseerd ale ,ingeniosum et
acutum", hier nogmaals een bescheideu plaatsje.
Das mihi te; reddo tibi me: sie alter utrimque
Alterius parili conditione sumus.
Do tibi me; reddis mihi te: sic reddimur ambo;
lpse mihi per te; me per & ipse tibi.
Bed tamen, o! sanctum. foenus an
112, nant. 2). Voelius, die,
E
g
EFE
FE
1
i:
LVIE (bz. 115, aant. 8). Dat Berti
wroegere ervaring als subregent, daarwc
BBLAGEN, XLIX
regelen uit zijn reseript aan de Staten een merkwaardig i
»Myne Heeren, eer ick tot het regentampt beropen ben, heb
iek onstraffelyck ende zonder seandale voor den menschen, ende
voor mynen Godt, met goede conscientie greleeft. Maer daer maer
by uwe Mog. EE. gesteli zijade in tofiele tweleke ick nu be-
diene, heb iek met goeden voormaet myn leven op het scherpste
gematicht, eensdeels om dat iek wel wist, dat het umpt twelck
ick aenginek veel opspraeeks onderworpen was; andersdeels op dat,
iek als een licht, myne discipulen voorlichten zoude; ende dat
woor zooveel myne zwaekheyt ende des menschen staet heeft kon-
nen dragen. Waer toe my het gedurieh handelen van Godes h.
woordi, betraehtinge van myn ampli, myne veelvoudige oceupa-
tien, ende gestadige oeffeninge der godzalieheyt miet alleenlyek
gedient ende weholpen, maer ooek zonderlinge gedrongen hebben.
Dan iek hebbe gemerekt, hoe iek my meer daer in hebbe geque-
ten, hoe ick meer opspraeck onderworpen ben geweest, Zoo dat
het schynt, dat iek sint het aenvaerden deses ampta ende levens,
by dengenen die my niet en kennen, by naer alle eer, naem,
ende reputatie met der tydt wel zoude verliesen, Ende dat iek,
die te voren voor een wacker, nucehteren, getrouw, eerlyek, mo-
dest man placht gehouden ie zijn, nu voor een lichtvuerdieh,
dissoluyt ende ongeregeli rmensch zoude geachtet worden. Van
wien, uyt wat occasien, ende lot wat eynde rulx gestrooyt wort,
es my ien deele niet onbekent. Dan ick verhoope my door de
genade des Héeeren daer aen niet te stooten". Hrievem Slak-coll.,
IL, 186».
LVWEH (blz. 116, aant. 2). Volgens den dilettant-theoloog Jaco-
bus I, koning van Engeland, had Bertius reede om den titel
van zijn boek, dat hij nog wel met een brief ter begeleiding
aan (George Abbot aartsbisschop van Canterbury durfde zenden,
den brandstapel verdiend, Zie Wer&arimghe vam den alder-doorluch-
lichen Koning vam Groot Britanmien, over de Aandelingem met
de Sladen Generaet vam de vereenichde Neder-landen , nopende Aet.
Jfeyt van. Conradus. Forstius, Middelburch , 1612, blz. 8, 10.
Planeius, Beeius, Bogardus en Hommius verzekerden , naar aan-
leiding van dien ,, Hymenaeus desertor"', op de in 1011 te 'e-Graven-
age gehouden conferentie: ,,dat by den remonstranten, de leere vande
perseverantie der heylighen niet alleen in twijffel ghetroeken,
maer oock gheloochent ende beatreden wordt: soo dat eenighe
B. à
ponden (— gulden), over de onkosten vau seecker boecxken by
len (sic) in druck ghebracht de 4powfasis sanclorum, miis hy de
exemplaren van het selve boeexken sal moeien inirecken, ende
onder hem behouden sonder die te divulgeren dan met nader ordre
van de heeren Staten of desen Collegie".
LIX (blz 118, aant. 1). Dat ,contramineeren" der tegenpartij
van Vorstius' ,beroepinge", blijlkt o. a. uit een brief door Nicolaus
Mulerius, predikant te Leeuwarden, den 209e» Sept. 1611, stilo
veleri, gerieht aan HH. euratoren der universiteit en burgemeesters
van Leiden, waarin hij hun meldt: ,Men verneemt hier hoe lan-
ger hoe meer grouwelieheden van d. Vorstio, die alhier verteli
worden van den genen die eertydts met Vorstio omgegaen hebben.
Een opreehte christen ean suleke dinghen sonder grouwel niet
&uhooren, Daerboven die ghene die hier te lande professie doen
van Socinianisterie die maaken syn saaken niet beter, wanneer sy
roemen vast te weeten dat dootor Vorstius van haer gesintheit, is.
Twelek ick uyt haere mont hobbe gehoort by een tafel vol volex,
niet lange geleden. Ende also ick daer tegens stelde allegerende
contrarie vermoede ende getuigenisse, ende noch &yn eigen ver-
elaeren voor de Heeren gedaen; een uyt haer gaf my iot een
antwoort, dai niemani soude hem leeren Vorstium kennen, hy
hadde wel over ses jaer geweeten wat Vorstius was; met meer
andere propoosten, ende besloot ien laetste syn reden met een
roem dat die leere diemen hier voor grouwelieke achte (dat is
Bocinianismus) soude haest in Hollandt floreren door Vorsiii an-
comste, ende door die groote gunste die Vorstius alrede hadde by
eenighe heeren in Hollandt ende oock by eenighe predicanten,
weleke dese leere, so het schynt, nu willen invoeren, ende de
selven sullen Vorstium wel mainteneren tegen alle syn tegen-
spreekers.
Dese syn Mynheeren de redenen die daer gevallen gyn, ende
daer iek wel nau opgelet hebbe, met veel particulariteiten daer
by weleke iek om reden uytlaate.
Mynheeren sal gelieven dese mymn advertissement ten besten
afnemen. Want dser en is gheen oorsaeke ter werelt die my mo-
vweert om sulex te doen (God is mym getuige) als alleenliek die
ywer tot de eer Gode, de liefde tot t'gemeene welvare van dese
landen, ende myn partieuliere sehult ende plicht tegens UU. EE.
ende die lofflicke neademie van Leide. Anders die ghene die my
BHILAGEN. nur
LXI (bl; 126, aant. l). In de kerkeraadskast der Hervormde
le Gorinehem bevindt zich een net geschreven , eenvou-
dig gebonden boek, met den rugtitel: ,Proceduren in zake He-
monstranten", terwij| san de binnenzijde het opschrift luidt; De
ductie vam de procedurem der Hemonslranien im de classe vam Go-
rinchem. Wij hebben hier een hoogst merkwaardig verhaal der
lotgevallen van Arminius' geestverwanten in de Goreumsche clas-
sis, alemede van hun pogen om het ingenomen standpunt en de
daar bezette predikantsplaatsen tegenover hunne Gomaristische
ambtgenooten te verdedigen; welk verhaal naar eiseh wordt ge
sinafd met tal van oorkonden, ien deele eigenhandig afgeschreven
door Gisbertus Voetius en. Johannes Oloppenburch.
Vermoedelilk behoorde deze Deductie tot de geschiedenissen by
die vande respective classen gevisiteert, geauthentiseert ende met
goede documenten versien", waaruit Festus Hommius van lieverlede
zou samenstellen zijne ,beschrievinghe vande kercklieke historie,
beginnende met de troublen der Arminisense factie". Zie ela «yn.
part. Zuid-Holi, 1624, srt. 1l. Vgl. daarmede die van 1625,
art. 11; van 1626, art. 7; vooral ook die van 1027, art, 7; van
1628, ari. 6, en van 1029, ari. 7, B. Daar echier Hommius met
zijne kerkelijke greschiedenis het niet verder bracht dan tot ,eenighe
beschreven blaederen", medio Juli 1629 door gedeputeerden der
provinciale synode te Leiden aan hunne vergaderde medeleden ,,gre-
thoont" (art. 29), werd in 1632 op de prov. synode te Gorinchem
Eoedgevonden ,aengesien het stuek vande historie so verre ver-
loopen was, dat men het daerby soude laeten, ende dat de stucken
aen ieder classis wederomme souden werden behandieht" (art. 5).
Bij deze gelegenheid kan bovenvermelde Jedwc/e zeer goed haar
plaatsje hebben gekregen in het kerkelijk arehief van Goreum. Vgl.
woorts Brandt, a.w. dl III, blz. 265, 200, en uit de GewAied-
dwndige opstellen, aamgebodem aam Hobert. Fruin, bij zijn aftreden
als Aeogleeraur aam de rijksuniversiteit te. Leiden , 's-Gravenhage,
1894, dat van den hoogl. dr. Aequoy, blz. 250—255.
Wienboguert (zie dr, Rogge, Besvhr. Cata£., st. I, afd. I, blz. 94,
139), in«zijn. Frijmoedigà ondersoeck van. verseheyden isi inde
Ghewnieerde Provincien, binnen ticee jaeren kerwaerts, gepubliceert teghon
de christeneu inghehorenen. ende. imwoonders der. selver. landen. diemen
Atemonstranten , noemt. Dicnende mede. tot. justificatie vande selee. Hte-
monsiranten, ende im eenigÀe poincten van wijlen dem heer advocaet
Johan vam Oldenbarneveli zal: ende de ghevanghenen Aeeren, Rombout
B 5
BULAGEN. E54
deren, ten finen sy luyden van eenen predieant mochten mitten
wider eersten voorsien werden, den weleken dselve vuyte greeste-
lyeke goederen met eene tamelyceke eompetentie sullen belyeven
ie voorsien. Tot weleken effecte sy luyden met eendraehtige stemme
well hebben begeert te denomineren Willem Vinek, metten wele-
ken sy luyden verhopen dat de gemeente well gedyent sall wesen,
ofte hyer inne anders alsoo voorsiende als uwe E, tot conservatie
vande ghemeente sullen bevynden te behooren. Dit doende enz."
Zie den [mveufaris vam Aet archief der Hervormie kerk van Heus-
den, afd. I, O. n*. 79.
LXI (bl. 144, aant. 3). Tussehen Voetius' erste en twoeede
propositie voor de Goreumsehe classis, werd door haar den 1st»
Augustus 1611 eene gewone vergadering gehouden; van welke
vergadering — om een juist inzicht te erlangen in het streven
der versehillende partijen met het oog op de vacature en het be-
TOoep te Vlimen — de notulen hier volgen:
»ls geleeson een eredentsbrieve vande e. magístraet tot Heus-
den gegeven Adrinen van Kuyck Jansz. haer medelidtmaet, ver-
soeckende daermede, datte dienaeren des classis hem credyt ende
geloeve gelieven te geven int gene dat hy de vergaederinge des
classis wtten naeme des magistraets voors. sonde hebben aente-
dienen: Hyer op is geresolveert, dai alhoewel eenige duysterheyt
inde eredentie wert bevonden, datmen hem Adriaen van Kuyck
soude adrnitteren, rnitegaders gehoor ende geloeve geven ini gene
dat hy de clussicale vergaederinge wtien naeme der e, magistraet
iot Heusden hadde aentedienen, mitsgaders de ouderlingen der
gemeente tot. Heusden, de welcke toten selven eynde vanden kerc-
kenraet waeren gecommitteert ende afgesondem, Syn daer op voor
den classe verscheenen ende ingestaen de gedeputeerde vande e.
Tnapisiraet ende kercke van Heusden, ende beeft vooreerst aen-
gevangen syn propositie te doen de gecommiiteerde vande e. ma-
güstraet, voorgevende dat hy last hadde van syne principaelen
datte vergaederinge wel hadde te letten ende acht te nemen op
de verkiesinge ofte beroepinge des dienaers tot Vlymen, de welcke
oordeelden niet raetsaem te syn dat Gisbertus Voetius inden dorpe
ioi Vlymen soude iotten kerekendienst gevoordert werden, ien
eersten overmits dat Voetius haestelick was verandert van syn mee-
ninge buyten kenuisse des e. magistraets tot Heusden, welekers
alumnus hy was geweest, om de reyse buyten slanta te staecken,
BULAGEN. Lv
waeren persoenen die weleke buyten de jurisdictie van Vlymen
woonenden, ofte die wtten dorpe waeren vertrocken, ofte die noyt
in eenige bedieninge en waeren geweest, de weleke niet en ver-
mochten ie niete te doen het gene dat byden schoudt, burge-
meesters, schepenen, kerckmeesters:ende andere gemeene naebuy-
ren was beslooten, ende dat oversulekx haer versoeek op Voetium
gedaen behoorde vast ende bondich te blyven. Josephus vande
Hosiere heeft mede verclaeri, dat hy hem selven het oordeel des
classis int geheel submitteerde, niet begeerende yet te doen tot
prejuditie van syne gemeente de weleke met synen dienst wel waa
te vreden. Jj
Syn daer nae de gecommitteerde vande e. magristraet ende kereke
van Heusden wederom ingeroepen ende is hen afgevraegt per prae-
sidem: offse haer niet en begeerden in dese handelinge te onder-
werpen het oordeel des elassis de weleke belooft met groede eon-
meientie sonder eenig vooroordeel ofte toegenegentheyt tot Godt&
eere ende stiehtinge der kereke in dese saecke te handelen in des
Heeren veese. Hyer op hebben de geeommitteerde voor. een-
draehieliek geantwoort, datse den classi dese saeeke wildem bavoe-
len hebben, de weleke te letten hadde op de eenieheyt tusehan
de e. magistraet tot Heusden ende op de gerustieheyt van haere
kereke ende datse geen last daer (oe en hadden om dese esecke
senden elasse te verblyven.
De dienaeren dee classis op alles rypelick gelet ende de ssecke
ten beyden syden overwoegen hebbende, hebben gegeven voor
haer advys: daite redenen vande gedeputeerden tot Heusden (hae-
rés bedunckene) niet genoechsaem syn, om Gisbertum Voetium
te rugge te houden, maer oordeelt dat hy volgens het wettig ver-
soeck vandie van Vlymen naer goede kerckenoordeninge aldaer
behoort totten heyligen kerekendienst bevoordert te werden. Doch
dat meu door den classem de e, magistraet tot Eleusden sal
soecken genoech le doen, dat haer e. int beroep Voetii gelieve
te bewilligen, om alle onlust ende onminne de weleke hyer door
tegen den classem ofie Voetium haeren alumnum mochte opge-
noemen werden voor ie coemen, ende indien het meugelick is
wechlenemen. Ende syn tot dien eynde wtiten classe gecommit-
teerb d. Gedeon Sonneveldius ende Petrus Leeuwius dienaeren des
bh. evangelii tot. Woreum ende Gorcum respective, de weleke deu
classi van haer wedervaeren sullen rapport doen. Ils mede besloo-
ten dat extraordinare vergaederinge sal gehouden werden over
BHLAGEN, Lx
cleri heeft, tstuck vande praedestinniie met zijnen gevolge niet
ie konnen begrypen nochte verstaen inder voegen als het bij d.
doctorem Fr. Gomarum, ofte oock bij Reynier Donteeklock ge-
üreven wert, maer dat hij inde maniere die bij d. doctorem Jac.
Arminium zalir es greleert, ten vollen berust, ende den remon-
siürant nochtans zekerlyek onderrecht is, dat de hh. deputati sy-
nodi voorgenomen hebben alle diegene die den wech bij d. Ar-
minium geleert volgen zullen, in examinibus ie verstooten ende
uyt de diensten ie sluyten, latende daer entussehen die gene die
in aciuele diensten zijn daer inne versterven, zoo dai hij vreest
dat Zwanius voornt. vande deputatis synodi ende eenige der classe
van Woerden daerom zoude mogen werden gereproeheert ende
verstooten, ja onreijjn ende onsuyver verclaert inde Christelycke
religie, ende dienvolgende onnut ende onbequaem tot den kercken-
dienst: waer door niet alleen Zwanius voornt. zijne eer, ende
'tlandt de kosten zoude verliesen, maer oock menieh ander jong-
man alle couragie ontgaen, ja oock verseheydene mannen van ge-
leertheyt ende godzalieheyt die noeh onlangs by hare remonstrantie
moderatie hebben verzocht, zoude werden gepreseribeert , alles tegen
de meeninge der mog. hh. Staten, die im hare ee. miseive van-
den lle» Martij verleden hebben belast, datmen van alle disputen
vande praedestinatie met hare dependentien zoude ophouden, ende
maleanderen miet moleateren; soo ist, dat hij uwe ee. ootmoede-
lyek verzoeekt, dat het hare ee. gelieven zal, hare brieven mend
classe van Woerden te dirigeren, belastende den deputatis synodi
ende de elnsse aldaer "Theodorum Zwanium voornt, in alle poine-
ten der Christelyeke religio beboorlyek te examineren ende te on-
derzoeeken: latende in zijn greheel t poinet vande praedestinatie
met zijne dependentien, mitegaders t poinet van treeht der hooger
overicheijt in kerekelyeke znken. Ende bij nldien hij in alle an-
dere stueken voldoet, dat zij hem alsdan zullen hebben aen te
nemen tot haren medebroeder ende mededienser: hem bevestigen
inde kereke van Rhynaaterswoude, ende voorts erkennen als een
lithmaet van hare elaese. Zulx doende etc. (was get?.) P. Bertius",
JBrieven. Stat.-coll., I1, 208.
Het nu volgende document boudt in eene missive, door de
staten van Holland en West-Friesland gericht aan de Woerden-
sche elassis, bevelende, dat men, bij het examen van Swanius en
anderen, hen niet laetig zoude vallen op het punt der predeetina-
tie ,metten aenclevon van dien"; welke missive aldus luidt:
BIJLAGEN. LXI
ariüeulen vande ed. heeren Staten gestelt: Heeft de classis ten
overstaen vande gedeputeerde des synodi met de meeste stemmen
geresolveert, het examem voor deze tydt op te schorten: ende dat
hy van het predieken tot Rhyneaterswoude zal ophouden, ter tydi
loe hy wettelyek zij geexamineert, ende volgens dien indem dienat
bevestieht. Ende was ondergeteeckent: C. Ruyl, praes, classis;
Cornelius Martini, seriba classis". Brievem Stat.-co/., II, 952,
Niettemin werd Swanius, nog in datzelfle jonr 1610, als pro-
ponent te Rhijnsaterwoude bevestigd. In 1618 vertrok hij naar de
gemeente van Berkel en Rodenrijs Zie Ziepprechts Ztegiater,
LXVI (bl. 146, aunt, 3). Wien de Goreumeche classis promo-
veert ,lot den kerckendienst"", is, volgens eene resolutio, grenomen
in hare gewone vergadering op 11 Aug. 1610, verplicht tot:
»Arüc, L Dat hy sal subscriberen den catechismo ende de con-
fessie ende dat in sulcken sin alsse van Ursino, Pareo,
Bastingio ende andere gereformeerde leeraers is wige-
leyt ende noch openbaerlyck van de gemeyne kercke
deser Nederlanden verclaert wort.
Artic, Il, Dat hy geen partieuliere meyningen ísy fundamentael
Ofte niet strydende tegens de leere der kercken sal
voeden veel min ergens stroeyen ofte bedecktelyck ofte
openbaerlyck maer dat hij deselvige soo sy hem voor-
komen met den eersten sal communiceren met de broe-
deren des, classis.
Artic. III. Boo verre als hy vervallen synde in eenige dwalingen
kleyn ofte groot sich selven niet en onderwerpt de on-
derrichtinge des classis dat hy sich alsdan gewillich
sal moeten gesuspendeert houden van synen diensi soo
lange tot dat hem van een grooter vergaderinge sal
worden genoech gedaen ofte dat yy selver de vergaderinge
classieael ende synodael sal genoech gedaen hebben".
LXWIEKE (blz 148, aant. 3). Omtrent Cornelius Drongelensis ,
indertjd uit het Staten-collegie wegens zijn ,onverstant'' en ,quaet
leven" verwijderd (zie hierboven, blz. 92, sant. 1; vgl. daarmede
biz. 146, sant. 4) bevatten de handelingen der Goreumsehe elas-
sis van 6 Juni 1611 het volgende:
»Heeft oock d. Grevius in den elassi getoont de gretuijchenissen
Cornelii Drongelensis, ende sijn beroep tot Veen. Hierneffens heb-
BULAGEN. Lxur
LXIX (blz 163, nant. 3). Uit de aanteekeningen door Voetius
van 1611 tot 1617 gehouden, in een daartoe bestemd boek (vgl.
Polit, eccles, tom, III, p. 978—980, en art. 94 der JDordtsche
Kerkorde vam 1578), dat op den inventaris van het kerkelijk ar-
chief der Hervormde gemeente te Vlijmen vermeld staat ala n*. 17 a,
blijkt, dat tot de avondmaalgangers op Paschen 1612 behoorden
24 peosuooe en 10 vrouwelike lidmaten, waarbijj nog kwa-
»Oop Kersmisse" 3 mannen en evenveel vrouwen, De ,aen-
ec ae SL TIR IH gg rent y oet ae cis
wen; die ,ie Kersmisse ende Paeschen 1614" beliepen 3 man-
nen en een geljk aantal vrouwen, Op Paschen van het jaar
1615 vermeerderden de gemeenteleden met 7 mannen en 3 vrou-
wen; op Kerstmis met 2 mannen en 3 vrouwen, De aanwinst
yan lidmaten ,te Keredach 1616" bedroeg 14 mannen en 3 vrou-
wen; die ,te Paeschen" van het volgende jaar 2 mannen en
&ne vrouw.
Derhalve stonden, omstreeks Mei 1017, te Vlijmen als Gere-
formeerden te boek: B8 personen, zijnde 60 mannelijke en 28 vrou-
welijke gemeenteleden.
LXX (bl. 154, aant. 6). Na den dood van haren echtgenoot,
Johannes van Diest, — zie Essenius Oraé. fus., p. 17 — her-
trouwde Voetius' achoonmoeder met Cornelis Groen, procureur en
bekwanm mathemnticus, eveneens te Heusden woonachüig. Uit dat
huwelijk werd geboren Theodorus Groen, die, ten jare. 1619, als
Heusdens gedenomineerde, verblijf hield in het Biaten-collegie te
Leiden; zie Owd-arch. Hewaden, E. 916, bijlage tot fol. 49 der
gemeenlerekening over 1619, en bijlage tot fol. 24 over die van
1020. Later, predikant te Maastrieht geworden, gaf Theodorus
0.2. in het licht: ,een pertinente besehryvinge van de stadi Maes-
iricht ende 'tlandt van over-Maes", naar van Oudenhoven meldt
in zijne Besehr. v. Heusd., blz. 188; terwijl Voetius, Polit. eceles.,
tom. IL, p. 1032 (vgl. 4uctie-catal., pars IL, theol. in oet., n?. 821:
» Theod. Groen, Voorsiel en bewijs der strijdigheyt van de Room-
sehe kerk in verscheyde leerstneken, tegens de Catholijke waer-
heyt"), omtrent hem en zijn arbeid getuigt: ,Conseripta est apo-
logia judicum contra atroces Jesuitarum calumnias a rever. et
eruditiss. viro in historiis et antiquitatibus ecclesiasticis, baut vul-
gariter versato; imprimis in seriptoribus, et antiquitatibus ne no-
witatibus Papistiele versatissimo Theodoro Groen concionatore, eum
BULAGBN. Lxv
der Merwede genoemde betrekking ie verzekeren. Dit blijkt o. a.
"uit een brief, volgens het adres door hem gericht ,aenden uiji-
neemsten man in godtsalicbeijt, geleertheijt ende voorsichticheijt
d. Johanni Wttenbogardo, wackeren herder der kercken Ohristi
in Sgravenhaege". Grevius' brief, ten zeerste kenmerkend voor
zije verhouding tot Wtenbogaeri, acht ik belangrijk genoeg om
hier medetedeelen :
»Translaet uijt den origineelen latijnsehen", — , Welvaeren ende
vrede vanden Heere. Seer vermaerde heere Wttenbogarde. Welcke
saecke mij materie van blijschap ende geluckwenscehinge, maer u
Occasle van nieuwe znoeijten is, dai is uwe, seer beleefle man,
beleefüheijt ende gedienstige weldadicheiji tegens den vromen.
Want door uwe beleefthejjt, raet, en hulpe van uwe bereede in-
lercessie is woo veel te wege gebracht, dat ick mij verheuge dat
de hooftstueken onser vereyschinge mij vereregen sijn, ende ick
wederom u voorcome met dese nieuwe bede als eenen moeijelijo-
ken interpellateur van uwe occupatien. Doch worden met eenige
beschaemtheijt dese beden tot u gedaen, ende ick soude seecker-
lijcken met meerder schaemte root werden, soo dese beden uijtge-
tort tot mijne eygen ofte privé profijt de hulpe van uwen voor-
stant ende procuratie vereijschten. Desen onsen brief en interpel-
leert u niet van mijnent wegen, ofte ter oorsaecke van myn profijt
ende eere, ende en vereijschet u suffragium niet bij den genen,
die weleke nu in autoriteijt ende glorie bloeijende, gewilt heeft
dut ghij hem eenen familiaren vrient soudt wesen ende dat door
uwe vordienaten, ende de weleke alsoo seer geeerne lijdet dat ghij
hem daeehlijeks interpelleert, 'I'is de kereke, t'is de republijeke,
de weleke uwe hulpe ende raet behoevende geoordeelt heefi dat
iek u seer toegeneijehde soude eijsehen en bidden uwe trouwe
ende neerstieheijt in het eernstich reeommanderen dee seer edelen
mans Adriani van der Merwen onses borgers, bij de Staeten voor-
nemelijek de gedeputeerden der eteden, Dien seer edelen man, door
de edelheijt sijner afeomste heerlijeken eertijts verworven deuebt-
saemheijt, ende vereiersel van een blinekende godtealicheijt s00
seer recommandabel als ooek ijemant van de edelen onzes tijts;
dien, segge ick, staet nao het drossaert-&mpt alhier, ende nu door
senraeden der znagistraten ende wille ofte begeerte des kercken-
raets solliciteert hij om dit offiie in dese dachvaert; over welcke
vereregene officie soo hij oijt sal blijde sijn, sal haer oock de kereke
werblijden over eenen fauteur ende seer goeden hulper van haer
BIJLAGEN. nxvn
twislen en onlusten, onstoken in dese stadt, bij sommige on-
ruslüge vrede hatende predieanten om dese kereklieke verschillen
&oude soecken te blusschen, en ene goede vrede en enicheit we-
derom in dese gemeinte te stichte. Waertoe wij hier kommende
mede sijn gebeden om en suleke goet christelicke wercke mit
rael en daet mede te vorderen en volleindigen. Dit hebbe ick
korlelick w E. wille verwittige: mij recommanderende in uw E. goede
gunsticheit, en u E. in godes des allmachtige gnadige bewharin-
ghe. Mit haest ut Tiell, den 20 May a*. 1615; (was get.) u E.
dienstwillige vrient Joannes de Greff". Hel adres luidde: ,, Eersamen
aehtbaren vorsichtigen Wilhelm Teulingh, borgemestere en ouder-
lingh toi Heusden, tot Heusden". Briev, em pap. &. Gorinchem.
LXXIV (blz. 182, aant. 2). ,Verclaren ende atesteren wy on-
dergeschreven, dat wy Johannem Grevium meermaulen in de clas-
sicale vergaderingen hebben verscheyden predieanten hooren schel-
den voor eervergeten fielten, gietleugens (d.i. verstokte leuge-
mars), rabauwen, sehelmen ende bengels. Dat ooc hy dicmaels
ende gemeynlyeke in den classe importunelycken uijivaerende , de
actlen des classis onsiellende ende gebeden synde om tie swygen
ofte van sijn onstuymige propoosten te desisteren, geene ordre
sich selven heeft willen onderwerpen, maer lichtelycken yznant
so hei hem voorquam heeten liegen ende seer qualyck ende on-
süichtelycken ioe gesproken. Actum desen 12 Junij a?. 1618".
Die depositie, geschreven door Binderenus, werd behalve door
hem zelven ook nog geteekend door Gisbertus Voetius, A. Adriani
en Abrahamus BSnoeckius. Briev. em pap. E. Gorinchem.
"Tegen een gedrag als dat van Grevius, hierboven gemeld, be-
paslden sedert 14 Oet. 1619 de statuten der Goreumsehe classis :
»Die met onhebbelycke ofte hevige propoosten tegens
ijemant wivaert, sal verbeuren D st." A4rcÀ. JHerv. berk Heusden,
afd. I, O. n*. 76.
LXXV (blz. 182, asnt. 4). ,Verelaeren ende attesteren wij on-
ergeschreven ons wel indaehtieh te wesen, dat a&*. 1615 den 28
Aprilis, des Woensdaehs nae de predicatie, W, Wtteneng ver-
soeht gen den kerekenraet om binnen te mogen s&taen, ende aldaer
van den selven W. Witeneng Grevius van verscheijden hevige pro-
poosten wierde aengesproken, onder andere dat hij den 26 April
tot Goreum soude geseyt hebben, dat om het teeckenen
BULAGEN. LXIX
ende alsoo daerteghen worde gheworpen van zijne sieckte, vijff
predieatien des winters, ende siecken te besoecken, heeft d. de
Prinee woors. woorder gheseijdt, dat d. Grevius hadde belooft de
vijff predieatien te doen, ende dat de e. magrstrae! eenen siec-
kentrooster souden stellen.
V. Dat de saken van Heusden bij nae waeren affgedaen, ende
ie verhopen was dat vooriaen alles wel soude toeghnen.
Dese vijf arijekelen bekennen wij ondergeschreven ghehoort
ende wel verstaen te hebhen; (was geti.) Gisbertus Voetius [uijt-
genomen den lesten]. Josephus vander Rosieren. Jacobus Snouek".
LXXWH (blz 187, sant. 2). Wat beireft het opteekenen der
verklaring in de vroedsehapsnotulen van 10 Juni 1616, dat de
kerkorde van 1591 door Heusdens magistraat reeds voorlang aan-
genomen was, bevat de Deductie, fol 89, een wel vluchtig ont-
worpen, maar toeh critieeh asngelegd schetsje, dat Voetius Ea-
Ténstelde in den vorm, nls hier volgi:
Wethouderen der sede Heusden de anno 1615.
Dese seggen d'ordinantie van 1591 [ 1. drossert.
niet aengenomen te hebben, nochte | 2. president Buijs.
in geene vergaderinge aengenomen te / 3. jhr. Merwen.
sijn; alst blijckt uijt het bovengestelde | 4. J. Fr. van den Broeck.
werbael, ende oock seecker attestatie f 5. Dingman Adrinensen.
van haer beteeckent. 6, Willem Teulingh.
Dese seggen de ordre van 4591 aan- 7. schout.
genomen te hebben, doen sij in wetten
waeren. Ende nochtans soo is de selve | 8. Momber.
eerst opgesonden ende van de aenne- 9. Bruynincks.
minge der selver de magistraet genge- | 40. Loquermans.
schreven van de heeren Staten in 44. Vereycken.
MEO 49. Haemel.
Hoo dit nu verstaen worden?
Wethouderen de anno 1616.
ese seggen de ordre niet nengeno- 4. drossaert,
men te hehben alst blijkt nt supra. 9. Antonij van Gemert.
3. Symon. Áertsen.
4. S. Beelaerts.
5. Willem van Cuijck.
6. Direk Antonissen.
Deze om datmen hem seijle dat de 7. Adriaen Jansen van Cuijck.
ordre anno 1615 was aengenomen bij
B. 6
BIJLAGEN. Xxxr
V. Dat de ghevallen mensehe synen vryen wille heeft, goo wel
ten ghoede, als ten quade, in gheestelyeke dinghen.
VL Dat God wel gyn woordt voordraeght ete. met den men-
sehen handelt als met. redelyeke ereaturen, maer 73 ghelooven ofte
t gheloove selve vanden mensceha is. Op de plaetse Matth. cap. 13
v&. ll: het is ulieden gegheven te verstaen de verborgentheden
vant coninekryeke der hemelen ete. Antw. ghylieden hebt de ghe-
nade Gods beter aenghenomen, dan d'andere, ofte hebt beter
uwen vryen wille ghebruijekt. JHriew. em pap. AM. Gorinchem.
LXXIX (blz 191, aant. 2). ,Op sondach nae middaeh, we-
sende den 24c» December en Karsavont, heeft d. Joannes Grevius
in syne predieatie binnen der stede van Huesden vuttleggende
den text vut Joanne: Syet het lam Godts dat de sonden des we-
relts weehneempt, onder andere aengewesen, dat Christus het
lammeken was inden Onden Testamente gefigureert, hebbende
iot dyen eynde verhaelt d'offeranden vutten Ouden Testamente,
de. weleke alle op dit lammeken, namentlyck Christus, gesyen
hadden. Item. dat wy daervut oock mosten leeren ende onthonden, dat
dat lammeken wechghenomen hadde do sonden des gantschen werelts ,
nyoet sommiger sonden, maer aller menschen sonden, gelyek d'woort.
wereli te verstaen was, nyemani vulgesondert, soo wel Turcken,
Jooden , andere vremde natien, hebbende oversulex d woort werelt opt.
alderbreetete vutgeleyt, sonder andere verelaringe daerover te doen,
Ende heeft hy Grevius noch bijgebracht, dat Christus was den
tweeden Adam, ende dat gelyck alle menschen in Adam hadden
gesondicht, ende der erffsonde onderworpen waren, dat alle men-
sehen inegelyeke door den (weeden Adam, namentlijck Christus,
alsoo wederomme opgerecht ende de erilsonde wechgenomen was;
dus daermede leerende eene algemeyne wederoprechtingee in Christo.
Ten laetsten int besluyten vragende: waeromme dat dau &oo
veele menschen de eeuwige salicheyt nyet en bequamen? seyde
dai hel nyet en was eenich besluyt Godts, off ordonnantie,
maer dai de oorsaecke daervan was, dai de menschen nyet en
wilden commen, ende haére salicheyt vereuymden ende verwaer-
loosden; een mensehe en most hem nyet laten wys maken, dat
de schult daervan by Godt was, maer in den mensche aelfs, eud
weleke nyei heeft gewili als Godt, wilde.
Dat d. Joannes Grevius t gene voorseyt is in effecte al&oo heeft
gepredici ende geleerk attestere ick ondergeschreven warachtieh te
€—
d. Joan. Cloppenborgius den dienst hier waer
Donderdach smorgens, ende alsoo de sorge ons
te ontbieden, bidden ende versoecken daeromme
meynte, ten waer dat my eenige redenen eulex ai
my 800 verre bewegen, dat iek geened grooten
ean hebben om aldaer te comen prediken; maer
andere daer toe wel bequaem, derwaert gaen
ick dan wel soo veel als ick kan bewaren (sa
en dencke dat ick door luyheyt het prediken
bloodicheyt sommiger opspraeck vreese ende ontsi
prediken de waerheyt ende de jgoede saecke meer gevordert ofte
de gemeynie gesticht, als door andere staende mel my in een be-
lydenisse ende strydende voor eene waerheyt; ick bekenne dat ick
van consceientie wegen gehouden soude syn, tsy dan met eere ofte
oneere, gunst ofte ongunst, my derwaeri te begeven; maer dewyl
dit alles niet en is, ja ter contrarie, de groede saecke meer schijnt.
verachteri te werden door mynen dienst, alemen siet dat som-
mige liever op den sioel hebben moderaie ende buyehsame pre-
dicanten, soodanige ick niei en ben in haren sin, oock niet en
behoor te wesen naer haren sin; soo dunckt my best geraden dat
4. Josephus, ofie Abrahamus van Eeten voor desen tyi gevoech-
lycker gehaelt souden werden, welckers volstandicheyt inde waer-
heyt genoechsaem bekent is, ende nochtans mogelyck soo seer
ind'oge niet en staen als ick. Vooris soo daer in dit prediken
van somznige der gemeynte yet verder soude angemerckt werden,
gelyck men eenichsins soude connen suspiceren uyt uwer EE. woor-
den, Dan hei is om redene eie, sal dan niemani beter connen
geroepen worden dan den predicant van Ameyda ofte eenige an-
dere, soo men wil gaen buyten ons classen, Ende off dit alles
nu wech genomen ware, weleke my te rugge hout; soo comi hier
noch by t'gene my alleen behoort ie bewegen, myne gemeynte,
dewelcke Gode loff met myne predicatien soo tamelycken wel
gedient is, daí iek my schamen soude deselve (e verlaten ende
andere te gaen dienen; ende beduchten siont, dat sy aiende my
nu ende dan na Huesden gaen, mochte nae haere simpele ende
eenvoudige interpretatie dencken: dat ick haer wilde sonder redene
ontgaen, ende een ander plaeise bejagen, tegen myne protestatie,
die ick by gelegentheyt onder hner doe. Wil derhalven de weerde
broederen gebeden hebben, my te willen voor dese ryse ten besten
afnemen dat ick niet en come ende nieitemin my toeverirouwen
dat ick ben diegene die soeck alle goede gemeynlen ende voor-
nemelyck uwer EE. gemeynte allen dienst ende hulpe nae myn
best vermogen ie bewysen, soo verre als sulcx myne conscientie,
beroepinge ende verbinienisse aen myne gemeynte alhier can ly-
den. Hiermede weerde broederen, blijfu Gode almachtich bevolen
desen 19 Jannuarij 1617. Onderstont: uwer EE. ten dienste, ende
was onderteyckent Gisbertus Voetius. De superseriptie was, Ern-
feste voorsienige Willem Teulinck ende Lambrecht Jarensz. tot
Huesden".
: BT
PIBI
i15
ilti
TB
ili
probeert sich hadde connen conformeren. ltem dai by twee twisi-
gierige personen wt den lande van Heusden de gemeynte geoblru-
deerb was geweest seecker geschrift werende de electie van eenen
kerckendienaer, nergens anders ioe dienende dan omme binnen de
woors, stede insgelycks te exciteren ende foyeren de onrusten ende
onlusten die hier ende daer in de provincie van Hollant geplantet
sijn, hebbende tot dien eynde de onderteyckeninge van t' voors
scehrifü alomme ende t'omme doen vorderen. Voorts dat eenige
wi den kerckenraet op den 10 Marty 1617 van nieus haer ver-
stout hadden buyten weten, advys ofle wille van hun supplianten
le versoucken ende beroupen d. Itzardun; dat de selve beroepinge
directelyck conirarieerde haere H. M. ordonnantien, ende daer-
ome geenzins bestaen mochte, ende dat daerbij niet alleen des
moagistraets respect verireden weri, maer insonderheyi hare H. M.
suihoritey& gevilipendeert. Dat sy seeckerlyc wisten die berou-
pinge soude geen stichtinge, maer meerder onrust causeren, Ver-
sochien derhalven dai hare H. M. de voors. beroupinge van d. Il-
zardo believen ie verclaren van onwaerden: haer supplianten te
a&uthoriseren ioi consirictie des kerckenraets, omme volgens de
keroekelycke ordre a^, 1691 te besoigneren: ofte omze by wey:
geringe des kerckenraets by hun selven ende sonder die vanden
kerckenraet to& de woors. verkiesinge te procederen". Zeductie
fol. 58, 69.
Een ,copije van den brief van Hamel ende Loquermans aen
d. lizardum, waermede aij hem aijn beroep opschreven" moet hebben
berust in het Heusdensche kerkeraadsboek loopende over 1017 tot
1621, blijkens het register door Voetius eigrenhandig van de daarin
sanwezige stukken opgemanki. Zie 4rcA. Herv. kerk Heuaden, afd. II,
B, a, n*. 39.
LXXXIIE (blz. 198, aant. 2). ,Opten 17v dach der maent van
Majo 1617 zyn ter cameren opi stadthuys vergaderi Cornelis
Geritsz. vanden Elshout, Anthonis van Gemert, Huybert Willemsz.
Lokermans, Eustace Vereycke, Wouter Haemel, Govert Gys-
berissen de Momber, Adriaen Janssen van Cuyck, ende Bioffel
Franssen vanden Broeck, respective schout, schepenen ende bor-
gemeesteren deser stede Heusden, deweleke maer voorgaende aen-
segginge doorden eamerbewaerder aende resterende heeren wei-
houderen binnen der stadi (t. 'w. Gerard Bruyninex, jhr. Adriaan
wán der Merwede en Willem Gerritsen Verhoutert) synde gedaen
;
js
li
à
E
4
&
B
lant" — d. i. der kerken, die wegens de app
pius' beroep te Bleiswijk, 96 Juli 1610 verleend, ,
deringe tot Rotterdam gegaen waren" — deze.
opgeteekend :
»Ulassis ordinaria gehouden den 3 April 16.
De broederen van Rotterdam hebben versocht |
re op de silke rypeljok wilden l&étég ez!
in
nehten best wesen, d.
BIJLAGEN. LXXVH
leeninge te veraouken. Ende middeler tyt te arbeyden om d. Jo-
lannem Aeronium (een man vàn groote geleertheyt, welsprekent-
lheyt ende autoriteyt, wesende jegenwoordich oock sonder dienst)
voor tien ofte twaelf weken bij leeninge te versouken, om mid-
deler tyt ie sien wal gralie den goeden Godt sal believen te
geven ende waer henen haer de sake haerder kerken sal willen
wenden,"
Ȇlassis extraordinaria gehouden te Schiedam op den 8 May
anno 1617. De broeders van Hoiterdam syn inde classe versche-
nen om íe bevorderen de beroepinge d. Voetii tot weleken einde
de selve de broederen hebben verthooni dese navolgende acte.
Also wy ouderlinpen ende diaconen der dolerende kercke van
Hotterdam ons uyt verscheyden wichtige redenen geperst ende
genooteaecki vinden, met den alder eersten een dienaer te beroe-
pen ende wy nu onlanex met verscheyden predicanten by leeninge
duer Gysberium Voetium dienaer des h. euangelii tot. Vlymen,
niet sonder merekelycke vrucht ende stichtinge syn gedienl ge-
weest, ende oversulx so de gemeente int gemeen, gelyck oock
wy ini besonder een sonderlinge welgevallen hebben aende gaven
ende persoon d. Voetii voornoemt. So is& dat wy hebben gecom-
müitteer ende commitieren mitsdesen onse weerde medebroederen
Jacob Olaessen Duijn ouderling ende Abraham Pietersen Dullert
diaken om op morgen wesende den 8. deser op de classe (de welcke
wy dan tot desen einde hebben versocht ie mogen byeencomen)
ie versehynen, op dat wy mochten versiaen of de broeders des
classis (de welcke wy willen gebeden hebben om op dese tyt be-
syden ie siellen de quaestie namelyck of geraden sy in dese ie-
genwoordicheyt een dienaer te beroepen, waer van voor desen
gehandelt is) niet mei ons souden geraden vinden Voetium voor-
noemi te beroepen, ofte so sy iet tegen des selven persoon moch-
len hebben datiet hare E. E. gelieve ons sulx bekent te maken,
ofte so sy tegen den selven niet en hebben, bidden haer inden
name Jesu Ohristi mei ons int beroep na t' behooren te procederen.
De broeders des classis so opi versoeck vande broederen van
Hotterdam als oock op de voorgaende acte gelet hebbende, hebben
gevraecht waer om sy haer na dese acte niet hebben gedragen
om d. Acronium by leeninge voor eenen sekeren tyt te versoecken ,
hebben ter antwoort gegeven, dewyle &o den kerckenraet als oock
de gemeente ten vollen met de persoon ende gaven Voetii ver-
noecht is, dat de selve niet geraden vint na eenen anderen (om by
"
leeninge te gebruiekem) uyttesien, ende wat nengaet het versoeck
vande vorige resolutie te veranderen ofte besyden te stellen ende
verder te comen tot de hene Ere
geven de broederen tot antwoort dat sy geen redenem |
horet waerom datmen vande vorige resolutie soude.
de selve te rugge stellen; nochtans de wyle de broedere i
lyceken aenhouden meenende dathet opt hoochste voor
proffytelycken is d. Voetium te beroepen, inis inse RE
beroepinge te vertoeven, ser sehadelycken sij, ende gresien hab-
bende seker voorsehryven van &yn princelyeke excellentie, so
mioghen de broeders wel lijden datse d. Voetium beroepen." 4a
el. v. Schieland , 1610— 1626, In de kerkeraadsacten der Hervormde:
gemeente te Rotterdam, waaraan de oudste handelingon on
komt over deze zaak niets voor. p^
LXXXIV (blz. 207, aant. 3). -Do donasse des eai ph
houden binnen Gornicehem, desen 29. Meij anno 1617, ghesien,
ende ghelesen, ende rypelyck inde vreese des Heeren nae con-
scientie overwoghen hebbende, de beroepinghe op pie
d. Gisberti Voetii, predicant toi Vlymen ende Engelen , |
boort, vwerelaren ende aitesteren mel desen, dai de selve b
pinghe ghost ende wetielijek is, ende van haer voor al €
welteljck is ghekent ende gheapprobeert", ond
d. Peirus Leewius praeses en Josephus van der penes
classis, Hand. cl. Gore, 29 Mei 1817, stilo novo. Yj
deze aanieekening in het reeds genoemde Heusdensche
boek, loopende over 1617 tot 1621: ,Voetii beroep, ende
batie der magistraet; item approbatie des classis; bem
d'autentjcke copijen onder Merien Ruijckhaver (Gecommii
Haad der sien van H. en WFr.. De principale acten s
Heusden in handen G. Voetii" (Hei laatete schreef Jo
Üloppenburch). 4rc&. Here, kerk lleusden, fd. II, B, n
LXXXV (bl. 211, aant. l) Zóér merkwaardig,
Voeiius' tractement, als predikant van Heusden, zijn
fel deze siukken: *
Ȇopie, Aende ed. mog. heeren, myn heeren de |
landi ende Wesivrieslandé, ofte haer ed, mog, Gi
Haeden, Gheeft seer dienstich ende ootmoedich te kennen
bertus Voetius kerckendienaer tot Heusden, dat hij suppliant den
dienst binnen der voors, stede als predicani heeft aengevangen be-
dient ende waergenomen sederi den 24*» Maij 1617 tot noch toe,
ende oock genegen es daerinne te continueren. Doch dyes den sup-
plinnt voor alsnoch daervan naerde gewoonelijoke ordre van uwe
Ed. Mog. niet gecontenteeri, soe versouckt hij suppliant gans
dienstich dat uwe Ed. Mog. gelieve den onifanger Cornelis van
Üoolwijek bij appostille in mergine van desen te ordonneren, hem
suppliant van synen voor». gedaen dienst ie contenteren, tot sulc-
ken somme als den tweeden predicant aldaer staende, geniet, ende
de voorgaende genoten hebben, ende inde selve betalinge ie con-
linueren zoe langhe den suppliant den voors. dienst aldaer sall
bedienen. Dit doende eic. In mergine van desen stondt als volcht,
de Gecommitteerde Raden vande síaien van Hollandt ende West-
vrieslandt ordonneren Cornelis van Coolwijek onifanger generael
vande geestelycke goederen, te betaelen aenden suppliant alhyer,
beroupene kerekendienaer binnen der stede van Heusden de somme
van ses hondert ponden, van 40 gr(ooten) t pondt,
lsiaers, als i'elcken drie maenden een gerechí
vyerdepart vandijen. Innegegaen meiten 24« Maij
1617 lestleden, hem als synen vooremet tot syn jaerliex sti-
pendium ioegevoucht ende geaecordeert volgens syne requeste,
ende deselve ien eersten beneffens desen met behoorlicke quitantie
ende t' eleker volgende betalinge quitantie alleenlijck hyerop dienende
overbrengende, s&all voors. somme van ses honderi ponden den
woorn. ontfanger alsvoorn jaerliex in wigeven synder reeckeninge
gepasseert werden. Gedaen inden Haghe den 21e» Martij 1618.
Was geteijokent J. Sehoonhoven, Jan Dierhoudt ende J. Willemsz.
Verdam. Noch lager stondt, ter ordonnantie vande Gecommitterde
Raeden, ende was getejekent A. Duijek".
,Es naer eollatie dese met sijne prineipale bevonden te aecorde-
ren opten 23« Martij 1618. Bij mij als elerek vanden ontfangrer
Üoolwijek, (was geti) J. G. van Broncekhorst". 4e. Hero. kerk
Heusden, fd. II, B, 2, n?. 39.
"Üopye. D. Grevius u sal believen te betaelen Gysbertus Voe-
tus de somme van aeht ende vijftieh ponden, ses schellingen ende
thien penningen van 40 grooten t'pont, over de restitutie van
gelijeke somme by u tover ontfanpen, overmidts den dienst yan-
Ca
Et
Hi
i
:
d
;
n
H
rP*EE
HB
i
i
E
Ed
Í
1618. Was onderteeckent, Co:
Jicusdem, afd. II, B, a, n*. 99. — —
»AÀen de achtbare, eerenifeste, voon
de drossaert, sehouteth , borgemeesteren ,
Heusden. Vertoont reverenilijck uwer EB.
iius, hoe dai in het eerste incomen in
miis de gelegentheijtà van die swaere tj
j
d
I
hem quijt te schelden, ende den heere bo
ordineren (sic), dat hij de obligatie hier van rest
hij van dese scehult geheelijolk ende finalijek |
Dit doende ete." Ter zijde van dit request,
sehreven, staat deze apostillo:
»De wethouderen ende regeerders der
sien hebbende dese requeste hebben den
denen daer inne vermelt, onilast, zoe Sy
hondert guld. hem byden borgemeester |
nantie verstreekt, den suppliant daervan q
Ordonneren dan ooe den voors. borgemeester
gatie daervan verleent ter hande te stellen ete. A
enmer der siede van Huesden den 26 Augusti
ders al praesent; (was get!) L. van Haoren,
Hierbij bloef tevens bewaarmd de navolgende
handig opgemaaskte kwijüng: ,Bekenne ick |
iek volgens de boven gresehreyen apostille on
BULAOEN. LXXXI
handen van héere borgemeester Momber, seecker ordinantie
(sic) vande E. magii op den voors, borgemeester, waermede
sijme E. belast wierde mij te leenen hondert guldens, ende de
selve mei den eereten van mij wederom in ie maenen; daerbe-
meffens noch een seecker recepisse van rij geieeckeni, waermede
iek bekende, de voora. geordineerde somme van honderi guldens
van den voors. borgemeesier volgens de ordinantie onifangen te
hebben. Oirconde, dese mei mijne hant geteeckent, desen vijfüen
Beptembris a?. 1600 ende negentien ; (was gei4.) Gisbertus Voetius."
Ouid. Arch. Heusden , E. 215, bijlage tot fol. 88 der gremeenterekening.
Een alleszins verrassend licht wordt door hei bovenstaande ge-
worpen op Glasius' betuiging — Godg. Neder?., dl. III, blz. 527 —
»Dit (het beroep naar Heusden) nam hij (Voetius) aan, zelfs zon-
der eenige bezoldiging ie rullen genieten". Vgl. daarmeb wat de
hoogleeraar Moll over Voetius sehreef, in eene door hem geleverde
schets, Gesch. der Chris. Rerk im taf., dl. V, blz. 189: ,In 1017
naar Rotterdam en geliktijdig naar zijne vaderstad, Heusden, be-
roepen, irok hij naar laatsigrenoemde plaats. Hij wist, dat hem
in die gemeente geenerlei bezolliging waehtte". Zie ook het
juistere berieht bij dr. A. Tholuck, Das akademische .Leben des sieb-
senten. Jahrhunderts, Halle, 1854, II Abth., 8. 215: ,1017 wird
er (Voetius) von seiner Vaterstadt Heusde zum Pastor berufen , und.
dient hier, bevor ihm noch ein Gehalt festgesetzt is&, 10 Monat
ohne Besoldung".
LXXXVIE (blz. 227, nant. 2). De notulen der rasdsvergadering
ie Heusden, 2 Juni 1617 gehouden, luiden aldus;
»Behout, sehepenen ende borgemeesteren der stadt Heusden
present, ende aenhoort hebbende de conferentien ende communi-
eatien voor den heeren commissarissen Ruychaver ende Wilsena,
gehouden soo mondelinge als schriftelyek tussehen den predieker
d. Grevium ende d. Voetium mitsgsders den kerckenraet van
weleke soo sieh eenige hadde willen sccommoderen tot ruste
ende vrede, als wel daer eenige toe geeint waeren, en hadde
dese onruste ende moeyte niet ontstaen, ten fyne de kereke al-
hier in goede ruste ende wrede soude mogen gebracht worden,
ende de debatten over en weder gedaen in rype deliberatie greno-
hebbende, ende omme vorder consideratien van het irreverent
stout comportement vanden voors. Voetius tegens de hooge
overieheyt als tegens dese magistraet gedragen. Oock niettegen-
^
piu
*
)HHEE EU
"n
linge vande Treves, daer soo vele aen gelegen was, doen de
eleyne steden versereven waeren, en is den ouden raet daer over
oock niet gehaeli geweest, maer is byde regeerende magistruet
twee vande gecorenen gedeputeert worden. Ten besluyte en be-
LXXXWH (blz. 231, aant. 1). De verhouding van Grevius tot
Tamerus teekenen onder anderen deze stukken, berustende bij de
Briev. en pap. kl. Gorinchem:
sÜopie, Dewijle men sehuldieh is der waerheijt getuychnisse te
geven, insonderheijt wanneermen daertoe wer wersoehl, aoo ist
dat wy ondergescehreyen dienaren des h. evangelii binnen Heuzden
(ten versoucke d. Henrici Tameri byde ed. mog. heeren Staten
gestelden ende toegelaten kerckendienaer inden dorpen Genderen
ende Douveren, gelegen inden lande van Heusden) getuijgen ende
attesteren door desen, dat wij volgens onsen last ende ampte ona
ien verseheyden tyden, bij verseheyden inwoonderen der voors,
dorpen hebben geinformeert vanden persoon des voors. Tameri,
ende nyet anders hebben connen vernemen, dan dat hij sich beyde
in leere ende leven aleoo comporteert ala eenen getrouwen herder
der gemeente toestaet ende is betamelick, bierenboven, dat wij
ons oock meermaels hebben laeten vinden ter plaetse sijnder resi-
dentie, ende hem meertijts geoccupeert ende neerstieh bevonden
in syne studien, doch seer armelick woonende'met syne seer oude
huysyrouw ende kinderen, in eene kleyne ende roockerige huite,
affhangende vanden kerckmuer, daer sich leu tyde vande oorloge
de soldaten in hebben moeéten behelpen, namelijk inde schanse
van Douveren; verelarende ooek hyer beneffens dat behalven ayne
kinderen, die hij in synen huyse heeft te onderhouden, hyer bin-
nen Heusden noch woonachtich es eene syner dochteren, belast
met vijff kleyne kinderen, sonder senige middelen, vande wele-
ken den voors. Tamero soodanigen affireck geschiot, dal onse&
"s
propoosten :-
aen de heeren Staten dat hij nu soo langen.
le Doveren, ende dat sijn anni poenitentiae
dat hij hem soo gedragen hadde, datier niet.
ende dat alle sijn gemeijnte nu in hem goet
dat oversulex de heeren Btaien soude beli:
lobris 1617; (was getA) A. Adriani, Petrus N
ievoet, Josephus vander Hosieren, pastor V
Snoeckius".
LXXXVIII (blz. 296, aant, 1). Copie. Arti
ad reconciliationem mutuam oblati
Waelwyn Jans als'ouderlingh, gepreagni
desen in goeder oprechtieheyt en trom
dicheyt, te vergeven, te vergeten van g
en yeder soo in der kerekenraet, ala
meynte, alle t'ghene, dat tot
toe mochte gestreeket hebben, en belooft. al
houde en sehte als offü sie noyt goschiet
sall darumb ooek nu oft nimmer eenige 1
ofle misnugen sen yemant thoonen, maer
BBLAGEN. LXXXV
lyeke, Christelycke, stiehtelyeke maniere handele en conversie-
ren, àlsoo to meeste begravingh van voorgaende alteratie dienen
magh.
2. Belooft oock Grevius voorgenoemt van syne syde geen fae-
lie, twist, of; seheuringh 1e voede in eenigen maniere, sich
geene aenhanck van yemandi te maecken, maer vole meer de lie-
den te vermanen, iot neerstiche frequentatie van beider syts pre-
dicatie, ock loffelyck altiyt van syne medebroeder oft medebroe-
ders ie spreecken,
3. Eu om sulcks mit der daet te thoonen, belooft Grevius
noch meer gern en gewillich met syne medebroeder te commu-
nicieren in nachtmael des Heeren, en ock andere van de ge-
ineynte ie vermanen om hem hierin te volgen, en alsoo alle
onsüichtinge le weeren.
4. Dit alles beloof Grevius in goeder oprechter Christelyoker
irouwe, daertoe gedrongen en geport synde door lieflde des vre-
dens, Doch begeeri en versouckt dat van gelycken doen de broe-
deren des kerckenraets, insonderheyt dat d. Voetius geloove van
glycke mit hem te communicieren int gebruyck der heyliger sa-
eramenten en Ífrequeniie synder predicatien end andere daertoe
oek te vermaen, Verhopende wanneer dit wedersyde sal gesehie-
den, dat daermede een suleke vrede en reconciliatie sal werden
getroffen, deweleke der gemeente alhier seer stichtelyck, end
niemand in syne conscientie sal syn beswaerlyck. Ende was on-
derleyckent. Joannes Grevius.
Accordeeri met zijnen principalen, J. Danckaerts, 1618. Nota.
publs". Jeducüie, fol. 149, 150.
LXXXIX (blz 230, aant. 2) ,Copie. Articulen op de
welcke den kerckenraedi presenteeri kerckelycke
versoeninge aen te gaen met d*. J. Grevio.
1l. Dat d. Grevius sal affstant ende schultbekemnninge doen van
die exorbitante proceduren, deweleke hy i'sedert het affsterven
d. Nicolai in kerckelycke saecken iegen den kerckenraet ende ge-
meynie heeft gehouden.
2. Item. sinceerlyeken sal verclaren, egeene andere opinien toe
te staen tegens d'aengenome leere, dan deweleke inde vyff arii-
eulen, soo die inde Haechsche conferentie verclaert síaen, en syn
begrepen.
9. Item. in dese vyff ariiculen hem sal gedraghen volgens de
B 1
E
ii!
ii
X€ (blz. 236, aant. 3). ,Antwoort Gr
stelde articulen.
1. Dat
$33
]
i
i
1
8f
Lc
$
tentement hebben, mitz reciproce bij d. V«
bij wettelicke synodale vergaderingh off
werden gedecideert,
4. Dat mede Grevius gern en ván |
end eirbodich in alle broederlick:
dente mit den kerckontaet aljts te le
BHLAGEN. LXXXVH
notoirlick t'welek gott verhoede quam te verlopen, sieh gern aen
haere vermaningh onderwerpende.
"Weleke vorschreven vier poincten Grevius verelaert, waerachte-
liek, sijnceerliek en ter goeder trouwe naer ie comen sonder de
selve nu off naermals in eemige maniere te conirarieren, Mitz ock
dat den kerckenraet van gelijcken in der daet betoonen sonder
eenige infractie in desen te laten geschieden.
(was getà.) Joannes Grevius".
-drch. Hero, kerk Heusden, afd. II, B, a, n*. 39. Eene copie daar-
van wordt gevonden Zeductie, fol. 153, 154.
X€I (bl; 236, aani. 4. , Wederantwoort des kercken-
raeís op ügene d. Grevius geantwoort heeft tegen
d'articulen van versoeninge, eerst by den kerckenraet
hem voor gehouden den 20» Decembris 1617.
De condiüen sijn soodanige, dat door deselve gene kerckelijcke
versoeninge ean te wege gebracht werden, ende volgens geen rus
ende vrede, in dese gemeijntte getroffen, maer ter contrarie be-
decktelijcken oorsaecken souden geven, tot dagelijckschen ende
meerderen twist ende scheuringen als te vooren, t welek dan parti-
culierlijeken bewesen wert,
Op het 1s art. Grevii. Om dat (gelijek in alle kerckelijcke
wersoeningen behoort te geschieden) hier mede niet wech genomen
wert, door afstant ende sehultbekenninge, de oirsaecken deser be-
roeriten, namentlijeken de proceduren ete., want dit begrijpt den
l*te» art. ofte niet, soo hijt beprijpt, laet het dan grespecificeert
werden, Soo niet, blijft dan noch de oorssecke, ende staen als het
eenige ocessie voor hem 1s, wederom deselve &waricheden ie
verwaehten.
Opt 23» Dat wij niet verseeckeri conne sijn, dat dengenen die
wij op nemen souden geene andere opinlen grantsch niet verdraeche-
lijek in die gereformeemde kereken, eu heeft, maer eer het
eontrarie uijtten tweeden art. soude blijeken. Dat aengaende de
eenigeheijt der leere, de disputen ende processen hier mede niet
lbeslist, maer veel meer tot alle gelegentheden bewaert schijnen
ie wesen, om die dan voort ie brengen, bliekende uijtten voors.
artieule.
Op het 3e Dai hier mede niet verhoet wert, datter geene
eonirarie leere op eenen prediekstoel sonde gebracht werden, mer
expresaelijek bedongen int voors. art. tegens zijne aenneminge
D
e P
Mech uer buius d Move RO
dit geene naerdere unie sal wesen,
Op het 4* art. Dat hier mede niet b
in de leere, ordre der kercken ende
der behoort te wesen tnsschon de gene.
ende kerckelijeke unie sijn, genoechsaem wert he
vierden art*. an aiet te sltentaeren eio. in RÍER
gecint
is Mj oni Desuljun. Dan. del de 1G DUNG
gestelt bequaem sijn (ot versoeninge voor den
ván hertten soeckí. Dese daerentegen bedri
om ons ende onse gemeijntte in beter ruste end
als wij nu siju.
Aldus gedaen in onse kerckelijoke vergade
opten 93*» Decembris 1600 eeventhien, Will
sen, Gisbertus Voetius, J. F. vanden Bromck, |
J. Beelaerts, Jan Lenersen van Bocxtel.
Toi het geene vanden kerckenraet in myn.
ende 23» December 1617 met domine Grevins
gedrage ick onderschreven my gewillichlyek ei
comelycken igeene vande syde der kerckenraet:
toireonde myn handt onderteeckendett den
Waelwijn Jansen ouderlingh". 4rc&. Hero. Ke
B, a, n*. 39. Eene copie daarvan wordl ge
165—197.
X€H (bl. 239, aant. 2). , Wy Agnes van
iot Locres eie. attesteren miiz desen waeracl
opten XXle» dezer, wesende Donderdach ,
middaeb, by ons gecommen is d. Johannes (H
Godlicken woorts binnen der sede van E
eenige andere voorgaende propoosten, heeft
BHLAGEN. LXXXIX
sulex was. Heeft den voorn. Grevius daer op geseyt: Boude me
vrouwe aoo ten avontimael gaen, my dunet dat me vrouwe dat met
goede conseientie nyet en ean doen, dewyle de saecke noch soo
Btaet, ende geen ovricheyt en is, Ende ick wete dat sy al by me
vrouwe syn geweest, ick hebbe Voetii leere, ende persoon noch
by nyemande hatelick willen maecken, maer nu ick &ye, dat sy,
om het avontmael op onbehoorlicke tyt te houden, de gant&che
stadt hebben doorgegaen, sal ick oock by een yeder gaen, ende
ick soude meynen, datter vele soo nyet ten avontmael sullen c6-
men. Waer op wy antwoordende, dat comt op u, daiter geen
eenicheyt en is, den kerekenraidt heeft u genouch gepresenteert,
ende meer andere diergelycke woorden. Heeft den voorn. Grevius
daer op weder geantwoort, ende geseyt: Voetius is een valach leeraer,
hy is geveynst, hy en derff nyet op stoel brengen, off openbaren
zyne leere, lek terte ofte trotse hem, dat hy syne leere, die hy
in synen boesem draecht, eens openbare. Beggende voorts te pre-
Benteren, ende dadelicken gereet te syn, omme met hem ie dis-
puteren, Waer op by ons gevraechi synde, off men de voor, &yne
propoosten den voors. Voetius wel soude mogen seggren, ende ver-
zuanen, antwoorde den voors. Grevius: Seggel hem vry; iek wil
ihem selffs in syn aensicht seggen, dat hy een valsch leeraer is,
ende ick sal i hem bewysen; daer by vougende deze woorden, dat
de gemeenie Voetium nu s00 draecht, dat sal haest vergaen, ende
nyet lang duyren, over weynige maenden sullen sy hem soo seer
haten, als sy hem nu lyeff hebben. Ja soude wel comen, dat sy
hem ter stadi souden uytjagen; daer by oock seggende dat syn,
ende des kerckenraits ende gemeenten ryck, nyet lanck duyren
en soude, Sy sullem coris wat anders hooren, de heeren Staten
leven noch, sy en syn nyet doot, ende en sullen oock njyet sier-
wen; mit meer andere diergelycke woorden.
Aldus by ons verelaert, ten versoucke vanden kerckenraide der
woors. stede van Heusden, ende ten overstaen vanden onderge-
schreven schepenen der selver stede, opten 27« Decembris 1617,
Agnes van Milendonck, weeduwe. A. vander Merwede; Willem
Verhoutaeri". JWriev. em pap. ki Gorinchem. Vgl. JDedwetie, ol.
165, 166.
XCHH (blz. 239, aant. 5). , Myn joncker, nae eerbiedige salu-
iatle sal U. Ed: rmits desen greadverteert sijn hoe dat ick U. Ed:
brief ontfangen, ende alles wel geincorporeert hebbe, verhoopende
Aartsen, Lamberi Jarensz. en Jan Franssen van den Broeck, 25
Januari 1618, ,met allen de documenten" hun Edel Mogenden
overgeleverd. Na gehouden deliberatie gaven dezen, bjj monde van
Oldenbarnevelt, aan beide eerstgenoemnde gredeputeerden ,in &ub-
stantie" ten antwoord: ,De heeren Staten, hebben ulieden gehoort,
ende uwe sehriflen overlesen, versiaen dat gy u sult laten vinden
binnen uwe stat, ende daer rustelyck ende vredelyck soo in poli-
iycke als kerekelycke saecken regeren. Sullen middertyt uwe
papieren oversien, ende hout u versekert dat de heeren Staten
niets en sullen doen, dat tot vercortinge uwer privilegien ofte on-
rusie van uwe stat sal strecken". Hriev, em pap. kl. Gorinchem.
Vgl. Jeductie, fol. 189 en Zesol. HolL, 25 Januari 1618.
X€V (bl. 245, aant. l). Na eene breede opsomming van de
Greeffs vroegere ,procedueren", eindigt het hierboven genoemde
kerkeraadestuk met deze woorden:
»Boo ist dat wy ouderlingen ende diaconen der gemeynte Christi
iot Heusden, overmits de continuele ergernissen nu eenige jaeren
by Johan Grevium veroorsaeckt, van de weleke hy weygerich blyft
ie doen reparatie suleks als de saeke vareyschi, dit alles in Godes
wreese overwoogen hebbende, nse de ordre ons in Godes woort
gegeven, mitsdesen oordeelen, dai de voors. Grevius met geene
stiehtinge langer alhier als predieant der grereformeerde gemeynte
in den dienst en ean ofte behoort erkent te werden: gelyck wy
hem mitsdesen van onsent wegen tot meeste stiehtinge ende ge-
noegen onser gemeyntíen vanden selven dienst ont&laen ende ont-
seiten, hem verelarende ende aenseggende bydesen tot onsen
grooten leetwesen, met hem gen broot te konnen breken ofte
langer den prediekstoel vergonnen, ende protesteren mitsdesen
wan onsen ende der gemeynten wegen tegens den voors. Grevium
indien hy voorder in qualiteyt van gereformeert predieant hem
soude willen draegen in de gemeynte ende publyeke kereke deser
Btede", ^re. Herv. herb Hewwde», afd. M, B, a, n?. 39.
X€VI (blz. 250, aunt. 1). In het fred, Here. Aerk Henaden, afü.
IL B, a, n^ 39, bevindt zich, ale copie, dit briefje, op bovenge-
noemde commissie betrekking hebbende:
,BEersame goede vrunt vanden Broeck, U. E. sal gelieven in
deliberatie te legen met d. Oloppenbureh, Potz ende andere, of het
gersedsaem is demiesie aende heeren etatem van Hollandt ofte hare
savonts den 11 Junij 1618. Onderstont U.
onderlekent A. vander Merwede, De
samen, vromon, zeer discrete Jan
s Graven Hage". Y6e duraie Miqe Xi MN
XC€VXE (blz 252, aant. 2). Het o
hiervóór vermelde landeling bijkt v ;
afgelegd door Lamberts Jarenez. en Mareus
kenen; ,Verclaren wy inde orn e QD :
hebben Joannem Grevium ende syn
quB: Add Juste we AIR EE
bij hen hebbende twee predieanten vutten
opgeworpene kerckenraet ons gewaer wordende
aedes kerckeuraets gestoelte quamen ons vo
daerinne neder geset hebben. Verclaren voirte
Jan Olaessen camerbewaerder, aenspreeckende:
der opgeworpene ouderlingen, ende dat den.
bemerckende vanden predicstoel
lyeke propoosten, waerioe dit gedaen onderde j
yek ie seggen, compt naede predicaie eie. Dat d
bewaerder daernae ten tweede mael hem. inde vo
gesioie gevonden hebbende aenden vooi
rael seecker geserifi heefi gepresenteert, we
opgeworpene kercekenraei refuserende ende
voor, Grevius sulex bemerckende, heirs.
selven Grevius vanden predicsioel o
de naervolgende woorden in stes dat.
haer begonnen werek met couragie soude !
daier gedaen is, is wel ende wettelyck g
de hooge hant wel vutvoeren, met meer
Verelaren noeh da alsdoen Huybert Willen
der opgeworpene ouderlingen, mede overluyt.
bruyekt heeft dese woorden: het is geen noot.
wel verantwoorden". 4rcA. Herc. Kerk L
a. | ]AJ3
BILAGEN. xem
XCVEHU (bl. 254, aant. 6). Het volledig extraet uit ,de aeta
classis, gehouden tot Vianen den l1, 12, 18 Junij a*. 1618", voor
zoover dat betrekking heefi op hei zich ter vergadering gedragen
van de Greeff, luidi aldus:
»18 ondertusschen in de classe verschenen Joh. Grevius, den weleken
van d. praeside verhaeli ende voorgehouden is t'gene aengaende
sijn deportement met den gevolge van dien den classe was voor-
gecomen,
Waer op Grevius gevraecht ende voorgestelt heeft, eer hij quam
iot apologie, dese naevolgende vier vraegen ter gelegener tijt van
den classe te beantwoorden :
L Of hei manierlijek is ende conform de ordre van de Neder-
lanteche kercken, dat een kerckenraet absolut deporteeri een pre-
dicant sonder kennisse des classis ende synodi ende de meeste bor-
geren der stadt.
IL Of het politijckelijek ende ooek kerckelijeken wel is ijemani
ie condemneren indicta causa ende dai in abseniie.
YIL. Of een. kerckenraet tegens wil ende kennisse van het meesien-
deel der borgeren professie doende van de religie, mach dadelije-
ken beroepen een ander,
IV. Of het een predicant betamelijek is door uijistootinge van
een ander sick in een plaeise in ie dringen.
Heeft volgens de voors. Grevius beginnen ie lesen schriftelijcke
antwoorde ende exceptien op de aete des kerckenraets; ende aen-
gaende hei eerste dat aldaer verhaeli wert, van de conditien sijner
zenneminge in den elasse 1610 den 11 Augus, heeft hij meer-
moselen daerop geseijt ende bekeni, dat hij doen niet wijs ge-
noech en was als hij sulcks geloofde, ende dat hij sulcks wederroe-
pen hadde voor sijnen kerckenraet tot Heusden, ende meynde hem
suleks geene schande en was. Heeft voorder op de andere poincten
der beschuldigingen in de acte begrepen sijne antwoorde niet gelesen.
Maer op het stellen ende confirmeren van den nieuwe ouderlingen
ende diaconen, heeft hij alleenlijck greantwoort, dat hij daer af den
classi geen reeckenschap en behoefle te geven; ende dat suleks
sijn werck niet en was, maer sijne gemeijnte sulcks hadde gewilt.
Is, dewije Grevius seijde dat hij sijne saecken hadde te ver-
richten ende niet lange alhier conde blijven, hem aengeseijt, dat
hij geeiteert was op het elasse over 14 daegen te houden tot Go-
rinchem, ende daerentusschen nae overleveringe der doeumenten
miek soude mogren bedencken ende prepareren; ende als hij excu-
m ——
AE
11—13 Juni, 1618. Vgl. Arch. Here. berk B
m. 39.
X€IX (blz. 255, sant. 5). ,Copije.
iwinge p
des sinodi anno 1610 Joanne Boeio ende Festo
bij verschejjden brieven, mij suspeet ende in
Arminii haer gevoelen hebben verelaert, wei
mij niet te aecepteren sonder
mijn beroep ende bevestinge iie yi BEN
Fi Godes genade mit seer goet eontent
mijnen dienst bij n ses volle jaren*) mit g
inde conferentie door last uwer Hoog Mog. à
te syn ben ick bereet bij overvloedige getuijgenisse altyts des noot
synde te doen blycken, gelyck dan oock ten deele de waerheijt
van sulex ioonen can dese geannexeerde attestatie *), maar alsoo
ick iot mijne groote droevenisse nu twee jnren herwaeris ende
meerder gespeurt hebbe eene ongelooffelycke alteratie in soodanigen
vreedsinnige gemeente ende bij na een onversoenelycke verbitteringe
legens mijnen persoon gecauseert deur t onbeschaemnt schelden f)
ende gestadich lasteren van sommige over mijne soodanige leere,
de welcke u Hoog. Mog. in hare resolutie Ohristelijck ende
iolerabel te sein hebben verclaert, im welcke alteratie ende ver-
bitteringe de gemoederen der eenvoudige £) dagelijex grevoedet ende
versterekt worden door de vreemde proceduren ende attentaten des
kerckenraets, nu als myne formele partije van mij gantsch gescheij-
den ende gescheurt synde h), de welcke boven desen, dat mij mijn
beurte &oo int prediken als int administreren des heijligen nacht-
maels tot onderseheydelycke malen geweldichlyck &yn ontnomen 5),
sich weygert int gehoor k) des Goddelijcken woorts oft gebruijck
der heijlige sacr&menten eenige gemeynsehap met mij te houden,
weleke nochtans (behoudens de vrijheijt mijner conscientie) bij mij
men haer tot distincte reijsen vriendelyck is versocht, ten sij dan
dat iek detestere de Arminisensehe faetie!) die &ij alsoo noemen
bekennende schuli voor haer ende de gemeentie in mijne leere
ende proceduren gedoolt te hebben, dingen voorwser mij ten een-
mael ondragelyek , streekende alleenelyek om oft over mijne conscien-
tie te hserschen 2), oft mij uijt mijne plaetse eijntelyck te verstooten ,
wser ioe dan seecker gesehrifte mij seer nadeelich sommige vande
gemeente is in handen gestelt, mit last de onderleeckeninge van
sulex bij den meesten der gemeijnte te proeureren, gynde van
suleken teneur ende inhout, als dat de gemeijnte versoecken aenden
kerekenraet, dai Grevius gehoude ende geconstringeerl werde tof.
kenninge van sehult, afstant vande Arminiaensche factie ende
ireecken ende naer voorgaende behoorlijcke aatisfaetie versoeninge
met de gemoente. Wanneer dan eulex van mij niet sal wesen
(gelyek het niet zijn maeh) impetrabel mereke iek liehtelyek ende
mii mij vele vrome, vreedsame ingesetenen onser stede wat mij
dan sal staen te verwachten, suspensie namentlyck oft deportement.
yan mijnen dienst twelek dagelyex bij verscheijde ^) wert gedreycht
xnit seer onchristelijoke ongebonden woorden, daer toe dan oock
den kerckenraet geheel te inclineren openbaerlyck bekent is. Ende
alsoo ick mij geen hulp noch voorstant vander meestendeel der
",
weitelyck in haren dienst geroupen synde hen al 1
van u Hoog Mog. resolutio in goeder conscientie
alsoo tegen alle recht, reden en illicheijt:
Tegen bovensteande remonstrantie van G
eigenhandig het volgende in "i midden, ,
asttesteren:
*) Is niet eendrachtelyek beroepen, maer ho
Sehiet blyekt uijt depositie geteeekent, C.
b) Hoe dat sijn beroep niet verhindert we
hadde als Mj aa jekona pedes E
B. ende C.
7) Al vrij wat minder al& bij nae 6 volle ji
precipiteren van het beroep eenes tweeden.
BULAGEN. xovmn
het uijtsluijten aller dienaeren in den lande van Heusden van
den predickstoel (tegens t'gene van hem expresselyck met de selve
dienaeren geaccordeert was op de lyekmaeltijt Nicolai) de gemeijnte
grooi nadeneken wert gegeven, blyekende uijt haere requeste aen
den kerekenraet voor paeschen a^. 1610 overgelevert,
3) Biet hier van contrarie aitestatien. XXX ende /^.
*) Biel contrarie attestatie des kerekenraeta. O O O.
T) Wat schelden dit geweest is, ende wie dit gedaen heeft,
dient bewesen; ofte andersins merileert geen geloove.
£) Onwaerheijt, die eenvoudige (de gemeijnte te weten) die heb-
ben jredueriehlyek aelf aen den kerekenraet aengehouden, ende
versocht: dat alle verbitteringe ende scheuringe van u aengerecht
mochte wechgenomen werden; gelyckse tot divereche reijeen door
mondelycke ende schrifelycke aenspraecken ende requesten sells
den kerckenraei vermaeni hebben haer officie te willen doen; als
1615 ende 1617 den 12 Febr. ende den 26 Aprilis.
5) Grevius heeft sick vanden kerckenraet gescheijden ende ge-
scheurt, Bie de 34^ remonstrantie.
i) De kerckenraet heeft kerckelyek geresolveert ende in stilte
ende rusie uijtgevoeri met genoegen ende blijsehap der gemeijnie
de bedieninge des nachímauels, ende dat door Voetium, daer toe
synde van den kerekenrae geconstitueerl. Biel de acte 6 6.
Aengaende de beurte van prediken is suleks onwarachtich ; maer
heeft Grevius Voetio sulcks gedaen ie kersmisse 1617. Biel 4.
k) Uiji het gehoor hebben sij haer niet teenemael onthouden,
Yan het avonimael hebben sjj van u door soo vele hevige proce-
dueren ontrust synde, over de weleke ghij u niet en wildet met
haer versoenen; ende als op u bedriechlyeke belofte weder ten
avontmael gecomen synde, hebt ghij die wederom afkeerich ge-
maeckt door uw quaeden handel.
lj Besiet hier van de arüiculen to& vrede u voorgehouden voor
kerstjt, die vrijj wat anders seggen.
7») Boo is dan kerckelycke discipline in uwen sin conscientie
dwanck.
») Buleke most ghij noemen, ofte andersins sult niet gelooft
werden, alsoo het u gewoonte is lichtelyck sonder reden yemant
ie beschuldigen.
9) TI'is wonder dat ghij het soo gemaeckt hebt, dat ghij niel
alleem u gemeynte ende kerckenraet, tmaer oock de magrisürael
iegen hebt, Ghij besehuldicht u selven als ghij dal segt.
BILAGEN. XCIX
den seriba aengeteeckent worden, dit eernstich met luijder stemmen
ioi meermaelen toe versoeckende, seggende daer bij dat hij wilde,
500 hij &chuldieh was aen t'gene hem Grevius opleyde, daerover
irecensureert te worden; ende indien niet, dat dan de calumniateur
soude gecensureert werden. Protesterende voorts ende hem beclae-
gende, datter gen recht. wa: doch dat hij niet en heeft geobtineert.
5. Dat de selve Grevius, willende in dem classe verwijten dat.
mei leugenen ende valseheijt in het deportement tegens hem ge-
handelt was, alsoo in de remonstrantie des kerekenraets tot, Heus-
den aen de ed. mog. heeren Btaeten stont , dat Jaeob Croes ende
Dirck Goossens sijn beroep niet hadden geteeckent;
ende Voetius hier op hem tegenspraek ende beweea I. dat vam Direk
Goossens noijt suleks greseijt ofte geremonstreert was. IL dat van
Jaeob Croes suleks wel waraehtieh was, doeh dat de naemen van
Jacob Croes en Direk Goossens niet en waeren geéxprimeert in de
remonstrantie. IIT. maer dat een seecker nttestatie was geannexeert
nen de remonstrantie, in de weleke de nasememn stonden.
Heeft Grevius dese drie poineten directelyek ontkent ende tegen-
gesproken, ende Voetium voor eenen leugenaer gescholden; oock
aijn seggren bevestieht met &weiren, dat hy moste veraincken.
Ende als hem Cloppenburch de remonstrantie selfs dede lesen , ende
hij daer de voorsegde naemen niet en vondt, heeft hij geéxeipieert,
dat hij wilde sien de remonstrantie self, die aen de ed. heeren
Btaeten was geleveri, niet te vreden sijnde met de copije. Daer bij
noch dese redenen voegende, dat mijn heere van Kessel, Wtten-
bogaert, van Sorgen, H. Loquermans, Jan Lenartsen, Fockester,
le gelyek iet hem de remonstrantie alsoo hadden gelesen, ende
mosie derhalven sulcks daer in siaen als hij gesejt hadde, Oock,
dat het moste daer in staen, want hij hadde in sijne antwoorde
daer af een artijokel gestelt, ende wel te bedencken was, dat hij
soo vergelende ofle siout, nie em soude sin. Waer toe hij dan sijn
antwoorde opsloech ende las uiji de selve een artijekel, doch ston-
den daer mede de naemen van Jacob Oroes ende Direk Goossens
niet gementioneert. Actum desen 19 Julij 1618.
Hebben mede dii alsoo gehoort, uijigenomen het sweiren ge-
mentioneerk in den vijfden artijckel, A. Adriani, J. Oloppenbureh,
David du Pijre.
Dit hebbe ick al ie saemen wel gehoort, genoteort ende ont-
honden, uijigenomen t'gene in den 5 art, sinet van het sweiren
Grevii; d' weleke ick verclaere tot tweemael toe gehoort te hebben
BILAGEN. ot
€H (blz 261, aant, 2). Tijdens de drieentwinüg jaren van
Voetius' predikantsleven heeft hij achtereenvolgens tot ringbroeders
gehad te
Aalburg en Heesbeen:
Jacobus Bnoeck (1610—16106); Johannes Theod. Cloppenburch
(1616—1618); Abraham Adriani (1618— 1621); Casparus Hellius
(1621—1620); Jacobus van Oudenhoven (1626—1632); Martinus
Lydius (1632—1634).
Baardwijk en Den Elshout:
Joannes Andelins (1610—1613); Samuel de Prince (1613—1619);
Petrus Loorius (1619—10622); Guilielmus Corsmannus (1622).
Babylonienbroek en Hill:
David du Piere (1610).
Ürevecoeur en Onsenoorti:
Matthias Havius (1610—1614); Sammel Platevoet (1614—1620);
Amandus Broeckhuysen (1620—1625); Johannes Wyekentoorn
(1625).
Doeveren, Genderen en Gansoijen:
Henrieus Tamerus (1610—1619); Johannes Wyekentoorn (1619—
1625); Henrieus Geisteranus (1625—1630); Abrahamus Gallus
(1630).
Drongelen en Eeihen:
Abraham Adriani (1611— 1618); Henrieus Hoeck (1618—1634).
Hedikhnizen en Herpt:
Josephus van der Rosieren (16010—1617); Petrus Loorius (1617—
1619); Johannes Paludanus (1619— 1622); David Massya (1622—
1627); Arnoldus Menningius (1627).
Heusden:
Nicolaus Peiri van Houweningen (1604—1615); Joannes Grevius
(1610—16818); Johannes Theodori Cloppenbureh (1618—10621);
Johannes Beroyen (1621— 1622); Johannes Blatius (1022).
Meeuwen:
Abraham Adriani (1611— 1629); Johannes Mylius (1629).
Veen:
Cornelius Drongelensis (1611—1619); Abrsham van de Velde
(1619).
» s
—
en BULAGBN.
Vlijmen en Engelen:
Johannes Blatius (1617—1622); Theodorus Groen (1623). |
Wiük: |
Jacobus Bnoeck (16010—1616); Abraham Jacobi Snoeck (1610—
1622); Elias Rotarius (1622).
€HE (bl. 266, aant. 2). In de aeten der Goreumscehe classis-
vergadering 20 en 21 Oct. 1614 te Heusden gehouden onder het.
voorzitterschap van Grevius, terwijl Voetius seriba was, staat dere
bijzonderheid te lezen:
,»Is om beter orden te houden geresolveert dat in de vergs-
deringe des classis de broederen sullen haere sit plaetse hebben
secundum ordinem temporis op de weleke sij in den lasse
den dienst betreden hebben. Weleke ordo hier achter op de caffi-
turie deses boeeks geschreven is". Van het blad in folio wsarop
door Voetius die ,ordo temporis" werd neérgeschreven is, bovenaan,
een stukje weggresleten, zoodat nu de lijst begint met [Henriens]
Bpudaeus. Ook blijkt ze niet geheel en sl betrouwbaar, wat aan-
gant de volgorde, afgerekend naar den tijd van het zitting nemen
der onderseheiden broederen. Om echter een overzieht aan de haul
te doen van Voetius' medeleden in de Goreumsehe eluasis, zoowel
ten jare 1614 bovengenoemd als ook vroeger en later (van 1611
iot 1634), heb ik bedoelde lijst, voor zoover noodig, aangevuli.
Bij wat hier volgt, geefu uitsluitend het cursief gedrukle de nog
voorhanden neamrol terug door Vlijmens predikerzelf ,op de
enffiturie" van het elnssisboek geschreven.
Leerbroek: &
Gerardus Wilhelmi Swarts (Swartius); — in 1620 Hermarinus Suidas
Artopaeus.
Doeveren, Genderen en Gansoyen:
Henricus Tamerus; — zie verder: ring Heusden,
Kedichem: "
Wilhelmus Vinckius; — in 1616 Arnoldus Binderus, in 1619
Gerardus Broeckhuysen.
Kuilenburg: |
Hermannus Bergejus; — zie verder: hieronder. dn
Arkel: j
WMenricus Spudaeus; — in 1620 Abraham Adriani, im J
Henricus Geisteranus, in 1633 Nicolaus Entenius. ———
BULAGEN. om
Gorinehem:
Jodocus Geisleranus; — in 1618 Johannes Spiljardus, in 1622
Johannes Velthuysen, in 1632 Henricus Alutarius.
Hoornaar:
Üüristianus à. Porla; — in 1024 Hermannus Schevenhuysen, in
1632 Everhardus Kieftius.
Woudrichem:
Gedeon. Sonnevelt; — in 1619 Dionysius Spranekhuysen, in 1625
Peirus Loorius.
Noordeloos:
Wild. vander Walle; — in 1618 Henricus Boterpot.
Gorinchem:
Pelrus Theodori Leewius; — zie verder: hierboven.
Heusden:
Nicol, Petr. Howweningen; — rie verder: ring Heusden.
Uitwijk.
Johannes. Willemsen ; — in 1619 Abrahamus Torrentinus.
Andel:
BSehastianus Helt; — in 1610 Abrahamus Genius.
Nieuwland:
Aegidiws Nolhacus; — in 16023 Everhardus Kieflius, in 1633
Henricus Crollius.
Vianen:
Lwderus Fogelsamek; — in 1629 Johannes Vogelsangh, tweede
predikant. aldaar.
BSchelluinen en Sleeuwijk:
-Huberius Armoldi; — in 1617 Arnoldus Geisteranus, in 1620
"'imannus Heer; en, na scheiding, te Sleeuwijk: in 1631 Johan-
nes Cuperus.
Heukelom:
Matthias Havius; — in 1611 Johannes Lissius, van 1630—1636
vacant.
Lekamond:
Julius Eisonius,
Werkendam:
Johannes Peíri Howweningen; — in 1632 Hermannus Bcheven-
huysen.
ev BILAGEN.
Heikop:
Ruigerus Clock; — in 1620 Henricus COrollius, in 1634 Reynerus
Vogelsangbh.
Kuilenburg:
Adamus Billichius; — van 1616—1620 bleef de tweede predi-
kantsplaats onbezet, in 1620 Johannes van Ravenswaay; in 1624
werd Kuilenburg gebracht onder de classis van Buren.
Giessen en Rijswijk:
Petrus. Neander.
Ameide en Tienhoven:
ldsardus Freder. Auricanus.
Heusden:
JoÁannes Grevius; — zie verder: ring Heusden.
Aalburg, Heesbeen en Wijk (tot 1618):
Jacobus Snoeck; — zie verder: ring Heusden.
Herpt en Hedikhuizen:
Josephus vander Hosieren; — zie verder: ring Heusden.
Babylonienbroek en Hill:
David du Piere.
Hoog-blokland:
Cornelius Geisteranus; — in 1620 Thomas Dingslagen, in 1623
Petrus Backerus, in 1633 Issücus Wassenburgius.
Meerkerk:
Johannes Blom: — in 1620 Theodorus Gisberti.
Drongelen, Eethen en Meeuwen:
Abraham Adriani; — zie verder: ring Heusden.
Hardinxveld en Giesendam:
JoÁannes Lissius; — in 1611 Regnerus Regneri, in 1617 Hugo
Aloysius, in 1623 Thomas Dingslagen.
Veen:
Cornelius Johannis Drongelensis; — zie verder: ring Heusden.
Vligjmen en Engelen:
Gisbertus Voetius; — zie verder: ring Heusden.
Oosterwijk:
Christianus à Straessele; — in 1629 Johannes van der Hagen, in
1632 Adamus lsbrandi.
Zijderveld en Everdingen:
Petrus Nienrode; — in 1611 Julius Eysonius, in 1618 Jacobus
Bellard. Na de scheiding kwamen weldra beide plaatsen onder de
classis van Buren.
BIJDAGEN. ov
Almkerk:
Henriews Boterpot; — in 1611 Arnoldus Adriani Heeckhuaius,
in 1620 Franciscus Nieolai de Wael, in 1631 Ambrosius van
Houweningen.
Asperen:
Cormelius Lonimus; — in 1611 Dionysius Bpranckhuysen, in
1620 Petrus Loorius, in 1626 Josua Sonneveldius.
Baardwijk:
Samuel de Prince; — ie verder: ring Heusden.
Orevecoeur:
Samuel Platevoet; — zie verder: ring Heusden.
Bpijk:
Hermannus. Nachenius.
€XV (bl 271, aant. 2). Nadat Cornelius Geisteranus had ver-
klaard ,tot openinge van sijn gevoelen sich gewillich te sullen
subjieieeren het examen dat de vergaderinge soude believen sen
ie stellen, nopende de versehillende vijf poineten", werd bedoeld
onderzoek onmiddellijk daarop door d. Luderus Vogrelsangh ,aldus
in forma" grehouden:
»l. Van de praedestinatie is hij gevraegt: Of God de Heere den
mensehe heeft aengesien in sijne eeuwige verkiesinge ala geloovig.
side?! Heeft Corn. Geisteranus geantwoori: Neen, maer t' ge-
loove is een vrueht van de verkiezinge, ende de verkiesinge een
ooreake van t' geloove ende goede wereken. Ephes, 1l,
2. Van de doot Christi is hij gevraegt: Of Christus voor alle
ende een ieder gestorven is, ofte alleene voor de uijtvereoorene?
Heeft geantwoort: Genougeaemlijek voor alle ende een ieder;
doch crachtelijjk ende dadelijek nlleene voor de uijtvercoorene.
ltem: Of t' voornemen Christi is gewaest, in sijn lijden andere dan
de uijtvercoorenen de salicheijt te impetreeren ofte te verwerven?
Heeft geantwoort: Neen, ende dat sulex blijekt overmits hij niet
sllen t' evangelium 1net prediken, t' weleke bij andersins doen
moeste,
3. & 4. Is gevraecht: Of de sonderlinge gennde Gods die den
wuijtvercoorenen eijgen is, niet en is de eenige principale werekende
Oorsake van s'menschen bekeeringe! Heeft geantwoort: Jae, want
let woort uijterlijelk: geprediekt kan wederstaen worden; maer als den
H. Geest boven het woort inwendigh ende immediatelijok werckt,
o-—-
soo werokt hij alsoo dai hij niet wedersiaen en werl, Item: Of |
hij toestaet die distinctie die tot verelaeringe van desen artijcel
gemneokt wert tusehen de inwendige erachtelijck werekende roe-
pinge, ende die rospinge die uijiwendigh ende niei crachüch js]
Heeft. geaniwoort: Jae. Item: Of hij bekent dat des menschen wille
in den ersten oogenblick van de wedergeboorte ien aensien yan de
voorencomende ende van buijten aencomende genade niet en wercki,
mer haer alleene lijdelijcken draecht, mere passive, alhoewel
ien aensien van den tijd& der wedergeboorie lijdelijek ende werc-
kende, passive et active, door de genade des H. Geestes die
den uijivercoorenen eijgen is? Heeft geantwoori: Jae.
5. Item: Off de uijtvereoorene ende wedergeboorene kinderen
Gods soo bewaert werden, dai sij ten aensien van haere swack-
heijt wel connen uijtvallen van het salichmakende geloove, maer
niet en connen geheellijek nochie totten eijnde ien aensien van de
verkiesinge, wedergeboorie ende voorbiddinge Christi voor hen!
Heft geantwoort: Jae, ende geprotesteert alles te seggen woor
Gode en dese vergaderinge in goede geruste conscientie; ende be-
loofi met behoorlijcke middelen de contrarie leere, ende onbehoor-
lijeke proceduijren der partije tegen te staen, ende ooek in sijue
predieatien de gemeijnte tot Gorcum te sullen contentement geven
nopende sijne rechisinnicheijt im de voorsegde leere.
De elnsse heeft in dese voorsegde verclaeringe Cornelii Geesterani
verelaerb voleomen conieniement ie nemen, ende sulex de twee
gedeputeerde voors. aengedient, ende van da voorsegde verclaringe
hun copije belooft, ende versocht dat oock in de !
Üornelius voors. nevens andere geregísireert mochte werden,
t weleke gesehiet is". Hand. c. Gorc., 90 en 21 Nov. EN
€V (blz. 282, aant, 2). Onder meer, bevaiten irj. Ted. ai
N*. III ook deze bijzonderheden:
»Voetins wederom komende den 27 Februari [t.w. ite
Haag], des maensdaechs tot Goreum komende, heeft
vonden Josephus van der Rosieren, Arn. van Binderen, |
David du Pierre; die alleen uijt den classe op het yam
Johannes Oroon, predieant tot Goudrinen, vau wegen | de.
deringe der dolerende kereken tot Amstelredam geho:
25 Januari 1617], daer toe grelast [waren]. |
Ende hebben dese vijf seecker acte van verclaringe en
legen de Remonstranten onderteeckent; ende des amdem
BIJLAQEN. ovu
daer nae mede tot onderteeckeninge verwillieht Platevoet, sijnde
tot Heusden; ende eemen dach of twee daer nae Abrahamus Adriani.
le Voetius van de broederen gedeputeert om met dese acte te
reijeen nae Amstelredum, ende in de vergaderinge aldaer te ver-
sehynen ete. [op den kont staat: ,die aldaer soude gehouden
werden den 7 Martii"). Heeft Voetius onderwegen aengesproken
Mathiam Havium, die mede onderteeckent heeft; ende is met hem.
nae Amstelredam gereijst Petrus Nyenrode predicant tot Rydervelt
met commissie van eenige broeders uijt de elasse van Gorinechem
ende Buren, ende heeft de selve in de vergaderinge tot Amstelre-
dam de acte onderteeckent [op den kant staat: is onderteeckent tot
ontrent 16]. Is dese acte daer nae, een weynich versacht ende
gelimiteert sijnde van alle de broederen (uytgenomen de Remon-
siranten) geteeckent, selfs oock die gene die te voren voor het
concept Lansbergii geweest waren" [zie hierboven, blz. 268].
Jriec, en pap. Wl. Gorinchem.
€VIE (blz 282, aant, 4). De acien der Haagsche vergadering
van correspondenüie, in Augustus 1618 gehouden, melden o. a.
het navolgende:
»Ari. 12, D. Johannes Blom predicant toi Maryekercke, [d. i.
Meerkerk] gevraechi hebbende de vergaderinge, wi name van
verscheyden broederen des classis van Gorchem, hoe &y haer
souden hebben te gedragen tegen Johannem Grevium, dewelcke
binnen Heusden eenen nieuwen kerckenraet op zyn eygen hant
onweitelyck vercoren heeft, iegen den weitelycken kerckenraet
aldaer, ende die sich in dii siuck het oordeel des classis niet en
wil onderwerpen. Is geantwoort dai de classis van Gorchem, hem
ende synen nieuwen kerckenraet sal citeren, ende kerckelyck tegren
haer procederen, volgende ürecht dat de classis heeft, over alle
ledematen die onder haer resorteren [sic].
Art. 16. D. Voeiius predicant tot Heusden heeft voorgesteli,
hoe dat de kerckenraet van Heusden met appropatie [sic] vande
e. magisiraet aldaer, op hei versoeck vande gemeynte, hebben
d. Grevium gedeporteert, ende acte van soodanich deportement in
haren elasse gebrocht, ende versocht de approbatie des classis van
dese hare procedure tegen Grevium voornoemt. Maer dat Grevius
hem selven het oordeel hares classis heeft ontrocken, hem beroe-
pende op de ed: mog: heeren staten van Hollant ende Westvries-
landt: soo dat de classis (dewyle hare Ed: Mog: hem niet en
cm
OVIIL BDLAGEN,
hebben weder gesonden aen haer) hoewel iterativelyck vande voor-
noemie kerekenraei versocht synde als vooren, niet en heeft inde
&ake connen doen, ende onderiusschen persisteert Grevius in syn
hari voornemen. De vergaderinghe gevraecht synde hoe de kercken-
raei haer vooriaen in dese saecke sal hebben te gedragen, heeft
haer geraden, dai &y d'acte van weygeringe des classis, ende
van hare antwoorde ende voorts de ganísche sake sal
den synodum parüieulier, om aldaer geoordeeli ie worden, doch
by soo verre de elassis voernoemi, gehoor gevende t' versoeek des
kerckenraets, den selven Grevium over syn contumacie
lei advys hier boven grroert, coemi te suspenderen, &o sal de
classis, ende niei de kerekenraet voornoemt, Grevium woor den
synodum particulier betrecken, ien eynde over syn contumacie
ende verdere mishandelinge aldaer geoordeelt werde". Vgl. daar-
mede, hierboven, bl. 256, 257. Zie ,Àcta vande vergaderingen
van eorrespondentie", in het Classicaad arehief te Dordrecht.
€ VII (blz. 284, aant. 2). Omtrent, den kwartijn, waarin Voelius
zijne santeekeningen de Dordtsche synode betreffende had meérge-
sehreven, berichtte later Matthias Nethenus, prof, theol, te Utreebi,
in de ,praefatio" door hem ien jare 1698 geplaatst voor de , Opera.
omnis" van Guilielmus Amesius: ,non ingratam eurioso leclon
operam me navaturum confido, si historiam illam [t.w. het twist-
geding van Sibrandus Lubbertus tegen Maecovius, den Dordtschen
vaderen ter beoordeoling voorgelegd], ut ex orali ES et diario
synodieo venerandi collegae Voetii percepi, paulo plenius recen-
senm". Zie Kist en Royaards, Árchief, dl. III, blz. 550. Dat Ne-
thenus, ns met vrueht bedoeld ,dinrium synodieum"" gebruikt te
hebben, niet verzuimde aan zijn Utrechtschen ambtgenoot d
dagverhaal] terug te geven, mag worden sfzeleid wit het i
18 December 1662, toen Voetius' testament voor den mof
van Vechoven werd gepasseerd. Immners spreekt die 8
beschikking over het ,diarium" als over iets, dat op.
oogenblik in het bezit was van den testeteur.
€VII (blz. 290, annt. 1). Het album van ,, Henri
raadsheer in het hof van Gelderland en peli
Dordtsche synode, dat tegenwoordig wordt bewaard ter]
upiversitiet, H8S8. XVIII, n^. 914, onder den titel:
synodi nationalis ecclesiarum reformatarum bel,
celebratur Dordrechti, ann, 1618 & 1619. Cum
BIJLAGEN, ex
dopuialorum ad hane synodum. Dordreehti, ex offieina Joannis
Berewout, anno 1619", bevat op p. 191 een sehrijven van Voetius,
en wel in dezen vorm:
( —————————————————————————————À
»Pugna pro veritate e justitia et
Deus pugnabit pro te.
xaipw yxp idub Seplaogev.
[Bij dat laatste, ontleend aan Gal. 6 va. 9, moelen even-
wel de toonteekens zijn: xag yàp iw Sepisogeev; vgl. hier-
boven, blz. 77, aant. 2.]
Nobilissimo, amplissimo,
consultissimoque D. Henri-
co ab Essen Dueatus Gel-
driae et comitatus Zutphanine
Consiliario, ab Illustr. et
praepoteni: DD. Ordd. Gene-
Taülibus ad Synodum Natio-
nalem misso, haee in debitae
Observantiae signum acribe-
bam, Dordrecehti, x kal.
Jun, M.I00.XIX.
[. Gisbertus Voetius.
€XX (blz 302, aant. 2). ,Also sekere miszverstanden onistaen
waeren over de interpretatie ende praetijke van den 91« art. aij-
nodi delphensis, so heeft dese teghenwoordige sijnodus, om voor
het toecomende alle swaerieheden, die daeruijt souden moghen ont-
Blaen, voor te comen, goet gevonden den boven gemelten art in
volgende maeniere te verclaeren ende te amplieeren. Ende sullen
biermede cesseren alle voorighe kereklicke procedueren in de kercke
ende classe van Hotterdam te dier oorsake gevallen:
l. De chrietenen zijn niet alleene gehouden Godes woordi te
hooren, ie lesen, ende bij haerselven te overdencken, maer heb-
ben oock de vrijheit om daervan met maleanderen te spreken
ende te confereren, tot onderlinge onderrichtinge, vertroostinge
ende vermaeninge; doch mot die conditie, dat sulx niet geschiede
op tijden tot den publijeken godedienst, off publijeke catechisatie
geordineert,
ex BHLAGEN. v
IL. Wanneer nu sinpdeemiedeieieos r
het advijs des kerckendiensers, off immers het
kenrahdts gehouden sijn t' onderwerpen.
IV. De exercenten sullen niet vermoghen tot
eitien in meerder getall te verschijnen dan n
geen andere dan lidmaten van de Gereformeerde
de kerekenrahdt op haer versoeck suleks anders
V. De exercenten en sullen niet vermoghen
exereitien te grebruijeken andere asutheuren dan di
sinnige gesonde leeraren. Ende sullen haer
vwraeghen ende spitesinnige disputen, die
souden verooreaecken, maer alles handelen
dieheit ende nederieheit, in alle cortheit, so
in lange diduetien bij forme van propositien
bekent gemaeckt werden, om. bij deselve ej
ende ondertekent ie werden", 4efa sym. part. Z..
art. 94.
€X (bl. 303, aant. 2). Het protest der Go;
tegen de uitspraak, 4 Oet. 1634 in Veldius'
het achttal broederen, dat in Augustus van di
de Haagsche synode gedeputeerd was, luidde
BULAGEN. ex
»De broederen des classis van Gorinehem, hebben gesien het
vwonnis, "t welek de EE. broederen de gedeput". de& synodi heeft
belieft te vellen over hnere proceduren ende handelingen met d,
Veldio. Weleke bij haer, naer aenroepinge van Godes heijligen
name, inde vreese des Heeren sijnde overwogen, connen niet na-
laten de EE. broederen gedepp. te verelaren:
l1. Dat sij haer daer over ten hooghsten verwonderen, hoewel
Sij hser selven soodanigen uij(rangh vanden beginne deser han- -
delinge hadden in-gebeeld(, vermite sij vernamen, dat sommige
onder de geene die nl& rechters saten, niet na en lieten voor d.
Veldio te advocateren ende pleijten.
9. Dat sij daer over ten hooghsten eijn bedroeft, niet omdat
sij dit niet en eonnen met God over comen ende verdragen, maer
omdat de kereke van Veen nu in meerder combustie noodwendigh
sal vervallen, als &ij voor henen geweeet is; ende door desen
handel de handen der godloosen so merekelick worden gesterckt,
de herien der vroomen bedroeft, ende de monden der vijonden
geopent.
9. Protesteren voor God ende den menschen dat sij gesocht
hebben sielen te winnen, kereken te siiehten, ordre te houden
ende ergernisse te weeren: doch dat sij selfs door gedeputée, des
synodi niet alleen daer in verhindert, maer oock daer over gecon-
demneert werden.
4, "Troosten haer ondertussehen daer mede, dat sij hare conscien-
tien hebben gequeten, ende haer selven connen ontlasten voor alle
vroomen, de schuld gevende die gene die daer ooreake van sijn,
ende Gode de sake bevelende,
5. Specinlick, dat de broederen des classis inde sententie wer-
den versocht hem daer voor te erkennen, ende bij sijn kereke door
hsere gedeput*, qua publice qua privatim etc, te reconcilieren ende
nengenaem ie maken, ete, Verclaren de broederen, d. Veldium te
sullen houden voor sodanigen als sij weten ende met vele docu-
menten bewesen hebben dat hij is, sonder voor tegenwoordigh te
eonnen aennemen ofte in'& werck stellen 'tgene in de sententie
op hun versoeht wert; sullende voords de sake brengen tot de
volle vergaderinge des classis.
6. Wenschende toi een af-seheijd den EE, broederen Gedepute».
des aynodi elaerder gesight ende gesonder oordeel, Hand, cf. Gore.,
9 tot 6 Oct. 1634,
gedepuleerden ofle visitatores ben ove
ende vermaeni, van dat ick in het stuck van den s:
yet geleert, gedreven ofte gedaen hebben strydich me
meyn gevoelen onser kercken? Vd
2. Of de classis als noch rechiveerdige ende gefoudeerd
saecke soude hebben om my over iselve stuck van den.
te besiraffon? ph
3. Of in onse classe volgens de resolutie des synodi
ierdam alle goede ende ehristelycke ordre ende eendrael
stuck niet onderhonden en wiert ende volgens dien hi
vreese van scheuringe ofte swaricheyt is?" Hand. e.
23 Juni 16206.
€ XII (blz. 312, aant.2). De geloofsbrief, Voetius door d
provinciale synode meégegeven, was in deze bewoo
»Deu e. synodus van Zuythollandt, overwegende |
telieke overheyt inde oorloge diese voeri pro aris
(dat is voor de religie ende den staet) niet so seer ti
op conquesten van landen ende steden, als wel op d
van des Heeren woordi, ende de voortplantinghe van.
heeft gecommitteert, ende eommitteert by desen den i
godisaligen ende wel geleerden d. Ghisbertum Voetium.
iot Heusden, om hem selven by d'eerste gh n
prediennt by zijn e. te verkiesen uwyt den elaase oriehe
ie vervoegen in het leger van sijn F.[urstelijeke] ,
"s Hertogenboseh, ende by goede oecasie sijn F.
prinee van Oraengien, ende de e. heeren Gecom
le veresoecken [sic], dat hare E. Mog. believen
dat de uyteomsten vande oorlogen dependeren vam €
resolveren, op dat de Heere sijnen segen atrecki
penen, (so den goeden God haer believe te verleenen.
alle afgoderyen ende superetitien inde stadt ende xmey
's Hertogenboseh te weeren, de stadt ende dorpen.
irouwe predieanten te becleden, ende de.
volgens de generale intentie van d' erste
iot den dienst Gods, et pios usus, (dat is,
BIJLAGEN. oxi
bruycek) Versoeckende zijn F. G. ende de e. heeren Gecommit-
ieerde Btaten ende alle andere die desen mochte vertoont worden,
dat haer believe de voorsz. d. Gisbertum Voetium om des Heeren
wille inde voorsz. sijne commissie te ontfanghen, ende behoorlick
gehoor ende gelove te geven: Actum Leyde [sic], anno 1629,
Juli. Onder stont, uyt den name des synodi, ende was onder-
leyekent Isaacus Junius praeses, Daniel Gysius assessor synodi, ende
Joannes Petreus scriba". P. Bor, GelegentAeyt van s Hertogen- Bosch
vierde Aooftstadt van Brabandt. Haer oorspronek, f'undalie ende
vergroolinge, verseheyden. Aare delegeringen ende eyntlijoke overwin-
mimge. Ferrassinghe ende immemiughe van Wesel ende meer amdere
gesehiedenissen. des jaers. 1629, 's-Gravenhage, 1630, blz. 222.
C€XIH (blz. 319, aant. 1). Is na het overgaen van 's Hertogen-
Bos, van de hooeh mogende heeren Staeten Generael so aan de
&. heeren borgem. als aan den e. kerckenraet eernstelijek door
een missive versocht, dat dominus Johannes Spiliardus voor eenen
eorten tijdt bij leeninge de gemeijnte van 's Hertogen Bos mochte
bedienen ende t suijvere woori Godte voordraegen, beneffens den
e. Bernhardus Boshof van Uijtreeht, dom, Gisbertins Voetius van
Heusden, ende d. Moringius van Bommel, ende d. Merkiniua
legerpred.; tweleke geconsenteert ende gerne toegelaeten ia".
ela ofte Aaudeliugen des kercben-raads tot. Gorinchem van 't jaar
1028 Aepinuende, Anno 1029,
€XIV (blz. 925, aant. 2). ,Is gevraecht of het niet goet ende
nodieh en waere, datmen dom. Johan. Spiliardum wederom van
deu Bos ontboot, dewijle den staet onser kercken sijn absentie
niet wel langer lijjden en can, ende het nu al een redelijcke tijt
geduert heeft dat eijn e. aldaer geweeat is? Waarop geresolveert
is, datmen d. Spil. weder ontbieden soude ende is suleks belast
d. Velthusio". 4elen Rerkr. Gore, 30 Oct, 1629.
Verg. 11 Nov. 1629. ,Is gelesen den brief des kercken-raads
yan Gorinchem geschroven san haaren predieant J. Spiljardum,
len eijde hij moghte arbeyden om gedimitteert einde alhier,
haar wederom by te comen: ende is geresolveert, dat inde name
des kereken-raads alhier met een miesive sal versoeht werden, dat
haare ee, gelieven ten aansien van deese teedere gemeijnte te vergun-
nen, dat Spiljardus voornt, noch voor eenen cleijnen tijd moge alhier
het beste doen. Quod factum". Ker/, areA. Den Bosch, n?. 90, fol. 6.
ex BDLAGEN.
»ls den 11. Nov. anno 99, in onse
dom. Jolcum ende Jan Wilemsen den ebore e
€XV (blz 325, aant. 3). ,Is noch van dom.
laelt, dat sin e, 9 missiven, die oock mede d
&engingen, ontfangen hadde; d'eene van d. Syil
het aenschrijven van dese eerw. 1
Octob. gedaen: waerin sijn e. betuijoht sijn.
om thuis ende bij sjn gemeijnte te sijn; do
was, dat de kerckenraet binnen den Bos soude
soude sijn e. denselvigen dit aenschrijven :
sin moeijen versoecken ontelagen ie sijn, op
ben van dese e, vergaderinge nen d. Bpiliardum ge
dat den e. kerckenraet seer vriendelijck verso
Spiliardus noch een wijle tijts bij de nieuwe ende !
blijven zmochie om net sin e. goede predicatit
wandel ende stiehielijeken ommeganck den ur
ende aenwassende kercke meer ende meer te b
mà veel debatterens eijndelijck beslooten, datmen
kenraet van s'Hertogen-Bos soude schriftelijck
bekent maecken: dat, alhoewel wij dom. Spili:
van doen hadden wij noehtans iot stiehtinge van.
aencomende gerneijnte consenteerden, dai sijn e.
daer noch rnochte blijven, miis dat sijn eerw,
doenlijek was ons tegen den aenstaenden Chri
bij comen, ende bij aldien sijn e. aldaer na d
van noden sijn, sullen hem noch voor een coi
senden; ende soude dese last d. Velihi
op sich te nemen , ende na dat het den e.
na den Bos bestellen". 4cZen kerkr.
BIJLAGEN. oxv
Verg. l4 Nov. 1629. ,Na den gebede, ia geleeosen een acte
vànden e. kercken-raad van Heusden, waerin haare e, toestonden,
dai d. Voetius, wiens diens hun anders hooghelick noodigh was,
noch voor 2 maanden tot dienste van deese nan-comende kercke
moghie blijven, gelijck haare Hoogh Mogeniheden door missive
vrundliek begeert hadden; gelijek diergelijjeke acte vanden e.
kercken-craad tot Sali-Bommel is geleesen, noopende d. Gisb. Mo-
ringium", Kerkl. arc. Den Bosch, n*. 20, fol. V.
€XVI (blz. 326, aant. 4). De oorsprong der ,fabula Papistica",
hierboven omírent Voetius verhaald, schuilt ongetwijfeld in een
bericht van den Bosschen jezuiet, pater Sidonius Hosschius (de
Hossche) praefectus seholarum". Diens sterk gekleurde, hoogat
eenzijdige ,Obsidionis silvaducensis succincta narratio" bevat na-
melijk het volgende:
»In d. Joannis aede, quae sylvaeducensium est primaria, cui
operis augusta specie ei mole et elegantia parem vix habet, aut
omnino non habet Belgium, ingentem Ohristi de cruce pendentis
statuam ob magnitudinem non amoverant catholici. Hic cum de
suggesto paucis nuditoribus verba daret inanis verbi praeco, hor-
rendas in síatuam diras impurissimo ore coepit ernetare, sibi
spiritum ae vocem intercludi, nec reciprocare animam posse voci-
ferans, quamdiu idolum istud dicentis oculis observaretur. Itaque
confestim furoris ejusdem satellites, sui doeloris augnustias sola-
turi, admotis scalis deturbant statuam, et odiis nequaquam ruina
expletis, gravi casus pondere aíllictam ferro caedunt atque com-
minuunt: suum erga Christum amorem in ejus imagine strenue
exercentes. "Tum enim vero impio blateratori spiritus antea prae-
elusus ndeo libere meare coepit, ut iriduo post sacrilegium reli-
querit corpus. Nimirum in coelum suum propere descendit dignis
iam ferventi virtute praemiis aeternum fruiturus. Tta eujus non
misi pernieiosa fuerat vita, mors saltem utilis fuit, eum impias
terruerit mentes, bonas confirmarit, adeo ut sincerior hie exemplo
quam verbis fuerit doctor". Ferz. v. oork., st. I—II, blz. 183, 184.
Daarmede vergeljke men o. a. deze schildering, voorkomende in
het hierboven genoemde pamflet, getiteld: Fertooninge des leugen-
acAtigen miraecke-geest, enz, blz. 1 en 2:
,Het eerste [wonder binnen Den Bosch geschied] ia van den opper-
sten ende meest vermaerden predikant oft minister vande ketieren, de-
sen, wanneer de stadt van s' Hertoglhen-Bosch inghenomen was, ende
pijne inde darmen, ende is seer ellendighlijek ghe
ooghen van alle de omstanderen , stortende alle syne
inghewani op de aerde neder, niet allen syne
des duyvels handen uytspouwende, maar oock
ghelijek meestendeel vant volck voor de o
lelde, soo ist lichaem soo verdwenen damen r
heeft waer het ghebleven is. Waer uyt all
fondament hun laten voorsiaen dat hy met
helle begraven moet wesen".
Hei Calvinistisch hekeldieht, in bovenvern
" dnartegenover gerijmd, luidt ten deele
De vader van 't bedrogh, de stich
Die in den paradijs ons ouders heeft
En slaept, noch sluymert niet: maer.
Bweeft hy de werelt om, en gist [vist]
Biet hoe hy hem ter jaeht soo listigh weet
"t Miraeckel is sijn net, de leughenen.
BULAGEN. OXVIT
Lei hier op Paepsen-hoop, 't net staet voor u ghespreyi;
Ghy zijt het, die door hem, met leughens word gheweyt.
Met leughens, segh iek u: want die u souden voest'ren
Met reyne melek, die sijnt, die u met fabels coest'ren.
Want boven datmen u int stuek van salicheydt
Btelt eenen and'ren grond ale Paulus heeft geleyt,
Te weten Gods genaed' door Christi doot en wonden,
NNoeh worden u rabbins &oo onbeschaernt bevonden,
Dat haer verdwaelden geest darf maecken groot ghetier
En stellen tot triumph opt, onbesehsemt. papier
Een deed, da& noyet en was, maer uyt de poot ghesoghen
Yan eenen leughen-geest: sijt ghy dan niet bedroghen?
Ey! hoor doeh watter schuylu: 'tis droev, doch lachens weert
Haer lasterlijek gemoed, en biiter hert begeeri,
Om ons, en onse leer u grousaem voor te stellen,
Dat ghy gelooft, voorwaer, 'terdicht van die ghesellen;
Dit is de valsehe melck daer met ghy wort ghevoed:
Want daer de leughen heerst, de waerheyt wijeken moet,
Men roepi dat in den Bos, doe hy eersi was ghewonnen,
Groot wonder is ghesien, soo haest men heeft begonnen,
"Te leeren ons geloof: wai isser dan gheschiet?
In Spaignien weet men 't al, al weeten wy 't hier niet.
Een seecker predicant die daer eersímael sou preecken
Bprack, hy en con, noch wou, men moest dan eerst afbreken,
Een eruycifix. Maer ley! Hoor water i& ghebeuri.
Bijn lichaem nae veel smeri is straex van een ghescheurt.
Aldus gaf hij de geest. Jae 'tlijf is oock verswonden,
Geen blinde kondent sien: [maer?] 't is van my ghevonden.
Foy! u gheschooren hoop, schaemt u van dit bedrijf!
Ghy scheurt, dood, en verdoemt de ziele met het lijf,
Van hem die, Godt sy loff, noch leeft, en [in?] die kercken
Met Godes Woord bestraft u ziel-loemende wercken.
En die tot uwer sehand, voor dit Spaens leughen-mal,
Aen 't voorgenoemde volek wat beters leeren sal.
Die als sy sullen sien u leughentaligh sehrijven,
Bly sullen zijn voortaen uyt &ulek bedrogh te blijven.
Boo dat ick hoop, met Godt, dat door u vals bericht
Veel blinden sullen sien, en comen tot het lieht:
lnsiende hoe ghy haer soeckt in de hand te douwen,
Veel leughens ongherijmt, om hun steeds blind te houwen.
B D]
€XIX (blz 328, aant. 5). ,Is exiraord. vergaderinge gehouden
den 4. Juny 1030, praeside d. Voetio. D. Everwyn ende d'heer
Biiter, die naer den Hage gedeputeert waeren, om te versoecken
sekere sesse poineten, doen rapport, dat sy nopende hei l* poincl
vande electie van eygen predicanten voor dese gemeynte, naer
vele moeyten ende instantien, ien lesten hadden geobtineert eene
schrifielyeke andtwoorde, volgens de acte van haere Ho: Mo: in
date den 27. Meye 1690, luydende van woorde tot woorde aldus:
Lunae den 27. Meye 1630.
Bynde geresumeeri het versoeck vande gedeputeerden des kerc-
kenraaís binnen s'Hartogen-bosch den 25. deser eerst by monde
gedaen, ende daernae in gesehrifte overgelevert: om wt de negen
predieanten by den voornoemden kerekenraadt, ten overstaen vande
heeren Bruyninex ende den thresorier-generaal van Goeh, achter-
volgens haere Ho. Mo. anthorisatie genomineert, d'electie ende
beroepinge van vyíf predieanten te mogen doen tot eijgen voor
de kereke binnen de voors. stadt. le naer voorgaende deliberatie
goetgevonden ende verstaen, de gemelte heeren Bruyninex ende
van Goch, gaende op de econferentie tot Tilburech, midis dezen
V authoriseren, dat sy nevena den voornoemden kereken-
raadt, wt de voors, nominatie, vyff predicanten, tot
de bedieninge vande voors kereke, als eijgen eullen
verkiesen, ende dat daernae t'beroep vande te verkiesen pre-
dieanten, door den meer genoemden kerckenraadt sal worden be-
voordert, ende deselve daerinne bevesticht,
Onder stondt; Accordeert met i'voore register, ende
was geteeckent Corn. Musch. 1630". Kerkl, arcá. Den Bom,
n*. 20, fol. 26.
€XX (blz 329, aant. 8). Verg. 12 Juni 1630. ,Everwynus
ende d'heere de Bitter hebben rapport gedaen, van haere com-
missie tot Huesden, ende verclaert dat sy eijndelijek (naer dai de
€. kerekenraedt aldaer veele diffeulteijten hadden voorgewent)
haer versoeck [nam. om Voetius' verblijf in den Bosch te ver-
lengen] wt de naame van dese kerckenraedt gednem, geobtineert
hebben, soo vande achtb. magistraet, als vande kerckenraedt,
znel expresse condite, dat de continuatie sal ingaen, den eersten
Junij, ende dat naer expiratie vande twee maenden, geen voor-
dere eontinuatie sal versocht worden, alsmede dat tot beroepinge
dni Voetii niet sal geprocedeert worden, dewijle nochte de
mm
CxXx BILAGEN.
magistrael, pip |
villigen", Kei, or Dos Bak, s. y f 8, »-
syn gecommitteerl d, Swalmius , G, Udemann
met twee ouderlingen d'heer David de Waerdt, ende
leur Essings". Kerki. arch. Den BoscÀ, n?. 90, fol. 81, ——
Verg. 24 Juli 1680. ,Alsoo gerapporieert werde, dai V« |
de beroepinghe van dese gemeijnte op hem gedaen niet
niei wilde aen nemen, maer selfs oock hem daer toe niet
gelaten stellen; gevende voor reden, dat hij geresolveeri-
sijn gemeijnte van WwWgouea per m o |
als sijnen dienst aldaer nengenaem soude sijn: is gereso
men in plaetse Voetii ende Bpiljardi twee andere predicantem '
voorstellen, om ordenilijk tot beroepinghe der Aer pros
deren". Keri, arch. Den Bosch, n?. 20, fol. 93, 94.
€XXI (blz. 329, aant. 4). vum binnen gestaen de eerw
welgeleerde ende godisalige d. Gisbertus Voetius MÀ
Jaecques Essings auditeur ende ouderling als gecomm
de gemeijnte van 's Hertogen-Bos inleverende een
dentie, ende voleomene beroepinge gedaen op onsen eei
welgeleerden ende seer lieven medebroeder dom.
liardum, daerbij voegende, dat doeh den e. elc
dese gemeijnte gelieven soude de hoochdringende m
leere ende jonge gemeijnte binnen 's
reren sodanich te wesen, dat dom. Bpiliardus aldaer
noden was, &en wiense nu ooek gewent, ende van
goede ende getrouwe diensten alrede ontfangen hadde,
veel andere gewiehtige redenen inbrengende, ende
ende instantelijek versoeckende, dat doch dom. Bpiliam
gedimitteert ende der goeder gemeijnte van den |
worden",
Dit verzoek nu heeft de Goreumsche kerkersad ,
absoluijtelijek afgeslaegen, bedanckende haer e. :
liefe aen dom. Spiliardo bewesen, eernstelijck
BULAGEN. 6xxi
doch wilden van verdere moijten supersederen ende haer ooge op
een ander bequaem predicant werpen, ende dese gemeijute van
suleken grooten goet niet verder soecken te ontbloo!
,De gecommitteerde van 's Hertogen-Bos bernarokanda na veel
instantelijck aenhoudens dat het voor die reijse gans niet wesen
wilde, hebben eijndelijek hoewel ongeerne gedesisteert ende ge-
sntwoort, datse haer wedervaeren der gemeijnte van den Bos
souden bekent maeeken, ende besien hoe dat dit stuek bij haer
soude genomen worden". Aelem kerkr. Gore, 25 Juni 1030. Vgl.
daarmede Keri arc, Dem Bosch, n*. 20, fol. 30, 31.
»Bijn wederom binnen gestaen met de oude eredentie dom,
Gisbertus Voetius ende Simon Govertsen diaeon op en nieuwe
gecommitteert van de e, gemeijnte binnen 's Hertogen-Bos, om
noehmaels met den kerckenraet deser gemeijnte eernstelijek te
handelen van de beroepinge gedaen op d. Joh. Bpiliardum, ende
hebben betuicht dat de gemeijnte van den Bos over haer voor-
gaende rappoort, ende absoluite weijgeringe deser vergaderinge
aengaende haer versoeck, was seer bedroeft geworden , wenschende
yan herten dat de saecke anders uijigevallen waer: maer dewijle
de gemeijnte in den Bos alles goets haer van dese eerw, verga-
deringe beloofde, als wel wetende haere noot ende swaericheyt
daerin sij staken ende dat alleman haer niet en diende, maer
yan noden was de beste ende bequaemste haer mochten toegeson-
den worden, heefise goet gevonden dese saecke te hervatten ende
op een nieu haer e. ie committeeren, als deweleke dan wederom
senbielden ende baden dat doch dese eerw. vergaderinge haer
wilde laeten geseggen ende de gewichtige so oude als nieuwe re-
denen ende hochdringende noot van de voors. gemeijnte haer so
seer doch wilde laeten ter herten gaen, datse een gewensehte ant-
woori mochten becomen ende met blijdschap bij de haere coomen,
houdende hierop seer instantelijjeken aen dat doch haere redenen
bij dese vergaderinge in de vrese des Heeren na conscientia
mochten ter dege overwogen worden.
Waerop dese e. vergaderinge na rijpe ende wel overleijde beraet-
slaginge eijndelijek geconcludeert heeft: dat slhoewel &jj van her-
ten der goeder gemeente van den Bos alles goets gunden, ende
ooek genegen waeren haer zelfs, waert doenlijek, suleks thuijs te
brengen, gelijek sy oock int missen van haeren predieant een
geheel half jaer lanek genoechsaem hadden blijoken laeten; moch-
thans senmerckende ende overwegende de groote swaricheijden,
^
spotverzeu of lofdiehten verschenen, diene, wat hier volgi uit
den Fermaen-bricf van llermes Waerseggher aeu die vier mieu Phi-
Tisleynache. reusen. (alias. gheusen) Gisbertus. Voetius: Godefridus. Ode-
maws [sic]: Henricus Swalmiws, en. Samuel Ecerwijn: die de ghees-
delijcke. Israelitem van. S'hertogken-bosch. onlanckz: Beroemelijck hebben
Aeroepen. Nu ceret. ghedrucht [z. n. y. pl. en v. dr.], 1630, blz. 4,5:
Ghys Voets, beste-vaer; hoort my eens spreken,
Regeert uwen voet wel, oft ghy sult u been breken,
Houdt u al stil, en wili van disputeren swijghen,
Oft seker ghy suli wat op uwen teen erijghen,
Doet schoenen sen, die uwen voet wel passen,
Oft u weerpartije reydt u teretont int assem,
Wilde uwen voet te diep int vier houwen,
(Peyst daer om) ghy sult hem deirlijek versehouwen ,
En ghy sult de Catholijeken den voet gheven,
Dat sy in hun gheloof vaster sullen leven,
Summa, Maet, wil ik u segghen wat ghy doet;
Bljft 't huys, en laet alle dinghen op den ouden voet,
Die men sesthienhondert jaren lanck ghetreden heeft
En daer der martelaren-bloet voor gestreden ,heeft,
Roert uwen vuylen voet niet veel, hij sou etincken,
En al die op u saghen, souwen leeren hineken".
Vgl. daarmede: Jen Fngelschen-stats-roep publicaen ende rusticus ;
aen den schelders, ende bespolters. van den vereenighde Nederlantsche
regierders in. den. Papistical-bul, tegens d?.. Voetius , Swalmius, Ude-
mans emde d*. Evewijm emz., 's-Gravenhage, 1630, Zie dr. Knutiel,
Catal. pamfl., dl. L, st. II, n*, 4110.
CXXIV (bl 341, sant. l). Dat Voetius, ofschoon bij leening
le 'm-Herlogenbosch werkzaam, nochtans van tijd tot tijd zijne
eigenljke gemeente binnen Heusden opzoeht em bediende, blijkt
0,8. uit deze notulen van den Bosschen kerkeraad:
Verg. 29 Maart 1630. ,D*. de Groen sal door een briefken
versocht worden tot Huesden te vernemen off sijn swaeger d.
Voeltsius, tot sijn huijs is gekomen, ende van meijninge soude
syn, tegens Paessehen hier te komen, ofte korts naer de hooch-
tjt? Ende bij aldien d. Voetsius noch van wegen eenige affairen
soude moeten wtblijven, sal sijm E. versocht worden de ioeco-
mende weecke met twee predicatien de gremeente alhier te komen
ontlasten, ende ons daervan te verwiiligen met een expressen die
Oxxiv DBULAGEN.
iot sijne waerde sal gesonden worden". Ker. arch. Den Bow,
n*. 20, fol. 15.
€XXV (blz. 345, sant. 1) Aan het einde van Jansenius' JNofa-
rum sponyia js, p. 2953, de navolgende censuur geplsatat:
»Quam imbecilis adversus veritatem vanitas, ex primis et eer-
tis doctrinae christianse fontibus liquido, eximie et eruditissime
vir, deduxisti, et eornieulae sylvae-ducensi male haerenies, et &
sacra sériptura ace se. patribus perperam assutas pennas belle
evulsisti. Tristis est, eui non tua jam nuditas risum, imo nimi
laetus, eui non tua caecitas fletum faciat, Voeti, Bed ecce coll
rium hic et lumen tu tuique contenebriones invenietis. Utimim: |
mentior enim, si in materia pari memini vidisse divinius, Le
vanii 8. cal. Majas 1631. Lib. Fromondus s. th. doct. et prof.
ord, Librorum censor archiepiscopalis",
€XXVI (blz. 345, aant, 2), Van de ,Catholycke Uytzwis-spons",
als vertaling der ,Nolarum spongia" door Jansenius in heí licht
geronden, besiaan iwee uilgaven, die beide het jaartal 1693 op
hei titelblad voeren. De eene begint met eene voorrede ,sende
achtbare raedt ende christelijoke burghers van 's Hertoghen-bosch",
ruim vierentwintig bladzijden druks groot en door Jansenius uit
Leuven gedagteekend, den 24*'e» Mei 1681. De andere opent mel
een hoogdravend woord van den vertaler tot, Jansenius, gevolgd door
een bij uilstek kreupel spotdicht op ,Gysbert Voet"; terwijl eene.
voorrede van negen bladzijden, gericht aan de ,achtbare leeren
en christelijoke burgers van 's Hertoghen-boseh", 10 Mei 1633 door
Jansenius te Leuven geschreven, hier de prolegomena besluit,
Het bedoelde spotdieht is van dezen inhoud:
»Àen R
Gysbert. Voet.
Wel mijn Voetje,
Sleehte bloetje,
Hoe soo woelent en verbaest?
Waerom doch soo seer gheraest?
Opghevult met blindem ijver,
Op de stijl, en op de sehrijver,
Van Jansenis van Leerdam,
Die voor u ten voorsehijn quam?
Met sij» goddelijoke schriften ,
Om de uwen wat te aiften,
BIJLAGEN. CXXV
Die ghy rad hadt uyt-ghebraeckt,
Naer dat ghyse hadt ghemaeckt,,
Wel te deghen scharp en vinnich,
Maer niet of ghy waert rechtsinnich ,
Maer als eender die der leyt,
Heel verwari in dollicheydi:
Sonder waerheyi, sonder reden,
Bonder sii], en sonder seden,
Bonder yets, 'tgheen wel de jool
Kan, van d'alderlaechsie school.
Daerom vrind, laet ick u raden,
Doet niei meer of 'tsal u schaden.
Want die man is u te gau,
Daer by kan die letters nau:
Die ghy niet en hebt vergheten,
Want ghy die niet hebt gheweten,
"T gheen ick leerden, als ick sagh,
Wat in u verborghen lagh.
Daerom wilt u reden staken,
Wilt gheen bitterheyt uytbraken:
Maer bewijst, ghy sijt een man,
Die met reden vechten kan.
Maer wat sou het teedre voetje?
En wat sou dit goore goetje
Doen? niet andere, als die gheen,
Die nae d'hemel tilt de steem.
Daerom laet u voetje rusten,
"P loopen sal het niet meer lusten:
Of ten waer ghy ginght op 't hooft,
Want die voet is afgheslooft.
Vaert dan wel mijn goed bekenden,
Dit heb ick u moeten senden,
Op dat ghy geen schandt begaet
Teghen Gods kerck, en Godis raedt".
CXXVH (blz. 350, aant. 2). De schuldbekentenis, door Heusdens
conrector Verhoeven tegenover de Gorcumsche classis afgelegd,
luidde aldus:
»Verclare ende bekenne ick onderschreven voor Gode ende
deese vergaderinge, dat het rnij hertelick leet is, dat ick tot
clem. Vgl. Hand. cl. Gore., 14 Oct. 1619.
C€XXVII (blz. 355, aant. 4). In zekeren |
tot opschrift draagt: ,, Acta deputatorum c
genoemde , Acta" bevattende van 2 Dec, 161
en berustende in het archief der classis ,Heusden'"
seholen een half folio-hlad, van hetwelk een gedeelte
Door Voetius gesehreven, staan daarop
vermeld, die, blijkens den inhond, betrekking
ienissen van het jaar 1621.
Naar ik gis, hebben wij hier de kladnotulen
delde ter zomervergadering van den coetus
siemd om later in bovengenoemde ,Aeta" te
Ook komen in die ,Acto", tusechen 3 Mei en 6 &
juist twee onbesebreven bladzijjden voor. Met. bet
Johannes Beroyen staat er dit te lezen:
»ls van Voetio ingebracht de dirnissie van
van de clase van Bueren, ende alsoo d.
hadde, dat hij volle dimissie ende attestatie van
geven, aen die van den classe o
tatie des elassis daer bij te hebben, ende de
noch niet en hadde ontfangen; is goet gevasdid d
gewinnen, de broederen van Gorcum ende
quartiers van Heusden de voornoemde
gesien ende geapprobeert hebbende, de
authoriseert wert om de proclamatien ende
in den dienst aldaer, te voltrecken"'.
€XXIX (blz 359, aant. 1). Omtrent de éra£is op kerkelijk
gebied (vgl. hierboven, blz. 220, aant. 2) door Dirk Voet als
onder Gijsberts, zijns broeders, oogen gepleegd, vermelden de
» Acta deputatorum classis Gorichorniensis", en die der Gorcumsche
classis zelve, het volgende:
»ls de vergaderinge aengedient dat Diderieus Voetius, recior
iot Heusden, in den classe van Breda praeparatorie geexamineert
zynde, sonder de minste vergaderinge des classis bekeni gemaect
synde ofte acte van gyn examen praeparatorium vertoont hebbende,
publice greprediekt heeft te Baertwyek ende in den Elshout , tweleke
sireckende is toi quide ende periculeuse consequentis; is daerom
goet gevonden, dat geschreven sal worden aen de broederen des
quarüers van Heusden, dat gy d. Lorium daervan sullen aen-
spreecken ende een yegelye vermanen sulex niet te willen volgen.
Quod faetum est". Aca deput. el. Goricfi., 1 Juni 1620.
»D. Lorius heeft sich over het senscehryven der gedeputeerden
geexeuseert, geggende dat hij niet ex malitia maer ex ignorantia
van den onwille der anderer broederen d. Diderieum Voetium op
den stoel gebracht hadde. Welek excuse de broederem des classis
heeft voldaen ende yn evenwel de gedeputeerden bedanckt van
wegen de sorge die sy gedragen hadden voor de ordre der kereke,
Ende is by dese oceasie goetgevonden datmen vande voorgeval-
lene disordre aengaende het examen praeparatorium d. Dideriei
voorn, een gravamen sal] maken aen den synodum". Zlaad, cf.
Gorc, 99 Juni tot 2 Juli 1620.
€XXX (blz. 359, aant. 3). In het Owd-arch. Hewsden, E. 217,
síaat op fol. 16 der bijlagen van de gemeenterekening over het
jaar 1622 deze kwijting, voor aan Voelius, in zijne qualiteit van
reetor, bezorgde iurf':
»Bekenne ick ondergeschreven ontfangen ie hebben uij& handen
van weduwe van den borgemeester van den Broeck zal. de somme
yan vijftien guld. uijibrengende de helft van den torí van het
jaer 1622 van wegen den schooldienst nij competerende. Actum
den 6 Januarij 1623. (was gei) Gisbertus Voetius".
€XXXI (bl 362, aant. 2). Het request door Heusdens predi-
kanten, in zake het sanstellen van een gewonen krankenbezoeker,
bij de magistraat ingediend, werd door deze apostille nehtervolgd:
»De wijle de ed. mo. heeren Stseten gelieft heeft eenen siecken-
stede van Heusden 19 Maij 1624, all y
daer jegenwoordich. (was get.) L. van.
E. 217, bijlage tot fol. 27 verso.
CXXXH (blz. 364, aant. 4). ,De weth t
der siede van Heusden ordonneren esse
opperste der selver stede, te b
Gisberio Voetio, dienaer vanden heijlighen e
somme van hondert ende vijfüch ca: gruld., zijne |
deert ende geschonoken, ten respecte de heeren
voors. stede onlanex grestaen hebben over den
sone genaemt Nicolaus Voetius mitsgaders in reco
goede diensten ende vruchten, bijde gemelte V.
liberale gunste van vele steden "ende colleyien, te
cmme te commen tottet opbouwen van het nieuw
gasthuijs, ende diemen noch andersints van hem i& Y
ende desen alleenlyek overbrengende sal de - 1
hondert vijfteh ea: guld. den voornoemde bo
werdden in uytgeven sijnder reeckeninge. Gedaen in
der stede van Heusden opt stadthuijs dem 18e»
wethouderen all praeter Jan Daniels [van Be
Goossens] wander Horden. Mij aldaer
L. van Haeren". Ouarch, Hewdem, E. 918, bi
C€XXXEHIE (blz 369 aant. 7). Nadat de D
uit het op 7 Juli 1625 verkozen drietal: Vo
en Noltenius, den 8*te» Sept, daaraanvolgend
mus, predikant te Utrecht, beroepen had, die |
van dai jaar, bedankte, werd door het con
1626 een nieuw drieial gemaaki, bestaande ui:
winus en Bwalmius, Reeds den 20stm Aug. de
ler vergadering mede, hoe de gedeputeerden des
de achtbare magistrat gesproken en genoemd
den voorgeslagen ,ende dat na verscheiden delibe
gevonden d. Swalmium voor diumael voorby
BULAGEN. OXXIX
achtbaerheden geoordeelt hadden voor het beste le wesen, s00 wy
d. Voetium conden becomen, maer alsoo als noch geen noot ofte
appareniie daervan is, daerop men sal moeten letten, datmen door
d. Lavigne d. Everwinum sal beschryven om in de toecomende
weecke syne gaven te laeten hooren".
Hierna melden de notulen van 26 Aug. 1626: ,Also men ver-
staet, dai vande dry personen voorgeslagen, by myn e. heeren
goet gevonden is te blyven by de twee eerste, naemelyck d. Voetium
en d. Everwinum, ende dat geen apparentie is van d. Voetium te
krijghen, also hy syn gremoet niet en kan disponeren om het be-
roep alhier aen te nemen, dat hij oock syn gemeynte niet en sach
te konnen disponeren tot syne dimissie, is goet gevonden d. Samuelem
Everwinum met den eersten te ontbieden , om syne graven te hooren ,
ende dan te resolveren nae bevint van saeken".
"Wanneer nu Everwijn, 5 Sept. 1826 beroepen en straks in
Dordrecht bevestigd is, staat Voetius aldaar, den 27*ten Mei 1629,
bij de vacature na het overlijden van zijn vriend en geestverwant
Balthasar Lydius, 20 Januari 1629, nog eens, maar dan voor
het laatst, bovenaan op een zestal.
€XXXIV (blz 370, aant. 2). ,,De kerckenraet van s Graven-
haghe bemerekende dat de kereke inden Haghe wel diende weder-
om met eenen vyfden leeraer vooreien inde plaetse van ealigh:
m: Wilhelmo Verhoeven, heeft verscheyden treffelicke leeraren
in eonsideratie genomen door welcke dese kercke bequamolick
soude connen bedien& worden, doch also t'meestedeel van die-
selvighe niet apparent waeren te eonnen verereghen worden, 8o
iaset dat de kerekenraedt so nieuwe als oude mitsgaders oock de
diakonen by een vergaderi, goedt gevonden hebben dese vier pre-
dicanten te nomineren om wt deselve eenen te beroepen, name-
lick Abrahamum Doreslaer; Gisberium Voetium; Johannem Hein-
sium, Sebastiaaum Dammannum; ende deselvighe den collegien
van justitie ende magisiraet! van s Gravenhaghe voorgedraghen
synde, heeft het, hoff provinciael ende de magistraet vanden Haghe
belieft noch dese daer by ie stellen te weien: Dionysium Sprane-
huijsen; N. Lorium; Modaeum ende Hanecop. Waerby nochmeer
gesteli syn geweest by myn heeren de gecommitteerde raden:
Godefridus Udemans, Henricus Fabricius ende Placcardus. Wt alle
welcke de kerckenraedt voornoemi, gheassisteeri met den ouden
ende met alle de diakonen op den 8e" November 1620. naer aen-
Maas.
p
i
:
i"
:
H
H
1
HH
EÉ
'erden,
Den 22» November hebben de kerekenrai
een vergaderi ghedeputeert Lamotium, myn
:
ls oock de magistraet vanden Haghe versocht g
wt den haeren ooek mede te willen commit
ghedeputeerde te vergeseleehappen, waerop Sy
van Geesdorp sehepen vanden Haghe hebben gi
Den 15e» December syn brieven van Heusden,
tkenraedt ende magistraet aldaer als ooek van Y
comen, waerin sij ernstelick ende vriendeliek.
Btaen hadden dat wij voor hadden beroepi Yo
doen (want door de ongelegentbeyt van t weder ende coude
duslanghe de ghedeputeerde tot die beroeping
hindert derwaerts te reysen) dat wij van
desisteren, ende gheen verloren arbeijt doen.
PER
BILAGEN. OXXXI
gevonden damen met de saecke soude voortvaeren, datmen haer
sehryven beantwoorden ende den ghedeputeerden medeghoven
soude. Waerop sij, Lamotius, Hondius ende Cornelis Boetens, op
den 184e Decemb. derwaerta syn ghereyst.
[En nu volgt deze kantteekening:] Die weleke op den 23e»
wederghekeert gynde rapport hebben gedaen van haer wedervaeren,
waer van de somme was, niet tegenstaende haer wterste devoir,
dat &y noch Voetium noch kerckenraedi noch magistraei van
Heusden hadden connen beweghen om tot de beroepinghe Voetii
iot dienst vande kercke vanden Haghe te verstaen". cem &erkr.
Jen. Haag, 1620—1630.
€XXXV (blz 271, aant. 1) In zijne vergadering van 5 Juni
1628 was het consistorie der Gereformeerde gemeente te Haarlem
begonnen een gros te maken, bestaande uit negenentwintig pre-
dikanten. Tot een negental eerst verminderd, bleven ten laatste
deze vijf kerkedienaren op de nominatie: Gisbertus Voetius, Gis-
bertus a Sehoten, Johannes Orucius, Cornelius Petraeus en Be-
bastianus Dammannus. Voorts bevatten de notulen het navolgende:
Verg. 19 Juny 1628. Praeside d. Josepho. Beriba d. Boutario.
Na senroepinge van Gods h. name, is na goede ende diepe de-
liberatie voortgevaren tot de verkiesinghe wan een dienager uyt
de vyff boven vermelde predieanten, ende de stemmen int hey-
Tmelyek by d. praesidem ende seribum opgenomen, zijn de stem-
men in meesten getale, gevallen ende gegheven den eerw. broeder
ende predicant dno. Gysberto Voetio, dienaer des godlieken woerte
iot Huesden, ende hadde 17 suffragia, dese saecke, sal den ghe-
deputeerden des classis voergestelt werden, ende sullen tot dien
eynde teghen de l4 Junii byeencommen, ende doer een expressen
bode ontbooden werden, om met denselven de saecke eeret ver-
handelt hebbende, aledan de vermelde verkiesinge den e. heeren
burghermeesters voor te draeghen, daertoe de praeses met zyn
ouderlingh ghenomineert is.
Verg. 19 Juny 1628. Josephus metten ouderlingh Weijna ende
diacon Verschuijl hebben rapport gedaen, hoe datse nae de appro-
batie vande verkiesinghe op den persoon d. Gisberti Voetii, pre-
Wicant tot Heussden gedaen by den e. gedeputeerden des classis van
Haerlem, zyn geweest op Donderdagh voor de ed, achtbaere hee-
ren burghemeesteren om ie versoecken spprobatie des selve, ende
dai haere ed. alsoo sy maer twee jeghenwoordigh waren, niet en
CUN
OXXxmn DBIJLAGRN.
konden resolveren omde absentie vande andere, doch datse haere
resolutie des aengaande Josepho souden laten toecomen door den
ed. secretarium; f'welek is gesehiet op Sondach middagh; doch
ondertusschen hebben haere ed. te kennen gegeven, datse meyn-
den datier niemand teghen hebben en soude, alhoewel sij doen
nie en konden het woord geven; doch wel toelieten datmen
een brieff aen hem sehryven soude door eenen expressen, om ie
laien weten hoe verre inde sake was geprocedeert; ende is t'selve.
gedaen door Jaeques de Witte, de welcke, van daghe gecomen
zijnde, een brieff van d. Voetio aen hem gesonden van
tot Woudrichem (alsoo hy om het peryekel niet verder em. dor.
stede reijeen) heeft medegebraghi; waer over deputatie "
vallen eenigher personen [sic], ende zijn [gedeputeert] d.-
Bwalmius, Josephus wander Rosieren, Cornelis Endi ende
Verschuyl, respective predicanten, onderlingh, ende diacon, or
nae d. Voetiumn met behoorlijcke eredentie D verrai D
de aete van sine verkiesinghe ie olfereren, nevens er ed. heeren
burghemeesteren missive aen hem, ende sijne ed.
Verg. 20 Juny 1628. Alsoo Josephus rapport heeft
dat de ed. achtbaere heeren burghemeesteren verstaen, dm
met d. Voetio niet verder voor de eerste mael Mex da
alleenlijek hem bekendt te maken de Mem op sijn person.
gedaen, ende versoeeken daer op sijn gaven alhier "n
laten hooren, als mede suleks sende ed. haeren
kerekenraed tot Heusden, dat haere ed. gelieven d. M
te laten, om op sijne verkiesinghe alhier te predicken; om daer. |
nae, volghens d'ordre, hem de beroepinghe te M m€——
waer op de broederen, daer inne grroote swaricheijt Blende,
zijnde een middel waer door te vreesen dat [de] verkomium ]
hem voors. gedaen, chrachteloos sal wesen, hebben ee
teljek goet gevonden, alsoo d. Voetius voor desen h
sekere gelegentheij heeft geprediekt met goet contem
toehoorders, ende van veelen tot Heusden is geehoort,
ed. heeren burghemeesteren instantelijek aen te houden, dat
d. Voelio met de verkiesinghe te ghelijjek de beroepinghe
moghen offereren , ende sijne dimissie daer tnoodigh is
waer nae hy voor sijne bevestinghe hier kan g
ende zijn daer toe gedeputeert d. Swalmius, d.
schepen Veer ende Cluijskons.
Alsoo het oock heer schepen Endi, dewijle hy fal
BHLAGEN. OXXXIIT
deputatie nae Heusden niet en kan volirecken, om dat de heeren
burghemeesteren hem niet en konnen missen, te meer om dai de
andere fabrijck sieck is, ende daerom begheert hebben datmen
hem soude verschoonen, ende een ander in sijn plaeíse kiesen, is
suleks geschiet, ende in sijn plaetse verkooren d'heer schepen Veer.
Exiraord. verg. 29 Juny 1628. Praeses d. Campius. De broe-
deren gecommitteert naer Heusden om met d. Voetio te handelen
over het beroup bijde kereke van Haerlem op sijn persoon gedaen,
weder thuijs gekeer sijnde hebben gerapporteerl hoe datse nijet-
tegenstaende alle instantien soo a&en d. Voetium gredaen, als oock
aen die vande kerekenraed ende magistraet tot Heusden, nijet en
hadden eonnen effectueren nochte obtineren; maer dat d. Voetiug
weygerigh is geweest selffs sich gelaten te stellen, gelijek als oock
"ie vanden kerckenraed nijet tegenstaende darop seer aengehouden
wiert, ten eijnde de redenen van die van Haerlem gebalaneeert
synde, tegen de redenen des kerekenraeds van Heusden, in een
hooger kerekelicke vergaderinghe, men &oude moghen sien wat
Stichtelickst voor d'een ofte d'ander kercke moghte geoordeelt ende
bevonden werden. Doch heeftmen sulex noch bij d. Voetium nochte
bij die vánden kerckenraed connen verwerven, mer soo wel by
d'een als d'ander alle hope van syn persoon te connen becomen
lot dienst deser kercke, is affyesneden; gelijek dan oock de heeren
burgemeesteren van Heusden met een expresse missive aen heeren
burgemeesteren van Haerlem seer ernstelyck hebben versocht dai-
men doch geen nieuwe instantie en wilde doen omde saecke ende
versouek te hervatten. Alsoo sy tot syne dimissie voor tegenwoordigh
niet en conden nochte souden verstaen. De vergaderinghe dit rap-
port hoorende ende eontentement nemende aende debuoiren bij de
gecommitteerden in dese saecke bewesen, heeft geoordeelt datmen
het hier bij soude laten blyven, ende datmen in een
vergaderinghe, daer toe exiraordinairlyek aen te stellen, tot de
verkiesinghe van een ander persoon soude treden",
elem kerbr. Haarl, loopende wan 20 Juli 1621—20 April
1629.
€XXXVI (bl 374 aant. 2). ,Aen de edele, achtbaere, seer
voorsienige heeren, drosssert, schouth, sehepenen ende borge-
meesteren der stede Heusden:
Vertoonen uwer EE. dienstwillge d'offiieren der Engelseher
garnisoenen alhier, hoe dat sijj tot haere ende der garnisoenen
B 10
Ui
OXXXIV BILAGEN.
costen wederom hebben aangenomen seeckeren predicant genaemt
Samuel Batcheler, ende dat de voornoemde predicant op het so-
bere tractement seer qualijck hem selven in desen ongelegen winter
tij& sal konnen onderhouden ende d'oncosten van huijshuere, brant,
ende andersins sonder eenich extraordinairs subsidie connen ver-
vullen.
Versoecken derhalven soo in haeren als des voors. predicants
naeme, dat uwe EE. gelieve of ten opsicht van soo noodigen
dienste als den voorn. predicant in uwer EE. stede alhier is
doende, ofte allen uijt speciale gunste, den voornoemden predi-
cant acchijs vrij te maecken, ende voor desen winter met sooveel
brant te versorgen, als dan uwer EE. nae haere discretie sullen
goet vinden. Dit doende etc."
Den 54e Januari 1621 werd hem door Heusdens magistraat
»provisionelyck" toegevoegd 12 gld. maar ,sonder dat tselve
getogen soude mogen werden in consequentie". Oud-arcá. Heusden,
EB. 216, bilage tot fol. 44 der gemeenterekening over 1620. Vgl.
daarmede: E. 2106, bijlagpe tot fol. 49 der gemeenterekening
over 1619.
CXXXVEE (blz. 380, aant. 2). Welke zotte ,problemen" het
vraagstuk der zondagsviering, bij monde of geschrifte der toen-
malige godgeleerden, niet zelden in het leven riep, moge blijken
uit wat Martinus Schoockius in zijne , Exercitationes variae" meende
te moeten aanvoeren:
»Bed, quid si ergo pastoris femoralia, die Dominico induenda,
ita rumpantur, ut pro colligatione non admittant ligulam , et hoc
die Dominico demum rev. d. pastor animadvertat, utrum prae-
stabit, eum domi manere, atque cum grandi jactura ecclesiae,
concionem, ad quam se praeparavit, differre, an vero praesen-
tem operam sartoris implorare? Item, si quis hujus ordinis cal-
ceos non possit aptare pedibus, an non pariter, Dominicus licet
dies sit, potius advocabit sutorem, quo praesentaneum remedium
adferat, quam ut concione abstineat? Quid, si idem vir rever.
amissa sui musaei clave, non possit vacare praeparationi ad con-
cionandum, utrum praestabit, advocare fabrum, qui dictum mu-
saeum recludat, an domi manere, an vero crudos conceptus evo-
mere? Scio, dici posse, haec omnia pridie cogitanda, praemeditanda,
atque praeparanda esse. Sed, quam multa non cadunt inter calicem,
supremaque labra? Pro certo mihi relatum est, in quodam Hol-
BULAGEN. OXXXV
landiae munieipio, quendam eeclesime seniorem, gnepius indigma-
(um fuisse, quod ehirurgi (qui apud nos im Belgio, fere quoque
barbi-tonsores sun) die Dominieo vacarent demetendis et comendis
erinibus, accidisse wero, ut uxor hujus hominis, Tanaquili non
absimilis, dum ipse pro more die Dominico mane surgeret, in-
eiderit cum marito in rixam, atque quos floceos barbae, (quam
exemplo cujusdam pastoris, sibi amici, promissam alebat) evul-
serii: cum vero homo meus videret, se deformatum esse , exemplo
legatorum Davidis (2. Sam. 10.) ab hae sua Ammonitide, et tamen
desideraret concioni interesse, vocat vicinum chirurgum, qui
renuit operam impendere resiituendae barbae, quod et metuat cen-
suram consistorii, et, si secus füciat, muleiam íribui debeat, Ad-
vocatur mox alter, sed iyro, qui e cognalione hominis misere
deformati erat, a quo vix precibus impetrari potuit, u& praesenti
mecessliati remedium afferret, Eo haec refero, nt pateat, quinam
fluctus in simpulo per homines improvidos consueverint concitari"".
Behooek., Ezerc. var., p. 108.
CXXXVIIH (blz. 385, aant. 2). ,De wethouderen ende regeerders
der stede van Heusden ordonneren Lambert Jarens eerste borge-
meester der selver stede, te betaelen aen domino Gisberto Voetio
dijenaer des Godlieken woorla alhier de somme van sestien ponden
grooten vlaems te sesse gulden t'pondt, denselven bijde stadi
vwereeri in recompense van seecker boeck bij hem gemaeet geinti-
tuleert Proeve vande eracht der godtsalicheyt, ende
de rnagistraet neffens die van Hotterdam gedediceert ende desen
alleenlieken overbrengende sal de voors. somme van sestien pon-
den grooten vlaems, den voore. borgemeester geleden worden
in uylgeven sijnder reeckeninge, Actum opt stadihuijs der voors.
stede den 179 Aprilis 1629, De wethouderen all praeter Diug-
man Adriaensen. Mij aldaer present, (was get.) van Haeren. 1029".
En daaronder siond deze kwijüng:
»Bekenne ick ondergeschreven de boven gemelte somme van
XOVI gulden ontfanghen te hebben uijt handem van den borge-
meester Jarens, bedancke syne e. misgaders de nchtb. magistraet
voor haere liberaelheyt. Actum desen 18 Maij 1629, (was geil.)
Gisbertus Voetius". Oud-arcÀ. Hewide», E. 219, bijlage tot fol. 39
der gemeenterekening.
€XXXIX (blz. 3860, aant. 4). Met welke ,redenen ende conse-
|
BILAGEN. OXXXYI
ghen met de valsche fundamenten van den tweeden artijekel des
Dordtsehen synodi: die mede-brengt: dat Jesus Christus alleone
ghestorven is voor een kleyn ghetal van persoonen, deweleke al-
rede tot de salicheyt waren vereoren van den Hemelsehen Vader,
die in dit syn besluyt niet meer heeft ghesien op desen dood
syns soons, als op het gheloove deser uytvercorene". Tilenus,
Je leere der synoden, blz. 12, 13.
»Summa, summarum: men sal] noch eens daer toe komen,
dat men geloove, dat het beter soude zijn gedaen, de vermanin-
gen tot God te wenden, dat hy doch syn werck volbrenge in den
menschen, dat hy haer bekeere, verbetere ende trooste deur syne
slmogentheyt, dat gheen mensche de selve meer moge wederstaen,
Ende dat het by-komt by gebreck van God, dat so veel menschen
ongeloovieh, onheylich, ende desperaet blyven: overmids hy haer
onthoud ofie oock altemet ontrect die genade, die noodich is so
wel om sich te bekeeren, als om sieh tot een beter leven te be-
geven ende in het geloove te volherden". Tilenus, Je leere der
eynoden , blz. 18.
€XL (bl. 391, aant, 5) Naderhand gaf vader Cats, ale
van Beverwycks medewerker aan diens SeÁaf der gAesontüeyt, op
blz. 31 en 32, het hierboven gemelde vraagstuk in deze rijm-
verzen terug:
Het is een hart geschil, en over langh gedreven,
Hoe ons de gronden siaen van dit ellendigh leven,
En of Godt aen den menseh, als door een stale wet,
Syn dagen heeft bescheert, gyn palen heeft geset:
En of hy met beleyt, en door besette reden,
Een vaster leven-kracht kan brengen in de leden,
Dan of een ydere tijt soo vast versegelt staet,
Dat hem geeon kunst en helpt, geen hinder oyt em schaet.
Hy die van al het stuck de gronden soeckt te kennen,
Die tale naer het werck van al de soete penne,
Die onse Beverwijok te samen heeft gebracht,
Daer wert het diep geheym getogen uytter naeht,
"Tis dan mijn voorstel niet hier dieper in te treden,
Want tot soo grooten werel behoeft een langer reden;
Maer om hier kort te zijn, soo segh iek heden dit,
Een yder neemet op tot sijn bescheyden wit:
Het eynde van de mensch is aen den menseh verholen,
;d
g
H
E
bg
stuck s500 vasi te seiten, daiter geen
zouden ieghen ghebrachi
iende, da& het sorgelick
gaen, en steken haer selven hier soo
zouden laten
wel overleggende, dai hare konsie niei te
gSÉ
ih
ii
H
n
€XLII (blz. 393, aant. 1). In lijureehte tep
verklaring, Poli. eccles, tom. L, pars ll, p.
| hierboven aangehaald, berichten de Utrechtsche
— ^" QRaterdaechs den 14.» Juny s'nanoens. —
heeren outburgermeester Nypoort ende d'andere
Tnitteerden volgens hare commissie yanden 9,9»
sin tot Heusden omme te beroepen d. Gysb
professor theologiae ete. ende dat hare E,
vereregen hebbende met syne eerw. waren gi
de naebeschreven acte,
achtervolgende seeckere commissie bij ;
wroelschap der stadt Utrecht gegeven aen Johan |
Peter vander Lingen, Aernt Foeijt outbor,
wander Hoolek alle schepenen der selver sti
BIJLAGEN, OXXXIX
deser maendi, hebben de selve heeren beroepen tot professor inde
h. theologie, midtsgaders de Hebreische ende andere Orientaelsche
talen inde illustre schole der stadt Utrecht voors. d. Gisbertum.
Voetium bedienaer des h. euangelii inde stede Heusden, die oock
de selve professie nae voorgaende greimpetreerde dimissie vande
&. heeren vande mangistraet ende kerckenraedt der selver stede ge-
accepieert heeft, op een jaerl gagie van twaelff hondert, gruld.
daer in begrepen de huijshuijr, ende